& mijn vader zegt:

‘Wat vindt Pa er zelf van?’ vraag ik m’n moeder.
‘Toen we buiten kwamen, zei-ie: “Nou, da’s weer een tegenvaller.” Maar voor de rest is-ie er heel rustig onder. Eigenlijk gaat ‘t de laatste weken een stuk beter als een tijd terug.’

‘t Kwam wel ‘ns voor dat m’n ouders van huis waren op ‘t moment dat ik thuiskwam. Als er geen briefje lag met een verklaring voor de afwezigheid & ‘t vervolgens wel erg lang duurde, nam m’n fantasie wel ‘ns een loopje met me.
Dan was hun onderweg een ongeluk overkomen, die ze geen van beiden hadden overleefd. & Plots zouden m’n broers & ik daardoor er alleen voor staan. Zonder dat we afscheid hadden kunnen nemen.

Ik ben ‘t woordje ‘dood’ eindelijk in m’n vaders persoon gaan zien. Niet een dood van een middag lang wachten van waar blijft ‘t eten nou. Meer een dood van langzaam zien doven. Een traag afscheid nemen, totdat-ie wellicht niet meer weet dat-ie afscheid aan ‘t nemen is. & Dan moet-ie waarschijnlijk nog een heel eind.

Nav testjes kregen m’n vader & moeder vorige week te horen dat m’n vader inderdaad aan ‘t dementeren is. M’n moeder wist niet zo goed hoe ze ‘t moest vertellen.

Daarom vandaag pas in Zijperspace.

doven

Terwijl ik met ‘r afreken, vraag ik Ina: ‘Hoe liep ‘t gister af met die muis?’
‘Oh, ik heb een potje met blauw spul neergezet,’ zegt ze lachend.
‘Wat was er aan de hand?’ vraagt Max.
‘Steven belde me gister op, omdat-ie dacht dat-ie een muis had gehoord. Hij belde met z’n mobiel, want hij durfde niet van z’n stoel af te komen om de gewone telefoon te gebruiken. Maar ja, ‘t is een oud huis. & In oude huizen zitten nou 1maal muizen.’
‘In heel Amsterdam zitten muizen. Toen ik afgelopen zomer terugkwam van vakantie,’ weet ik te vertellen, ‘vond ik er ook 1tje dood in de gootsteen. Geheel uitgehongerd. Terwijl ik daarvoor nog nooit een muis in m’n huis had horen rondtrippelen.’
Ook Max heeft een bijdrage: ‘Ik had wel last van een muis. Ik hoorde ‘m de hele tijd. Dus heb ik in de keuken, op ‘t randje van de aanrecht, een muizenval geplaatst. Je weet wel, zo’n ouwerwetse, die dubbelklapt. Die gebruik ik dus nooit meer. Ik heb voor ‘t 1st in m’n leven begrepen wat ze bedoelden met ogen die doven.
Ik hoorde na 5 minuten, terwijl ik in de kamer zat, die muizenval afgaan. Onmiddelijk liep ik naar de keuken. Die muis leefde nog wel, maar ik zag de ogen langzaam doven.’

Meer verbeelding heeft men niet nodig in Zijperspace.

mijn dochtertje zei: dood

Het woord, dat ik het zwaarst van al verdraag.
Dubbel onwelkom uit een kindermond,
Schrijnt mijn geheugen als een open wond,
Bloot voor de wind, naakt in een regenvlaag.

Hoe leert de kleuter, daar zij nooit iets derft,
Dit allerbitterste begrip verstaan?
Je vader weet wel, dat hij dood zal gaan,
En moeder weet het van zichzelf: zij sterft.

Grootmoeder sterft, je zusje sterft en zij,
Die aan het venster tikken of je komt,
Staan in hetzelfde doodsboek opgesomd,
Want niet één naam is voor doods fluistring vrij.

Namen van ouden noemt hij in de wind,
Als ‘t regent en het eerste blad verdort,
Doch nu de lente bloeit, nu ‘t zomer wordt,
Leert hij zijn eigen naam aan ‘t staamlend kind.

Ik was het niet, noch ook mijn vrouw, die sprak
De donkre klank. Zij heeft hem nooit gehoord
Van anderen, zij vormde zelf dit woord
En trok het kinderlijke voorhoofd strak.

Zij zag mij aan. Haar ogen werden groot
Van een ontzetting, die zij ergens las.
En ik, die stil met haar aan ‘t spelen was,
Weet nu voorgoed: mijn eigen kind gaat dood.

(Anton van Duinkerken)

Als de lezer hier nou ‘ns een tijdje over nadenkt. & Ik dat op m’n eigen manier ook doe. Zodat ik dan weet hoe ik moet zeggen wat ik moet zeggen. & De lezer weet hoe te begrijpen wat ik wil laten begrijpen. Zeggen & begrijpen zodoende 1 worden, hoewel nooit aan elkaar gelijk. Want 1 + 1 is slechts zelden 2, want vaak een heleboel mogelijkheden tegelijk. De oplossing is uiteindelijk oneindig, maar de uitwerking eindigt.

We weten dat later bestaat in Zijperspace, maar ook dat later ooit stopt.

ziekte

‘t Wil niet lukken. Ondanks dat m’n stem gister bijna verdwenen was & ‘t leek of dit een zware verkoudheid aankondigde, zei m’n lichaam vanochtend dat er geen reden was om me ziek te melden. Nog geen druipneus om via de telefoon ook maar iets te simuleren. Slechts enkele spettertjes bloed kwam eruit bij ‘t leegsnuiten vanochtend, maar ook dat is niks bijzonders; neveneffekt van ‘t medicijn dat mij vrije ademhaling bezorgt.

Hoewel ik 1000 doden sterf als er ook maar iets met m’n lichaam aan de hand is, zou ik toch graag een reden hebben om te kunnen melden dat ik niet op m’n werk kan verschijnen. Zodat ik eindelijk ‘ns wat meer rust heb dan slechts 1 vrije dag 2 keer in de week. Ik wil een paar dagen achter elkaar geen verplichtingen, ongegeneerd thuis blijven hangen. Naast vakantie-dagen opnemen, is ziek worden de enige mogelijkheid daartoe.
Ik word nooit ziek, of in ieder geval: zelden. Hebben andere mensen een griep onder de leden, waardoor ze een week uitgeschakeld zijn, bij mij komt ‘t niet verder dan een zware verkoudheid waar best mee valt te werken, & die na 3 dagen verbannen is.
Verzekeringsmaatschappijen & werkgevers varen wel bij mijn onverwoestbaar lichaam: ik schat dat ik me afgelopen 7 jaar slechts 4 dagen ziek heb gemeld. Meestal vanwege een verwonding, 1 keer omdat ik gestalkt werd door een klant.

Ik moet eens vaart gaan maken & ophouden met ‘t gejeremiëer, over een uur dien ik de deur van m’n werk geopend te hebben.

De economie dient draaiend gehouden te worden in Zijperspace.

waan

Ik kan zinnen zeggen als schrijvend zingen
aan stamtafels, barkrukken, dans op vloeren,
leefbewegen & lolbeleven.

‘t Echte lijfleef wordt echter beschreven
in huiskamers, beeldschermen, niet verroeren,
waanbeschouwen & wegverdringen.

& Dat heet dan Zijperspace.

verdere ontwikkelingen

‘t Is warm genoeg om de deur open te laten staan. Warm genoeg ook om in de deuropening m’n lunch te verorberen. Kan ik tegelijkertijd ongegeneerd mensen kijken.
In de verte zie ik 2 agenten opdoemen. Doet me denken aan de oorlog van 2 weken geleden. ‘t Geeft me nu de gelegenheid te controleren of er 1 van hen geneigd is me in ‘t voorbijgaan ‘spontaan’ gedag te zeggen. Dan kom ik gelijk te weten of ‘t beleid is van de politie om buurtbewoners & winkeliers te groeten.
Niets gebeurt echter bij passeren. De 2 hebben te veel aandacht voor hun onderling gesprek.

Ik wend m’n hoofd af van de passerende dienstdoenders & zie ‘t volgende moment Westmalle uit dezelfde richting aan komen lopen.
Heb ik ‘m verkeerd begrepen? Was-ie niet van plan te gaan afkicken? Ging ‘t gesprek van afgelopen donderdag dan ergens anders over?

Hij komt dichterbij, zodat ik op gegeven moment zie dat-ie in ‘t gezelschap van een andere gebruiker is. Dan is-ie zeker weer aan ‘t gidsen.
Ik ga naar binnen, wil niet m’n verwondering laten merken, maar kijk vervolgens wel door ‘t raam naar buiten.
Westmalle groet op ‘t moment van passeren. Ik begroet ‘m terug. Hij maakt een gebaar met 1 hand & in combinatie met z’n grauwe gezichtsuitdrukking, begrijp ik: ‘Ik kan er niks aan doen; ik ben er nog steeds.’

Hij komt een paar keer langs om bier te halen, maar door drukte kan ik geen echt woord met ‘m wisselen. Hij kan slechts 1 keer zeggen: ”t Is niet helemaal gegaan zoals ik had voorgesteld.’

‘t Blijft om verslaving draaien in Zijperspace.

zwijgen

Ik zou graag willen dat ik zo sterk was als Zandstrand, & zou durven zeggen dat ik, omdat ik met m’n mond vol tanden sta, ermee ga stoppen. Helaas, zo ben ik niet.

Ik hecht veel waarde aan ‘t feit dat m’n teksten gelezen worden. Doordat m’n tellertjes aangeven dat er wel degelijk mensen langskomen verkeer ik in de veronderstelling dat ze dus lezenswaardig zijn. Oké, zo af & toe zijn ze wel ‘ns vaag, is mij afgelopen vrijdag menigmaal toegefluisterd, maar toch intrigerend genoeg om mensen terug te laten komen. & Omdat ik geen cam heb, geen links dump, geen sexuele ontboezemingen plaats, & ‘t ook niet altijd een treur/triest/doem-blog is, heb ik stilletjes ergens in m’n achterhoofd een juichend stemmetje verborgen zitten dat roept dat m’n teksten toch een zekere kwaliteit in zich moeten dragen.

Ik word triest van woorden als die van van Jole. Ik beschouw ze als kwetsend, verlies er m’n eigenwaarde door. Vooral als ik merk dat ze nog goedgekeurd worden ook door medebloggers. Medebloggers die ik nog wel hoog heb zitten.

Ik kom woorden te kort. Kan me niet verdedigen, want ik wil alles tegelijk zeggen, maar ‘t liefst m’n mond houden. Want alles is al gezegd & te weinig gezwegen.
Ik zit dus met m’n mond vol tanden. Ietsjes later dan Zandstrand & om een andere reden.

Maar ik zou graag sterk genoeg willen zijn om de poorten tot Zijperspace te sluiten.
(& oja: ik mis Zandstrand)

kattengejank

Ik hou niet van katten. Ik heb dan ook geen katten & wil dan ook geen katten.
Ik wil ze overigens best voor vrienden een korte periode verzorgen. Ik heb ook niet geklaagd toen m’n behang op bepaalde plekken aan flarden was dankzij een stelletje logeerkatten: ‘t was een vriendendienst, haar katten te verzorgen in m’n eigen huis. Anders kon ze niet op vakantie.

Maar ik hou niet van katten. Ik heb vroeger weliswaar Fassbinder gehad, de Superkat, maar die was na opname in de familie al snel mijn kat niet meer. Fassbinder interesseerde zich ook totaal niet voor mij; nooit ‘ns een belangstellend knikje van: ‘Hoe gaat ‘t eigenlijk met je?’ Altijd koppies halen uit puur eigenbelang.

& Ik hou ook niet van katten omdat ze bakken hebben, speciaal naar hun vernoemd. ‘t Staat al sinds jaar & dag opgenomen in ‘t nederlandse woordenboek: bak met zand, turfmolm, kattenbakkorrels of kattenbaksteentjes waarin de kat haar behoefte doet. Die ter hunnentwege ontworpen & benoemde bakken stinken meestentijds & dat over ‘t algemeen stukken erger dan de luier van een klein kind. Dat is op zich menselijk logisch. Je eigen scheten stinken nu 1maal niet zo erg als die van een ander. Datzelfde principe zal waarschijnlijk ook wel gelden voor de acceptatie van de geuren van je eigen soort tegenover die van een ander diersoort. Dat geeft echter tevens aan waarom ik een hekel aan die geur heb.
‘t Stinkt nl, ‘t stinkt xtreem.

Ik hou niet van kattengeur. & Zeker niet van de kattengeur die kattenpis wordt genoemd.

& Daar stinkt ‘t al 2 dagen naar in Zijperspace, zonder dat er katten toegelaten zijn.

ghettoblaster

In kleur zouden z'n tanden er misschien wel beter uit komen, maar m'n voorkeur ging toch uit naar een minder schreeuwerige zwart-wit foto.

M’n broer & ik op de fiets door de stad.
We waren zowiezo al een aparte verschijning voor de helderse bevolking, maar met de cassetterecorder achterop of in de hand van degene die geen fiets tot z’n beschikking had, kon niemand om ons heen. Big Youth weerklonk luid uit onze eigen mini-uitvoering van de ghettoblaster. Een ongelooflijke volume kon uit dat kleine amateuristisch apparaatje gehaald worden. Waardoor Big Youth zichzelf liet weergalmen tegen de flats van de Marsdiepstraat, opging in de weidsheid aan ‘t begin van de Middenweg, ons angst bezorgde bij voorbijgaan van ‘t huis van Oma & zich liet nastaren tussen de winkels van de Koningstraat, Beatrixstraat & Spoorstraat.
& De cassetterecorder werd uiteindelijk tot zwijgen gedwongen door Lange Ton. Want Lange Ton wilde geen aandacht van blikken in de rug. & Lange Ton moesten we wel gehoorzamen, want die leverde ons de vulling van onze cassettebandjes.

De echo van Big Youth weerklinkt nog steeds in Zijperspace.

uitspraak

‘Where do you come from?’ vraagt de engelse toerist.
‘Well, actually from Den Helder,’ antwoord ik snugger, ervan uitgaand dat-ie die plaats toch niet kent.
Ik ben ondertussen druk bezig te noteren wat ik aan voorraad heb toegevoegd, dus kan me niet volledig op de conversatie concentreren. Even later lijkt een iets sympathiekere reaktie toch wel op z’n plaats.
‘I’m just dutch, if that’s what you mean.’
Complimentjes volgen over m’n uitspraak.
‘I’ve always hated the way the dutch people talk english,’ opper ik een suggestie als xcuus ervoor.

& Tuurlijk is dat deels waar. Maar ‘t zou meer van waarheidsgetrouwheid getuigen als ik had bekend dat ik de inhoud van dat psychologie-boek niet meester werd.
Dat ik weken bezig was hoofdstukken door te worstelen, woordenboek als noodzakelijke kameraad aan m’n rechterzij. Alle onduidbare woorden werden daarin opgezocht. Ik noteerde ze vervolgens in een schrift, waarbij ik de betekenis ernaast vermeldde. Bleef ‘t beter in m’n hoofd hangen.
& Zelfs dat hielp mij niet de strekking van de teksten tot me door te laten dringen.
Ik was niet geschikt voor een universitaire opleiding, weerklonk opnieuw m’n angstige vermoeden. Universiteit was te hoog gegrepen voor een verlaatte HAVO-leerling.

De enige lol die ik op een gegeven moment nog uit ‘t engelstalige psychologie-boek haalde, was ‘t mezelf hardop voorlezen. Waarbij ik de div accenten probeerde te imiteren die via tv de revue hadden gepasseerd. ‘t Ultieme doel was om ‘t in zo perfekt mogelijk engels te doen, net zoals ik bij de zweedse boeken ‘t stockholmsvenska probeerde te benaderen. Lekker ietwat gedistingeerd de taal laten vloeien door m’n mond.

‘t Boek van Atkinson & Atkinson had 1000-en bladzijden, zo leek ‘t. Maar aan ‘t eind snapte ik dankzij ‘t luidop declameren de materie geheel & struikelde ik niet meer over de uitspraak van de engelse taal.

& Toch ook: die engelse leraar van de middelbare school, die z’n engels op een ethiopisch-engelse manier uitsprak, & na de les uitgelachen werd om die reden. Die kort daarna overleed. & Iedereen schuldbewust terugdacht aan ‘t lachen om zijn rare manier van engels. Toch moet dat ook invloed gehad hebben.

Vele invloeden hebben zich ooit gelden op Zijperspace.