Dit is mn zusje, zei Christa, Deborah.
Hallo, zei ik. Ik ben haar barman.
Een vast zinnetje. Met een gratis hand erbij. Zo heb ik me ook aan haar moeder voorgesteld. Jaren her. Toen was Christa nog een meisje. Inmiddels vrouw. Ik was gewoon maar barman. Nog steeds. Maar t klinkt alsof je iemands therapeut bent.
Mn cliënt & ik hebben na overleg verspreid over enkele sessies besloten dat ze wat meer moet gaan drinken.
Zoiets bijvoorbeeld.
Dan lachen ze. Een korte proest. Ze stellen t zich voor.
Deborah ook. Ergens naast me nog 1. Dat kan Rachel zijn geweest. Of Pieter. Die was echter vooral bezig met beelden maken.
Ik zei: Ik wist niet dat je nog een zus had.
Christa zei zoiets van: Je ziet t.
Deborah gniffelde. Een gezonde gniffel. Een schouder die schuin trok. Een blik naar haar oudere zus.
Christa keek als een oudere zus. Zoals ik haar nog niet als oudere zus had zien kijken. Wel als dochter. Of als vriendinnetje.
Nou ken ik je moeder, zei ik, & je zus.
& Mn vader, vulde ze aan.
Oh?
Ja, die heb ik ook een keer meegenomen.
Oh, dat kan ik me niet herinneren.
Ik probeerde me een voorstelling te maken. 2 Zussen, voortgekomen uit een moeder die ik een keer gezien had, & een vader die ik me niet kon herinneren. Ik probeerde me voor te stellen wat de ontbrekende invloed op hun uiterlijk, op hun verschijning was. 1 + 1 = 1 + 1. Logisch. Maar dan wel weten dat die 1-en aan de ene kant niet dezelfde 1-en zijn aan de andere kant van t is-teken.
De som klopte niet, maar ik wist m op dat moment niet zo snel anders aan mezelf uit te leggen.
& Ik weet ook hoe je oude huis eruit ziet, ging ik verder, want daar woont Rachel nu. & Ik ken die gekke vriend van je.
Die stond er achter. Keek lichtelijk verontwaardigd.
Nee, dat had ik niet moeten zeggen, zei ik. Zon flauwe opmerking heeft zon leuke barman toch niet nodig.
Pieter-Jan stond ondertussen nog steeds achter me. Hij wilde ook wat zeggen.
Hé, Ton, ik wilde je nog steeds opnemen.
Hij had zn toestel in zn hand.
Dat zou ns een keertje tijd worden, zei ik. Maar je hebt er straks waarschijnlijk toch geen zin in t te plaatsen.
Jawel, jawel.
Hij gebaarde me hoe ik moest gaan staan. Met de vuile glazen die ik inmiddels had opgehaald. Hij wende me een beetje met zn hand. Zodat t licht wat meer op me viel, dacht ik.
Ja, & dan moet je een beetje gaan praten. Doe maar net alsof. Dat staat beter.
Ja, ik kan de hele tijd wel gaan praten, maar uiteindelijk zal ik toch weer ns verder moeten om andere glazen op te halen, vulde ik de leegte van de stilstand. Ik doe t echter graag, want t zou ns tijd worden dat ik op de weblog van Pieter terecht kwam. Hij heeft t me al zo vaak beloofd. Heb ik nu overigens al genoeg gepraat, of gedaan alsof?
Ja, is goed geworden.
Ik liep verder. Ging nog meer glazen halen. Keek nog even snel naar de 2 zusjes.
Ze stonden er goed op, ergens verderop, op 29 augustus, voorbij Zijperspace.