warmte

’t Vergt een speciale constructie. Want ’t boek is te zwaar. Dus neem ik 2 kussens mee die normaal een ruggensteun op de bank vormen. Vervolgens beklim ik de trap. Hierbij moet ik me concentreren, want eigenlijk heb ik door ’t boek & de kussens geen handen meer over. Een enkele keer gooi ik de kussens alvast vooruit. Best wel slimmer. Maar ik laat me ’s avonds laat nou 1maal niet inspireren door slimmigheid. Ook ’s ochtends vroeg bij wat extra naliggen niet.
Als ik besluit de kussens te gooien, dan sta ik altijd even stil. Ik wil zien hoe de kussens ronddraaien in de lucht. ’t Lukt me niet om ze anders te werpen dan draaiend. Als tollende ufo’s gaan ze richting doel. Ik kijk ernaar. Onzinnig, maar ik kijk nu 1maal.
De kussens van ’t bed vormen m’n hoofdsteun. Op elkaar. De dikke schuin tegen ’t hoofdeinde gezet. De dunne eroverheen. Die zakt lekker weg. Comfortabel voor m’n nek.
Ik ga liggen. ’t Dekbed over me heen. 1st Wijd uitgespreid. Als ik denk dat ik de juiste verhoudingen heb, vouw ik de linker & rechter uiteinden over m’n borst. Hierop nog een keer van me af. Dan heb ik een dekbed dat 6 keer dikker op me ligt. De 2 bankkussens erbovenop. Daar komt ’t boek op te staan.
Een noodzakelijk ritueel voor boeken met 400+ bladzijdes. Ze worden te zwaar. Ik lees te weinig naar mijn zin als ik hier niet toe overga.

& Terwijl ik lees, bedenk ik me elke keer weer dat ik mezelf een t-shirt met lange mouwen had moeten aanmeten. Vooral ’s ochtends. Als de warmte van de kachel ’t pand inmiddels verlaten heeft.
’t Is zuinigheid. Zoveel lange mouwen heb ik niet. Ik wil ze reserveren voor als ik ze echt nodig heb. Ze moeten niet naar ’s ochtends vroeg ruiken als ik ze voor overdag aantrek.

Ik moet altijd aan de woorden van de hopman denken. Van lang geleden. Op kamp in ’t Robbenoordbos. Grote canvas tenten waar je met je patrouille in sliep. Bij ’t kampvuur, voor ’t slapen gaan, kwamen de tips. De levenswijsheden.
Je kon volgens hem ’t beste in je blootje in je slaapzak gaan liggen. Tegen de kou. Dat had canadees onderzoek uitgewezen. Ze hadden een groep soldaten mét kleren naar bed gestuurd, in de vriezende kou, & een groep zonder kleren. Regelmatig de lichaamstemperatuur gemeten. Zonder kleren scheen beter te zijn. De isolerende laag van de slaapzak bewees dan z’n functie. De mensen zonder kleren hadden geen last gehad van de kou.
De hopman strekte dan z’n houten poot. Richting vuur. Dat voelde hij toch niet. Hij voelde ook geen vonken op z’n broek terecht komen. Gingen we daarna over op ’t volgende onderwerp. & Even later lagen we in ons blootje, op onderbroek na, in onze slaapzak. Kleren over de slaapzakken heen.

Dus geen lange mouwen. Waar ik toch wel spijt van krijg. De hele constructie ligt bovenop me. Ik kan moeilijk uit bed stappen om een shirt aan te trekken & ’t opnieuw opbouwen. Dan ben ik al moe voordat ik de 1e bladzijde gelezen heb.
Dan word ik vervolgens moe van de kou. M’n bovenarmen & borst raken vooral onderkoeld. Op een gegeven moment straalt dat uit naar m’n tenen. Ik weet niet hoe ik dat voor elkaar krijg. Dat geheel van koude lichaamsdelen doen me verstrakken. Ik heb er geen zin meer in. & Leg m’n boek opzij.
Constructie wordt opgeheven. Ik ga op m’n zij liggen.

& Dan snap ik ’t dus niet. Ik doe wat de hopman heeft gezegd. Lig daar in m’n blootje & heb ’t toch koud. De kou van te lang lezen, maar dat zou door m’n dekbed al snel opgevangen moeten worden. Ik kruip tegen de opzij gelegde kussen aan, die dikke, die niet lekker in m’n nek ligt. Ik prop ‘m zowat m’n lichaam in. Geen kou mag mij bereiken, geen warmte van mij weg.
Een paar keer adem ik warme lucht onder ’t dekbed. Een trucje van een ex-vriendin. Zolang mogelijk ademen, totdat je je wat duizelig voelt. Zorgt ervoor dat ’t bed sneller op temperatuur komt.
Maar niks werkt. Tips & trucs van mensen van vroeger doen ’t niet bij ’t lezen van een dik boek.

Ik ga dan maar denken aan de hopman, in dezelfde kou, in een slaapzak, in een 1-persoons canvas tent. Maar met 1 been minder. Verloren als klein kind in de oorlog. Met dat stompje ligt hij in bed.
Hij voelt dat niet, die kou, zei hij. Maar hij voelde wel z’n been nog steeds. Die was er. Ook al was-ie er niet.
Waarom voelde hij dan niet dat z’n been ’t koud had? Dat dacht ik dan. & Waarom voelde hij niet dat z’n broek in de fik vloog bij ’t kampvuur?

’t Werd daardoor echter wel eindelijk wat warmer in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *