restless

Laatst heb ik het telefonisch kunnen afhandelen.
Ik had me er dan ook dagen op voorbereid. Vanaf het moment dat ik het op internet was tegengekomen, ben ik in gedachten zinnen gaan formuleren die ik mijn huisarts kon voorleggen.
Toen ik bedacht dat die man misschien niet nodig was, ben ik me ik efficiënt zinsgebruik in gaan prenten die ik zou kunnen aanwenden tegenover zijn assistente.
Ik dacht: vooral niet zeggen dat ik er meestal last van heb als ik achter de computer zit; dat zou het alleen maar onnodig ingewikkeld maken, mijn verhaal.
Ik zocht de termen nog eens bij elkaar, de verschijnselen ook, alles wat ik nodig zou kunnen hebben voor het gesprek en belde uiteindelijk dapper genoeg een week later op.

‘Ja, ik kwam iets op internet tegen,’ begon ik uit te leggen, ‘wat me wel heel bekend in de oren klonk. Dus ben ik eens gaan kijken wat de verschijnselen waren. En het lijkt wel heel erg op waar ik al jaren last van heb. “Onrustige benen” heette het.’
‘”Restless legs”,’ sprong de assistente er meteen tussenin.
‘Ja, en ik krijg altijd last van m’n benen als ik lang in dezelfde houding moet blijven.’
Laat die computer maar zitten, Ton. Dat hoeft ze niet te weten.
‘Ik laat de dokter vanmiddag wel even terugbellen,’ beëindigde de assistente het gesprek. ‘Die heeft vanmiddag nog wel een gaatje.’

Hij vertelde me die middag dat ik maar aan de Tonic moest.
‘Daar zit een bepaald stofje in. Helpt tegen Restless Legs.’
Baat het niet, dacht ik…
‘En als het nou niet mocht helpen,’ ging hij verder…
‘Ja, dan bel ik nog wel een keer.’

Vroeger vertelde ik nog wel dat ik dagelijks achter de computer zat. Uren. Om vooral m’n weblog gevuld te krijgen. Om te vertellen wat er gaande was. Om verhalen te vertellen. Om literatuur op internet te produceren.
Gaandeweg begon ik dat maar achterwege te laten. Ik merkte dat ik toch nog steeds een uitzondering was. Ook al bestond het medium weblog inmiddels al een paar jaar en was ik zelf ook al aan mijn tweede seizoen bezig.
Mensen verbaasden zich nog steeds dat mijn computer 24 uur per dag aan stond. Dat ik snel ging kijken zogauw ik het signaal te horen kreeg dat er een mailtje binnengekomen was. Wie weet was het immers een reactie op m’n laatste post.

Tegenwoordig heeft bijna iedereen streaming internet.
Als men dat wil.
In de praktijk komt het er op neer dat ze één keer in de drie dagen gaan kijken of ze nog een mailtje hebben ontvangen.
Of: ‘Ja, Ton, ik ben vorige maand nog op je weblog langs geweest. Je schrijft bijna niet meer.’
Ik bespaar me de moeite om te vertellen dat ik al mijn tijd stop in het schrijven over weblogs. Bloggen over blogs. Hun oren zouden gaan wapperen van het niet verstaan wat ik heb gezegd.

Ditmaal maar wel bij de huisarts langs. Ik was van de pijn de dag ervoor naar huis gegaan. In zo’n geval voel ik me dan verplicht zo snel mogelijk te laten onderzoeken waar het aan ligt.
En of ik er snel van af kan komen. Ik haat pijn. Mijn pijngrens hebben ze bij mijn geboorte te laag ingesteld.

‘Dit soort problemen komen vaak voor als je zittend werk doet,’ zei de man.
Meestal ga ik naar zijn collega. Daar heb ik een goede band mee. Die is bevriend met een nicht van me. En die nicht, die is een beetje gek. Dat is een goede reden om vertrouwen in je huisarts te krijgen.
‘Oh?’ zei ik verwonderd.
‘Ja, je zit veel tijdens je werk?’
‘Nee, bijna nooit. Ik sta achter de bar en sjouw met kratten.’
‘Hm, waarschijnlijk een verkeerde beweging,’ ging de huisarts verder. ‘Daarbij is ’t een beetje bekneld geraakt en zijn de spieren er omheen gaan verkrampen.’
Met behulp van wat kunstbotten die uitgestald stonden op zijn bureau en verkrampende bewegingen van zijn handen deed hij het voor.

Maar later, hè, veel later, toen ik m’n voorgeschreven hoeveelheid paracetamolletjes had geslikt, een afspraak met een manueel therapeut genoteerd stond en ik wat rond was wezen fietsen om alle dingen te regelen die bij dit soort euvel horen, toen wilde ik weer gaan zitten. Achter de computer.
Ik wilde gaan berichten over manieren om je eigen boek te publiceren, over een nieuwe service waarmee je vrienden/niet-vrienden bij Twitter makkelijker kon schiften, ik wilde gaan bekijken wat er inmiddels op het weblog van het Witte Huis stond, ook nog even de bezoekcijfers van about:blank checken, ik moest nog een rondje langs enkele weblogs maken die vast belangwekkend nieuws te melden hadden, ik zou er vast nog wel één of twee posts uit kunnen peuren, zou ik misschien ook nog een mailtje richting redactie wijden aan hoe het nou verder moest met het nijpende redactie-tekort, of beter, nu de maandelijkse editie toch net gisteren verschenen was, aandacht besteden aan de doordeweekse inhoud, en had ik ook niet mijn feedreader vol staan met zo’n 1500 posts, moest ik me daar niet door laten afleiden en alvast een blik gaan werpen op de sites die mij elke maand voorzagen van weblogs die pasten in mijn maandelijkse artikel over de Wondere Wereld van Weirde Weblogs?

Ach, het doet een beetje pijn dat vrijwillige weblogwerk, probeerde ik tijdens de zitsessie van enkele uren als motiverende gedachte vast te houden.

Aldus schreef ik, toen ik gevraagd was iets te publiceren elders dan in Zijperspace.

knak

‘Als ik ’t vertellen mag, datgeen wat ik dan te vertellen heb,’ wilde ik gaan beginnen, ‘dan zal ik ’t wel gaan zeggen.’
Waarbij ik ’t idee kreeg dat ik mezelf zat te herhalen.
‘Kijkkijkkijk,’ ging ik verder, m’n eigen gedachten ontkennend, struikelend over m’n eigen adem, ‘ik wist dat ze een doek had opgeraapt, ergens vandaan had gehaald & ik voelde ook dat ze die gebruikte, daar achter m’n rug, maar toen dat zo tegen m’n rug aandrukte, toen wist ik dat niet meer.’
Ik bukte me kort voorover om ’t beeld weer terug te krijgen. ’t Beeld dat achter me gelegen had. Onzichtbaar, als ik geen oren & huid tot m’n beschikking had.

‘Ontspannen,’ zei ze.

Ontspannen.

Dat zit ergens halverwege.
Ook in m’n nek.
’t Bolt in m’n buik.
’t Verkrampt m’n handen & vingers tot klauwen.
’t Doet me denken aan dingen die niet mogen.
’t Is.
’t Is altijd te veel.

Maar toch liet ik iets los. Toen ze dat zei.

‘Armen los,’ zei ze.
Dus liet ik m’n armen weer hangen, terwijl ze ondertussen toch gewoon kruiselings richting schouders bleven staan.

’t Is omdat ontspannen zo tegenstrijdig is binnen in mij.

Laat ik er ook niet omheen draaien.
Ze stond achter me. Met een doek tussen ons in. Waarvan ik niet meer wist dat het ertussen zat. Ze had me te pakken.
‘Ook de buikspieren laten gaan,’ zei ze op ’t moment dat ik dat al begrepen had.
Ik voelde ’t wel, maar ’t wilde nog niet.
Ik maakte me meer druk om de doek die tussen ons in zat. Stel je voor dat er geen doek of iets andersoortigs tussen zat, dacht ik nl.

& Toen kneep ze me nog een keer.
Als knijpen zoiets is als je hele lichaam omvatten & dat dan proberen bijeen te voegen.
Ik werd gevoegd.
Ik zei alleen geen ‘krak’ van dat ’t klikte.

Ze liet me los.
‘Van de week had ik ook een vrouw waarbij ’t in 1e instantie totaal niet ging.’
‘Ja, ik merk wel vaker dat ik niet zo van loslaten ben,’ zei ik de verkeerde woorden.
De juiste dansten ergens rond in de gebieden die niet mee hadden willen werken.
‘& Bij de 2e afspraak ging ’t opeens aan 1 stuk door ‘knak, knak, knak’.’
Oh, ’t was dus ‘knak’. Geen ‘krak’.

Ik keek om. De handdoek viel tussen ons uit op de grond.
Ik was gerustgesteld.

Volgende keer zeggen we met z’n allen vast de juiste dingen in Zijperspace.

bestelling

‘Hoe gaat ‘t met je,’ vraagt ze, eigenlijk op de automatische piloot.
Ik wil in dezelfde sfeer meegaan, puur professioneel, er moet tenslotte een bestelling geplaatst worden, maar bedenk me vlak ervoor dat m’n vanzelfsprekende antwoord er vast niet gemeend uit gaat komen.
‘Nou,’ zeg ik met een donkerbruin kreuntje halverwege de aanhef, ‘eigenlijk wil ik liever thuis zitten.’
‘Ja,’ reageert ze meteen,’dat heb ik ook vandaag. Lekker thuis voor de buis met een grote zak chips.’
‘O nee, geen chips,’ verzucht ik.
‘Een blok chocola dan?’
‘Hm, nou, nee,’ kreun ik nu moeilijk, maar voluit, ‘hm, zie je, ik moet nl nogal vaak naar de wc.’
Ik heb ‘t heel voorzichtig aangepakt. Wetend dat ik dit niet zomaar mocht aanroeren. Veel hummen, twijfel gebracht in m’n stem, met een korte stilte de spanning opgebouwd, haar laten voelen dat ze vooral niet mee moest gaan met wat ik ging zeggen, in die zin dat ze zich niet voor moest gaan stellen wat er zou kunnen komen.
Maar toch:
‘Hè, gatsie. Nou, daar moeten we ‘t dan maar niet meer over hebben.’
& We schakelen, puur professioneel, er moet immers een bestelling geplaatst worden, zonder trilling, emotie of ook maar iets donkerbruins in m’n stem over op ‘t noemen & noteren van bieren die we voor ‘t gemak omgezet hebben in getalletjes. Want dan gaat ‘t tenminste lekker snel.

Kan ik spoedig weer op m’n gemak gaan zitten in Zijperspace.

goltzius

‘Kijk, mijn zoon,’ zeg ik straks tegen m’n neef.
Waarbij ‘straks’ de dag van morgen is.
& M’n neef is dan nog steeds een neefje.

‘Kijk, mijn zoon,’ zeg ik, ‘dit is een schilderij.’
Alsof hij dat niet weet.

Ik zal onderwijzend voorover buigen, hoewel onze lengtes aardig bij elkaar in de buurt gaan komen, ’t verschijnsel van groei & krimp ziet u, & met een vinger wijzen naar alles wat zich afspeelt op ’t doek dat lang geleden is stilgelegd.

Ik weet dan. & Hij weet nog niet.
Dat lijkt me zo mooi.

Stiekem bereid ik me er nog wat extra op voor.
Ik sla een boek open. Ik zoek op wat een schilder oorspronkelijk bedoeld heeft. Waar hij bepaalde symbolen gebruikt heeft. En wat ‘nat op nat’ ook alweer betekent.

Clair-obscur, hoorde ik een kind van 12 laatst in een museum zeggen.
Een man van minstens 70 was daar dolenthousiast over tegenover de suppoost.
‘Meestal,’ zei de man, ‘zijn die kinderen druk & luid, wil je alleen maar dat ze zo snel mogelijk vertrokken zijn uit ’t museum, maar dan hoor je dat zo’n klein kind tijdens zo’n rondleiding weet te vertellen wat clair-obscur betekent.’
Oh, prachtig vond-ie ‘t.

Ik vond ’t ook prachtig.
Maar toch moest dat groepje van 15 leerlingen zo snel mogelijk oprotten.
Ik kon de audio-tour niet meer verstaan.
Ik drukte ‘m nog even wat harder tegen m’n oor aan gedrukt. Niets hielp. Die 75-jarige man klonk overal bovenuit met z’n geheel terechte enthousiasme.

‘Kijk, mijn zoon,’ zal wel een mooie opening zijn.
Vooral met die hand, de vinger wijzend naar ’t naakt op ’t doek.

‘Nee, ’t is niet over naakte lichamen,’ zal ik m’n neef proberen uit te leggen. ‘Daar gaat ’t niet over.’
Terwijl ik ’t ondertussen stiekem spijtig vind dat museumpersoneel, net als de bezoekers aldaar, zich op zo’n manier heeft aangekleed dat er ook niets van seks bij hun verschijning te bedenken valt.
‘Ok, ok,’ zal ik mezelf corrigeren, ‘de erotiek ligt op ’t doek, nee, sterker: ’t druipt ’t doek af.’
Waarna ik m’n kleine neef uit ga leggen wat erotiek zou moeten zijn, waar hij tot dan toe slechts gehoord heeft over zware seks & heavy porn.

& Ik zal wijzen naar de doeken van Goltzius. Naar Mercurius. & Minerva. & Hercules met Caccus.
Ik zal ‘m vertellen dat ik Hercules ooit anders heb gezien. In Frankfurt. In Euripides, in Appolonios van Rhodos. Maar dit, deze man, zal wel in ’t eggie, ’t echie, ’t egchie, hoe schrijf je dat ook alweer, wel iemand zijn geweest die veel geld had om zichzelf sterk te laten lijken ipv rijk.

‘Kijk, mijn zoon,’ zal ik zeggen, ‘die man was rijk. & Hij leeft nog steeds. Ook al is-ie dood.’

De goden, ja, zal ik denken, waar zijn die toch gebleven, in Zijperspace?

15½

15½

1. ‘What a toady that is, that bartender.’

2. ‘Hi.’
‘Hey.’
‘Thinks that he’s popular.’
‘Very interesting figure. Yawn.’

3. ‘Look at that. The arrogance.’
‘Disgusting how he’s showing off.’

4. ‘Irritating how he’s touching his hair all the time. Does he think that he’s getting prettier by it?’
‘No, I don’t think so. I don’t think that he thinks.’

5. ‘No, it’s typically behaviour of people that don’t think. It’s nice that it’s easy to see.’

6. ‘…and he was really stupid. Each time I payed him with 10,- he gave me 4 coins of 2,50 back.

7.

8. ‘Hey, what’s the matter? Are you jealous!?’

The Last T.
The only 1 with me.

If you send me some beershirts I’ll continue.

;-)



brouwerij ‘t ij

Brouwerij 't IJ

3 Months to go & I’m working at Brewery ‘t IJ for 14 years. Tapping & serving beer.
Giving tours.
Shouting the last calls.
Shouting the bar is closed.
Cutting salami & cheese.
Cleaning the floor.
Counting tips.
Get rid of the garbage.
Have a talk with my colleagues.
Leaving messages in our journal for the ones that are not there that day.
Doing some other things too.

I used to work in a public library. On saturdays.
That was also for a period of 14 years I was doing that.

2 Times 14 years makes you an old man.



guy

Guy

I do count.

Some people think you’re kind of autistic if you do that.

But I just count sometimes. When my head doesn’t have anything else to do.

So I counted at what day I would become 10,000 days old.
& 13 Years later I counted the 15,000th day of my life.

I could also count how often I walked these stairs.

I work there for nearly 14 years you see.
3 Days a week.
Each day I work there I at least go up & down the stairs 3 times.
An extra time when I do the tour on fridays.

That’s what I count. I count my life in numbers.

So one has a certain perspective to look at it.



bierkoning

Bierkoning

I’ve been wearing this 1 last sunday, but I didnt have time that day to put it online.

The day after I was busy doing other things.

The day after that I forgot.

Then I didn’t feel like it.

& 1 Day I realized it was because I was nearly done with it.

So after this 1 another 3 to go.
3 Days.

Starting now.



1340

1340

I stayed at home.
Had a headache. All night long.
Didn’t sleep.

The only thing I did today was sitting behind my computer.

That’s all.

Now I’m gonna do the 2nd thing: change shirts.



smoked

Smoked

Finally I can choose again whatever T-shirt I want to wear.

This is a longsleeve. & Longsleeves I’m always wearing underneath a shortsleeve.

Not that I don’t like this one, but I’m free to do whatever I like.

Instead of wearing shirts of beers I don’t like.

But this beer here, the smoked porter, was something special. Worth wearing the T-shirt.