vanzelfsprekend

‘Hoe was ’t etentje?’ vroeg m’n moeder.
‘Welk etentje?’ vroeg ik, me nergens van bewust.
‘Je ging toch bij een vriendin eten, nadat je bij ons wegging?’
‘Oja, ik ging eten bij Marloes. Dat was ik alweer vergeten.’
Ik was niks vergeten. Maar zo druk je ’t nou 1maal uit. De combinatie was kwijt. Van ‘t ene evenement met ‘t andere. Die kwam niet in me op net op ’t moment dat ik met m’n moeder aan ’t bellen was.
‘Was leuk,’ zei ik. ‘Ik ben gelijk maar blijven slapen.’
Dat kon een schokeffect veroorzaken. Maar ik heb m’n moeder wel vaker met zulke mededelingen verrast.
Ze hebben een ander leven geleid. Ik vermoed dat m’n vader ‘t 1e vriendje van m’n moeder was. Andersom misschien ook wel. Hoewel ik er nooit iets over gehoord heb. Alles was altijd vanzelfsprekend. Ook voor hun. Er werd niets over gezegd. Misschien omdat je er niet over praatte. We waren keurig. Net niet op de verkeerde manier. Gelovig keurig. Waarbij we 1 keer in de week naar de kerk gingen. Ook een vanzelfsprekendheid. We kregen een douw als we niet meezongen.
‘Dat doe je dan gewoon?’ vroeg m’n moeder.
‘Nee, niet gewoon. De tijd dat dat gewoon was is allang voorbij voor mij.’
De tijd dat ze me kon betrappen. Dat ik alles stiekem deed. Dat ik niet wilde dat ze zag hoe ik was. Hoewel niets verkeerds gezegd kon worden, vond ik. Maar ik wilde m’n moeder niet kwetsen. Ik wilde heus wel eerlijk zijn, maar niet ten koste van.
Ze heeft 1 keer de blote borsten gezien van de vriendin die op dat moment bij me in bed lag. De ochtend nadat de vriendin plotseling 1 nachtje was wezen logeren. Ik woonde weer ‘ns thuis omdat ik geen ander onderdak had.
Misschien dat ze ook m’n activiteiten heeft gehoord met latere vriendinnen, maar dat ze zich daar subtieler in heeft opgesteld. Pas met de thee binnenkomen als ’t stil is.
M’n vader had ondertussen niets door. Hij had nooit iets door, tenzij ’t hem meegedeeld werd. Die moest slechts een oordeel vellen als we ’t er over hadden in de huiskamer. Streng. M’n moeders kant. & Dan strenger.
Die tijd was voorbij toen ik net zo oud was als m’n vader toen ik geboren werd. Of nog iets later. Hij was 31. M’n moeder 29. Ik was ondertussen alweer ‘t 4e kind. Weer een zoon.
Ik weet niet hoe zij er toen over dachten. Vanzelfsprekend? Zo ook ’t feit dat ze alleen maar zonen kregen? Ze geloofden immers. Alles was Gods geschenk, zei de bijbel, zei de pastoor. & Een zoon is gewoon nog een mond te voeden. Dat konden zij aan. Ik heb ze nooit horen klagen. Echt klagen is niet in mijn herinnering tevoorschijn te halen, in ieder geval.

Voor de rest hield ze haar mond. Over Marloes.
Ik zei nog: ‘’t Was leuk.’
Zonder haar daarmee voor ’t blok te willen zetten. Ik wil slechts dat ze weet. Dat ik een beetje raar doe. Ook al merkt ze ’t niet op 80 km afstand. Ik hoop dat ze mijn paniek voelt. Ook al is ’t slechts lichte paniek. Paniek die me steeds weer de verkeerde kant opstuurt, evengoed.
M’n moeder hoeft me geen raad meer te geven. M’n pols vast te houden. M’n nek te masseren vanwege onverklaarbare pijnen. Me te leren hoe ik moet adem halen.
Ze moet gewoon op de hoogte zijn. Ze moet op de hoogte zijn van de twijfel, die ik uit m’n stem laat ademen, van de onzekerheid, van alles wat ik tot dan toe heb meegemaakt, dat moet ze zich weer herinneren, zonder dat ze zich zorgen maakt.
‘Dat is dan mooi,’ zei ze.
& Vervolgens deed ik de groeten aan Theo & Yvon. Die zaten bij m’n moeder in de kamer. Marc ook.
‘Oh, Ma, er staat een klant voor me. Ik moet nu ophangen.’
‘Doeg. De groeten terug van Theo & Yvon.’
‘Doeg.’

’t Contact werd simpel beëindigd, door ’t neerleggen van de hoorn in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *