Ze ging door de knieën, haar armen op m’n tafeltje. Hoe kundig ik ‘t nu aanschouw dat dit best een moeilijke opgave kan zijn bij haar lengte tov een kleuterlengte. Maar toch haar kin onder die van mij opdoemend.
‘Wat teken je dan?’
‘Thuis.’
Van toen in de tijd dat er nog schuine daken waren, schoorstenen ook. Dakpannen rood in korte straten, zodat je nog niet door had dat alles op elkaar leek. Naast die schoorstenen plus de dakpannen. ‘t Was vernieuwend toen ze ook zwart konden kleuren. Maar dat was pas toen ik krantjes in brievenbussen deed, ook in de nieuwe wijk waar dat normaal was.
Thuis. Maar dan van de zijkant bekeken, zonder dat ‘t in een rijtje stond. Plus een zebrapad. Die moet ik van om de hoek richting supermarkt hebben weggehaald. Een mannetje met hoed stak over.
De hond had ik weggelaten, want ik wist wel dat als ik alles recht deed ‘t tenminste zou kloppen.
Hoe teken je een riem, had ik ook nog bedacht. Waarna de hond definitief niet meer noodzakelijk was.
Ik haal de dingen door elkaar. De zebrapaden bestonden nog niet. Je had de oude stad, waar ik toen voor ‘t 1st naar school ging, en de nieuwe stad, waar het zwartwitte de veilige oversteek aanduidde. Waar de kleuterjuf vervangen was door de ABC-juf. Tekenen niet meer belangrijk. Eindelijk verlost.
Boeken lezen voortaan.
Maar juf was ‘t voorlopig nog niet met me eens. Ook al probeerde ze dat lief & enthousiast te brengen.
‘Knap hoor, zo’n huis.’
Knik.
Rood potlood in m’n knuist voor nog een daktegel.
‘Oh, en een zebrapad,’ besefte ze zich opeens.
Misschien was er wel een vroeg zebrapad richting kleuterschool. Ik weet niet waar ze die anders vandaan gehaald kan hebben.
Nogmaals knik evengoed. Knuist ondertussen knijpend, want ik zou haar laten zien hoe goed nog beter kon worden. In de vorm van schoorsteenpijp.
‘Hé, die schoorsteen staat nu scheef op ‘t dak,’ bedierf ze de pret van ‘t tekenen, want in een haakse hoek op ‘t dak.
Ging ze me ook nog eens uitleggen hoe dat werkelijk moest.
Een uur later m’n tekening zo te doen gebruikelijk aan m’n oma laten zien. Ongewijzigd enthousiast.
Ome Carel was er ook. Na zijn 1e opmerking wist ik dat ik een andere carrière moest kiezen.
‘Want zo vergiftig je jezelf,’ wees hij naar de rook die de weg van de schorsteenpijp volgde.
Hij deed ‘t even voor door de rook van z’n peuk uit te blazen. ‘t Verdween recht omhoog richting ‘t openstaande raam van Oma’s keuken.
Ik ben aan tafel de krant proberen te ontcijferen. Ik bleef steken bij de plaatjes, kon niet wachten tot ‘t nieuwe huis klaar zou zijn, al was ‘t dan in dezelfde, maar toch de nieuwe stad.
M’n moeder zou me zo wel op komen halen. ‘t Zou niet lang meer duren.
Ingenieurs moet je met rust laten in Zijperspace, tot je net zo grappig bent als hen.