wilde hyacint II

Wilde Hyacint II

Ik was als enige zoon mee. Een wandeling door ’t Wildrijk.
Waarschijnlijk had m’n vader ’t zo bedoeld dat ik dan m’n oma zou kunnen bedanken voor ’t geld dat ze me voor m’n studie geleend had.

Ik was niet zo dankbaar. Ik vond dat m’n vader dat geld zelf had moeten bekostigen.

M’n vader wist dat dit een bijzondere wandeling zou worden. Hij was op de hoogte van de bloei van de wilde hyacint.
’t Wildrijk zou er vol van staan.

Ik deed niet meer zo veel aan wandelen. Ik was blij dat ik los was van m’n ouders. Geen verplichtingen meer om mee te gaan op de zondagse tochtjes.
Tenzij ik in ’t weekend terug was in Den Helder.

Dus Opa & Oma, Pa, Ma & ik.
Met de wandelstok van Opa erbovenop.

Hij klaagde onderweg dat de grond te zacht was voor z’n stok. Dan ondersteunden we ‘m een tijdje.
Meestal kwam dat op mij aan.
‘Jij bent tenminste nog een krachtige jongeman,’ zei Opa.
Ik voelde me nergens meer door gevleid. Ik kende alle voorspelbaarheden in de familie.

Veel oh’s & ah’s onderweg. Terwijl we al in de 1e bocht ’t bos overwoekerd van de wilde hyacint hadden zien staan.
‘’t Is toch wat,’ zei m’n oma, ‘wat de natuur vermag.’
Ze hield daarbij m’n moeder vast bij d’r elleboog.
Ik wist dat m’n moeder liever verder liep.

Ondanks de voorspelbaarheid was ik ’t stiekem roerend met ze eens. Ik had nog nooit zoiets moois gezien. Een bos overdonderd door zoiets tijdelijks.
Je kon de elfen tussen de bloemen zien twinkelen als de zon plots een straaltje door de takken door liet ontsnappen.
Ik liep vooruit, of ik liep vooraan. In stilte.

Ook op de weg terug moest m’n opa achterin.
‘Opa stop ik voortaan achter in de auto,’ had Pa een jaar ervoor besloten. ‘Hij bemoeit zich te veel met ’t verkeer. Dat leidt af.’

Toen m’n opa overleden was, nam Oma bij ritjes met de auto zijn plek op de achterbank over.
‘Daar heb je tenminste beenruimte,’ zei m’n vader haar.
Maar hij was blij dat hij haar niet meer naast zich hoefde te velen.
‘Dat leidt maar af,’ zei hij weer.

Vervolgens was ook m’n oma dood. & M’n vader kreeg Parkinson.
Op ’t laatst besloot m’n moeder om ook m’n vader achter in de auto te zetten.
Ik weet er niet eens de reden meer van.

We zijn een keer naar ’t Wildrijk gereden. Met z’n 3-en.
Als m’n vader niet meer kon, dan nam 1 van ons ‘m bij de arm.
Geen oh’s & ah’s. M’n vader kende niet meer zo veel emoties.
& Op de weg terug zat ik naast m’n moeder, vóór in de auto.
‘Ik wijs de weg,’ legde ik m’n vader kort uit.

Hoewel ik de slechtste gids van Zijperspace was.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *