’s Ochtends vroeg begint ’t al, waar ’t toentertijd, de periode waar ’t me aan doet denken, zich eerder in ’t begin van de avond aankondigde. Als ik voorbereidingen trof de stad in te trekken. Als de 1e gedachten zich voordeden over wie ik mogelijk tegen zou komen daar, of ze me zouden zien & genegen waren woorden met me te wisselen. Slechts een enkele keer had ik daarbij al fantasieën van zoenen, misschien zelfs van seks. Maar dan begon m’n buik te branden, kreeg ik met moeite eten door m’n keel & wist ik dat slechts alcohol de woeste golven in m’n buik tot bedaren kon brengen. Maar dat was nog uren te gaan.
Nu dus ’s ochtends vroeg. Door de puberale associatie van dat weeë branden van m’n maag ontstaat ’t idee dat er vandaag iets gaat gebeuren. De zenuwen zitten bij mij immers in die regionen verstopt, m’n vermoedens & intuïtieve vooraankondigingen ook. Dat heeft god de heer bij mij abusievelijk allemaal in die ronde bal daar midden in m’n lichaam gepropt, hij had geen enkel ander plekje kunnen vinden waar nog ruimte was; halverwege van boven naar beneden coördineert ’t daar m’n stuipen, m’n trillingen, m’n hortende & stotende zuchten en alles wat nog meer oncomfortabel voelt, maar van ongeduldige verwachting schreeuwt & dreint.
O nee, ’t zijn beslist geen vlinders. Maar ’t vertelt mij wel dat er iets te gebeuren staat in de loop van de dag.
Dat ’t niet klopt, dat ik dat inmiddels dondersgoed weet en dat ik er aan ’t eind van de dag niet teleurgesteld over ben, eerder opgelucht, maar dat ’t de volgende ochtend zich weer zal laten gevoelen, dat maakt ’t nog vermoeiender. Ik wil geen pubersensaties door m’n lijf heen voelen walsen. Zeker ook niet ’t gevoel opgedrongen krijgen dat de dag zich niet had ontwikkeld zoals bedoeld.
Daar was ik in gedachten mee bezig toen er op gegeven moment 2 vroegbejaarde amerikaanse dames, vast aan ’t cruisen met een schip & veilig in Amsterdam aangeland, m’n aandacht opeisten. 1 Van de 2 dan. Zij wilde bier, dat voor haar zoon bestemd leek te zijn, met me afrekenen, maar bovenal van me weten of dit iets heel speciaals was, dat wat ze op ’t punt stond te kopen, voor iemand die verstand van bier had, een connaisseur zogezegd.
Maar ik zag tegelijkertijd de andere vrouw staren. Ze tastte mijn handelingen & woorden af. Ik vreesde daardoor voor mijn oprechtheid & routineuze nonchalance in ’t gesprek met haar vriendin & keek haar juist daardoor stuntelig door de bij mij veroorzaakte verlegenheid soms recht in de ogen. Ik kon niet anders, haar ogen keken recht bij mij naar binnen. Zo strak & tegelijkertijd zo berustend dat ik me realiseerde dat ik zo’n blik nog niet eerder had gekend.
Toen stelde zij plots, haar smartphone inmiddels in haar handen, de vraag of ze een foto van me mocht nemen. Haar ogen nog steeds indringend op mij gericht. Een lichte lach vergoelijkend op haar lippen. En waar ze daarvoor terwijl ze stil stond steeds dichter naar me toe leek te komen, nam ze nu 10 cm afstand, haar smartphone gereed voor ’t moment van mijn toestemming.
Ik zei: ‘You think I’m as handsome as my mother used to say I was?’
& Ik zag mezelf als baby die kon praten.
Zij zei: ‘You remind me of my late brother.’
We hadden 2 doden tussen ons in staan, bedacht ik me, doden die nog niet verzonden waren. Maar ’t zou goed komen nu.
Ik glimlachte zoals ik zou willen dat m’n moeder zou willen dat ik zou willen. Daar ergens tussenin.
Maar voordat ik me dat besefte was dat smartphone-moment alweer voorbij.
‘You 2 look beautiful,’ zei ze, m’n moeders woorden indachtig. ‘You both always been.’
Ze deed een paar stappen verder achteruit, richting deur.
Haar vriendin nam haar tas bier op, volgde haar die paar stappen & ze verdwenen kort daarop samen uit de winkel. Zij achteruit lopend, haar priemende ogen nog steeds berustend op mij gericht.
Haar ogen waren groen, haar broers baard rood. Zover ik mij kan herinneren als ik me dat zou kunnen herinneren.
Stormen tijdelijk voorbij in Zijperspace.