wie

Mij bedonderen ze niet. Ik weet wie wie is. Men hoeft zich niet te gedragen als een keurig nette man, met sjaaltje nonchalant achterover geslagen, of vrouw met kinderwagen, zodat ik niet door zou hebben dat ze respectievelijk een gebruiker van een door mij nooit ervaren drugs, of een jong wulps meisje dat naarstig op zoek is naar een nieuw vriendje blijken te zijn.
De gebruikers gaan dagelijks aan mij voorbij. Of in ieder geval 3 van m’n wekelijkse werkdagen. Ik beschouw ze wel ‘ns als studiemateriaal. Studiemateriaal van mezelf.
Waarom weet ik ’t al bij 1e oogopslag? Waarom is ’t voor mij zo makkelijk om ’t te doorzien dat ze slechts op weg zijn naar de volgende score?
Voor de rest weet ik niks van ze. Ik hoor wel ‘ns verhalen van de vaste klanten die zich in dezelfde scene bevinden. Maar meer niet. Ik herken ze alleen. Ik kijk hoe ze achter iemand aanrennen. De straat volproppen met hun gegil & geschreeuw. Hoe ze gebaren dat er opgepast moet worden omdat er politie op de loer staat. Meer niet.
Ik ben een toeschouwer die zichzelf vragen stelt.

De vrouw houdt de deur open voor haar vriendin. Die heeft moeite met de kinderwagen. Ze lachen om ’t stuntelen. & Komen traag ’t café binnen.
Ik lees door. Om slechts af & toe op te kijken. Afgeleid door geluid. Andere klanten. Bewegingen buiten.
Vriendin is geen moeder, zie ik. De vrouw wel. Hoewel de vriendin de hele tijd met ’t kind zit. Ze lacht & kirt. Een hoog stemmetje weerklinkt als ’t kind terug in de kinderwagen wordt gestopt omdat de broodjes zijn gearriveerd. ’t Broodje krijgt pas later aandacht. Vriendin moet 1st afscheid nemen van ’t kleine hummeltje. Ze bukt voorover, haar v-hals valt open, maar daar houdt ze geen rekening mee. Ze lacht hoog om de blijkbaar vertederende lach die ik niet kan zien.
‘Kijk nou,’ zegt ze tegen de vrouw.
De vrouw is de moeder, zie ik. Die kijkt zakelijk. Moe ook. Ze gedraagt zich alsof ze nog maar 1 taak heeft. ’t Opvoeden van haar kind. Blij dat ze er even van verlost is dankzij ’t enthousiasme van vriendin.

Ik verzamel feiten. Ik wil dat ’t aangetoond wordt.

Moeder draagt een lang t-shirt. Tot bijna bij de knieën. ’t Verhult. Een sombere bruine kleur. Ze loopt op gympen waar ze geen moeite voor hoeft te doen. Waarop ze ’t lang volhoudt.
’t T-shirt van vriendin komt nog maar net tot haar broek. Af & toe glimpt een reepje huid tevoorschijn. Op gegeven moment wrijft ze onnadenkend over haar buik. Voelt aan ’t teveel dat mijns inziens geen teveel is. Kriebelt onopgemerkt onder haar shirt & steekt héél, héél kort haar vinger in haar navel.
Schijnheilig lees ik weer m’n boek. Op zulke momenten mag men me niet betrappen op staren.
’t Kind laat wat vallen. Aan moeders kant. Efficiënt wordt ’t onmiddellijk opgepakt & teruggegeven.
Een tel later valt ’t aan de kant van de vriendin. Zij bukt met gratie. Of is dat inbeelding van me? Ik zie opeens dat ze lange laarzen draagt. Met hoge hakken. Ze reikt ’t speeltje terug naar ’t kind, maakt er geluiden bij. Ze wil bekoren. Hoge toontjes komen uit haar mond. Toontjes. ’t Zijn geen tonen. Te kort & te zingend.

Ik wandelde ‘ns met Corry & kind. Sytze was nog jong. Nog geen ½ jaar.
Corry vroeg of ik niet af & toe met Sytze wilde lopen.
‘Mannen worden altijd aangesproken door vrouwen als ze met een kind lopen,’ zei ze lachend.
Om me over te halen.
‘Net de verkeerde vrouwen,’ dacht ik per ongeluk.

Dan vraagt de moeder of de fles misschien even in de magnetron mag staan. Doelbewust was ze op de barman afgestapt. ’t Is iets vanzelfsprekends. Terwijl vriendin kijkt hoe ze ’t aanpakt. Benen over elkaar. Waar moeder de benen de hele tijd naast elkaar had staan. Vriendin steekt haar hand tussen de benen. Lekker warm.
De moeder komt terug met de fles. Geeft ‘m aan ’t kind. & Keert weer terug in haar oorspronkelijke houding. Recht achter de tafel. Armen over elkaar heen gevouwen.
Haar vriendin heeft haar armen wijd uit elkaar. De 1 op de leuning van de stoel, de ander rust op tafel. Een open houding, zouden mensen zeggen die aandacht hebben voor lichaamstaal.

Ik ben klaar. Ik heb een biertje gedronken, met de barman gepraat, ben naar de wc geweest (onderweg zag ik dat op ’t biljart de luier van ’t kind werd verschoond), & heb zin om weer thuis te zijn.
Ik reken af.
‘Bedankt, Ton,’ zegt Wieger, de barman.
‘Bedankt,’ zeg ik. ‘Ik zie je volgende week wel weer.’
& Loop naar buiten.
’t Kind wordt teruggeplaatst in de kinderwagen. Kan rusten op z’n schone luier. Ik loop net voorbij. De vriendin steekt hulpvaardige handen richting kind. Ze lacht weer. Haar stem haalt weer de hoge registers tevoorschijn. Ze bukt voorover om ’t kind over z’n borst te strijken. Terwijl ik zie dat dat niet kan met een v-hals.
Toch kijk ik.
Maar snel wend ik m’n hoofd af. Want ik betrap me op de gedachte dat vriendin misschien wel de moeder is.

In Zijperspace weten we niets zeker, hoewel we denken van wel.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *