We zullen moeten doorlopen tot Vreeland, zeg ik, er is geen brug richting Nederhorst den Berg.
Dan gaan we daar wat drinken, zegt Rachel.
Blijken daar straks ook, net als in Nigtevecht, alle cafés gesloten te zijn.
We lopen & praten door.
Ik vind t de laatste tijd een beetje zinloos, zeg ik, heb je allerlei dingen in je leven gedaan, maar aan t eind weet je je er niks van te herinneren.
Alles eindigt uiteindelijk in niets. In een moment dat er niets over is van alles dat daarvoor heeft plaatsgevonden. Maar dan vind ik nog wel dat t zin heeft om t meegemaakt te hebben.
Maar wat heeft t dan voor zin dat ik een keer over prikkeldraad ben geklommen, maar me dat alleen maar kan herinneren als ik voorbij datzelfde punt loop?
Nou, je hebt t meegemaakt. Dat is genoeg.
In Vreeland steken we de Vecht over, op zoek naar een café. t 1e Dat we tegenkomen is een snackbar annex cafetaria. Op de deur prijkt de mededeling: Alleen op vrijdag geopend.
Hoe verdienen de mensen hier hun geld, als ze alleen maar op vrijdag tot leven komen?
We lopen door een smal straatje, waar, aan t eind, een dame haar goed staat uit te kloppen. Ze staat enkele meters boven ons, in de raamopening op de 2e verdieping.
Mevrouw, vraag ik, is er hier in t dorp misschien ook een café dat open is?
Als je hier naar rechts gaat & dan de 2e weer naar rechts, dan kom je bij t Pannenkoekenhuis. Daar kan je misschien wat drinken. Als je perse een café wilt hebben, dan moet je die 2e rechts negeren.
Dankuwel.
We lopen de hoek om.
Ik vond haar wel iets van een bediende hebben, zegt Rachel.
Ik moest onmiddellijk denken aan Saartje, van Swiebertje, zeg ik.
We horen nog wat achter ons. We kijken om. t Dienstertje uit Swiebertje steekt boven de zojuist gepasseerde struiken uit, nog steeds in de raamopening met t beddengoed.
t Pannenkoekenhuis is in ieder geval open, zegt de dienster vanuit t raam, met lichte stemverheffing.
Jemig, wat reikt t geluid hier ver, zegt Rachel.
Dat moet ook in een dorp waar nooit wat gebeurt, & cafés zelden open zijn.
Even verder staren meisjes vanuit hun kamer naar ons als we passeren. Op t open raam zit nog een poster van Jamai geplakt.
Waren jullie voor Jamai? roep ik.
Jaaah, roepen ze enthousiast.
Ik vond Jamai niks. Ik vond Jim veel beter.
Hevige consternatie in de meisjeskamer. Ze roepen ons dingen over Jamai na. Dat Jamai veel beter was. Wij lopen verder. Ze blijven roepen totdat we de hoek van t Pannenkoekenhuis om zijn gegaan.
Zullen we ook maar een pannenkoek nemen dan? vraagt Rachel.
Dat heb ik al jaren niet gedaan.
Ik trakteer.
Een pannenkoek is wel groot, hè?
Ik neem een kinderpannenkoek met kaas.
Das wel een goed idee. Neem ik een kinderpannenkoek met spek. Meer kan ik waarschijnlijk toch niet op.
Eten kinderen zon hele pannenkoek op? vraag ik na afloop aan de serveerster.
Ja, hoor, antwoordt ze, misschien niet met kaas; die vult wel heel veel.
Oh, maar dan eten zij dat natuurlijk als maaltijd. Wij eten t als tussendoortje.
We lopen via de brug over t Amsterdam-Rijnkanaal naar Loenersloot. De serveerster heeft uitgelegd dat t nog minstens 2 km lopen is voordat we daar een bushalte zullen vinden. Onderweg laten we omstebeurt een boer.
t Was wel lekker, hè, zeg ik.
Heerlijk.
Volgende wandeling duiken we meteen een pannenkoekenhuis in als we er 1 tegenkomen.
Een uur later herinnert een oprisping van pannenkoek met spek & stroop me nog aan onze avonturen in Vreeland.
& Zolang Zijperspace blijft bestaan, herbeleven we avonturen.