wachtkamers

Ik denk momenteel weer even alleen maar ziekenhuizen.
Patiënten, begeleid door familieleden, komen door licht ruisende draaideuren de hal binnen. Witte pakken er tussendoor, blauwe, groene ook, met bed & toebehoren, ze lopen af & aan, terwijl ik dat alles aanschouw, zittend in m’n wachtkamerstoel, in de open wachtkamer. ’t Moderne wachten: je hebt iets om naar te kijken, meutes die voorbij gaan.

Elke keer een andere stoel in de wachtkamer. Er is een onafzienbare collectie aan soorten & maten in wachtkamerstoelen, speciaal ontworpen voor ’t ziekenhuispubliek. Comfortabel voor de zit van ong een uur. Als je van binnen 1 instelling van wachtkamer naar wachtkamer trekt wordt je vaak op steeds weer een ander zitvlak getrakteerd, ter voorkoming waarschijnlijk van aanwassend zitvlees in bepaalde regionen omdat steeds ‘tzelfde stukje vlees wordt belast.
Ik was gewoon m’n ziekenhuisbezoeken te rangschikken naar hoe ze gerelateerd waren aan belangrijke gebeurtenissen. Nu zijn de dagelijkse wissewasjes verbonden aan hoe ver ze vóór of ná een ziekenhuissessie hebben plaatsgevonden. De data van afspraken onthoud ik als vanzelf, daar heb ik geen agenda voor nodig.

‘Als ze je 1maal te pakken hebben, laten ze je niet meer los,’ zei Walter.
Hij kan ’t weten. Hij komt al jaren over de vloer bij de gezondheidszorg. Ik weet dat hij de dood daadwerkelijk in de ogen gekeken heeft.
Mij geven ze alleen maar aandacht. Ogenschijnlijk is er niets met me aan de hand. Maar ze zullen de waarheid uit m’n lichaam trekken.
Ik laat ’t me aanleunen. ’t Is goed als ze constateren dat er weer iets niet aan de hand is. Hoewel ik wel erg vaak te horen krijg dat er niets, of niet veel bijzonders, aan de hand is. Er is zo’n overvloed aan niet veel bijzonders. M’n lichaam is er mee volgestouwd.

Ik proef ’t al als ik binnen kom op ’t kantoortje, ergens tussen de onmetelijke gangen van de zoveelste poli. Er gaat me iets verteld worden.
‘Op zich gaat ’t goed,’ begint de internist, met een schemerige ondertoon van er gaat nog meer komen, zich al aankondigend in de vraag hoe of ’t met me ging, ‘maar de waardes liggen toch op zo’n hoogte dat we ’t allemaal nog even moeten afwachten & dat een volgende behandeling misschien noodzakelijk is.’
Ze kijkt cijfertjes die ik niet kan zien, die ik niet meer kan interpreteren, de cijfermoeheid heeft toegeslagen in m’n hoofd, ze kijkt bedenkelijk, herinnert zich wat de hoofd-internist met haar besproken heeft, zij is immers nog officieel in opleiding & nog lang niet klaar, & gooit er vervolgens toch nog een slag naar. Terwijl ik net op ’t punt stond volledig vertrouwen in haar te hebben.
Ze heeft er verstand van, dat wel. ’t Komt alleen niet altijd even goed haar mond uit. Ergens halverwege een zin neemt de twijfel de toon van ’t gesprokene over. Dan zakt haar stem, wijken haar ogen uit naar de cijfers & staatjes op ’t beeldscherm & verlies ik m’n vertrouwen. Als ze probeert standvastig iets te beweren, kan ik zien dat ze probeert iets standvastig te beweren.
Maar ik ga niet dood aan haar, dus laat ik ’t me opnieuw aanleunen.

‘Uw aortawortel is volgens onze metingen 43 mm,’ zei de cardioloog.
& Hoewel ze me verteld hadden dat er zeker een verschil zou zijn met de metingen in ’t andere ziekenhuis, schrok ik toch van de toename van 2 mm.
‘’t Is heel normaal dat er andere waardes uitkomen,’ had de genetisch klinoloog me verteld, ‘een marge van 1 of 2 mm is normaal, vanwege…..’
Daar kwam ze niet meer uit haar woorden, zocht ze naar een simpele, geruststellende verklaring, die de uitkomst bij de cardioloog moest ondervangen.
‘…. De verschillende meetmethoden,’ vulde ik aan, ‘of misschien de apparatuur?’
Ze beaamde dat. Maar de uiteindelijke cardioloog, die me dus de uitslag van 43 mm mededeelde legde me ’t anders uit.
‘De vorige keer is ’t gewoon puur toevallig geconstateerd,’ zei ze, ‘& nu wisten we waar we naar moesten kijken. Dus is de meting ook wat nauwkeuriger.’
Ik ben de ziekenhuistaal al dermate gewend dat ik dit van tevoren had zien aankomen. Ik had ’t alleen zelf niet zo mooi onder woorden kunnen brengen. Maar deze cardioloog heeft dit natuurlijk dagelijks aan de hand.
‘Ik kan u echter gerust stellen,’ ging ze verder, nadat ik een begrijpende blik haar kant op had geworpen, ik stond open voor alles wat ze me wilden laten lijden, ‘we opereren pas bij 55 mm.’
M’n genetisch klinoloog wist me te vertellen dat ’t misschien wel bij m’n persoon paste. Ik & m’n 43 mm brede aortawortel. We vormen een paar. Of zijn elkanders onderdeel.
Ach, nou ga ik al met bezittelijke voornaamwoorden over de geneesheren & -dames praten.

Terwijl ze nog niet eens zouden weten waar Zijperspace ligt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *