waar?

Oproep.

Willen die 2 meisjes zich melden.
Ze hingen aan m’n nek. Ze hingen aan m’n benen. Ze gierden in m’n oren. & Wilden alleen met mij een wandeling maken.
Verder hadden ze beiden lang haar. ’t Hing tot over hun schouders. De 1 was donkerblond tot bruin, de ander had een rode gloed, maar evengoed overheerste ook bij haar ’t blond.
Ik weet nog dat m’n schoonzus zei, ik vertrouwde er op dat zij er verstand van had, dat kleine kinderen me mooi vonden. Dat ze daarom zo aan me hingen.
Ze zei: ‘Kinderen herkennen schoonheid. Dan voelen ze zich op hun gemak.’
Ze zei ook: ‘Ze herkennen jouw onzekerheid. Ze weten dat je daarom eerlijk bent.’
Ik nam alles aan van m’n schoonzus.
Dat moeten de meisjes ook gehoord hebben. Ze hielden even stil.
Zo stil als ik.
Dus als men zich hier in herkent, gelieve bij mij te melden.
’t Was bij een kampvuur. We mochten kampvuur hebben, als ’t maar dicht bij ’t water was. Daar roosterden we appels in. Suiker in ’t hart gegoten. Van de ouders mochten de meisjes daarom langer bij ons aanzitten. Na de appels werden ze opgehaald. ’t Klokhuis mee naar bed. Of wat daar nog van over was.
Ik weet ook nog dat we dat kampvuur met onze buren hadden. Dat waren de buren uit Rotterdam. Wij waren die jongelui uit Den Helder, die ’t zo goed met hen konden vinden. Zij hadden een kleine jongen, van een jaar of 10, geadopteerd, klein beetje gedragsproblemen. Dat kon je merken bij ’t spelen. Dan was-ie een beetje ruw. ’t Ene meisje huilde. Toen moest-ie van z’n vader stoppen. De meisjes sprongen dan gelijk weer om mijn nek.
Ik stuurde ze weg als ik een shaggie wilde roken.
‘Nee, nu even rust,’ zei ik.
Misschien dat ze me daar aan herkennen.
‘Nee, nu even rust,’ zei ik gedecideerd. ‘Ik wil nu even een shaggie draaien.’
’t Lijkt onbelangrijk, maar je kan overal aan herkend worden. Je weet ’t niet.
Dan had ik ook nog lang blond haar. Of in ieder geval 1 pluk aan de voorkant. Ik droeg wijde broeken, vooral groen. Met wandelschoenen er onder. Een groene sjaal, voor bij ’t kampvuur. & Ik keek treurig, want ’t klopte niet altijd.
Dat probeerde ik echter te verbergen. Maar je weet niet wat kinders zien.
We hebben ook veel regen gehad. ’t Was met Pinksteren, een natte pinkstervakantie. Ons geld was op & toen moesten we in de regen geld gaan halen in la Roche en Ardennes. Op een zaterdagochtend.
Maar dat kan ook zijn geweest toen we in Nadrin kampeerden.
Je weet niet wat die kinders weten. Je weet niet wat ze onthouden hebben.
Op de deuren stonden regels, de deuren van de toiletblokken. Waar je je aan moest houden. ’t Waren weliswaar hollanders, de campinglui, maar ze hielden een duits regime. Dat zeiden we: een Duits regime.
We hebben dat niet aan de kinderen uitgelegd, maar je weet niet wat kinders horen. Of per ongeluk onthouden.
& Als de meisjes opstonden, net wakker uit slaap, nog gehuld in pyjama, dan renden ze naar mijn tent. Ze moesten mij gedag zeggen, me uit mijn boek houden, vragen of ik zin had een avontuur te beleven, stenen te gooien in ’t water.
5 Minuten later werden ze dan door moeder geroepen. De beide moeders. ’t Waren geen zusjes. Dan moesten ze ontbijten. Snel werd er door de meisjes gevraagd, gesmeekt, of ik dan niet weg wilde gaan. Ik moest blijven. Om te spelen. Of een wandeling door ’t bos.
‘Wat zou er aan de overkant zijn?’ vroegen ze.
Ik zei: ‘Een groot bos.’
Maar dat je vanaf de overkant van ’t water ’t bos niet in kon, want je kon je niet door de struiken heen dringen. Daarvoor moest je omlopen. Had ik wel eens gedaan, vertelde ik. Over smalle paden. In een donker bos. Waarbij ik verdwaald was geraakt. & In paniek. Een hond in de verte huilde. & Ik durfde geen pas meer te verzetten.
Oja, maar dat vertelde ik niet. Want ik moest niet laten blijken dat ik gek was. Dat ’t niet klopte in m’n hoofd. Dat vertel je niet aan kleine meisjes. Nog steeds niet.

Maar nu zijn ze oud. Oud genoeg. Ze moeten net zo oud als enkele huidige vriendinnen zijn. Toen 5. Misschien wel 7. Dat maakt hen nu 26, misschien wel 27.
Misschien is 1 van hen nu wel gek. Of af & toe in paniek. Dan moet ik vertellen. Verder gaan waar ik gebleven was.
Dan moet ik uitleggen dat ’t niks kan schelen. Dat ’t leven verder gaat. & Soms ook stopt. Maar meestal verder.

Waar zijn die 2 meisjes die ooit kort deel uitmaakten van Zijperspace?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *