groeten

‘t Is een beetje mijn grootste irritatie van de laatste tijd: mensen die de winkel in komen lopen, mij daarbij als 1e voorbijgaand, maar op m’n instigatie van gedag zeggen niet reageren.
‘t Zijn voor ‘t merendeel toeristen die mij straal voorbijlopen. Waarschijnlijk uit onzekerheid van de vreemde taal & omgeving. Misschien dat ze ook wel ‘t gevoel hebben lichtelijk in te breken door zich te begeven op grondgebied van iemand anders, zonder daar iets tegenover te stellen, zoals door bijv iets te kopen. Ze voelen zich betrapt in hun kaike-kaike-nie-kôpuh-gedrag.

Ik zeg luid ‘Hallo’, wat toch een vrij internationale wijze van begroeten is; slechts de spanjaarden verbuigen dat tot ‘hola’. Mocht dat niet werken, probeer ik ‘t nogmaals met ‘Hai’. Heeft men dan nog niet gereageerd, dan schakel ik bij ‘t verlaten van de winkel over op een niet te vermijden ‘Bye-bye’, recht in ‘t gezicht.

Laatst liep een spaanse toerist me vanaf de deur tot aan de trap (ong 3 meter) tegemoet, zonder me aan te kijken. Meteen bij binnenkomst weerklonk m’n ‘Hallo’, die ik tot 3 keer toe herhaalde. Op een gegeven moment stond-ie nog geen ½e meter van me vandaan. Ik boog m’n hoofd lichtjes voorover, zodat m’n ogen wat meer in de richting van die van hem stonden, stak m’n hand lichtjes tot wuiven op, & zei nogmaals: Hallo.
‘t Grappige was dat de jongen nu zelf ook de hand bij de wedergroet gebruikte, wat ‘t geheel een wat potsierlijke indruk gaf. Maar ach, ik had m’n groet binnen.

& Gister nog kwam er een stel de zaak binnen, stilletjes, zonder een woord te zeggen, die ik ondanks ‘t mij negeren toch levendig met ‘Hallo’ vergastte. Misschien dat ‘t aan de andere klanten lag die voor me aan de toonbank stonden, dat ‘t niet tot ze doordrong dat ‘t voor hen bestemd was, was m’n veronderstelling. Dat betekende dat er niets anders voor mij op zat dan ze met m’n afscheidsgroet te overdonderen.
1st Kwam de vrouw naar beneden lopen. Terwijl ik achter de toonbank stond, dicht bij de uitgang, keek ze me recht aan, met een vriendelijke glimlach. Een glimlach ter groet, zo leek ‘t.
Dit kon niet meer fout gaan, dacht ik, dus luidkeels klonk m’n ‘Bye bye’.
De vrouw liep me voorbij zonder iets te zeggen.

Haar man, die de weg naar buiten nog moest ondernemen, zou door mij tot groeten worden gedwongen, was m’n besluit. Op een zelfde manier kwam hij voorbij de toonbank: lichte glimlach met blik naar mij gericht. ‘Bye bye’, zei ik.
Wederom niks. Slechts de glimlach die wegdraaide.

Verbijsterd over zo’n gebrek aan waardering voor ‘t amsterdams winkelpersoneel, waarvan ik toch voor de toerist een representant ben, stond ik daar. Zo’n recht-in-de-bek-groet kan toch niet geweigerd worden, ook al spreekt men de engelse taal niet voorbeeldig. Bijna iedereen ter wereld weet wat de groet betekent & zal ‘m kunnen beantwoorden. Dit was dus met recht hoogst onbeschoft gedrag.

In deze verwondering keek ik nog ff naar buiten, waar ‘t stel nog stond te bediscussiëren over wat nu te gaan doen. Dat kon ik niet horen; zijzelf ook niet. Dat moest ik nl opmaken uit de gebarentaal waarop ze aangewezen waren om met elkaar te communiceren.

Soms zouden zelfs gedachtes zich stil moeten houden in Zijperspace.

geur

Door de warmte komt Wieger, barman van m’n stamkroeg, tijdens z’n fietstocht door de buitenlucht, ff aanwaaien op m’n werk. Een praatje maken in de deuropening, terwijl af & toe de klanten langs ons naar binnen schuiven.
We zijn ‘t er over eens dat ‘t heerlijk weer is. ‘Ik moet straks een terrasje vinden in de zon,’ vindt Wieger, ”t is zonde om m’n vrije dag zonder voorbij te laten gaan.’
Ik kan ‘m geen ongelijk geven, maar betreur ‘t dat ik tot 7 uur opgesloten zit door werk. Morgen kan ik echter bij hem een biertje gaan halen, in mijn vrije tijd; ik kan ‘m de opmerking dus niet kwalijk nemen.

‘Van dit weer krijg ik zin om op vakantie te gaan. Net als ‘t een beetje warmer wordt, wil ik weg. De meeste mensen schijnen dat juist te hebben als ‘t weer minder is. Die krijgen vakantie-kriebels als ‘t guur & koud is. Dat heb ik niet. Geef mij maar vakantie als ‘t weer opperbest is, dan heb ik er de meeste zin in.’

Ik heb zin om te reageren. Te vertellen hoe ‘t bij mij zit. Wanneer ik zin heb om op vakantie te gaan. Welk weertype mij de kriebels voor verweggistan geeft.
Ik weet ‘t echter niet te bedenken. Ik weet wel dat ik zin heb om weg te gaan, ff de deur uit, weg van werk, maar of dat gevoel met deze temperatuur nou sterker is dan afgelopen winter?

Eindelijk thuis vat ik meteen de kwast om in ‘t laatste beetje daglicht in m’n tuin nog wat planken te kunnen verfen. Een geluk dat zo vroeg in de zomertijd de temperatuur dermate aangenaam is, & de hemel zo wolkenloos, dat ik toch zeker nog een uur daarmee aan de gang kan. Alle planken krijgen zodoende nog een 2e laag voordat ik de verfsessie moet gaan afsluiten.

Ik ruim de verfspullen op. Zet de roller & ‘t bakje in ‘t water. Druk ‘t deksel van de verfpot stevig toe. Was m’n handen. Schrob de verf ervan af. Schuif de tuinstoelen weer op hun plaats.

& Plots ruik ik.
Ik ruik m’n vakantie in Engeland.
M’n rugzak. M’n wandelschoenen. Paden tussen overhangende bomen. Vogels met vergeten geluiden. Campinggras. Pubs in ‘t middaguur. Pocketboekje dat met moeite geopend wordt.
Opeens zit dat alles tegelijk in m’n neus door 1 moment van vooroverbuigen.

We hadden bijna Zijperspace voortijdig verlaten.

beweging

Na ‘t journaal van 9 uur dien ik zo snel mogelijk de tv uit te zetten. Dat lukt me niet altijd even snel, vooral als ik tijdens ‘t verkondigen van ‘t wereldnieuws andere bezigheden heb in een poging de tijd zo efficiënt mogelijk te besteden. Dan zie ik mij geconfronteerd met ‘Nederland in beweging’ & een plaatsvervangende schaamte die mij daarbij meester wordt.

Ik denk dat ‘t vooral de glimlachjes zijn die op elk van de gezichten van de showmodellen staan afgedrukt. Bij iedere beweging, gevolgd op de instrukties van Olga & Karl (goeiemorgen Olga), blijft die glimlach stoïcijns hun gezicht sieren. Hoewel ‘sieren’ een verkeerde woordkeuze is in deze.
Ik kan me niet voorstellen dat de mensen tijdens de oefeningen thuis evenveel enthousiasme stoppen in de blik die ze werpen. ‘t Lijkt mij zeker zo ‘s ochtends vroeg niet ‘t geval, nadat men zojuist ‘t bed te heeft verlaten.

Wellicht ligt de irritatie ook in ‘t feit dat ik zelf niet gedachteloos in iets dergelijks mee kan doen. Ik zie mezelf niet mal staan hupsen van ‘t ene op ‘t andere been, alleen maar omdat de dame of heer in beeld denkt ‘t zo voor te moeten doen.

Die tv moet dus uit, zo snel mogelijk, voordat Olga & Karl elkaar & bewegend & wakker Nederland goedemorgen hebben gewenst, want ik krijg anders de neiging te gaan bestuderen waarom mensen zich met iets dergelijks willen inlaten. Ik ga me al snel afvragen wat de studio-deelnemers verdienen; of ze inderdaad elke keer eraan moeten worden herinnerd te blijven lachen; wat hun kinderen of partners van hun optreden vinden; of ze hun kledij mee naar huis mogen nemen & ‘t daar trots dragen (‘Wat heb jij voor leuke broek aan? Waar heb je die vandaan?’ ‘Oh, da’s van m’n werk voor ‘Nederland in beweging.”); & als 1 van die omaatjes komt te overlijden, zouden ze dan een dag niet uitzenden & een minuutje stilte houden bij de 1stvolgende uitzending?

Dat soort dingen wil ik me niet afvragen. Ik wil rustig van m’n ochtend genieten, m’n ontbijt genoegzaam verorberen, met enkele bakken thee. Zonder onnozel spokende vragen over immer glimlachende mensjes die de hele tijd staan te hupsen.

Er zijn belangrijker vragen in ‘t ochtendgloren van Zijperspace.

belofte

Bij deze beloof ik plechtig, nu, bij ‘t begin van m’n laatste paas-werkdag, m’n 1-na laatste voor een dag vrij, in ‘t vooruitzicht van minstens een etmaal tijd voor eigen besognes, ga ik er naar streven eenieder die al tijden wacht (het zij dagen, het zij weken, een enkele meer dan een maand), dat ik bij deze zweer er aan te werken om woensdag die mensen die tot nu toe respons gemist hebben van enigerlei soort, maar specifiek via meel, of in ieder geval daar zoals gezegd al lang op wacht, ik ze in ieder geval een bericht ga sturen ivm m’n verjaardag & hoe & wanneer.

Ook in Zijperspace verjaart men.

af

Ooit wil ik vader zijn,
een man van komaf, of (hmm)
waar komaf van afgekomen is.

Iets daar ergens in ‘t midden,
maar dan wel dat ik ‘t besef,
of degenen die na mij komen.

Want anders is ‘t niet af
gekomen van, of misschien
wel later na, als een waan.

Men weet wel: van zeker
zal ik schapen & geschapen
zijn, een blatend laten

van feeëriek samengaan.
Dat ik dat dan meedoe
met elk ander, want

voortgebracht, een zorg,
een willen weten, beraamd,
een eigen borg.

Zodat Zijperspace bewoond blijft.