werkeloos

Gran loopt op me af. Hij heeft net z’n 1e biertje bij m’n collega besteld, een sigaar heeft-ie ook al in z’n handen, z’n beste (enige) vriend Warner is niet plots verschenen, dus dan kan ’t niet zijn dat-ie nog wat wil bestellen. Ik blijf rustig op m’n kruk zitten. Leun slechts lichtjes voorover, m’n hoofd wat dichterbij om te horen wat-ie in z’n hummende variatie van ’t nederlands zegt.
‘Ton,’ zegt Gran, ‘ik wil je iets vragen.’
‘Dat kan natuurlijk,’ zeg ik met een gevatte lach op m’n lippen.
‘Ronald,’ zegt-ie bedachtzaam, ‘dat die zelfmoord gepleegd heeft ..’
Ik lijk ‘m niet goed te verstaan. Ronald zelfmoord? Dat wist ik niet. Vandaar dat z’n broer zo afwezig was van de week.
‘ .. dat was toch een jaar geleden?’
‘O, die Ronald!’
Die is per ongeluk al een hele tijd uit m’n geheugen.
‘Ik schrok al. Ik dacht dat je Ronald van ‘de broertjes’ bedoelde,’ zeg ik.
‘Nee, ik bedoel die in Bergen zelfmoord pleegde. ‘t Rouwkaartje hing hier aan de deur.’
Ik weet wie hij bedoelt.
‘Dat moet toch al een jaar geleden zijn. Volgens mij 1½ jaar terug. Want ik dacht dat ’t in de herfst was.’
‘Hmmm, ja, hmmmm. Dank je.’

Ik zie Gran niet meer zo vaak. De laatste keer was-ie net weg bij z’n werkgever.
‘Je weet toch dat ik bij die internetprovider werkte?’ zei Gran toen tegen me.
‘Ja, ja, je bent hier nog met de hele groep geweest tijdens ‘t personeelsuitje.’
‘Ik wil niets meer van die schoften weten. ’t Zijn zulke valse mensen. Iedereen daar. Ik ben daar ontslagen. De schoften. Ik had ’t niet gedacht, maar ik ben nu in staat om mensen kapot te maken. Dat is ook wat ik ga doen. Ik ga alles doen om hun kapot te maken. Ze hebben me mishandeld. Dus als je ooit iets met internet wil doen: doe dat nooit bij mijn oude werkgever.’
Dit vergezeld met licht gepuf & gesteun, langzaam, maar gedreven, enkele haperingen van ‘hmmmm’ & ‘hmmm’, een verontwaardigde & verongelijkte blik, & geen enkele haal van z’n sigaar. Die laatste zat vast gekneld tussen wijs- & middelvinger, z’n duim pulkte aan ’t achtereind. Z’n blik zat vastgenageld op mijn ogen, tastten af hoe ik keek, luisterden of ik hoorde wat hij zei.
Nee, beloofde ik, ik zou nooit met z’n oude werkgever in zee gaan.

Gran komt weer naar me toe. Ik was afgeleid door een klant met een bestelling. Gran had zich teruggetrokken tot enkele meters verwijderd van de bar. Maar inmiddels zit ik weer op de kruk achter de bar.
‘Ik weet nu hoe Ronald zich voelde toen hij werkeloos was,’ zegt Gran. ‘Dat is heel treurig. Ik zie ’t ook vaak niet meer zitten nu.’
Ik mompel een ‘Oja’ & een ‘Oh’, maar verder kom ik niet. Ik probeer ‘m echter aan te blijven kijken.
‘Ik heb vele sollicitatiebrieven geschreven, maar heb nog geen enkele sollicitatiegesprek gevoerd. Ik weet nu waarom Ronald zelfmoord gepleegd heeft.’
Ik hou m’n mond. Dit is te treurig. Ik wil wel wat zeggen, maar Gran heeft mij de mogelijkheid ontnomen. Ik kijk ‘m aan. Verlegen met de situatie. Hij heeft z’n sigaar in z’n hand. Rookt niet. Z’n doorgaans bolle wangen lijken ingevallen.
Hij neemt een trek. De wolk drijft van ‘m weg. Vlak over mijn hoofd. Een klant verschijnt achter ‘m.
‘Zeg ’t maar,’ zeg ik.
Gran doet een stapje achteruit, de klant doet z’n bestelling, ik tap bier. Terwijl ik bezig ben zie ik dat Gran een slok bier neemt. Z’n sigaar houdt-ie voor z’n borst vooruit gestoken. Eigenwijs, geen invloeden proevend van buitenaf, staart-ie voor zich uit.

Waarbij we ons afvragen of er wellicht binnenkort 1 minder is in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *