zaadje

Ik krab op m’n hoofd. Deels door de warmte, de jeuk, de kachel moet omlaag, maar ik ben te lui om op te staan; deels door verveling, iets te doen willen hebben terwijl ik lees. Tussen de kluwen haren, ingevet & bezweet, voel ik iets hards. Verstrengeld in de kluwen. De nagel van m’n middelvinger peutert iets tevoorschijn. Een zaadje, een graankorreltje, zie ik even later.
Een zaadje dat gewoonlijk aan de buitenkant van m’n boterhammen zit. Met een natte vinger, eventjes in de mond gestopt, pluk ik de losgelaten zaadjes ’s ochtends vroeg van m’n snijplank af. Een vinger vol, een stuk of 5, 6, stop ik vervolgens in m’n mond. Vaak ‘t begin van m’n ontbijt.
Nu stop ik m’n vinger niet in m’n mond. Wat doet een zaadje in mijn haar? Tussen al dat vet, Murray’s Superlight. Rond een uurtje of 3, vlak voor werk, er in gestopt. Zodat ik ’t idee blijf houden dat m’n haar zit zoals ik ’t wil. Misschien ook wel ’t idee te behouden dat ik jong blijf. Dat ik m’n jong zijn behoud.
Onzin, besef ik me meteen. Dan was je wel veranderd. Had je je waarden van toen, gewoontes van toen, aangepast. Ik ben net een rockabilly van over de 50, met nog steeds dezelfde vetkuif. Alleen ben ik iets later blijven hangen. Bij een andere mode.
1st Was ’t zeep; kreeg je pijnlijke ogen van als je door de regen liep, of zwetend op de dansvloer stond. Daarna Palmer’s, Murray’s, beiden in diverse uitvoeringen. Tussendoor enkele kleinere merken. Snel afgeschaft vanwege te veel geur, te veel jojoba.

‘Hou nou ‘ns op met in je haren zitten,’ zei m’n moeder.
’t Was een afwijking. Een tik. Een onzeker zijn. Als ik door m’n haren wreef corrigeerde ik m’n beeld naar hoe ik dacht dat ’t ‘t minst kwetsbaar was. & Benadrukte ’t juist daardoor.
‘Je wordt er niet mooier van.’
Ze had gelijk, waarschijnlijk, zoals moeders uiteindelijk altijd gelijk krijgen. Maar zij zijn die jaren alweer lang voorbij. De kinderen moeten nog even geduld betrachten. Fouten maken. & Hun zelfbeeld creëren naar de fouten die onderweg gepasseerd zijn.
Ik mag blij zijn dat ik fouten heb gemaakt, bedenk ik me, nog steeds naar ’t zaadje kijkend. Des te minder fouten, des te minder beeld. Minder reliëf in de persoonlijkheid.
Wrijf onderwijl nog even door m’n haar. Niet om ’t beeld van toen te herscheppen, maar om te controleren of zich nog iets in m’n kapsel bevindt dat er niet thuishoort.
’t Was ook jeuk. Haren die perse voor m’n ogen langs moesten vallen. Een gordijntje van haren. Prikten in m’n ogen, of in de buurt ervan.
‘Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden,’ zei m’n tante.
Maar zij had ’t over iets anders. Niet over ’t kapsel waarvan de uiteinden irriteerden. Dat vonden ze niet passen, veel te lang, dus werd daar geen aandacht aan besteed.
Vervolgens babbelde ze verder, met m’n moeder, onder ’t genot van een bakje koffie. Mij waren ze alweer vergeten, of leken ze vergeten te zijn. Tot ik weer met m’n hand door m’n haren wreef.

Wat doet dat zaadje in m’n haar, vraag ik me weer af. Ik probeer ondertussen wel verder te lezen, maar m’n blik blijft gevestigd op ’t kleinood dat zich tussen wijs- & middelvinger bevindt. ½ Om ½ verdeelde aandacht. Waarbij ’t boek verliest.
Ik probeer ’t me voor te stellen, vanochtend, in de keuken, een boterham smerend. Klein zaadje dat loslaat, misschien wel meer. Automatische piloot, ’t is ondertussen een gewoonte, die ze opraapt & in de mond stopt.
& Onopgemerkt toentertijd, vanochtend, bleef er 1tje plakken aan m’n vinger. Nu draait de vertraagde versie van de film af. Camera zoomt in.
Een lok moest naar achter. Er kriebelde iets op m’n hoofd. Een porie stond open, of juist wel dichter, wilde lucht hebben.
M’n hand bewoog richting hoofdhaar, richting bewuste porie, wreef & m’n moeder zei: ‘Hou nou ‘ns op met in je haren zitten. Je wordt er niet mooier van.’
& Met een schok trok ik m’n hand terug, vanochtend, gecorrigeerd, nog steeds.

’t Zaadje bleef hangen in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *