incompleet

Ik kom er net achter dat ik ‘t eigenlijk vervelend vind. Dat eeuwige gecontroleer of alles er wel opstaat, volledig wel te verstaan, zonder haperingen of rare bijverschijnselen. De hele tijd ben ik bezig met uit te zoeken welke nrs er nog ontbreken, of die beschikbaar zijn, kijken of ze inmiddels volledig binnen zijn gehaald, van welke plaat ze ook alweer afkomstig zijn, & ze dan keurig te plaatsen in de file waar ze thuis horen. Ik kom er nogeneens aan toe gehele platen af te luisteren.

Toch werkt ‘t verslavend. Misschien juist vanwege al die handelingen. De administratie die ik bij moet houden. Ik klik m’n arm muis om vooral ‘t overzicht niet te verliezen, de juiste titels bij de juiste albums te plaatsen, of anders de gegevens te corrigeren, liefst zo netjes mogelijk, met de hoofdletters op bij alle nrs op precies dezelfde plaats. ‘t Bibliotheekvak raak je niet zomaar kwijt.

& Als ‘t eindelijk zover is dat ik er genoeg van heb, op ‘t moment dat ik denk dat ik de programma’s ‘t zelf maar moet laten regelen, nu is ‘t tijd voor rust aan m’n kop; op dat moment heb ik geen zin meer in muziek. De comp heeft 24 uur achter elkaar gepoogd alles binnen te halen; 5 uur ben ik daarbij aktief aanwezig geweest, om de administratie bij te houden & ‘t programma zo af & toe een peper in z’n reet te stoppen; & ik heb geen trek in muziek. Zeker niet in die zenuwachtige post-hippie-muziek van Gentle Giant. Nog iets van 10 nrs te gaan & alles is compleet, maar de lol is er vanaf.

Die aardige reus mag ooit weer ‘ns terugkomen in Zijperspace, maar vandaag kan men z’n gezever niet meer horen.

tasttoe

‘t Is zover. Men kan de stukjes die ik over m’n vader, of waar m’n vader zijdelings in voorkomt, achter elkaar door lezen. Daar moet men weliswaar zelf een paar keer voor klikken, maar dat mag geen belemmering zijn. Totaal 49 maal klikken, dat moet te doen zijn. Aan de linkerzijkant staan ze verzameld onder de noemer ‘Mijn vader’. Dan is ‘t makkelijk vinden, dacht ik. Begint men bovenaan & volgt men de volgorde waarop ik ze heb geplaatst, dan leest men ‘t op chronologische volgorde van schrijven. ‘t Staat natuurlijk vrij er zelf een eigen wijze van lezen op na te houden.
Degene die als 1e reageert op deze volledige editie, ontvangt een gesigneerd xemplaar.

Onder voornoemde verzameling stukjes heb ik gelijk maar op dezelfde wijze de teksten bijeengevoegd waarin mijn nimmer aflatende fascinatie voor ‘t dierenrijk tot uiting komt. Verdere verzamelingen, daar weer onder, had ik reeds eerder geplaatst. Weest niet verwonderd als dit kader de komende tijd aanzienlijk uitgebreid raakt met enkele andere onderwerpen.

Hierbij moet ik me gelijk xcuseren: ‘t lezen van m’n eigen stukken, ‘t selecteren & ‘t uiteindelijk bijelkaar voegen ervan kostte dermate veel tijd dat mij weinig tijd overbleef nieuwe stukjes te schrijven. Laat staan ze te beleven zodat ze geschreven konden worden. Ik zal pogen daar na vandaag verandering in te brengen.

Zijperspace is evenwel nog lang niet opgedroogd.

jeuk

Ik dacht dat ik ‘t verschijnsel jeuk wel op waarde wist te schatten. Ik heb altijd jeuk. Te veel zenuwen strijden in mijn hoofd blijkbaar om aandacht, als ik ‘t zo mag omschrijven, & ‘t drukke mannetje daar boven in m’n kop geeft ze daar nog voldoening van ook. Een beter lichaam kunnen zenuwen zich niet wensen: om de haverklap komt, onbewust dan wel bewust, er een dot aandacht vanonder die hersenkap van mij vandaan, waardoor de vingers, of andere ledematen die daar enigszins toe in staat zijn, die kant op worden gestuurd. Om de zenuwen op de gegeven lokatie een kort moment over ‘t bolletje te aaien. Liefst met gebruik van nagels, dat vinden ze nou 1maal lekker.
Ik dacht dus dat ik wel wist wat jeuk was. Buiten de huis-, tuin- & keukenjeuk van bijv ‘s ochtends opstaan, je uitrekken & kriebelend & wrijvend over je rug, buik & hoofd, je richting keuken begeven om thee te zetten (‘t is me wel ‘ns opgevallen dat een mens nog meer gaat kriebelen & wrijven zogauw hij/zij op datzelfde tijdstip in gezelschap is; blijkbaar verlangt ‘t lichaam dan nog wat meer aandacht, omdat ‘t weet dat ‘t geestelijk wat dat betreft ver achter loopt). Buiten ‘t verschijnsel van bultjes ten gevolge van muggen-, vlooien- & andersoortige-niet-bij-naam-te-noemen-want-waar-kwamen-ze-nou-in-hemelsnaam-vandaan- beten. & Anders bestaat er ook nog ‘t fenomeen brandnetel (of andersoortig onschuldig ogend groen), dat mij vooral in de lente kan overdekken met witte puntjes tot rode blaasjes, waarbij ik de verschijningsvorm meer kan waarderen dan de ziekelijke dwang waaraan mijn vingers onderhevig lijken te zijn, een dwang die ze steeds weer stuurt richting die contreien waar deze feestelijke versiering mijn lichaam bedekt. Om te krabben, niet aflatend alles stuk te krabben.
Goed, ik weet dus wel wat jeuk is, zo dacht ik. Dagelijks gaan mijn 2 teams van 5 hanige sprieten ‘t gevecht aan dat mijn lichaam elke dag met zichzelf lijkt te voeren. Ik mag nog van geluk spreken dat mijn huid er evengoed nog zo gaaf uitziet. De moedervlekken liggen nog steeds onbeschadigd aan de oppervlakte ervan (ik moet eerlijk zijn: ik heb 1maal een moedervlek opengekrabt; buiten ‘t oor, weet ik inmiddels, kan ook een plek als deze uitbundig bloed laten sproeien), & ik hoef me nog niet te scharen onder ‘t volk der roodhuiden.

Maar moedervlekken kunnen wel obstakels voor de nagels van de krabbende vingers zijn. De nagels kunnen er aan blijven haken, op hun weg rode striemen tevoorschijn te toveren kunnen ze aldaar blijven haperen.
& Aldus geschiedde. Waarna ik ‘t verschijnsel van xtra jeuk, boven-modale jeuk zou ik kunnen zeggen, bij de moedervlek voorlegde aan mijn huisarts.
‘Oh, ‘t is geen melanoom; je hoeft je niet ongerust te maken,’ zei hij laconiek, ‘als je een afspraak maakt met de assistente voor volgende week & erbij zegt dat ‘t voor ‘wegsnijden’ is, dan is dat zo geregeld. Kan geen kwaad zo’n moedervlek te verwijderen.’

Afgelopen dinsdag is-ie weggesneden. Sindsdien weet ik écht wat jeuk is. Ik kan niet met m’n rug tegen de stoelleuning zitten, want dan gaat ‘t broeien, zo lijkt ‘t, & schreeuwt ‘t gapend gat (dat geen gapend gat is, maar een bobbetje dat net zoveel uitsteekt als daarvoor) om aandacht. Nee, ‘t gilt.
Mijn huisarts wist er doodleuk bij te vertellen dat ‘t straks zou veranderen in een zwart pukkeltje (ik luister niet, ik luister niet, dacht ik, dit wil ik niet horen; ik heb nog nooit iets zwarts op mijn lichaam gehad & die schijn wil ik voor mezelf zo houden), die er uiteindelijk vanzelf af zou vallen. Mocht dat niet zo zijn (ik luister niet, ik luister niet, dit wil ik niet horen; bij mij gaat altijd alles fout, dus als ik niet weet wat fout zou kunnen gaan, kan dat ook niet gebeuren), dan kan ik altijd terugkomen. Dan moet er misschien een xtra stukje weggebrand worden.

Ik slaap nu op mijn zij. Hoewel dat moeilijk ademhalen voor mij is. Maar ik heb de keus uit wakkerliggen vanwege slecht ademhalen & gek worden, & dan bedoel ik knéttergek worden, van de jeuk. Ik lees geen boek, want zogauw ik in m’n leesstoel zit, voel ik op m’n rug ‘t gapend gat, dat echter geen gat is, maar een bobbeltje. Gister maar de hele dag achter de comp gezeten, zodat ik m’n rug zo kon neerzetten dat ‘t gapend gat (bobbeltje) tussen 2 latjes van de stoelleuning paste.
Maar liefst had ik 1 van m’n nagels recht in m’n huid gezet om alles er uit te pulken. Ter voorkoming hiervan had de huisarts verschrikkelijk jeukend gaas met verschrikkelijk jeukende pleisters erop geplakt.

Men wil eigenlijk helemaal geen gapend gat in Zijperspace.

verzameling

Van de meer dan 1500 stukjes die ik alhier in afgelopen 1½ jaar heb gedeponeerd, heb ik er vandaag tussen de 190 & 200 onder verschillende koppen bij elkaar verzameld. Ik heb er zeker 8 uur aan besteed; m’n ogen tranen, trillen, verlangen ergens anders naar te kijken dan naar dit scherm, maar zijn er inmiddels zo verslaafd aan dat ik ze niet kan wegdraaien.
Ondanks die kwelling vond ik ‘t tijd worden om de diverse stukken tezamen te brengen onder 1 kop.

Volgt nu nog ‘t moeizame karwei ze onder te brengen in ‘t kader ‘div stukken verzameld naar onderwerp’ aan de linkerzijkant van ‘t beeld dat u nu voorgeschoteld wordt. Dat zal ook nog enige moeite gaan kosten. Helaas is m’n weekend (dinsdag/woensdag) voorbij, ik zal morgen weer aan ‘t werk moeten.
Maar ik beloof u: als ik niet schrijf, de komende dagen, dan zal ik pogingen ondernemen ‘t meest interessante (naar mijn bescheiden mening) voor de belangstellende lezer aan gene zijde te verzamelen. Overzichtelijk & enigszins te behapstukken kwa grootte. & Hopelijk ziet ‘t er ook nog een beetje fatsoenlijk uit, maar dat is niet echt mijn specialisatie.

Nu willen de ogen van Zijperspace rust.

oja: & Ik wilde natuurlijk ook niet dat onderstaande tekst te snel zou verdwijnen. Enige rust in de tent leek mij daartoe noodzakelijk.

zien

M’n vader stelt af & toe vragen. Eindigend in niets. Een murmeling als een kiezelsteentje in een grote vijver. ‘t Wil wel rimpelen, maar mist ‘t volume, de kracht.
M’n moeder laat de vragen een beetje langs haar heen gaan. Ze is er zichtbaar aan gewend, weet dat ze in niets eindigen. Een enkele keer reageert ze als duidelijk valt op te maken waar de gedachten van m’n vader zich op richten.
M’n vader blubt. Als een goudvis. Door ‘t glas, de vissekom die ons scheidt, kan je niet altijd duidelijk zien wat-ie bedoelt. Z’n ogen staan groot in verwachting dat iemand ‘t nou ‘ns een keer zal begrijpen. De luchtbel van z’n woorden heeft echter z’n betekenis verloren voordat ‘t de oppervlakte bereikt. Ook voor m’n vader. Hij weet al niet meer wat ‘t woord was dat-ie uit wilde spreken.
Ik ben nog niet gehard. Nog niet genoeg. Ik zie m’n vader 1 keer in de maand. Ik kan tijdens mijn kort bezoek niet zo snel wennen aan de nieuwe verschijnselen.

”t Is zien, als je ziet,’ hoor ik m’n vader zeggen. Zachtjes, bijna fluistertoon.
‘Wat zeg je?’ vraagt Ma. ‘Shinn gaat gewoon met Marc zaterdag naar de film.’
Ze heeft ‘t over ‘t voorstel van m’n broer, een minuut geleden, om met m’n neefje naar de film te gaan. Met die mededeling verdween Marc via de trap uit beeld. M’n vader blijft dan in gedachten nog even worstelen met de info & de vraag waarom de bron van de info verdwenen is. Zo lijkt ‘t.
Ik leek wat anders gehoord te hebben dan m’n moeder. ‘Shinn’ klinkt als ‘zien’.
‘Volgens mij had Pa ‘t over ‘zien’,’ zeg ik.
Pa kijkt vragend van m’n moeder naar mij. Hij wil wat zeggen, maar de woorden blijven weer ‘ns achterin z’n keel hangen, misschien nog wel wat verder.
‘Pa is de laatste tijd de slaapkamer kwijt,’ zegt m’n moeder. ‘Dan weet-ie niet of onze slaapkamer wel de juiste is.’
‘Ja, ‘slaapkamer’, zegt m’n vader snel ertussendoor, ‘ik was op zoek naar ‘t woord ‘slaapkamer’.’
‘Oja, de slaapkamer,’ bedenk ik me, ‘de linnenkast in de slaapkamer; hebben jullie die nou gekregen van Oma toen jullie gingen trouwen?’
‘Nee, die hebben we zelf gekocht bij de Klercq. Een paar jaar voordat we gingen trouwen. We hebben ‘m al die tijd opgeslagen bij Ome Rikus. Die woonde toen ruim; ze hadden nog geen kinderen.’
‘Ja,’ zegt m’n vader, ‘in de Violenstraat. Nr 3. Toch?’ Hij kijkt weer ‘ns vragend. Zo gek is-ie nog niet, lijkt-ie erbij te denken.

‘Daar ligt-ie,’ zegt Pa & z’n opmerking raakt weer vervlogen in twijfel over ‘t einde van z’n zin.
Maar m’n moeder begrijpt ‘m: ‘Ja, ‘t schrift ligt hier.’
Ze laat ‘t schrift zien.
‘Hé, dat is net zo’n schrift als wij vroeger hadden. Die is nog van Pa z’n school.’
‘Ik schrijf altijd een stukje over Pa. Hoe ‘t met ‘m gaat. Dat geef ik dan mee als-ie naar de dagopvang gaat. De mensen daar schrijven aan ‘t eind van de dag dan ook een stukje.’
Ze reikt ‘t schrift aan. Ik blader ‘t door. Durf 1st niet te lezen. Kopjes schieten. Pa zit naast me terwijl ik over hem lees, wat mensen vertellen hoe ‘t met ‘m gaat.
Hij begint onrustig te bewegen, staat op, schuifelt een beetje & loopt naar boven.
M’n moeder: ‘Hij komt straks wel terug naar beneden. Hoewel Marc nu boven is; die kan ‘m wel helpen. Hij weet vaak niet waar de wc is. Soms komt-ie dan na een tijdje weer naar beneden. Heeft-ie de wc niet gevonden.’
Ik lees ondertussen.
M’n moeder heeft vandaag geschreven: ‘M’n man lijkt vandaag een beetje in de war.’
Er staat nog veel meer, maar ‘t dringt niet tot me door.
‘t Dienstdoend personeel schreef daaronder: ‘Uw man leek vandaag in de war.’
Ook hij schreef meer. Maar ik loop naar de keuken om een slokje water te nemen.

Boven wordt doorgetrokken. Pa komt beneden. Hij houdt z’n broek bij de knoop omhoog. Stommelt naar m’n moeder. Ik wil ‘t normaal vinden, doe alsof ‘t de gewoonste zaak van de wereld is. Ik pak m’n spullen voor de terugreis in, terwijl m’n moeder m’n vader helpt. Ze stopt z’n blouse in z’n broek & trekt de broek met de riem strak langs ‘t dunne lichaam.

Zijperspace eindigt uiteindelijk ook in ‘t niets.

communie

M’n 1e communie was een kwelling. Ik moest van m’n ouders een verschrikkelijk jeukende broek aan. Net gemaakt door m’n moeder, maar ik wilde niet. M’n ouders volhardden echter, m’n moeder had immers hard aan die nieuwe broek gewerkt & er was dure stof voor gebruikt. Er zat dus veel liefde in, maar toch jeukte de binnenkant ontzaglijk aan m’n benen. & Met die jeuk moest ik 3 kwartier in de kerk op de bank zitten, bidden, zingen & uiteindelijk ook nog met vroom gelaat de hostie aannemen.

ik had ‘t me vantevoren heel anders voorgesteld. De pastoor was ter voorbereiding van ons enkele malen op school langsgeweest om te vertellen wat er ging gebeuren. Hij legde uit wat de hostie & de wijn symboliseerden & waarom ‘t voor ons een belangrijke gebeurtenis zou zijn. Hoe, wat & waarom. Na de 1e keer deelde hij ook boekjes uit. Die kon hoofdstuk voor hoofdstuk door onze lerares behandeld worden. De tekeningen die er in stonden, mochten wij inkleuren. Als we maar wel binnen de lijntjes bleven.
Dat laatste lukte me niet, maar ‘t boekje zelf verhoogde wel de spanning.

Ik had er zin in; ik was in de 1e klas al redelijk fanatiek in ‘t geloof. Later wilde ik ook pastoor worden (maar toen bleek dat ik dan niet met m’n moeder mocht trouwen, verschoof ‘t doel naar theoloog): ‘t evangelie voorlezen, voor de verzamelde gemeenschap preken, hosties uitdelen, wijn drinken, met wierook zwaaien & kruisjes in de lucht maken; ‘t leek me prachtig. Bovenal leek ‘t lezen van de bijbel interessant, want in de bijbel gebeurde altijd wel wat.
Die wetenschap had ik inmiddels opgedaan dankzij de kinderbijbel van m’n broer. Carel had een jaar eerder z’n 1e communie gedaan. Naar aanleiding daarvan had-ie ‘De Kinderbijbel van Johanna Kuiper’ kado gekregen. Maar Carel had geen trek in lezen, zodat ik me al snel kon ontfermen over ‘t boek (‘t staat nog steeds bij mij in de boekenkast).
Deze kinderbijbel was stukken mooier dan ‘Kinderen in de bijbel’ van Anne de Vries, die ik nav m’n communie mocht ontvangen. ‘t Bevatte veel tot de verbeelding sprekende tekeningen, waarvan enkel in kleur. Op de achterkant stond David, in strijd met Goliath, met wie ik mij sterk verbonden voelde, al was ‘t alleen al om ‘t verschil in lengte.
Nog voordat ‘t 1e jaar op de lagere school voor mij voorbij was, had ik ‘t boek al uit. Ik verlangde naar mijn 1e communie, waarbij ik vast net zo’n dikke kinderbijbel zou ontvangen als Carel. Ik was gedreven ter communie te gaan.

Na afloop van de plechtigheid, waarbij alle kinderen aan ‘t eind met de pastoor in kring rond ‘t altaar hadden gestaan, was er nog een kort informeel gebeuren in de tuin van de pastorie. De ouders dronken koffie, de kinderen limonade. & Als de kinderen niet dronken renden ze tussen de benen van de volwassenen door. Ik niet, ik keek hooguit Nicole na, ‘t leukste meisje van de klas. De pastoor liep rond, wisselde met alle ouders enkele woorden, glimlachte zich door de menigte heen, streek met z’n handen door de haren van communicatieve kinders. Hij kwam ook bij mijn ouders terecht. Bij ons bleef hij wat langer staan, want m’n vader las tijdens de mis altijd kort uit ‘t oude testament voor.
‘Je zou niet zeggen dat Ton al aan de communie toe was, zo klein als-ie is,’ zei de pastoor & streek door m’n haar.
Ik keek onverstoord voor me uit; ik was in diepe concentratie. Zag Nicole weer voorbij huppelen, achterna gezeten door 2 jochies uit m’n klas. Ik zou er wel achteraan willen gaan, maar durfde me niet te bewegen. Als ik star stil bleef staan, daar was m’n hele wezen op gefocust, voelde ik de jeuk van m’n broek niet.
De pastoor liep door, Nicole verdween uit beeld.

1 Van de belangrijkste dagen in Zijperspace.

geloof

‘Wat zijn jouw ouders dan?’ vroeg Kaspar.
Iedereen had al verteld wat hij of zij zou gaan stemmen overmorgen, een enkeling had z’n twijfels uitgesproken; nu was ‘t tijd om te bepalen waar ‘t vandaan kwam.
De ouders van Kaspar waren communistisch, z’n grootvader was anarchist.
‘Anarchisme is onmogelijk,’ zei Fret. ‘Ze hebben ‘t steeds weer geprobeerd, op papier klopt ‘t, maar als ze ‘t pogen te realiseren, blijkt niets daarvan uitvoerbaar.’
”t Is nog nooit gelukt ‘t anarchisme uit te voeren. Men heeft ‘t ook nooit kunnen proberen,’ zei ik.
‘Jawel,’ wist Kaspar, ‘lees Hans Enzensberger maar ‘ns, ‘De korte zomer van de anarchie’.’

‘Mijn ouders zijn rooms-katholiek,’ vertelde ik Kaspar, ‘zo ben ik ook opgevoed. Ik geloofde zelf ook. Ik was er zelfs heel fanatiek in. Ik probeerde er vanochtend een stukje over te schrijven. Ik schreef: “Ik wilde pastoor worden, maar toen ik er achter kwam dat ik dan niet met m’n moeder
mocht trouwen verzette ik m’n ideaal tot theoloog.” Ik ben te communie geweest. Dat hoorde erbij. Maar op een gegeven moment geloofde ik niet meer. Dat heb ik m’n ouders verteld. Dat was een grote schok voor hun. Ze konden ‘t zich niet voorstellen. Maar toen ik vertelde dat ik ook niet meer naar de kerk wilde, was de ramp niet meer te overzien. Dat kon toch echt niet.’

‘Geloof jij?’ vroeg ik Kaspar, ‘ook al waren jouw ouders communistisch.’
‘Nou, m’n ouders geloofden helemaal niet. Ook niet in ‘t communisme. Ze waren wel communist, maar niet als geloof. Ze waren altijd kritisch. Zo ben ik ook opgevoed. Daarom kost ‘t me ook geen moeite om commentaar op iemand te geven. & Ik realiseer me daar niet altijd bij dat anderen daar moeite mee hebben.’
‘Nee, dat merken we vaak genoeg op ‘t werk.’
‘Ik ben echt heel blij met m’n ouders. Zij hebben me geleerd kritisch te kunnen zijn. ‘t Is niet altijd even makkelijk om dat te hebben, want anderen blijken kritiek veel zwaarder te nemen als dat ik ‘t bedoel, maar ze waren wel fantastisch dat ze me dat hebben meegegeven.’
‘Mijn ouders hebben me dat dus nooit meegegeven. Begrijp me niet verkeerd: mijn ouders zijn ook fantastisch, de liefste ouders die je je voor kan stellen. Maar commentaar geven op elkaars handelingen hoorde er gewoon niet bij.’

‘Weet je,’ zei ik 5 minuten later tegen Kaspar, ”t mooie van ‘t katholicisme is vooral de bijbel. Zoveel mooie avonturen staan daarin. Meteen toen ik wist hoe ik moest lezen heb ik de bijbel verslonden.
Prachtige verhalen, waar je fantasie mee op de loop gaat. Ik denk dat ik nog steeds profijt van de bijbel heb. Met een communistische opvoeding heb je de bijbel gemist.’
‘Ja, maar ik had de sprookjes van Grimm.’
‘Die ben ik gaan lezen toen ik de kinderbijbel uit had. Want ik moest nog een ½ jaar wachten voordat ik m’n communie zou doen & mijn kinderbijbel daarna kado zou krijgen. Verschrikkelijk eng waren die gebroeders Grimm; ik heb er nachten van wakker gelegen.’

In Zijperspace is geloof & systeem gelijkgesteld.

belangwekkend

Hier had een tekst moeten staan waar ik ong 3 kwartier mee bezig ben geweest. Doordat ik een meeltje kreeg, waarin een url werd vermeld, & ik deze opende, verdween plots mijn tekst. In plaats daarvan weliswaar de website, waar de schrijver van ‘t meeltje naar verwees, maar op dat moment had ik opeens geen behoefte meer dat belangwekkende nieuws te lezen.
Ik zou de tekst plaatsen vlak voordat ik naar m’n werk zou gaan. Dat moment was bijna aangebroken. Daarom stond ‘t klaar, daarom is ‘t nu weg.
Ik zal pogen later op de dag, ‘t zal waarschijnlijk zeer laat worden, ‘t verhaal te reconstrueren. ‘t Was geheel ten voleindigt, ik stond op ‘t punt ‘t te enteren.

‘t Is dat er voor de rest niemand anders is, maar anders hadden we een moord gepleegd in Zijperspace.

Update: krampachtig probeer ik ‘t verhaal te herproduceren vanavond, maar ik merk dat ik me niet meer letterlijk weet te herinneren wat ik geschreven had. Daardoor wordt ‘t te gekunsteld, wil ‘t niet vloeien, loopt de tekst niet. Wederom dus de tekst weggegooid; blijkbaar een verhaal dat nog niet mag bestaan. Men houdt ‘t van me tegoed, want ik was er zelf zeer tevreden over. Des te erger daarom dat ‘t vanochtend plots verdwenen was. Mijn moeder beschouwde ‘t vanmiddag over de telefoon ietwat positiever: ‘De volgende keer scrhijf je ‘t dan nog beter.’ Laat dat dan de vólgende keer worden. Nu ff niks.

slaapkamer

Ik probeer me de kamer van m’n ouders te herinneren. Zoals-ie ‘t grootste gedeelte van m’n jeugd was, aan de Marsdiepstraat 406, later 512.
In ‘t midden van ‘t gezin bevond zich de kamer van m’n ouders. Als je de trap op kwam, kon je rechtdoor hun kamer in. Rechtsaf was de kamer van Quint & Marc, de jongsten; linksaf de wat grotere kamer van Carel & mij; boven op de grote zolder sliepen Jan & Theo. ‘t Kloppend hart van ‘t gezin was de kamer van m’n ouders. De deur stond altijd open, m’n moeder was altijd wakker.

Links in hun kamer bevonden zich de ingebouwde kasten van m’n vader. Daar hingen zijn pakken, stropdassen & lagen voor de rest allerhande belangrijke papieren, vooral betrekking hebbend op z’n hobbies. Onderin de kast bevond zich ook een reusachtige atlas, waar wij niet in mochten kijken. Die was veel te duur om door kinderhanden te laten aanraken. Pa was geabonneerd op ‘t toegestuurd krijgen van steeds weer nieuwe bladen voor die atlas; we kregen dat wel ‘ns onder ogen als hij de post uitpakte, maar voor de rest was ‘t geheim. We keken slechts stiekum onderin die linkerkast & haalden dan heel voorzichtig, dat ding was loodzwaar, de atlas tevoorschijn.
Z’n kasten roken zakelijk, een beetje als inkt. Bakken stonden er, kaartenbakken, waarin precies z’n gesystematiseerde genealogische aantekeningen pasten. Z’n koffertypemachine kon je er vinden. Pennen (‘Altijd in mijn hand teruggeven’, zei hij als je er 1tje mocht lenen), papieren. Mijn vaders domein.
Er was nog maar net ruimte om die kasten te openen, de deuren raakten dan ‘t bed. Maar veel ruimte had mijn vader niet nodig. ‘t Maakte zijn gesnuffel in z’n kasten nog geheimzinniger, z’n neus gestoken in de kier van nog geen ½e meter.

Mijn moeder had de linnenkast. Een oeroude houten linnenkast, ik geloof een huwelijkskado van m’n grootouders, die altijd lekker rook. In de loop van de jaren kwam ik erachter dat m’n moeder die geur creëerde door geurzakjes, waarin veel bloemen, tussen de handdoeken, washanden, zakdoeken & haar eigen kleding te leggen.
De linnenkast stond rechts van hun slaapkamerdeur. We konden er altijd bij. We moesten uit de ene helft onze handdoeken halen, voor als we in bad gingen. Eventueel washandjes, maar daar hielden we niet van, dus gebruikten we die nooit.
Uit de andere helft van de linnenkast haalde m’n moeder haar eigen kleren. Die hingen daar aan knaapjes of lagen gevouwen op de plank erboven.
Bovenop de kast lagen ook nog wat spulletjes. We gingen op ‘t randje van ‘t bed staan, een meter boven de grond, & konden zodoende nog net zien dat er wat lag. Als we iets vermoedden, als er wat gebeurd was op school, leunden we schuin voorover, een ½e meter, & bewogen 1 hand over de linnenkast, op zoek naar de geheimen. M’n ouders hadden ‘t idee dat dit voor de kinderen een zeer moeilijk te vinden plek was, maar wij hadden al die jaren door dat daar de grootste geheimen werden bewaard. Zodoende waren we bijtijds op de hoogte van vileine brieven van onze docenten, waarin aanmerkingen over ons gedrag op school & de invloed daarvan op de resultaten.
Helaas ontdekten we lang niet alles van de correspondentie van leraren & ouders.

Rechts was ‘t raam, uitziend op de achtertuin, de garage & de buurt erachter. Daar keken we nooit door, daar hadden we de kamer van Quint & Marc voor.
Belangrijker waren de gordijnen, die geheel gesloten werden zogauw m’n moeder last van hoofdpijn had. Ook ik werd wel ‘ns overdag op de kamer van m’n ouders gelegd, vanwege ‘tzelfde probleem. Een betere kamer was er voor dit soort euvel niet. De kamer werd in bijna geheel gehuld in duisternis. Slechts een kiertje wist tussen de 2 gordijndelen door te glippen. Maar dan wist je tenminste of ‘t overdag of ‘s avonds was.

Achterin de kamer, naast ‘t raam, stond de boekenkast van m’n vader. Al z’n hobbies stonden er in vertegenwoordigd. Daar haalde hij z’n boeken voor vlak voor ‘t slapen uit. Boeken over vogels, de natuur, over reizen, vooral wandelen, over Zwitserland & de alpen, over genealogie. & Natuurlijk z’n jazz-naslagwerken, waarin hij aankruiste wat-ie allemaal inmiddels op geluidsdragers had verzameld.
Die kwamen op z’n nachtkastje ernaast te liggen, als-ie er in bezig was. Aan beide zijden van ‘t bed stond er een nachtkastje, met deurtjes die afgegrendeld konden worden met een sleutel. Ouderwetse sleutels, met krullen & kringen, reeds metalig bruingroen van ouderdom. In de kastjes lag niks bijzonders, dat hebben we in de loop van de jaren natuurlijk meermaals uit nieuwsgierigheid gecontroleerd. M’n moeder had wat tijdschriften er in liggen, enkele zakdoeken & eau de cologne; m’n vader slechts tijdschriften. Bovenop lag ong ‘tzelfde, afhankelijk waar ze voor ‘t slapen gaan mee bezig waren. Met een radio-wekker, zogauw die verkrijgbaar was deed die z’n intrede, op ‘t kastje van m’n moeder. M’n vader werd er toch niet wakker van. Pas als m’n moeder ‘m voor de 10e maal gewaarschuwd had dat-ie te laat zou komen, kwam m’n vader er uit.

M’n vader lag aan de raamkant van ‘t bed, waardoor m’n moeder ‘t meest overzicht had over wat er op de overloop gebeurde. Ze keek op & zag de deuropening.
‘t Bed bestond uit dekens, met daaronder een laken. Overdekt door een sprei. In onze kinderogen ‘t lekkerste onderdeel van ‘t bed. We stalen de sprei zo af & toe om ‘t te kunnen gebruiken voor de bouw van een hut. We konden ons er ook mee verkleden tot roverhoofdman, of sjeik.
De dekens wogen kilo’s. Je werd helemaal bedolven door ‘t gewicht, waardoor je meteen ‘t idee had dat ‘t warm was, ook al was ‘t hartje winter.
Ik lag er als ik hoofdpijn had. Een enkele keer werd ik naast m’n ouders neergelegd in geval van een nachtmerrie of als ik erg ziek was. Aan de kant van m’n moeder. Dat was ‘t warmst. Dan warmde m’n moeder m’n voeten op met die van haar. Ik moest helemaal aan ‘t randje liggen, want m’n vader nam nogal wat ruimte in beslag doordat-ie in z’n slaap vaak lag te woelen. Dan lag ik in de warmte van m’n moeder’s holte. Ze masseerde m’n nek, waardoor ik slaperig werd. Helemaal bedolven onder dekens, laken, sprei, & omarmd door m’n moeder, vermoeid koortsig, viel ik in slaap.

‘t Was de veiligste plek in Zijperspace.

brievenbus

Na enkele uren onverhoopt wachten stond ik opeens op een gaanderij van een flat te schreeuwen door een brievenbus. We hadden weliswaar ruzie gemaakt, maar dat wilde niet zeggen dat we er niet meer over zouden praten, dacht ik. Dat impliceerde eerder dat we vroeger thuis zouden zijn om te kijken of we ‘t weer konden bijleggen. Na ‘t nachtleven, ‘t noodzakelijke nachtleven tijdens ‘t weekend in Den Helder, gezamenlijk nog een biertje thuis voor ‘t slapen gaan.
Maar ondertussen lag ik al enkele uren wakker te liggen in ‘t veel te grote bed voor 1 persoon. Wanhopig beter wetend. & Tegen beter weten in toch pogend de slaap te vatten. Linkerzij, rechterzij, schaapjes, rug, buik, kussen rechts, kussen links, boek. Toen toch maar uit bed gestapt om vervolgens op de gaanderij te staan.

‘t Was lang geleden dat ik door de brievenbus had staan schreeuwen.
‘Mam, Mam, kan je de deur opendoen? Ik ben ‘t, Ton.’
We waren geen sleutelkinderen. Hadden niet allemaal een touwtje om de nek. M’n moeder was toch altijd thuis, of anders meldde ze ‘t vantevoren. Ze was alleen wel ‘ns boven, om daar de boel schoon te maken, of om bij te komen van de hoofdpijn, donker verscholen, door gordijnen afgesloten op haar slaapkamer.
Een klein beetje wanhopig werd je er altijd wel van. Meestal was ‘t kloppen op ‘t raam voldoende om Ma de deur te laten openen. Je liet gewoon je gezicht zien, deed 1 klop & Ma liet de strijkbout staan & liep richting deur. Liever had ze die klop op ‘t raam ook niet, want zij kon de ramen weer ontdoen van de vieze afdrukken van kindervingers. Als die methode niet werkte, was je gedwongen op de bel te drukken, maar daar moest je wel groot genoeg voor zijn gegroeid. Die fase liet in de familie Zijp langer op zich wachten dan bij andere gezinnen, want we groeiden niet zo snel. Schreeuwen door de brievenbus was ‘t enige alternatief, naast ‘t aanhouden van de buren om de bel voor ons in te drukken. Alleen al ‘t schreeuwen veroorzaakte een bepaalde emotie van paniek in ‘t hoofd. Je hoorde je niet luid aan te kondigen, je aanwezigheid duidelijk te maken dmv stemverheffing, was ons bijgebracht. & Gevoelsmatig al helemaal niet in zo’n bek als dat de brievenbus was. Die at alleen maar brieven.

Ik voelde me machtig, staand in de flat, voor de deur van mijn rivaal. Gekwetst, alleen gelaten, verstoten, zwakker, maar machtig. Want ik stond toch maar door de brievenbus te schreeuwen. Midden in de nacht. ‘t Moet een uurtje of 4 zijn geweest. Alle lichten in de omgeving waren uit, behalve van de reguliere lantaarnpalen & portieken. Slechts uit deze brievenbus scheen een straaltje.
‘Tineke! Tineke! Ik weet dat je daar bent.’
Prachtige zin. Vele beroemde akteurs waren me in deze rol al voorgegaan. Ik had nooit gedacht deze ooit zelf te mogen uitspreken.
‘Jeroen! Laat Tineke gaan.’
Zo, je moet zeggen waar ‘t op staat als je tot ‘t uiterste gedreven bent. Je hebt jezelf al vernederd door in een brievenbus te gaan gillen, dan kan je net zogoed de hele buurt van de details op de hoogte brengen. Wie & wat & hoe.
Vergenoegd deed ik een stap achteruit, ik meende enige beroering binnen te ontwaren, & leunde comfortabel nonchalant met 1 elleboog op de balustrade. Jeroen was vast te laf om de brievenbus als communicatiemiddel te gebruiken.

Voor de rest heerst slechts de stilte in Zijperspace.