Denk je nog wel ns aan je vader? vraagt Rachel.
Ik heb t net nog over hem, zeg ik meteen.
Klaar om van wal te steken.
Ik hoef niet meer na te denken. Ik heb t al verteld. Steeds weer. Aan mezelf vooral. Alle verhalen heb ik de revu laten passeren, steeds weer op zoek naar een nieuwe aflevering. Tastend of er wat oorspronkelijks tevoorschijn zou kunnen komen. Iets wat waar is, iets wat beklijft. Zodat-ie nog wat langer met me optrekt.
Ik schud de kaarten. Leg ze op tafel in willekeurige volgorde. Kijken of er iets nieuws uit ontstaat.
Ik stond daarnet aan een bar, zeg ik. Ik kwam in contact met een andere man. Zijn vader had ook Parkinson.
Hoe kom je dat dan zo opeens te weten? wil Rachel weten.
Hm, ja, dat kwam, weifel ik, hm, ja, dat weet ik eigenlijk niet meer. We waren aan t praten & toen hadden we t er opeens over.
Ik peuter aan t topje van mn neus. Mn nek gebogen. Ik kijk naar de grond, waarvan ik op dat moment niet besef dat t de grond is. t Zou van alles kunnen zijn. Ik had zn aanwezigheid geaccepteerd, in welke hoedanigheid ook. Ik sta ergens, me er niet van bewust.
Ik kende de man al. Hij kocht wel ns bier bij me. Ik kwam m wel ns tegen in de kroeg. Beiden bierliefhebbers. Beperkt wereldje, een dorpje in de grote stad.
Mijn vader moest ook niet langer leven, zei de man. t Was goed dat-ie de pijp uitging.
Ik zou t niet in die woorden zeggen, bedacht ik, maar gaf m gelijk.
Voor ons was t ook een opluchting, zei ik daarom.
Ik wilde over de laatste weken beginnen, vond t een te lang verhaal, & liet dus de man aan t woord.
Mn vader was een waardige man, zn leven lang. Weet je wel: schouders recht, geen woord verkeerd, recht door zee. Een man met klasse. & Dan zie je m door Parkinson mishandeld worden. Zn waardigheid verdween langzaam. Daar had ik de grootste moeite mee.
We namen beiden een slok bier. Ik leunde tegen ophoging aan de bar. Hij haalde adem, kneep zn neus even dicht, boog licht voorover, liet de stilte voor wat-ie was. De stilte tussen ons.
Ik had de meeste moeite met t feit dat-ie steeds minder woorden had, zei ik. t Leek wel of-ie wist wat-ie wilde zeggen vaak, maar dat-ie de woorden er niet meer voor in zn hoofd kon vinden. Terwijl-ie vroeger zo welbespraakt was.
De man knikte.
Rachel knikt.
Hij vond t vooral erg dat zn vader zn waardigheid verloren was, zeg ik. Hij zei dat we uiteindelijk allemaal zo worden. & Daardoor berustte hij er eigenlijk ook wel weer in.
Ik was een keer bij m op visite, ging de man verder. Kopje koffie gedronken, gebakje gegeten. Mn moeder deed alles. Mn moeder heeft haar leven lang voor alles gezorgd. Dus mn vader bleef tot t eind bij mn moeder in huis.
Nee, dat ging bij ons niet meer, reageerde ik. Dat werd te zwaar voor mn moeder. Zij moest plots alles van mn vader overnemen, want hij had alles altijd geregeld.
Ik besluit op een gegeven moment weg te gaan, ging de man verder. Neem afscheid van mn vader & moeder. Ga naar buiten. & In de auto kijk ik nog 1 keer om. Om te zwaaien. Zie ik daar mn vader zitten. Aan tafel. Met een gele bal. Hij rolde die over tafel heen.
Voor zn motoriek, vulde ik in.
Ja. Maar ik kijk naar binnen, terwijl ik wegrijd, & mn vader kijkt me op dat moment recht in de ogen. Ik zag de schaamte in zn ogen staan. Die man, die altijd zo waardig was.
Hij bukte voorover met zn gezicht, zeg ik tegen Rachel. Hij plukte aan zn neus. Zn ogen waren rood, toen hij me weer aankeek.
Hoe komt t dan dat je met m aan de praat raakte? vraagt Rachel nog ns.
Ik zou t niet meer weten. Maar hij zei dat hun beiden blikken van schaamte elkaar ontmoetten. Dat t beter was dat zn vader niet snel daarna overleed.
Das dan wel mooi, om zoiets mee te maken, zegt Rachel.
& Ja, zeg ik, haar 1e vraag met vertraging beantwoordend, ik denk elke dag wel even aan mn vader.
Hij is nog niet weg uit Zijperspace.