vuurtoren

’t Voelt als de vuurtoren. De vuurtoren van Huisduinen. De Lange Jaap. Vanuit m’n slaapkamer kon ik z’n ademhaling volgen. 4 Kort, 1 lang.
Ik heb wel ‘ns aan een vriendin uit moeten leggen, ze woonde vlak onder de Lange Jaap, dat de ademhaling voor mij ‘tzelfde was als voor haar. ’t Maakte niet uit op welke afstand je woonde, de tussenliggende tellen waren even lang.
’t Maakt dus ook niet uit of ik er aan denk of niet. Of ’t zou niet uit moeten maken. Maar doordat ik er op let worden de secondes langer, of juist korter. De tijd wordt compacter. De beklemming wordt voelbaar. Ik weet ook niet meer of ik 1 lange ademhaling op de 3 had, of 1 op de 5. & Was deze hap lucht wel noodzakelijk, vraag ik me ondertussen af.
De Lange Jaap wordt niet meer gebruikt, maar blijft branden. Hij is niet meer nodig, heb ik ergens gelezen, modernere navigatiesystemen hebben ’t overgenomen, maar als ik daar op m’n zolderkamertje had gelegen, was ik toch door de regelmatigheid in alle rust & vertrouwen door hem in slaap gesust. De secondes die tussen de voorbijschuivende stralen zaten als schaapjes tellend.
Misschien dat de lichamen van mensen die levenslang een vuurtoren in de buurt hebben gehad anders afgestemd zijn dan die dieper ’t land in zijn grootgebracht.
& Dan: Den Helder was 4 kort, 1 lang; op Terschelling was er een andere code, leefden de mensen op een ander ritme. ’t Hoeft niet, maar ’t zou kunnen.

Terwijl ik er aan denk probeer ik m’n ademen weer onder controle te krijgen. Op zo’n manier dat ik er niet meer aan denk, dat ik m’n borstkas niet meer voel deinen. Ik probeer mezelf voor te houden dat ik ’t gebrek aan neusspray ook niet opmerk tot ’t moment dat ik de deur uitga & op de fiets spring.
& Toch begin ik me af te vragen of de vuurtoren wel gelijk had. Was er wel een bepaalde volgorde? Kan een mens geen uitzondering maken, even uit de band springen?
Bij wijze van experiment laat ik de lange op 2 korte volgen, dan 3 korte & een lange, een lange, waarop 4 korte. Om te kijken of ik ver verwijderd ben van Den Helder.
Voel ik me al vreemd in m’n hoofd?

De t-shirts hebben ook hun volgorde. Geen systeem, gewoon een manier waarop ze elkaar opvolgen. Hoewel niet iedereen ’t ‘gewoon’ zal vinden dat iemand 100 t-shirts over de 2 leuningen van een stoel heeft hangen.
’t Is een continue stroom van opgang & ondergang, alleen begint bij mij de opgang daar waar de ondergang is gestopt. De t-shirts die vers uit de was komen zorgen ervoor dat de stapel aan de ene leuning geleidelijk aan weer hoger wordt, de t-shirts die ik aantrek veroorzaken ’t slinken aan de overzijde van de stoel.
Daarmee wil ik er voor zorgen dat alle t-shirts steeds weer aan de beurt komen, elk een gelijke kans heeft om gedragen te worden. Dat die kans eigenlijk voor elk t-shirt even groot is. Geen kan zich onttrekken zich aan de volgende beurt. Alles komt in de loop van de tijd aan bod.
& Als de tijd voorbij is, volgt een nieuwe tijd. Mijn eigen zonsopgang & -ondergang, gemeten in dagen van t-shirts, elke keer z’n eigen spiegelbeeld vormend.

Terwijl ik aan m’n t-shirts denk word ik rustig, maar raak in paniek bovendien: hebben degenen die onderop de leuning liggen wel een even grote kans als zij die midden in de stapel terecht zijn gekomen? Nooit meer uit ’t midden daardoor verdwijnen?
Ik bedoel: als ik een grote pan met eten heb bereid, genoeg voor nog wel 3 dagen, verdeel ik dat over diepvriesbakjes; als ik de hele tijd dezelfde volgorde bij ’t inscheppen zou gebruiken zou ’t niet evenredig verdeeld worden. Dus ga ik met m’n steeds weer gevulde opscheplepel van links naar rechts, om dan bij rechts opnieuw te beginnen, te eindigen bij de bak links.
Dan is pas alles eerlijk.

Dan adem ik weer rustig. Is er overzicht. Hoef ik me de komende dagen niet druk te maken dat ik minder binnen krijg als een dag ervoor, of een dag erna. Dan zie ik de vuurtoren niet voorbij komen & waan ik mij niet op Terschelling.

’t Kan er zo benauwd zijn, zo ver van Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *