Misschien heb ik t verkeerde boek gelezen. Dat t daarom stokte. Verkeerde invloeden, verkeerde geluiden.
Ik heb ’t boek nu opzij gelegd. Gewoon, vanwege t feit dat de laatste blz achter de rug was. Verhaal voorbij.
8 Dagen & een ochtend heb ik er over gedaan. Lamme armen, 1st rechts, toen de nog te lezen blzs t gewicht bepaalden, later links, van wat achter de rug was. Ik heb meermaals geprobeerd mn knieën als steun te gebruiken, mezelf zo wendend dat er evengoed genoeg licht op de te lezen zinnen viel, maar werd vaak na korte tijd alweer gedwongen een andere houding aan te nemen.
Ik probeerde me vaak te concentreren, me langer te laten zitten dan ik wilde, zodat ik t einde sneller zou naderen dan mn eigen wil wenste. Nog tot de volgende blz, de volgende witregel, & dan mag ik opstaan. Dan mag ik nadenken over wat ik zelf moet schrijven.
& Ik waagde te denken: als ik maar zinnen sprokkel, 1 voor 1, elke steen is een onderdeel van t uiteindelijke huis, mist er 1tje dan heeft t huis geen bestaansrecht.
Daar staat weer een zin, een verder verlangen naar t einde van de tekst. Een tekst bestaat pas bij de gratie van zn eigen begrenzing.
Dat t boek te dik was, wil ik me inprenten. Je wordt moe bij de onoverzichtelijkheid van de weg die je nog moet gaan. Ik vind polderwegen, die lange rechte in de horizont eindigende, de gevaarlijkste. Ze geven geen motivatie mee.
Elke minuut telt, op een dag dat ik moet schrijven. & Ik schrijf elke dag. Tenzij zich niets voordoet. Niets is iets dat al eerder is overkomen, of in ieder geval te weinig variaties op t voorgaande vertoont.
Ik voeg die minuten samen, bal ze samen tot een uur. Waarin ik desnoods mezelf mag verzorgen. Boterhammetje, wasbeurt, t-shirt aan/uit. Als de volledige concentratie maar samenvalt binnen dat uur, dat uur dat ik eigenlijk niet anders meer kan, straks moet ik elders zijn, nu is t moment, nu zal t op papier moeten verschijnen, anders is t te laat.
Maar tegenover dat uur, of eigenlijk daaraan voorafgaand, staat een dag lang nadenken. Mn gedachten er niet vanaf kunnen laten wijken. t Speelt als een thema de gehele dag door op de achtergrond. Soms als muziek die door de buurvrouw te hard wordt afgespeeld, soms als de kwetterende vogels in de achtertuin, soms als de trein die passeert, die slechts zelden bewust wordt meegemaakt, maar de ganse dag speelt t zich af als een tape in een loop met ruis die hard of zacht is afgesteld.
Ik verwijt mezelf de angst. Omdat die verlammend zou kunnen werken. & Tegelijkertijd wacht ik op t onafwendbare moment dat ik niet anders meer kan, de angst ten top, nu of nooit, & er paniekerig zin voor zin mn vingers verlaten. Ik wacht op t moment dat mn vingers t overnemen, de automatische piloot t heft in handen neemt.
t Zijn uiteindelijk de beste teksten, als t verhaal zichzelf laat schrijven.
Ik kan echter t risico niet nemen dat er een dag niks staat, dus bereid ik me voor. Een dag lang.
& Als de tekst achter de rug is, begint de volgende. Ik leef mn dagen als blzs die ik omsla. Achter me liggen de beschreven blzs. Voor me liggen agendapunten, notities, lichtjes aangestipt met potlood, gum ernaast.
2 Dagen lang was s ochtends mn maag in de war. Alsof t verzwaard was met een steen, die op t punt stond mn lichaam te verlaten, maar geen doorgang vond. Een kale steen, slechts gewicht waar t uit bestond. Als ik een scheet liet, dacht ik dat-ie niet van mij afkomstig kon zijn. Er zat iets dat blokkeerde.
& Als ik me achter de computer zette om woorden te produceren, bleef ik naar een leeg vel kijken.
Ik weet eigenlijk niet of men begrijpt wat ik bedoel, maar ik dacht dat ik t verkeerde boek had gelezen.
Men zou zelf ns moeten proberen zijn Zijperspace dagelijks te vullen.