Kortst

Volgens mij wordt ‘t morgen herfst. Hoewel je dat tegenwoordig nooit met zekerheid kan zeggen, want als je online gaat zoeken (een vervanging voor ‘t veel kortere ‘googelen’, wat ik dit keer eens niet wilde gebruiken) blijkt steeds weer dat er bepaalde definities van begin & eindpunt van jaargetijden bestaan, waar de gewone burger geen weet van heeft in z’n dagelijkse omgang met de dingen.

Ik zal vast niet de enige zijn die zichzelf de vraag bedacht heeft waarom de herfst meer herf is dan andere herfen (of schrijf je dat mv met een ‘v’?).
Bedachtsel 2 was dat ik ‘t na zo’n verwondering ‘t misschien maar even bij de buurlanden moest zoeken. Die buren dan die hun taaloorsprong in dezelfde familie hadden liggen. Duits & Zweeds bijv. Hun ‘Herbst’ & ‘höst’ eindigt immers ook op een vergrotende trap.
Kom ik daar toch meteen een zinnetje tegen van een duitser die ooit de bittere betekenis van ‘herb’ in contact heeft gebracht met herfst:

Der herbe duft des herbstlaubs

Oftewel: De bittere geur van herfstbladeren.
In de herfst is blijkbaar de meest bittere tijd van ‘t jaar. Waarom dat dan? Zou ik de duitsers graag willen vragen, maar ik geloof niet dat ze de zin van deze pietluttigheid zullen begrijpen.

Nog ff bij de zweden wezen kijken: ‘hö’ betekent hooi.
Misschien dat hooi ook wel bitter smaakt. Ik heb ‘t zelf nooit geprobeerd, maar we zouden ‘t in dit geval paarden & konijnen kunnen voorleggen.
Ik verwacht echter niet al te snel een antwoord van hen. Eerder vooral vrolijk gesmak.
Maar ik was wel zo pienter te bedenken dat hooi ook zo’n najaarsproduct is. ‘t Seizoen met ‘t meeste hooi => hooist.
Zweden spreken dat dus uit met een ‘eu’, voor alle duidelijkheid.

Daar was ik dus mee bezig afgelopen uur, omdat ik besloten had om eens te proberen een kort stukje te schrijven. Want had niet veel tijd.

Nu is er haast in Zijperspace, hoewel totale onbegrip over haa heerst.

Uitlaten

We gaan een rondje lopen met de honden, die beiden wat langer op bezoek zijn. Ze kennen me ondertussen. ‘t Was te merken aan de manier waarop ze me daarnet bij binnenkomst begroetten. Totaal ongegeneerde genegenheid was m’n deel, zodat ik niet anders kon dan m’n menselijke reserves enigszins te laten gaan.
Ze voelen die reserves heus wel, maar ‘t is alsof ze dat juist zo ongemakkelijk leuk aan me vinden.

Ieder neemt er 1 aan de riem. & Terwijl wij elkaar weer op de hoogte brengen van de status quo, tussenrapportjes overleggen, ontdekken zij de wereld opnieuw. & Opnieuw.
De neuzen worden gevuld door vele werelden, gelaagd in dimensies.
& Dan schieten ze plots wakker uit hun concentratie van ‘t moment & vragen ze zich af waar wij toch mee bezig zijn & wat de weg is die ze moeten volgen.

Midas was ver voor hen mijn blindegeleidehond.
Ik wist niet waar ik stond, evenmin hoe ik me uit moest drukken. Zo had ik nog wel meer dingen toentertijd die me een geestelijke ongemakkelijkheid bezorgden die zich aan liet voelen als een handicap.
Midas liet me uit, maar ik mocht bepalen waar de weg ons heen zou leiden. & Ondanks dat de natuur mij toen nog niet in details kon boeien (was dat maar wel zo geweest, dan was de beleving minder introvert geweest), waren groen, onverhard & strand de leidraad. Dan kon Midas los & kon ik me verwonderen over wat zijn zoektochten behelsden.

Hier zijn we in ‘t stadse. Als je geen hond hebt om uit te laten, is groen geen vanzelfsprekendheid. Maar de noodzaak van poep- & plasplekken doet je anders naar de indeling, de architectuur van de plattegrond, kijken. De huppeltjes van de jonge honden als de nabijheid zich doet voelen, tekent die locaties plots veel duidelijker af. Alsof ze een vriend naderen, een vertrouweling. Wellicht een wind van bekende onbekenden die hun neuzen tegemoet vlaagt.
Ontroerend als dat hun achterste in hun enthousiasme hoger doet uitkomen dan de voorkant.

Zo was Midas niet. Wellicht wel geweest, maar hij was tot brompot verworden. Toch met een evenwichtige geest. Hij kende z’n taak, meende ik toen te geloven. Ik moest ‘m er alleen niet te vaak aan herinneren. Hij was immers ook nog steeds hond. Of ik dat niet wilde vergeten.
& M’n jongere broer was er ook nog. Die had zich, in afwezigheid van de ouderen die ‘t huis ontvlucht waren, de hond toegeëigend, waar m’n ouders zich dat hadden aan laten leunen, die situatie.
Ietwat ongemakkelijk toen ik terug kwam, in erbarmelijke staat.
Als er toen al mobieltjes hadden bestaan, zou ik elke dag teruggefloten zijn door m’n broer. In gezwinde pas had ik dan Midas thuis moeten brengen om hem zijn dagelijkse ronde te laten lopen. Doordat ik zogenaamd van niets wist liep ik nog even door na dat in die tijd onmogelijke belletje.

De 2 hebben ondertussen maniertjes geleerd. In ‘t belang van hun veiligheid.
Maar waar wij ze vroeger ‘Naast’, ‘Lig’ & ‘Los’ bijbrachten, gaat ‘t bij hun vooral om ‘Zit’ aan de rand van de stoep. Zodat wij ‘t verkeer kunnen inschatten.
‘t Voelt als een opluchting te zien dat ze er opgeruimd & snel aan gehoorzamen. Laten we ‘t maar doen, ik kijk ondertussen alvast rond waar ik straks naartoe kan snellen, dat is ong de instelling van de 2. De 1 wat gewiekster & schijnbaar ongeïnteresseerder dan de andere. Als ‘t er maar snel op zit, dat lijkt ‘t belangrijkste doel.

Van Midas wist je ‘t nooit. Hij was hooguit blij als m’n moeder binnen kwam, zo lijkt ‘t ondertussen.
Maar die herinnering is getekend door een hoofd dat rust moest vinden. ‘t Traag sjokken van hem was voldoende om in enige mate een zwaarte te bezweren. ‘t Ging in ijzig langzaam tempo, maar Midas had geduld. Wat moest hij immers thuis op de bank, door geen enkel interessant geurtje getriggerd? ‘t Was voor hem alleen maar winst als ‘t nog lang zou duren, die toestand van mij.

De honden herkennen de deur als vanzelf. IJverig blijven ze ervoor staan hijgen. De deur floept plots open, wat hun vrolijk springen in de hal nog noodzakelijker maakt. ‘t Doet niet onder voor hun komst in de buitenlucht een klein half uur eerder.
Laat ze vooral niet te snel slijten, zoals honden doorgaans in onze tijdslijn doen.

Zodat er minder angst is voor hechting in Zijperspace.

Instaspaced (LIII)

Ik heb ‘t even nagerekend: die cicade daar linksonder de jonge, nog niet in staat tot vliegen, zuringrandwants, past om precies te zijn 74,34 keer in ‘t lichaam van de ander, die hij desondanks enigszins ongeïnteresseerd aanschouwt, terwijl hij vlak na ‘t nemen van de foto wegsprong uit schrik door een beweging van een onhandige fotograaf, terwijl de stylist nog niet aan bod was gekomen om de boel op te leuken door dat kleurrijk kleintje wat meer te voorgronden, als dat ww al bestaat in ‘t beroepsjargon; ‘Welk beroep dan?’, sjist de volgende kandidaat vantussen ‘t gebladerte, ‘& Wat bedoel je eigenlijk met die 74,34 & sinds wanneer ben ik kandi…’, klonk nog net uit de keel van z’n grootste predator.

& Zo is er weer een verhaal voorbij in Zijperspace voordat ‘t daadwerkelijk beëindigd leek.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)

Instaspaced (LII)

Ik pietepeuterig alle blaadjes, zoals ze een een aantal jaren meldden op de bijeenkomst voor bryologen & lychenologen: hoeveel meter ze wel niet voortbewogen tijdens excursies; nou dat ‘wel’ in die vraagstelling kon je net zo goed weglaten, want, grote bryolichenohilariteit is de leukste humor, 3 meter was de uitslag (& dan gemiddeld er toch nog zo goed uitzien, dacht ik); maar verheugd over m’n ontdekking van 10 wapendragers, zo zwart ziet ‘t bij mij van binnen: alhoewel ik meer dan 10 meter wilde gaan die middag, zo gauw ik na 1 uur gras plat trappen op een vierkante meter m’n horizon wilde verbreden benauwde de poging m’n lust daartoe m’n kunst te beleven & had ik willen blijven krullen in 10 rupsen van gelijkertijd 1 bijéén.

Zijperspace was niet zo groot die dag, maar eerder aan krimp onderhevig.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (LI)

‘t Was rupsendag vandaag (hoewel er soms beweerd werd dat ‘t om een sluipwesp ging: dus larve ipv rups; een soortement terminologiegegoochel), waarbij ik ondanks hun minieme & anders doorgaans trage bewegingen toch moeite had ze zuiver & helder op de korrel te nemen, waardoor determinatiemoeilijkheden ontstonden op m’n telefoon & goedkeuring (validatie), uitbleef; pas als ik ze zo keerde dat de najaarszon, daar kan geen ander seizoen tegenop, subtil- & fragiliteit kon strooien over de dunne huidjes van de op dat moment nog naamlozen kon er iets van identiteit & karakter waargenomen worden, maar aan dat laatste had de vervanger van A’dam (hier deed dat stomme A’correct in de originele publicatie van zich spreken), naamgever in opdracht van god, geen boodschap.

Net zo min er een boodschap van die opdrachtgever was binnengekomen in Zijperspace.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Leeskater

Een kersenpit is onontbeerlijk in geval van gekneusde ribben, is mij inmiddels duidelijk. Niet dat ‘t geneest, weet ik in de actualiteit van de volgende dag, maar verlichten des te meer. Voor een zekere tijd althans.
Jammer dat ik er voor de bedsituatie nog geen oplossing voor heb; ‘t zou ‘t daadwerkelijk wakker worden & ‘t daarop volgende moeizaam oprichten zo veel prettiger te verdragen maken.

Nou is ‘t niet mijn intentie te gaan klagen – men zou dit beter kunnen beschouwen als een poging naar waarheid de huidige omstandigheden te omschrijven – dat ik hier ga opsommen wat de redenen zijn om moeite te hebben met zoiets als ‘de dag opstarten’ momenteel, hoewel hedenmorgen ‘t ochtendlijke pakket van lichaamsongemak er wel om lijkt te vragen.

Zoals hierboven al aangestipt heb ik een prettige manier gevonden om de beperkte zin die mijn borstkas heeft om de longen te laten uitzetten te onderdrukken. De pijnscheuten worden door de warmte van de kersenpit goeddeels weggepoetst. Dat maakt me, al liggend op de bank, van zins de hele avond te besteden aan ‘t in 1 ruk uitlezen van weer een boek, zij ‘t een ietwat rozig. ‘t Gevoel voor even verlost te zijn van die pijnband van diepe-ademhaalbeperking, alsof ik geheel vervuld ben van een lichaamszucht die tenentrippelend zacht ‘t huis ontvliedt.

Maar zoals eerder vermeld heb ik ook te maken met een bult die op onbekende wijze op mijn hoofd terecht is gekomen. Om ook maar iets van schuldwijzende vingers te voorkomen heeft die zogenaamd onnozele bobbel bij aankomst m’n geheugen van belastend materiaal ontdaan, wat er voor zorgt dat ik al piekerend regelmatig met vingers richting zijn locatie tast. Alsof de toppen van m’n vingers m’n vragen kunnen injecteren & de bijbehorende antwoorden los kunnen peuteren uit die plek, heimelijk verstopt onder m’n, evengoed schaarse, haar daar. Maar ja, probeer eens een spiegel zo te positioneren dat je je daar een beeld van kan vormen.
& Als verder excuus voor die rare gewoonte van m’n vingers die kant op te kruipen: ‘t lijkt niet meer dan natuurlijk voor dat lichaamsdeel om – als ‘t hoofd verzonken in een boek voor de rest op gedachteloos staat – op bezoek te gaan naar korstige wondjes om dan stiekempjes de huid te ontdoen van al wat rafelt.

Verder schepten diezelfde vingers, ze hadden ‘t waarachtig druk gisteravond, er veel genoegen in om de schade aan m’n linkeroog (veroorzaakt door een tijdens ‘t fietsen invliegend insect) steeds opnieuw te inspecteren. Ter meerdere glorie van de afgod Jeuk, die zich dus al op meerdere plekken van mijn lichaam aan ‘t manifesteren was.
De enige mogelijkheid ter bescherming die mijn oog voor handen had, was zich er in te schikken & z’n lid te laten hangen (jaja, een ander onderdeel zou daar niet al te trots over zijn, hoor ik menigeen al denken; flauw hoor) om zo enige onbereikbaarheid & frustratie bij mij m’n nog immer tastende vingers te veroorzaken.
Daarbij lust tot slaap veroorzakend.

Terwijl mijn boek gelezen wilde worden. & Mijn hoofdsteun een actief lezend hoofd wilde stimuleren.
Mijn boek viel neer & m’n hoofdsteun verloor daarop z’n enthousiasme & liet m’n hoofd & nek aan hun lot over.

Hier ontstond ‘t fenomeen waar ik me pas van bewust werd bij wakker worden & vervolgens opstaan, wat nu, onder hierboven omschreven omstandigheden, nog moeilijker ging & daardoor trager verliep, & waar ik bij afwezigheid van grote hoeveelheden alcohol bevattende dranken de avond ervoor, genoopt was te noemen naar de houding die wellicht geschikt was om een boek te consumeren, maar niet door slaap diende te worden overgenomen.
Hedenochtend word ik lastig gevallen door een leeskater.

& ‘t Wordt tijd dat-ie oprot, zodat de dag kan beginnen in Zijperspace.

Pmb

Ja, ik ga natuurlijk niet in de titel al te koop lopen met dat ik vanochtend, na toch enigszins in de wakkere wereld te zijn terechtgekomen, over constructies met Playmobil (codewoord Pmb) aan ‘t nadenken was. Hoewel constructies in mijn jeugd eigenlijk meer van toepassing waren voor andere speelgoedvariaties. Van de huidige ben ik niet goed op de hoogte.

Ik lag na te keuvelen met wat aan mij voorbij was gekomen tijdens de nachtelijke uren. Een conversatie met wat zich aan onverwachte situaties & overdag onvanzelfsprekende confrontaties zich hadden voorgedaan. & Als besluit van al deze levende halfsluimerwereldavonturen was ik nog even een mezelf voorgelegd probleem aan ‘t oplossen wat niet meer behelsde dan ‘hoe een bushalte te bouwen van hout in Playmobil’.
Ik geloof dat ‘t ook nog iets als natuurinclusief moest zijn, een woord dat ik gister meermaals was tegengekomen, & ergonomisch verantwoord, maar waar ik dat vandaan had is me de afgelopen 18 uren werkelijk ontgaan.

Ik heb niets met Playmobil. Dat was de wereld van de 2 jongste broers & al snel na z’n geboorte heeft de aller- die speelgoedhobby van de op-1-na-jongste gekaapt. Hij mocht hooguit nog een beetje aanzitten als ‘t blauwe koffertje, die al snel te klein was, werd geopend & dat alleen maar omdat ze nog jarenlang kamergenootschap in gewapende vrede moesten voortzetten.
Als je als laatste aantreedt, kost ‘t je immers jaren voordat je jezelf verder hebt gepromoveerd tot de door iedereen begeerde zolderkamer. Dat hadden wij ouderen (ik zat net op de grens) tenminste als vanzelfsprekend bedacht. Maar tegen de tijd dat de jongste zo ver was, ik bedoel: dat de oudsten ‘t huis uit waren, wilde hij geen andere opbergplek voor zijn Playmobil dan waar die zich al bevond & bleef hij daar in ‘t inmiddels 1-persoonskamertje slapen & spelen.

Er moet dus iets akeligs zijn gebeurd, zou je bijna gaan denken, dat ik op een mooie nazomerse ochtend mezelf heimelijk zie ‘spelen’ met Playmobil & dat verborgen wil houden voor de ‘echte’ wereld door een titel te verzinnen die dat speelgoed onherkenbaar moet maken & bovendien beweer dat ik ingewikkelde oplossingen zat te bedenken tijdens mijn reeds bereikte wakkere bewustzijn voor een te construeren bushaltehokje. Alsof ‘t nog erger zou zijn als mijn onderbewuste ‘t aanstuurde middels een droom & niet mijn gezellig hallo-wereld-ochtendmentaliteit van lekker nagenieten van ‘t comfortabel voelend bedje denkend over u-weet-ondertussen-wel (zonde dat nog eens te herhalen).

Waarbij m’n aandacht getrokken wordt door Paustovski, die dagboeken schreef, waarbij hij z’n dromen er in verwerkte. Hij analyseerde ze daarin, meen ik me te herinneren. & Werd er zelf uiteindelijk horendol van. Dat deed hem concluderen dat je beter niet met zelfanalyse aan de slag kan gaan.
Dat is… In zoverre ik dat zonder zoekmachine uit m’n hoofd weet terug te halen.
Ik wilde per se zijn boeken lezen & ben ten tijde van verschijning van ‘t 1e deel begonnen & nooit verder gekomen dan de 1e 50 bladzijden.

Naar aanleiding daarvan heb ik al ras geconcludeerd dat ik blijkbaar niet van ‘t lezen van dagboeken houd. & Op daarin verwerkte dromen had ik helemaal geen grip.
Men moet zich, hier aangekomen, als men mij is of anderszins enigszins gelijkend, ondertussen al dood vervelen.

Hier in Zijperspace zijn ze na de 2e alinea gewoon opnieuw in bed gestapt.

Hyperchondromat

Ik bel Tineke. M’n hoofd staat strak sinds vannacht. In plaats van minder is ‘t erger geworden.
Tijd om niet meer te zwijgen.

‘Bel ik je wakker?’
‘Dan had ik toch niet opgenomen.’
‘Ok. (…)
Ik weet niet waar ik moet beginnen. (…)
Ik voelde me al niet prettig. Door gerommel in m’n maag de laatste dagen was ik al weer ouderwets hypochondrisch. (…)
Maar ik heb al sinds 2 dagen… Of langer… een bult op m’n hoofd. Hij lijkt steeds groter te worden. (…)
Kan ik bij je langskomen, dat jij er even naar kijkt?’
‘Ik moet wel zo weg. Over een half uur.’
‘Dan stap ik meteen op de fiets.’

10 Minuten later springt de hond enthousiast op me af.
Ik pak de 1e stoel in m’n bereik, zodat ze op m’n schoot kan springen. Haar poten trappen enthousiast op m’n borstkas die ik onderweg heb bezeerd.
‘Ik slipte met 1 voet van de trapper & toen sloeg m’n vuist tegen m’n ribben.’
Er hoeft maar iets hard tegenaan te komen & ze zijn gekneusd, weet ik inmiddels.
Als de hond gekalmeerd is komt Tineke.
‘Nee, blijf maar zitten,’ zegt ze.
‘Ja, maar ik wil de stoel in de zon zetten. Zodat je ‘t beter kan zien.’
Terug op de stoel klinkt al snel de 1e ‘Au’ uit m’n mond.
‘Oei, ja. Hij is dik. & Je hebt je toch echt gestoten. Er zitten korstjes op.’
‘Ik kan me helemaal niet herinneren dat ik me gestoten heb.’
Ze neemt een foto van m’n hoofd. Ik zie de witte pukkel naast de gestolde bloedrandjes.
Ze knijpt ‘m uit.

Als ik een half uur later terug thuis ben stuur ik haar een bericht. Dat de druk op m’n hoofd een stuk minder is. Maar nu de gekneusde rib. De oorzaak daarvan ben ik me goed bewust.
Ze stuurt een smiley.

Met een warme kersenpit op m’n borst ga ik op de bank liggen. Net gelezen op een site dat warmte de kneuzing kan verlichten. De pijn dan.
Je moet af & toe diep ademhalen, ook al voel je dat meteen. Ter voorkoming van een longontsteking.

Ik lig & haal adem. Kussen op m’n borst om alles in ‘t gareel te houden. Gedachten, pijn, kersenpit.
Ik veeg de paniek aan de kant, waardoor ‘t me lukt de chronologie te ordenen.
Donderdagavond was ik een film aan ‘t kijken. Halverwege gestopt om naar bed te gaan. Hooguit 2 bier gedronken.
Volgende dag een bult op m’n hoofd.
Zondagochtend een constante druk door de strakke spanning ervan.

Ik stuur nog een bericht.
‘Ik wilde vrijdagochtend de film van gisteravond af kijken, maar Netflix dacht dat ik ‘m al helemaal gezien had. Ik wist me daar niets van te herinneren. Ook niet toen ik terug ben begonnen waar ik dacht gebleven te zijn. Ik ben dus niet alleen de herinnering aan m’n bult kwijtgeraakt, ook de helft van de film.’
Maar hoe tijdens ‘t fiets opstappen mijn vuist op m’n borst afkwam…

Elke ademhaling herinnert zich dat in Zijperspace.

Duiding

Ik moet de juiste toon hebben. Niet alles kan zomaar opgeschreven worden. ‘t Hoeft niet per se oprecht te zijn, als ‘t maar uniek klinkt, als ‘t maar zichzelf draagt.
‘t Is immers niet alleen de persoon, vooral niet zelfs, ‘t gaat uiteindelijk om de tekst.
Er is vulling van de lezer nodig, anders schiet ‘t z’n doel voorbij.

Gister een tekst geschreven waarbij de geschiedenis van 35 jaar geleden werd verteld.
Ik had met mezelf te doen toen ik ‘t uiteindelijke resultaat herlas na typen. Maar omdat ik dacht dat als dat de enige emotie is die ik daarmee losmaak, ik beter kon besluiten om die tekst als ongeschreven te beschouwen.
Een verhaal hoeft niet eenduidig te zijn. Liefst niet zelfs. Hier. Waar de wereld rond is & vooral niet zo eenduidig als dat.

Men moet de mogelijkheid hebben een eigen verhaal ermee te maken. Ik mag er in voorkomen, maar is niet noodzakelijk aan ‘t eind.

Men mag best met mij te doen hebben terwijl men leest, maar ik moet er zeker niet om vragen. ‘tZelfde geldt voor trots, of jaloezie, afkeuren, meeleven.
Iets is pas verteld als de ontvanger daarbij woorden, zinnen, aan ‘t eind z’n eigen ervaring heeft herkend. ‘t Is moeilijk een andere dimensie te zien als je niet begeleid wordt middels dingen die je terug kan koppelen aan je eigen belevingswereld. Ik word pas ik als ik te herkennen ben in jou.
& Dat verhaal van mij mag dan evengoed vol staan met leugens, fantasieën zo men wil.

Overigens ben ik niet in staat om zo ver te gaan.
Maar ook dat zou een verzinsel kunnen zijn. Waarbij men maar zelf bekijkt wat er tussen die 2 zinnen gezegd wordt. Daar invulling aan geeft. ‘t Ongezegde zelf klank & volume geeft.

Ik moet waken over mezelf. Niet alleen hoe ik ben of voel, ook hoe ik over kom.
& Bij dat laatste dan vooral in uiteindelijke tekst. Als je me in levende lijve ontmoet mag je andere conclusies trekken.
Ik ben hier letters, vorm woorden, & moet er voortdurend rekening mee houden dat ze hervertaald moeten worden bij ontvangst. Waardoor ik eigenlijk in ‘t echt niet besta.
Dus moet ik m’n best doen om iemand te zijn die de moeite waard is gelezen te worden. Dat er, als bij een wetenschapper die z’n laatste onderzoek afgesloten heeft, er steeds meer vragen geopend worden die al zoekend onderweg zijn naar degene die ze weet te formuleren.

Wtf is Zijperspace anders?

Daadloos

M’n snijplank die ik, naast voor ‘t vanzelfsprekende doel, gebruik als ontbijtbord, zit na dat ochtendlijk ritueel vol met broodkruimels. Zelfgemaakt brood, nooit zo’n zorgvuldige cohesie bezittend als supermarkt- of fabrieksbrood. Maar 100 keer lekkerder, al wordt dat wellicht slechts veroorzaakt door de er aan gespendeerde energie & ‘t zelf ontwikkelde recept. Je eigen kindje is toch zeker leuker dan die van de buren, ondanks al z’n rafelrandjes?

Ik probeer de structuur die de kruimels op de plank gecreëerd hebben te minimaliseren door enkele ervan tussen duim & wijsvinger te verzamelen & alsnog op te eten.
Dan lijkt ‘t bij controle toch al een stuk minder erg. Er trekt weer wat meer wit van de broodplank door, als de wolken die momenteel de voorspelling van warm weer vooraankondigen door de zon wat meer ruimte te geven.
Toch zal ik eens moeten verschonen & stoppen met de noodzaak daarvan te ontkennen.

Ik praat net niet met ze, de dingen, zoals meneer Broodplank, die eigenlijk Snijplank genoemd wil worden. Maar ja, hij wordt meestentijds voor m’n brood gebruikt. Snijden doe ik slechts als ik voor 4 dagen avondmaaltijden bereid.
‘U moet toch echt wat meer met uw belangrijkste functie meegaan, heer!’ denk ik ‘m toe.
1-Hoog moet natuurlijk niet te horen krijgen dat er andere wezens in huis zijn die mijn spreken noodzakelijk maken. Van de week nog geïnformeerd of hij mijn muziek kon horen. Dat bleek inderdaad zo.
& In plaats van een demper op m’n muziek heb ik dat nu ingesteld op m’n dagelijkse rituelen & tot nu toe onuitgesproken gedachten. Tot ik me weer niet meer volledig bewust ben van de nabijgelegen werelden.

Ondertussen ligt snijplank, laat ik ‘m verder maar zonder aanhef & hoofdletter z’n functie hier laten voortzetten, te wachten op m’n stof- dan wel wasbeurt. Ik gun ‘t hem best wel. De wil is er ook. Maar de daad ontbreekt doorgaans.
& Dat ik ‘t probleem verklein door telkenmale zelf te kruimeldieven zorgt er voor dat ‘t allemaal (snijplank is niet de enige) minder urgent lijkt.

Buiten dat: er is gister over gesproken. Ik heb de slappe spieren voorgelegd, daarbij gewezen op de titel; de toehoorder heeft suggesties geleverd, trajecten voorgespiegeld, begeleiding voorspeld.
Wat me opgelucht achterover doet leunen & gelaten doet hopen dat ‘t allemaal spoedig bewaarheid wordt, want met zo’n belofte schiet ik helemaal in laat-de-boel-de-boelerigheid-mode.

Daar blijft Zijperspace wel mee bewaard, maar een beetje r in de evolutie, kan geen kwaad.