verhalen

’t Gesprek was nog steeds niet afgelopen. Er dienden zich steeds weer andere onderwerpen aan. ’t Was een continue stroom van woorden die m’n mond verlieten. ’t Was weliswaar onder ’t mom van een conversatie, maar vooral mijn mond stond niet stil. Alsof ik eindelijk de gelegenheid had gevonden de verhalen in m’n hoofd te ventileren. Ze mochten er uit stromen, zich tot een vloed vormen & iemand mee overdonderen. Die lange gevangenschap van ongesproken woorden, door ’t ziek thuis zitten, noodde tot een stortvloed op de 1e gelegenheid die ze kregen zich samen te voegen.

Ik had ’t relaas over de dame van ‘Zeg ‘ns A’ al verteld, ik had Sanne Wallis de Vries de revu laten passeren, we (ik) hadden ’t over vrouwen gehad die praten terwijl ze met hun borsten tegen je elleboog leunen & m’n fascinatie voor ’t café waarin we ons bevonden had ik ook reeds genoemd.

Iedereen in ’t café noemde elkander bij de voornaam. Niet slechts een enkele keer. Nee, zogauw een zin gericht was tot iemand binnen de groep aanwezigen, werd de naam van die persoon in de zin opgenomen. Jan was de bekende persoon, die net niet bekend genoeg was om volledig te herkennen. Nicolaas was de schrijver, gespecialiseerd in supermarkt-wijnen & ’t sappig in woorden vatten van zijn bevindingen. Matti was de barman, een oudgediende, geen beweging te veel, die middagdienst van Johan overnam, de jongste van ’t barteam. Tom was al een tijd niet langs geweest, maar blij dat ’t goed met ‘m ging. Er was nog een andere Jan, die echter niet al te veel zei, maar wel de hele tijd meedronk & enthousiast z’n glimlach bij elke snedige opmerking van 1e Jan toonde. Voor de rest was er een Herman, & een Anton, alsook een Hilde & een Suze. Ik kende binnen de kortste keren de namen van alle aanwezige regelmatige bezoekers met hun bijpassende aardappel-in-de-keel-stem. Ik voelde me wel thuis, hoewel niet opgenomen in de groep. Maar ’t deed me zo denken aan de conversaties die m’n ooms vroeger bij Oma thuis hadden.
& Jan zei: ‘Jan! Ik praat nooit over mezelf in 3e persoon. Ik heb bijv nooit tegen een kind gezegd: “Kom maar bij pappa.”‘
Waarop Anton zei dat dat ook niet zo hoort. Men moet ’t kind als een gelijke beschouwen.
Verder ging ’t gesprek over de secretaresse van Hitler, Waltraub genaamd, ‘Angst essen Seele auf’ van Fassbinder, Echo & the Bunnymen, terwijl ik zat te springen om een intelligente opmerking in de groep te gooien, ter aanvulling op hun niet aflatende stroom aan info.
Totdat Tom zei: ‘My horse, my horse, a kingdom for my horse.’ Toen durfde ik niet meer zo goed. ’t Zou zo genant zijn Tom te verbeteren. Tom was volgens mij ziek geweest, lang & zwaar, die verbeter je niet als-ie net terug is in z’n stamkroeg. Dus stak ik m’n neus maar weer in m’n boek.

Dat had ik ook al verteld, zodat ze een beetje wist waar ze zich bevond. Natuurlijk niet al te luid, dit soort info dient vertrouwelijk overgebracht te worden. Men hoort niet op de hoogte te zijn van ’t feit dat men ’t onderwerp van een gesprek is.

‘Maar dan heb je genoeg om over te schrijven.’
‘Ja, maar ’t moet zich nog als verhaal gaan vormen. Ik kan niet zomaar plompverloren iets op gaan schrijven. Ik bedoel: ik kan wel wat meemaken, maar dat wil nog niet zeggen dat ’t meteen een verhaal is.’
‘Daarom bevinden we ons nu dus hier. Omdat je dan weer wat meemaakt. Je hoopt elke keer dat je iets meemaakt om over te schrijven.’
‘Nou….. Aan de ene kant wel, maar aan de andere kant ook helemaal niet. Want ik vind dat ik ook over niks moet kunnen schrijven. Als ik bijv de hele dag binnen zit, de wereld lijkt de hele tijd ’tzelfde, want wordt beperkt door de 4 muren van m’n huis, dan is de variatie die er in m’n leven plaatsvindt gevoelsmatig waarschijnlijk net zo groot als dat iemand zich altijd buiten begeeft. Iemand die in een isoleercel zit, dag & nacht, & daar over probeert te schrijven, zal een verschrikkelijk grote ervaring meemaken als 1 minuut lang ’t licht uitgaat. Die zal net zoveel stof tot schrijven hebben als iemand buiten zijn isoleercel.
Waarmee ik alleen maar bedoel dat als je kan schrijven je over alles kunt schrijven. Ook over hele onbenullige dingen.
Alleen moet je wel een onderwerp weten. & Soms denk ik dat ik dat op dit soort plekken vind.’
‘Maar eigenlijk vind je dat je ook thuis moet kunnen blijven?’

Ach ja, thuis is tenslotte Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *