weijers

Hardop lezen helpt. Voor mezelf hardop lezen. Dan dringt de inhoud van de lege zinnen weer tot me door. & Zie ik ze tot leven komen alsof een still van een dans verandert in een filmische opname, in opeenvolgende beelden, op 35 mm-formaat, 24 beeldjes per sec.

Elke keer schiet me dan weer de beeltenis van meneer Weijers te binnen. Hoewel ik niet zeker weet of-ie nou inderdaad Weijers heette. Hij heeft ons slechts een ½ jaar lesgegeven. & Dat nog wel in ‘t xamenjaar, waarin je bijna alleen maar in beslag werd genomen door tentamens, tentamens, tentamens & uiteindelijk de alom gevreesde finale xamens.

De heer Weijers liet me voorlezen, net nadat-ie de taak van onze vaste nederlandse leraar van Garderen had overgenomen, die thuis lag na een hartaanval. Hij kende me nogeneens van naam, op ‘t moment dat ik voor m’n voorleesbeurt bij hem moest verschijnen.
Ik las uitstekend voor, ‘t kon wat langzamer, & of ik nog een keer dat laatste stuk wilde doen, maar dan op wilde letten op ‘t verschil tussen de ‘v’ & de ‘f’ & de ‘z’ & de ‘s’.
Ok. ‘t Ging wat beter, was ‘t vervolgens, maar ik moest toch wat meer gaan oefenen op de ‘v’ & de ‘f’.
De boeken die ik voor m’n lijst had uitgekozen waren overigens van hoog nivo, voegde hij er aan toe.

De slechtste beurt die ik gemaakt heb bij Weijers; ik zal ‘m voorlopig maar zo blijven noemen. Er schiet me niks anders te binnen.
De slechtste beurt. De les die ik misschien ‘t beste ben blijven onthouden.

Ik kon niks fout doen. Voor alle onderdelen van Nederlands haalde ik bovengemiddeld. Of vaak zelfs ‘t hoogst. Ik kreeg soms ‘t idee dat ik voorgetrokken werd.

Na een ½ uur op een gedicht te hebben zitten werken, ‘t tentamen gedichten, waarbij enkele vragen over stijlfiguren & stromingen, waarna ‘t verzoek 1 van de 10 gedichten zo uitgebreid mogelijk te ontleden, verliet ik ‘t lokaal. Weijers kwam bij uitreiking van de resultaten enthousiast op me af: ik was de enige die ‘t gedicht van Rodenko had gekozen & had daarbij zelfs ‘t hoogste cijfer van de gehele HAVO gescoord.

‘t Boek van Literatuurgeschiedenis heb ik de avond ervoor uit verveling weggelegd. Ik had ‘t al gelezen, geen zin in nog een keer. & Bij ‘t tentamen verliet ik wederom na een ½ uur ‘t lokaal. Alle vragen goed, zo bleek.

Weijers wilde me geen 10 geven voor m’n literatuurlijst. ‘t Bestond volgens hem niet dat je iemand een 10 voor een verslag kon geven. Maar omdat ik een aantal xtra boeken had besproken, meer dan verlangd werd, had-ie toch besloten om z’n maximum-quotering met een ¼ te verhogen: een 9+.

Meneer van Garderen was al enthousiast over m’n prestaties, maar z’n vervanger spande de kroon. Hoewel ik vaak een twijfeling in z’n benadering van mij voelde doorschemeren. Hij was waarschijnlijk op de hoogte van ‘t feit dat ik bij Handel, Economie, Geschiedenis & soms ook Wiskunde een etter was. Tenminste: zo omschreven de docenten me, begreep ik. Ik had ‘t hoogste percentage uit-de-klas-gestuurd-worden van de gehele school, dat was reden genoeg voor enige gezonde twijfel.

Weijers zag er uit als de stereotiepe leraar Nederlands. Hij droeg een heuptas,inderdaad altijd hangend tot over z’n heupen, gevuld met boeken, lesmateriaal & mappen, z’n ene schouder daardoor kantelend tot net niet zielig voorover. Z’n scheiding & de lengte ervan waren blijven hangen in de helft van de jaren 70, benevens z’n ribfluwelen broek met veel te wijde pijpen, waarbij hij enthousiaste grote passen nam alsof hij in een anti-kernbom-demonstratie meeliep, maar de straat leeg was. Een man die je geen kwaad wenste te doen, zeker niet omdat-ie nog altijd kontakt leek te onderhouden met meneer van Garderen, de goedzak in de vorm van een iets te groot uitgevallen kabouter.

Eigenlijk was ‘t niet een man om te onthouden. Hij had niets speciaals. Alleen z’n onbenulligheid, ‘t in alles doorschemeren van z’n onervarenheid mbt ‘t voor de klas staan, deed je bewegen tot enig medelijden, ‘t geven van wat respijt.
& Toch weet ik me nog levendig te herinneren dat-ie zei dat ik de ‘v’ & de ‘f’ moest blijven oefenen, & dat-ie tijdens ‘t eindfeest opmerkte dat ik door moest gaan met literatuur. Iedereen was toen aangeschoten, zelfs enkele docenten, maar ik bovenal. & Toch zie ik hem nog vooroverbuigen om in m’n oor te schreeuwen, de band maakte een ganse herrie, dat ik door moest gaan, want dat ‘t later wel zou kunnen zijn dat ik zou gaan schrijven. Dat zei hij in slow-motion.

Aldus geschiedde in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *