navelstaren

’t Briefje zei dat ze een terras hadden aangelegd, maar dat ze er tegels aan overgehouden hadden. Of ik er iets aan had, was de vraag. Want anders zouden ze ’t weg brengen.
Meermaals keek ik afgelopen dagen over ‘t hek hun tuin in. Starend naar de stenen. Niet precies de stenen die in mijn tuin zouden staan, maar toereikend voor ’t doel: wat meer variatie, wat meer reliëf. Ik had al lange bloembakken aangeschaft om daar wat meer werk van te maken. Die zou ik tegen de schutting aan hangen. Hangplanten, dacht ik, of anders planten die over de houten planken van de schutting zouden kruipen.
Afgelopen dagen heb ik me vooral in gedachten door de tuin begeven. Als een tuinarchitect, maar dan zonder tekeningen, zo stelde ik me voor. Plannen maken, uitmeten, goede plek zoeken, constructie verzinnen.
Vandaag moest ’t er maar ‘ns van komen.

Ik belde aan bij m’n buren. Niemand deed open. Geen stenen vandaag.
Dus begon ik maar aan de bloembakken. Weliswaar nog geen planten om er in te stoppen, maar dan kon ik die levenloze gedachtes tenminste ‘ns in realiteit omzetten.
M’n bovenbuurvrouw vanaf ’t balkon: ‘Ik dacht dat jij een wilde tuin had? Kom je aanzetten met van die burgerlijke bloembakken.’
‘Ja, maar da’s voor de afwisseling. Die hele muur moet vol komen te hangen met groen,’ wilde ik zeggen.
Maar ik zei: ‘Maar in deze bakken kunnen ook wilde planten.’
Waarna ik me genoodzaakt zag de plantensupermarkt te bezoeken.
Een extra bak aangeschaft, zodat ’t er nog kneuteriger uit ging zien. Ik moest m’n bovenbuuv gelijk geven, vooral nadat ik ze met enkele plantjes als 1e aanzet had opgevuld. Niks wilds aan, dacht ik erbij. Lekker truttig. Maar wacht tot ’t echte leven er in is gekropen, buuv.

Ik belde enkele uren na m’n 1e poging weer aan bij m’n buurvrouw van hiernaast. Ze deed open. Ik legde voor hoe ik over de stenen dacht & wat ik ermee wilde. Ook mijn twijfel of ’t wel de juiste steen was, stak ik niet onder stoelen of banken. Hoe & wanneer we ’t nou in mijn tuin zouden leggen, was een ander onderwerp.

Mijn familie staat bekend om z’n langdradigheid. Ik heb ’t niet van een vreemde. Als 1 van m’n broers een verhaal vertelt luistert de helft van de aanwezigen niet, want men weet dat ’t toch te lang gaat duren voordat de clue gepresenteerd wordt. Als anticlimax komt-ie aan ’t eind plots tevoorschijn, of juist net iets te vroeg, vlak voor ’t eind. We beschouwen te veel details belangrijk voor de overdracht van ‘t verhaal. Er moeten te veel aspecten bij gehaald worden. Niet dat we denken dat de aankleding belangrijk is, de gedachte dat de opbouw tot een weloverwogen einde een fleurig jasje moet hebben is aan ons niet besteed; voor volledig begrip van ‘tgeen we vertellen denken de gebroeders Zijp gewoon dat er veel meer facetten belicht moeten worden. ’t Mocht zo wezen dat een onbelichte kleinigheid tot onbegrip leidt.

De buurvrouw droeg een t-shirtje, dat, zoals de laatste tijd wel vaker gesignaleerd kan worden, te kort was om tot haar broek te reiken. Nonchalant deed ik m’n verhaal: ik zou een beetje gaan zitten kijken (‘staren’ wil ik nogeneens in m’n mond nemen) naar de private zone, tussen de navel & de schaamstreek. Ik wilde daar niet op betrapt worden.
Ik had zogenaamd niets door, zo gedroeg ik me, hoewel ik m’n buurvrouw niet al te vaak, of zeg maar nooit, van zo dichtbij met ontbloot reepje buik had mogen aanschouwen.
& ’t Schoot me plots te binnen dat dit de methode voor de vrouw is om directe aandacht van de man te krijgen. Misschien niet al te oprechte, maar wel met een blik die gericht is op de ogen van de vrouw waarmee hij staat te praten. De man is reeds gewend aan de sociale druk niet z’n ogen op de borsten van de vrouw te richten op momenten dat men dat kan zien, de billen kan door de bouw van ’t menselijk lichaam pas achteraf , bij ’t voorbijgaan, geconsumeerd worden; nu wordt hij gedwongen ook van de navelzone niets aan te trekken & doodgemoedereerd een gesprek geanimeerd te continueren. Alsof er niets aan de hand is. Uit angst afgeleid te worden door de verboden gebieden waar de aftastende zoekzin van de man terecht zou kunnen komen. Dmv ’t onthullen van dat reepje bloot heeft de vrouw nog meer aandacht naar zich toe getrokken, nog meer macht. De man is gedwongen tot direct oog-tot-oog-contact. Pas als de vrouw niet kijkt is de man gelegitimeerd z’n blik te laten afdwalen.

Ik liet me daar niet toe verleiden. Ik zou zelf wel uitmaken of ik geïntimideerd wilde worden of niet. & Besloot, in nauw overleg met m’n buurvrouw, dat we de stenen aanstaande zondag over ’t hek mijn tuin in zullen brengen.

We weten echter nog steeds niet wie nou de dienst uitmaakt in Zijperspace.

flarden

M’n vader staat in een weiland. ’t Weiland reikt tot zover z’n ogen kunnen zien. Buiten ’t weiland houdt de wereld voor mijn vader op. & Steeds weer wordt er een extra stukje afrastering geplaatst, ter afbakening ervan, wat tegelijkertijd de bewegingsvrijheid van m’n vader inperkt. Elke keer wordt er voor hem een mogelijkheid afgesloten om verder te kijken dan dat kleine wereldje dat uit niet meer dan zijn weiland bestaat.

‘Ik moest ‘m van de week z’n medicijn geven,’ vertelt Marc. ‘Ik gaf ‘m slechts een ¼ pilletje. Maar meteen daarna was-ie weer helemaal in de war. Heel apathisch.’
‘Is dat ‘tzelfde medicijn waar Ma mee wilde stoppen?’
‘Weet ik niet. Ik geef ‘m anders nooit z’n pillen. Maar sinds zondag gaat ’t wel weer wat beter met Pa.’
‘Misschien heeft Ma ’t dan wel stopgezet. Ze zou aan de dokter vragen of ’t kon.’

‘’t Was niet leuk bij Carel,’ vertelt m’n moeder , ‘’t was ook veel te druk voor hem. Hij wilde de hele tijd maar naar huis. Omdat Carel 40 werd, waren er ook allemaal mensen van z’n werk als verrassing gekomen. ’t Huis was vol. We zijn toen een wandelingetje gaan maken, maar dat was ook geen goede oplossing. Dan loopt-ie in een vreemde omgeving, herkent-ie niet waar-ie zich bevindt. Ik werd er verdrietig van. Toen we terugkwamen zei Jan dat hij ‘m wel mee zou nemen voor een ritje met de auto. Zijn ze naar Schoorl gereden. Daar kent-ie alles nog heel goed. Ze kwamen een uur later terug & Pa was toen gelukkig veel rustiger.’

‘Hoe moet ’t dan met mijn verjaardag?’ vraag ik aan m’n moeder.
‘Tsja, ik wil toch weer bijtijds terug zijn voor als Pa thuis gebracht wordt met de taxi. & Dan wil ik niet in m’n 1tje met de auto door Amsterdam rijden. Dat doe ik niet. Ik moet iemand bij me hebben die me de weg kan wijzen.’
‘Dan moeten we misschien de trein nemen,’ stelt Marc voor. ‘Maar dan zitten we natuurlijk wel met de spullen die we allemaal mee moeten nemen.’
‘Moeten jullie Quint vragen of hij dat mee wil nemen. Jullie kunnen natuurlijk dan op de heenweg met hem meerijden.’

‘Ik neem Pa niet meer mee, hoor,’ zegt m’n moeder , ‘’t spijt me verschrikkelijk voor al degenen die ‘m verwachten als ze jarig zijn, maar ’t is geen doen meer. Voor hem is ’t ook niet leuk. ’t Enige waar hij dan aan denkt is terug te gaan naar huis. Hij bederft daardoor de hele dag. ’t Is misschien hard om te zeggen. Maar ’t lijkt me beter dat men bij ons op visite komt, als men Pa wil zien.’

Sinterklaas was de laatste keer dat m’n vader bij mij langs was. Hij zal hoogstwaarschijnlijk nooit meer zien hoe ik leef, hoe m’n huis er uit ziet. Nog waarschijnlijker is dat-ie de laatste keer ook allang al vergeten is. Voor hem hoef ik niet meer m’n best te doen ’t huis op te knappen. Mijn huis is een grijze vlek in zijn geheugen, over de grens van zijn beleving. Buiten de afrastering.

Zijperspace bestaat alleen als ’t naar hem toe komt.

oorlog

‘Wat was u aan ’t doen op ’t moment dat u van de mogelijke oorlog hoorde?’
‘Ik was in de keuken fricadelletjes aan ’t bereiden. Ik had laatst een pak met 4 stuks in de supermarkt gekocht. Alleen maar omdat ik had uitgevonden dat ze ook in de combi-oven konden.’
‘Wat ging er door u heen?’
‘Ik dacht: dit is uitgevonden speciaal voor mij. Ik laat frituurvet altijd veel te lang in de pan zitten. Ik heb ’t zelfs een keertje voor elkaar gekregen om m’n gehele kelder onder ’t frituurvet te krijgen. Dat kwam deels ook wel doordat m’n kelder blank stond vanwege lekke muren tezamen met een hoog grondwaterpeil, maar vanwege ’t vet moest er een speciale reinigingswagen voor komen rijden. Er kwam een mannetje in een speciaal pak uit die wagen die met een brede slang & ontzaglijk veel lawaai m’n kelder heeft ontsmet.’
‘U dacht: dat nooit weer?’
‘Inderdaad. Voor mij is de frituurpan niet bestemd, in welke moderne uitvoering dan ook. Ik was zeer verheugd te ontdekken dat je ze ook in de oven kon opwarmen. Zonder nadenken heb ik die verpakking van 4 stuks bij m’n boodschappen gelegd. Thuisgekomen verdwenen ze onmiddellijk in de vriezer, in afwachting van een gunstig moment. Ik dacht dat vanavond de trek groot genoeg was. Maar ik had beter moeten weten.’
‘U vond ’t geen juiste timing?’
‘Nou, vooral ’t tijdstip van de dag niet. ’t Liep tegen de avond, ’t begon al donker te worden, andere gezinnen waren waarschijnlijk al lang & breed bezig hun maaltijd te verorberen. & Ik wilde eventjes 4 fricadellen achteroverslaan. Dat besefte ik me echter achteraf pas. Ik had me op dat moment moeten realiseren dat ik na een dergelijke hoeveelheid niet zomaar een maaltijd zou kunnen verhapstukken.’
‘Was dat ’t enige dat u bezighield?’
‘Nou, tegelijkertijd was ik bezig (’t kwam zo uit omdat ik een sausje over m’n fricadellen wilde smeren) de koelkast uit te spitten. Alle flesjes met dipsauzen & verschillende soorten -naises controleerde ik op houdbaarheidsdatum. ’t Bleek dat ik slechts 2 soorten saus zou kunnen gebruiken van de meer dan 10 aanwezig, wilde ik m’n immer heersende paranoia in bedwang houden.’
‘U voelde angst?’
‘Jazeker. Dat heb ik altijd als ik verpakkingen van etenswaren bestudeer & daar een houdbaarheidsdatum op vind die lang verstreken is. Vooral als ik reeds een likje ervan in m’n maag heb rond dartelen.’
‘Dacht u erover in te grijpen?’
‘Nee, dat ging me iets te ver. Ik word eerder ietwat lethargisch. Afgewisseld met vlagen van alles overheersende paniek. Om mezelf enigszins in toom te houden ben ik toen begonnen met de flesjes die niet voldeden aan mijn & de fabrikant z’n eisen te ontdoen van de inhoud door ze onder de kraan te houden & schoon te spoelen.’
‘Was dat ’t enige?’
‘Nee, tuurlijk niet. Ik had, zoals altijd, een kleine hoeveelheid afwas in de vaat staan. Die moest 1st aan kant geruimd worden. Anders zou ik die ook geheel onderspoelen met over-datum-saus. Wilde ik me niet aan wagen. Met die afwas was ik een kwartiertje zoet. Tijdens die activiteiten keerde ik bij tijd & wijle de fricadelletjes om.’
‘Denkt u dat u enige mate van ongerustheid mag voelen?’
‘Zeer zeker wel. Enkele flesjes hadden een houdbaarheidsdatum van meer dan een ½ jaar geleden. & Toen ik 1maal die fricadellen in m’n maag had rond zwemmen, voelde ik me ook daarover niet geheel gerust. Wie zegt dat 4 fricadellen gezond zijn voor een mens, & dat met name in ’t geval dat dit ‘t enige is dat die dag als avondmaaltijd moet dienen? Maar goed, ’t is nu enige uren later. Ik leef nog, ik kruip niet over de grond, ik heb nog geen noemenswaardige honger, hooguit een ontstellende niet te lessen dorst, & ik heb zelfs een tukje gedaan; kortom, m’n gemoedstoestand is weer op peil.’
‘U zult evengoed weer goed slapen vannacht?’
‘Dat is nog maar de vraag. Want dat tukje duurde uiteindelijk toch wel een uur. Betekent dat ik weer een uur later naar bed zal gaan. Anders doe ik geen oog dicht. Voor ’t slapen gaan nog een hartversterkertje wil wel helpen vaak, in zulke gevallen.’
‘Bedankt voor dit gesprek.’
‘Niets te danken. U weet: u kunt altijd bij me langskomen ingeval u mijn mening aangaande dit soort hoogstaande kwesties wilt peilen.’

’t Was een genoegen u op de hoogte te brengen van de heersende opinie in Zijperspace.

billen

Ik kan me slechts 1 keer eerder herinneren dat ik er een compliment over kreeg. Lex & Loes zaten aan de bar. In ’t hoekje, zodat ze al onze activiteiten volop konden aanschouwen van de zijkant. & 1 Van ons erbij geroepen kon worden als er commentaar was. Ze hadden volop zicht & namen net als anders, minstens zo belangrijk, bijna geen blad voor de mond.
Lex riep: ‘Hé, Ton. Loes wil je wat zeggen.’
‘Nee, hoor,’ zei Loes snel, met een blos op haar wangen.
Lex zat er met een brede glimlach. Z’n vrouw in de maling nemen, dat was z’n grootste sport. Zelf door Loes voor schut gezet worden kwam op een goede 2e.
‘Nee, echt hoor,’ ging Lex verder, ‘Loes wilde wat over jou zeggen.’
‘Ga maar lekker door met je werk,’ zei Loes, licht gegeneerd, ‘dan kan ik daar van genieten.’
Waarna haar blos nog wat roder werd. Haar blik had zich daarbij op een bepaald deel van m’n lichaam gevestigd, waardoor ik ’t vermoeden kreeg dat er een smerige vlek zich ergens bevond, onzichtbaar voor mij.
Ik ging door met m’n werk, maar wist dat ik binnen niet al te lange tijd te horen zou krijgen waar Loes & Lex lol om hadden, wat ’t ook was.

‘Hé, Ton.’
Lex stak z’n neus over de bar. Wuifde met z’n hand dat-ie me wat toe moest fluisteren. Dichterbij gekomen pakte hij me bij de schouder & bewoog z’n mond richting mijn oor.
‘Nee, dan kan ik ’t net zogoed zelf vertellen,’ zei Loes kordaat.
’t Was een warme dag. Mensen zaten in grote getale op ’t terras. Met z’n 4-en konden we de drukte net aan. Om zoveel mogelijk van de warmte kwijt te raken waren m’n collega’s luchtig gekleed. Ik had m’n gewoonlijke kloffie aan. Een t-shirt met lange broek.
Loes leunde iets naar voren, met haar neus naar de benen van Jeroen wijzend, die onder z’n stoere korte broek uitstaken.
‘Jeroen heeft prachtige kuiten, kan ik uren naar kijken; vind ik heel mooi bij een man,’ bekende ze, ‘maar ik ben ook gek op billen. & Jij hebt de mooiste billen achter de bar.’
Ik dacht voor een moment terug aan al m’n ex-vriendinnen. Hun handen. Hun zwoele handen. & Hun commentaar dat ik niets om vast te pakken had, daar van achteren.

Gister, terwijl ze alle spieren & ’t beetje extra vulling dat zich daar bevindt onder handen nam om de beklemde zenuw te ontlasten, zei m’n fysio-therapeute dat ik strakke billen had.
‘Je bedoelt,’ zei ik, om ’t enigszins te relativeren; zij was professioneel bezig tenslotte, ‘voor mijn leeftijd valt ’t nog best wel mee?’
Haar antwoord klonk ietwat bedachtzamer dan haar spontane opmerking: ‘Ik kan meteen voelen waar ik moet zijn. Er zit niets te veel aan. & Ze zijn toch gespierd. Ja, inderdaad dus: je billen vallen best mee voor je leeftijd, lekker strak.’
Ik kon haar blik niet zien, met m’n gezicht van haar af gewend, terwijl ze m’n derrière duchtig onder handen nam, maar ik geloof dat ze licht opgelucht was dat ze ’t correct had weten te zeggen.

Maar de manier van lopen is wel enigszins veranderd in Zijperspace.

straks

Binnenkort gaan we verhuizen naar terrein dat geheel & al eigen is. Waar buitenstaanders niks te zeggen hebben. Waar geen overbevolking der letteren zal heersen. Waar de taal algemeen geldend is, woede niet nodig vanwege disfunctioneren, wanprestatie, of andere gevolgen van de toren van Babel. We zijn druk aan ‘t inpakken, extra faciliteiten aan ‘t inslaan, uitpakken, gemakkelijke stoelen aan ‘t uitproberen, de baan polijsten.

Zodat alles soepel gaat lopen, straks, in Zijperspace.

fysio

M’n huisarts zei (Wijsmüller & Franssen zijn m’n reguliere huisartsen sinds ’t overlijden van Lok; ze wisselen elkaar af lijkt ‘t bij mijn bezoeken aan hun praktijk, maar die zijn op bijscholingscursus; Ubbels, degene die vroeger Lok, later m’n huidige huisartsen-duo, indien afwezig opvangt, is met zwangerschapsverlof; in deze had ik dus te maken met de invaller van de invaller van de 2 vervangers) dat-ie me wel pijnstillers wilde voorschrijven.
Nou, zoveel pijn had ik ook weer niet, zei ik. Ik wilde vooral af van dat doodse gevoel in m’n rechterbeen. ’t Was geen pretje de hele tijd tintelingen in m’n tenen te moeten voelen.
We namen door in welke situaties de pijn in de rug ontstond. We hadden ’t over wat voor werk ik deed. Wat de beroepsziektes waren. Welke houding ik aannam.
Hij liet me testjes doen. Voet omhoog, met gestrekt been. Andere been ook. Voorover buigen, tenen aanraken. ’t Lichaam torderen. Naar links buigen, naar rechts ook.
Ik had een soepele rug.
Pijnstillers dus?
Nee.
Misschien een weekje rust nemen?

Ik reageerde daarop door te zeggen dat dat niet nodig leek. De pijn ontstond vaak op vrijdag, & als ik 2 dagen later weer ‘tzelfde werk moest gaan doen was ’t alweer grotendeels verdwenen. Dan moest ik ’t wel rustig aan doen op m’n andere baan, maar werken kon ik evengoed.
& Naarmate ik ’t probleem, de omstandigheden, afzwakte, minder erg probeerde te doen lijken, kreeg ik ’t gevoel dat ik ’t beter de andere kant op kon overdrijven. Hij was bereid mij legaal een week vrij te geven, ging er door m’n hoofd. Een week vrij, een week vrij, een week vrij, was de enige gedachte die zich nog deed gelden.
Ik moest maar even kijken, zei de huisarts, maar ik kon desnoods op hem rekenen in ’t geval ik toch wat rustiger aan wilde doen. Hij zou me in ieder geval doorsturen naar de fysiotherapeut.

Daar ga ik zo heen. Sinds die woensdagochtend heb ik bijna geen last. Af & toe een kortdurende pijn, maar meestal hoger in m’n rug gelegen dan de oorspronkelijke. M’n voet tintelt slechts een heel klein beetje. Te weinig problemen om een week ziek voor te zijn.
Ik had me voor zitten stellen wat ik in een week tijd allemaal zou kunnen doen. Hoeveel boeken ik zou kunnen lezen, welke verhalen ik allemaal kon opschrijven, hoeveel uren ik typend achter m’n comp zou door kunnen brengen.
Maar nu moet ik naar de fysio. Zij moet gaan keuren of mijn probleem wel degelijk nog een probleem is. & Zo goed mogelijk bijdrages & suggesties leveren voor de snelle & afdoende verdwijning van ’t euvel.

Maar ik had zo graag een week lang alleen maar in Zijperspace verbleven.

wandelstok

Ik had m’n broer aan de telefoon. Om ‘m te feliciteren met de verjaardag van z’n zoontje. Nieuws werd uitgewisseld, terwijl ik wachtte op enige activiteit in de winkel.
Boekenman liep voorbij. Hij keek naar binnen & zag mij op de trap zitten. Dat deed ‘m omkeren.
‘Hoi, Boekenman,’ groette ik.
‘Moet je nou toch ‘ns kijken,’ zei hij, zich niets van de telefoon aan m’n oor aantrekkend. Hij hield z’n wandelstok voor. ‘Ik mocht deze zomaar hebben.’
‘Daar kan je mooi mee wandelen.’
‘Nou, wandelen, ik heb ‘m daar natuurlijk niet voor nodig, want lopen kan ik al. Ik kreeg ‘m van die vrouw waar ik altijd help. Ze verkoopt heel veel van dit soort stokken. Kijk, zei ze, neem jij er ook maar 1. Toen heb ik deze uitgekozen.’
Boekenman zwaaide met z’n stok.
‘Maar als ik dronken ben, dan is-ie natuurlijk ook erg handig.’
Hij ging wankelend op z’n benen staan, met z’n stok houvast aan de grond zoekend. Met een wezenloze blik bewees-ie ’t nut van z’n nieuwe stok.
‘Ja,’ zei ik, ‘dan is ’t natuurlijk reuze handig.’
M’n broer lachte mee aan de andere kant van de lijn. Boekenman sprak ook zonder beeld tot de verbeelding.
‘Ik kan natuurlijk meteen een biertje nemen, nu ik hier toch ben,’ zei Boekenman.
‘Kan je gelijk uitproberen of de wandelstok werkt.’

Alles wordt getest in Zijperspace.

foto

Heb ik gelijk, of niet? Marianne (& niet Marjan, zoals ik eerder schreef; mijn geheugen draaide mij weer ‘ns een loer) was een stoer meisje. Ik zit daar, ½erwege ‘t eindfeest van ’79, moeizaam overweg kunnend met de vingers die ik aan m’n handen blijk te hebben zitten. & Marianne doet onderwijl een padvindersgroet naar de fotograaf. Waarschijnlijk een leraar, fanatiek met ‘t fototoestel experimenterend. Zij trok zich daar niks van aan. Zij had niet zoveel ontzag voor autoriteiten. Haar gebaar was behoorlijk stoer, vooral omdat ze geheel niet op de padvinderij zat. ‘t Zou ook iets anders kunnen betekenen, bedacht ik me toen, die 2 vingers van haar. Ik wist alleen niet wat.

We waren 15, ik zelf was dat net 2 maanden ervoor geworden. We dronken nog geen alcohol, we rookten niet. Niemand die dat deed, moet ik zeggen, behalve Marianne & Jenny. De laatste een goede vriendin van Marianne, zeer bedreven in ‘t maken van stekelige opmerkingen die de lach van Marianne konden aanvullen. Of oproepen.
Marianne heeft op de foto een peuk in haar hand. Misschien had ze ook wel gedronken. Ik ben verliefd, of anders in ieder geval erg trots op ‘t feit dat Marianne zich verwaardigd heeft naast mij te komen zitten. Ik was niet zo stoer. M’n kapsel had zich bijv nog niet aangepast aan de new wave-normen.

Ik droeg blousjes. Altijd. Zoals ik nu altijd t-shirts draag, droeg ik toendertijd altijd blousjes. Geschreven met ‘oe’. Blousjes met een blokmotief, streepjes, & enkele, niet te veel opvallende, kleuren. Die blousjes stopte ik toen nog niet in m’n broek, zoals een jaar later verplicht gesteld in mijn omgeving. ‘t Bovenste knoopje hield ik geopend, dit in tegenstelling tot Marco. Maar die had er dan ook geen bal van begrepen. Minder dan ik. Marco droeg ook een bril & toen we geen vrienden meer waren kreeg-ie al snel een buikje. Een bolling van ong een cm. Dat was behoorlijk, op die leeftijd. Z’n rode wangen werden nog roder bol, sindsdien.
Later, we zaten inmiddels niet meer bij elkaar in de klas, ging Marco lenzen dragen. Veel te laat, want de beweging van z’n vingers richting bovenkant neus zat al helemaal in z’n lichaamsneuroses vastgeroest. Z’n hoofd werd ook rood als ik ‘m tegenkwam. Kwaad als-ie was dat ik niet meer z’n vriend wilde zijn. Hij was tot 3 keer toe weggestuurd door de vrienden die ik op de ‘omloop’ had gevonden, degene die wel tot de new wave-scene van de school behoorden.
Op ‘t moment dat de foto van Marianne & mij genomen is, was ik nog blij met Marco. Hij had me nl de ketting die om m’n nek zit bezorgd. Iedereen droeg dat, ook Marianne. ‘t Lijkt op de foto alsof we precies dezelfde ketting dragen. Maar juist de geringste variaties in de nekkettingen lieten zien hoe koel je was. Toendertijd schreef je koel nog niet met een c & 2 o’s. Marianne was heel koel. Stoer. Dat waren niet zoveel meisjes. Ik was gek op Marianne, maar ik geloof nog steeds dat zij mij toendertijd vooral pestte.
Marco had de ketting op de kop getikt toen we op zoek waren naar een ketting voor hem. Ik mocht van m’n moeder er geen geld aan besteden; ze vond ‘t maar onzin. Marco daarentegen wel. Per ongeluk had-ie 2 exemplaren in z’n handen toen hij bij de marktstal er slechts 1tje voor zichzelf wilde aanschaffen. Die overbodige 2e kreeg ik van hem. Je bevestigde ‘m door achter je nek ‘t ene uiteinde in de andere te draaien. Vanaf dat moment hoorde ik erbij. Totdat ik vond dat ik er maar een beetje verwijfd mee uitzag. Al snel was de nekketting toen kapot. & M’n kop kaal. Marco geen vriend meer.

Marianne stuurde me deze foto. Ze draagt nog steeds ‘tzelfde kapsel, zegt ze. Ze groet me.

Van een afstand, want 1 keer Zijperspace is genoeg, schrijft ze.

gesprekken

Vrouwen spreken je gewoon aan, als je in dienst bent als barman. Barmannen zijn interessant. De meest interessante wezens die je in de vorm mens kan ontmoeten, zeker de mannelijke uitvoering ervan (misschien daarom dat men minder vaak van de vrouwelijke variant spreekt). Heb ik tenminste altijd begrepen van horen vertellen. Van vrouwen. Van wie zou ik ’t anders moeten hebben. De barman wordt met bewondering tegemoet gezien. Heerlijk zelfverzekerd, altijd in ’t middelpunt van de belangstelling, & bovendien kan-ie zorgen voor gratis drankjes, waarbij hij subtiel voorover dient te buigen, ellebogen op de bar. Anders heeft ’t aangebodene geen effect. Daarnaast heeft de barman vaak een lekker ‘coole’ doorrookte stem, enkele octaven lager dan gewoon, kriebelbuikgevoel veroorzakend, & weet-ie tussen ’t tappen & inschenken door precies de juiste blik op ’t juiste moment te plaatsen. Want blikken plaats je als barman, waar anderen dat met opmerkingen pogen.
Behalve op de plek waar ik werk. Een enkele keer kijkt een vrouw mij aan, smekend om eindelijk eens aan de beurt te zijn, mij onmiddellijk vergetend zogauw ze de bestelde buit binnen heeft.
Ik heb besloten geen vrouw meer in m’n leven toe te laten, slechts af & toe ze schielijk te aanschouwen, maar zeer zeker niet meer te trappen in de verlangende dorstige blikken. Dorstig voor bier, weet ik inmiddels, geen interesse in mij behalve dan dat ik ‘t noodzakelijk hulpmiddel ben in ’t lessen van hun dorst.
& Alle voornemens ten spijt laat ik me elke keer, die enkele keer, toch weer verleiden tot een gesprek dat tot niet meer leidt dan dat ik uiteindelijk ‘t café sta schoon te maken & de dame in kwestie als een balletje de zaak verlaat. Zij vol van alcohol & genoten ontboezemingen mijnerzijds, ik vol van leegte; alles wat ik overboord gegooid heb in een gesprek dat niet meer was dan een aangeschoten luchtbel die tussen ons in hing, zal ik moeten omzetten in een schone vloer, een zindelijk toilet, een smetteloze bar & kraakhelder glanzende tafels. Zij hoeft niet meer te doen dan heelhuids thuiskomen & zo snel mogelijk ’t gesprek vergeten.

‘Nou kom ik al jaren,’ zei een vrouw van ong m’n eigen leeftijd, ‘maar jij lijkt niet ouder te worden.’
‘Ik heb toch echt inmiddels duidelijk herkenbare grijze haren,’ zei ik, ‘& ’t schijnt ook dat m’n kraaienpoten bij m’n ogen aanzienlijk zijn toegenomen.’
‘& Toch zie je er niet ouder uit dan enkele jaren geleden.’
‘’t zal toch echt zo moeten zijn dat ik ouder ben geworden; ik heb in ieder geval elk jaar m’n verjaardag gevierd.’
‘Maar ’t lijkt alsof jij helemaal geen zorgen hebt. Je kijkt nog altijd even jong uit je ogen & even onbezorgd.’
‘& Juist al mijn ex-vriendinnen beweren dat ‘zorg’ mijn middelnaam is.’
‘Heb je kinderen dan?’
‘Nee.’
‘Hoe kan dat?’
‘Ach, ik wilde altijd wel graag kinderen hebben, maar ze hebben me tot nu toe wijsgemaakt dat een man daarbij niet buiten een vrouw kan. Die vrouw ontbeer ik.’
‘Dat kan natuurlijk altijd nog gebeuren.’
‘Nee, dat kan niet. Ik heb besloten dat ik niet meer m’n best ga doen een vrouw te krijgen.’
‘Wat dan niet?’
‘Ik heb er genoeg van altijd maar versuft hopeloos wanhopig achter vrouwen aan te hobbelen. Ik weet dat ik niet geschapen ben om een vrouw te hebben, ik ben inmiddels te oud & te veel relaties zijn op niets uitgelopen. Kortom, ’t wordt nooit meer iets met mij. Ik ben blijkbaar te moeilijk.’
‘Als je dat op zo’n manier zegt wordt je juist aantrekkelijker voor vrouwen.’
‘Nee, helemaal niet. Want ik wil niks meer.’
‘Juist wel, want doordat je onbekommerd ze tegemoet treedt, je gaat ervan uit dat je niets met ze krijgt, word je zelfverzekerder, word je onbereikbaarder, word je bijzonder. Volgens mij heb jij over een jaar een vrouw met kind.’
Vrolijk lachend zei ze me 5 minuten later gedag. Ze liep achter een man aan. Veel groter & sterker dan ik. Ze gingen ergens eten, hoorde ik nog net. Ik wreef onderwijl de bar schoon.

‘Mijn vriendin wil je iets vragen,’ zei een andere keer een dame aan de bar.
& De vriendin in kwestie barstte verontschuldigend roodgloeiend in lachen uit. Sloeg ½ achterover terwijl ze haar handen tegen de ellebogen van de dame sloeg.
‘Nou, zeg,’ gilde ze. Hinnikend.
‘Ja, ze wilde je echt iets vragen,’ ging de dame door, ‘ze wilde ‘ns een keertje met je praten.’
‘Dat moet je niet zeggen,’ zei de vriendin.
‘Dat moet ze juist wel zeggen,’ zei ik, ‘ik wou dat ik zulke vrienden had. Hoewel ik me in dit soort situaties dan ook altijd bedrogen zou voelen.’
‘’t Is toch leuk dat je hoort dat iemand ‘ns met je wil praten?’ vroeg de dame mij.
‘Ja, ik vind ’t heel leuk. Zo vaak gebeurt dat niet. Ik heb zelf ook heel vaak dat ik denk dat ik iets tegen een vrouw wil zeggen. Dan zie ik een hele mooie vrouw op een afstand staan & denk ik: die moet ik wat zeggen. Maar dan weet ik alleen nog niks.’
‘Wat doe je dan?’ vroeg de dame.
‘Dan doe ik niks. Dan ga ik me terugtrekken in een hoekje, totdat de vrouw in kwestie mij aanspreekt.’
‘Dus dat gebeurt dan uiteindelijk wel?’ vroeg de vriendin, ietwat gekalmeerd.
‘Nee, dat gebeurt nooit. Maar ik wacht daar wel elke keer op. Dus je boft maar dat je zo’n vriendin hebt, want nu praten we toch met elkaar. Alleen niet zo lang. Ik moet nl nog alle glazen ophalen. Ik beloof dat ik volgende keer met je zal praten. Maar dan moet je wel snel komen.’
‘Nee, nu durf ik niet meer te komen. Zó stom.’
‘Dat moet je nu juist wel doen. Want nu heb ik verteld hoe ’t bij mij zit, waardoor ik eigenlijk heel verlegen moet zijn. Dat ben ik echter niet, want ik moet nu schoonmaken. Ik heb ’t veel te druk om verlegen te kunnen zijn. Als ik straks stil zit dan voel ik ’t wel. Dan denk ik weer dat ik allemaal stomme dingen gezegd heb. Dan ben jij allang al weg & zit ik me dood te schamen over alles wat er uit m’n mond gefloept is. Daarom moeten we de volgende keer met elkaar praten. ’t Is dus beter dat je wel langskomt.’
‘Waar hebben jullie ’t over?’ zei plots de man die naast haar zat.
‘Jij moet je er nou even niet mee bemoeien,’ zei ik, ‘we hebben ’t nu even over een man-vrouw-onderwerp.’

Een onderwerp van levensbelang in Zijperspace.

onderbroeken

Voor onderbroeken zou je eigenlijk je leven lang je moeder bij de hand moeten hebben. 1Maal heb ik een vriendin bijna zover gekregen met me mee te gaan op onderbroekenjacht, maar op ’t laatste moment belde ze op met de mededeling dat ze ’t toch maar niks vond. Waarschijnlijk wilde ze niet de tot dan onzichtbare kleding van een vriend helpen uitzoeken. Ze wilde misschien zelfs niet ’t idee krijgen dat ik later die kledij wel aan andere vrouwen zou tonen & niet aan haar. Met een lichaam erin, bedoel ik dan. Zij zou ze slechts in de hand hebben genomen om ’t motiefje te beoordelen, de vorm, de spanning of misschien wel ’t draaggemak. & Naar aanleiding daarvan had ze me geadviseerd ’t te kopen of dat juist te laten. Haar leven lang had ze ’t complex met zich mee moeten dragen dat vrouwen mij in haar raad rond zouden zien lopen. Terwijl een mens niet voor niets de woorden ‘raad’ & ‘daad’ bij elkaar gevoegd heeft, maar er iets mee probeerde uit te drukken.

Mannen zijn niet geschapen om door te hebben wanneer ze op pad moeten voor ’t inslaan van dergelijke kledij. Meestal ondervinden ze op ’t verkeerde moment dat er een gat ontstaan is, een slijtplek. Altijd op de plek waar ‘t ’t minst uitkomt. Dan moeten ze er nog zeker 2 dagen mee doen, want de wasmachine kan net vandaag niet draaien & tijd voor bezoek aan de Onderbroekengigant is er niet. & Juist die avond hebben ze een leuke afspraak met een charmante dame (degene die ze reeds een ½ jaar op ’t oog hebben, nooit hebben durven vragen, zelfs nooit hebben durven benaderen, maar die afgelopen dinsdag toevallig op de stoep stond om een kopje suiker te komen lenen, wat resulteerde in een goed gesprek & de afspraak een balletvoorstelling te gaan bezoeken)(dit om via een voorbeeld ’t gegeven wat meer in ’t leven te plaatsen).

Vroeger, in de tijd dat de man nog schoolgaand was, toen zat de wereld stukken eenvoudiger in elkaar. Men maakte bij ’t ochtendkrieken z’n ontbijt, z’n lunch & z’n tussendoortjes gereed, tezamen met wat thee, misschien wel koffie, & tussen neus & lippen door bestelde men een 3-tal nieuwe onderbroeken bij de godalmachtige, altijd voor haar kinderen gereed staande moeder (wat heb je lekker vlees bij de slager gehaald; de boerenkool gister was heerlijk; eten we vanavond de restjes; je moet je vandaag vooral niet te druk maken; denk om je hoofdpijn, Moe; kan je, als je toch de stad ingaat, een stapeltje nieuwe onderbroeken bij de Hema inslaan?). De wereld was simpel, moeder had dat immers zo uitgelegd, zo gecreëerd & hield ’t graag zo in stand, & ’t enige wat je voor die constitutie over hoefde te hebben was een keertje extra afwassen. Desnoods een laken vasthouden & helpen vouwen als ze aan ’t strijken was.
Schone nieuwe onderbroeken waren ’s middags bij thuiskomst de beloning voor dergelijk blijk van hulpvaardigheid in ‘t huishouden.

’t Leven is zwaar voor een man alleen. Hij zal zelf de Hema in moeten gaan. Hij zal de schappen af moeten lopen, rij voor rij. Hij zal verwonderd de damesslipjes, de strings (zijn die nu ook al bij de Hema verkrijgbaar, vraagt hij zich onderwijl verwonderd af), de luiers, de kindermaatjes, de bh’s (elke keer weer anders) moeten passeren. & Puntje bij paaltje ziet hij zich genoodzaakt een vrouwelijke medewerker aan te schieten. Er werken alleen maar vrouwen in de Hema, zo luidt zijn conclusie (misschien wel de belangrijkste conclusie van de dag), behalve misschien die bedrijfsleider die een te net getrimde sik heeft om je een Hema-slip erbij voor te kunnen stellen. Bovendien zal zijn vrouw vast verantwoordelijk zijn voor die inkopen.
’t Voordeel van de Hema-verkoopsters: ze geven geen advies. Tenzij ’t een vriendin is. Maar dan had je haar net zo goed mee kunnen nemen bij ’t inslaan van de nieuwe voorraad onderbroeken. De Hema-verkoopsters onder je vriendinnen schromen niet je daarin bij te staan.
Hema-verkoopsters, misschien is medewerksters een beter woord, wijzen je ’t schap, desnoods ’t vak, & laten je dan in de steek. Vervolgens staan ze enkele meters verder met een collega hard te gniffelen, onder ’t mom dat ze ’t over hun nieuwe collega hebben. Je bent druk doende de juiste maat te vinden, die had nog niemand van je ex-vriendinnen je verteld; de Hema-medewerksters hadden dat reeds vermoed toen ze je de winkel in zagen schuiven & observeren hoe jij je daar uit redt. Om je vervolgens met een maatje allemachtig bij de kassa te zien afrekenen. ’t Verhaal van de dag in de personeelskantine.

O heilige Maria, moeder van God, bid voor ons mannen. Mannen die niet zelfstandig de juiste onderbroek op de kop weten te tikken. Zend ons een vrouw die zo af & toe bereid is bij te staan in raad & daad, maar dan toch vooral op ’t gebied van ’t uitzoeken van de juiste maat. Zend ons een vrouw die tersluiks ’t onderwerp 1 keer in ‘t ½ jaar weet aan te snijden, zo rond ’t moment dat de gaten er nog net niet in zitten & ’t elastiek niet is geknapt. Zend ons bovenal een vrouw die geen voorliefde heeft voor boxershorts, gezondheids-onderbroeken & strings voor mannen.

Maar wees vooral zo vriendelijk met spoed een stel op maat gesneden onderbroeken naar Zijperspace te sturen.