Tuin (VIII)

Ik begrijp nu hoe ik de tuinslang góed kan laten functioneren. Zonder al te veel lekken. ‘t Beetje dat evengoed niet via de slang in de tuin terechtkomt, druppelt nu in een grote teil onder de kraan. Ze gebruiken die uitvergrootte handtasjes ook wel in de bouw, zijn lekker soepel & je kan de 2 handvatten tezamen in 1 hand houden zodat er een tuitje ontstaat.
Mooi groen kleurt mijn exemplaar. Daar kan je mee over straat. Alleen is z’n bewegingsvrijheid beperkt tot de tuin.
Dus de lekresten komen zodoende alsnog in een gieter terecht. Voor als de sproeier klaar is met overzichtelijke regio’s van de tuin van droog grijs naar nat zwart te bevlekken, ik klaar ben met ‘t bouwen van een koelkast & de handtastteil tot ‘t nokkie gevuld is.
1st Afschuimen (= barmanlatijn) met een afwasteiltje (zie later onder ‘rug’).

Koelkast:
– graaf een gat in een onbenullig hoekje, dicht in de buurt van waar je geregeld bier drinkt.
– gooi een grote pot leeg; voor de vrijgekomen plantjes is  in deze tuinontwikkelingsfase altijd wel een bestemming te vinden, aarde evenzo.
– tijdens ‘t graven regelmatig kijken of de pot past: hij moet er in z’n geheel in & uiteindelijk een tegel erbovenop (pot dient een opening van tegelgrootte te hebben) op grasniveau.
– stuur foto’s naar degene die er niet is, dat geeft nog meer voldoening, vooral als er een foto bij zit van ‘t uiteindelijke resultaat: pot gevuld met flessen (nog warm) bier.
– volgende dag testen of-ie werkt.

Voor de rest is de tuin vooral een zware belasting van m’n rug. De japanse duizendknoop is de hoofdoorzaak. Uren achter elkaar gebogen de grond tot een diepte van 50 cm aftasten op wortels. De kluiten verkruimelen om te zien of er nog afgebroken deeltjes ertussen verborgen zitten.
Autisten zijn goed in langdurig eentonig werk, lees & hoor ik overal, maar ik laat me afleiden door een slechte opbouw van m’n rugspieren & de van kinds af mezelf verkeerd aangeleerde lichaamshouding.

Terwijl de helft van de burgerbevolking de persconferentie bekijkt loop ik m’n rondje gieter. Dankzij de sproeier niet zo uitgebreid.
Ik trek een laatste blikje open & tussen de slokken door beschouw ik.
De inmiddels weer grijze vlakken van straks groen gras.
De paden van geelbruine houtsnippers die vrouwtje merel op zoek naar voer gestaag doet verbreden.
De tulpen, zo onnatuurlijk fel, van geel via rood naar paars, maar bemoedigend de kale ruimte vullend.
De geknotte kromme wilg die alweer groen begint te spruiten.
Ik rek m’n eigen wilgenrug & zal morgen wel weer herbeginnen. Genezing duurt tegenwoordig nog niet eens een etmaal.

Morgen vieren we de koelkast in Zijperspace.

Instaspaced (XIX)

Deze is niet voor de mooi (hoewel deels wel, & dan niet alleen vanwege de tekening van de in elkaar schuivende schubben, maar ook de groeven van m’n huid), maar vooral voor de vraag of men zich wel eens heeft afgevraagd hoe insecten blijven hangen op voor ons ogenschijnlijk gladde oppervlaktes hoeveel Beaufort wind men er ook op zet & in een later jaar, een bedaagder seizoen & een ietwat voorbij de 1e kraaienpoten in de ooghoek, zulk een teentjes voelen dribbelen, waar een dribbel al niet meer kan bestaan, over ‘t aanwijzend vingerlid?

Geen voornaam woord in Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XVIII)

Zou deze smaragdlangsprietmot zich voelen als Mozes nog 1maal bovenop de berg Nebo neer kijkend op zijn volk voordat hem een 1e & enige blik gegund werd op ‘t Beloofde Land, maar waarbij deze mot haar van wangedrag verschoonde nakomelingen in eitjes nog een nachtkus zendt om zelf gewoon te verschrompelen tot, niet meer voor ‘s mens ogen zo mooi: een hoopje schroot, nou ja, van smaragd dus, dat wel (waar is die vraagteken gebleven…).

Want we zijn er zo verzot op in Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XVII)

Normaliter zou ik een foto met deze kwaliteit niet snel publiceren, maar de doorzet van de sliding die nog net in beeld gevangen is, de groeven die de sporen van ‘t 6-potige tactisch spel benadrukken & de verbaasde blik over een dergelijk antropomorf taalgebruik, dat kon ik anderen niet onthouden aan ‘t eind van dit schaatsseizoen.

Bestaat dat nog een schaatsseizoen in Zijperspace? #bestaatdatnog

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XVI)

Alles wat ik zie aan deze gevangenschap is gedacht vanuit de mens, de taille waar ik acute diarree van zou krijgen, de Socrates-blik wachtend op ‘t gif, ‘t hoofd voor ‘t laatst smekend geheven naar (een) god.

Waar ik mij god waan in Zijperspace dien ik nederig.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Vanvroegerjas

Ik schrijf over niet al te belangrijke dingen, doorgaans. Waar men snel van geneigd is te denken: hm, goh, tsjé. Waar moeite voor een uitroepteken, of een hoofdletter aan ‘t begin, gevoeglijk wordt weggelaten. Want zo’n routine-verzuchting, die je ‘t volgende moment alweer kwijt bent als een vlugge stiekeme scheet vlak voordat je vanuit een rustig steegje om de hoek de drukte van de winkelstraat betreedt.

Gelijk hebben ze, de mensen. Er is een ander slag voor nodig die zich bekommert om ‘t alledaagse. Niet om ‘t van de daken te schreeuwen, maar om ‘t constateren ervan. Er kleine vraagtekentjes bij opbeamend (van Scotty geleend).
Ik loop per ongeluk m’n hele leven al met die vraagtekentjes rond. Onbenullig, onschadelijk, onherroepbaar ook, want ze zetten een vervolgproces in werking. Van: als dit daarom, waarom dan dat als gevolg?

Ik zal wel in de duimfase zijn blijven hangen als kind. Dáár is de wereld, bedenkend vanuit de kinderstoel, poepluier aan de kont, & ik zal uitvinden hoe die werkt, maar blijf wel zitten waar ik zit.
Alleen was ik bij mijn besluit daar aan te beginnen nog niet op de hoogte dat kleine stapjes daarvoor nodig zijn. Bij grote stappen sla je te veel over. Tot gevolg dat je binnen een mensenleven nooit aan een slotconclusie toe zal komen.
Gelukkig maar, een bepaald deel van de mensheid weet inmiddels dat de wereld geen 42 is.

Bij dit punt aangekomen begin ik meestal over iets wat ik tijdens ‘t bereiden van m’n sneetje brood heb overdacht. Dan komt er weer iets te voorschijn vanuit ‘t denkproces in de keuken. Over theezakjes, of verpakkingsmateriaal. Wat de ideale manier van ‘t beleggen van de boterham mijns inziens is, iets wat daar mee samenhangt of er van af is geleid.

Vandaag niet.
Om echter tot de essentie te komen, tot ‘t onderwerp zelf, moet ik een hele omweg nemen & daar zag ik een beetje tegen op.
Maar even de schouders er onder & aanpakken dan maar.

Ik heb t-shirts. Veel.
Ik heb van mijzelf eens gezegd dat ik de ‘NL-Godfather van biershirts’ ben. Dat zei ik tegen de beoogd troonpretendent. Hij knikte beschaamd om zijn iets te gevatte opmerking een moment daarvoor. Nederig, zou in deze situatie ook niet misplaatst zijn.

Ik zou een jaar lang een zo genoemde ‘biershirt’ (een shirt met een brouwerij, een bier, een bierfestival oid tot onderwerp) kunnen dragen, elke dag een ander, zonder de was te hoeven doen. & Zonder 2 gelijkende gedurende ‘t jaar te dragen. Maar dat zijn eigenlijk woorden die ik 10 jaar geleden heb geuit. De stapels zijn inmiddels verder gegroeid.

Die stapels liggen op 2 stoelen, over de leuningen. Er zit een systeem in, die ik zo kort mogelijk uit wil leggen.
Ik trek een schoon t-shirt aan. De volgende ochtend gaat-ie de wasmand in, volgend shirt van 1 van de 2 stapels (2 leuningen, dus 2 stapels) van stoel A is aan de beurt.
‘t Gedragen t-shirt komt uiteindelijk, met een stel andere, uit de was. Na de waslijn komen ze op de stapels van stoel B terecht. Daar mogen ze wachten tot de stapels van stoel A op zijn. Ik heb ze allemaal gedragen (of om bepaalde redenen afgekeurd: ‘t weer, ‘t onderwerp, de kleur, ‘t slechte ontwerp, etc…): ik zal aan de inmiddels gegroeide stapels op stoel B moeten beginnen. Stoel A wordt nu verantwoordelijk voor de afgekeurde & pas gewassen shirts.

Dat is ‘t proces.

Ik loop momenteel tegen ‘t einde van de stapels op stoel B. De achterleuning is nu zichtbaar.
Daar hangt een jas. Die hangt daar al jaren. Gekocht op ‘t Waterlooplein, in lang vervlogen jaren. Jaren-60-modelletje, new wave-mode, maar dan niet zwart. Ik vermoed dat ik ‘m in een jaar tijdens de lente & vroege herfst gedragen heb. Luchtig, niet te warm. Een jaar of 30 geleden.

Die hangt daar dus. Waarschijnlijk nu een jaar of 15. Ik heb me gisterochtend verwaardigd me af te vragen waarom. Ik moet ‘m gedurende de jaren, gedurende afwisselende leuningen van de 2 stoelen, gedurende ‘t dag-in dag-uit oppakken & aantrekken van t-shirts, vaker tegengekomen zijn. Maar die vraag was nog niet bij me opgekomen mbt de jas die daar hangt.

We zijn echter niet per se op zoek naar antwoorden in Zijperspace, de vraag zelf is al genoeg.

Knopighelmkruidknobbeltjes


Knopig helmkruid

Ik kruip nog net niet door m’n tuin. M’n achtertuin welteverstaan. Daar is ‘t pad al niet breed genoeg voor. De oerouderwetse 4-kante tegel heb ik van m’n voorganger geërfd. & De reeds aanwezige breedte van ‘t daarmee gecreëerde pad heb ik al snel gehalveerd. Ver voordat ‘t woord tegeltax werd uitgevonden.

Ik heb ze niet weggegooid overigens. Ze doen dienst als een opgehoogde afbakening van een klein stukje opgehoogde aarde. Om die aarde bij elkaar te houden.
Dat is ook wel nodig, want ondertussen is ‘t tot kerkhof gepromoveerd. Mooi, dat dit minst succesvolle deel van m’n tuin toch nog een functie heeft gekregen.
Er staat een klein beeldje van een kat, ter gedenking de 2 bewoners van deze grafzuil. Voormalig bij Tineke. Enkele maanden van hun leven bij mij, toen zij in Australië zat.

Goed, ik kruip dus niet, maar loop wel met gekromde rug te turen tussen de planten door. Ze hebben inmiddels m’n knieën ruimschoots bereikt. & ‘t Is praktisch onmogelijk ze zonder kneuzen of knikken te passeren.
Worden ze sterk van, denk ik dan maar. Er blijft nog genoeg restplant over om de andere kant op te groeien & bloeien.

Af & toe probeer ik toch wat meer op gelijke hoogte te komen met m’n ogen. Zodat ik de afwijkingen nader kan bestuderen. Een korreltje (9 van de 10 x is dat zaad), een pluisje (idem), iets zwevends (een spin).
M’n ogen missen de details van op een afstand tegenwoordig. Dus uiteindelijk moeten m’n knieën er toch aan geloven.
M’n moeder had dat nooit goed gevonden, want dan kon zij de naaimachine voor een knielap te voorschijn halen. Ik maak me hooguit bezorgd om een vroegere wasbeurt van de broek. Maar sinds die door de volkstuin bijna continu onder de modderspetters & soortgelijke vlekken zit, maak ik me daar al een tijdje niet meer druk om.

Waar ik me wel druk om maak zijn knobbeltjes op ‘t Knopig helmkruid dat ik 2 dagen geleden heb ontdekt. Aan de onderzijde van ‘t blad, op de nerf die ‘t verlengde van de bladstengel is: de hoofdnerf.
Om de plant maak ik me niet druk, als die er onder lijdt, komt-ie volgend jaar toch gewoon weer terug voor een volgende generatie van zichzelf.
Die knobbeltjes, dat zouden wel eens gallen kunnen zijn, met eitjes er in van 1 of ander insect. ‘t Knopig helmkruid denkt zichzelf te beschermen door een soortement wondweefsel om de eitjes te vormen in dat geval.


Knobbeltje aan de onderkant van 1 van 4 (besmette?) bladeren.

Maar er is niets bekend van een gal die op de nerf aan onderzijde blad kan voorkomen.
M’n gallenboeken heb ik er 1st maar eens op nageslagen, daarin op waardplant gezocht (de gastheer van de gal), maar niets gevonden.
Vervolgens op internet ‘tzelfde, ook al vertaalde ik alles (knopig helmkruid, gal, blad, familienaam, etc) in ‘t duits, engels, frans, wetenschappelijk & dat in de diverse mogelijke combinaties & sloeg ik elke keer enter.

Degene die ik contacteerde & er zijn werk van heeft gemaakt (niet alleen de gallen, want alleen van gallen kan een mens niet leven), met toevoer van plaatjes van die knobbeltjes, wist ook nog van niets. Niets van een gal op Knopig helmkruid, behalve dan op de bloem.
Zoiets bestaat gewoon nog niet. ‘t Enige wat ik kon doen was zijn advies opvolgen: ‘t invoeren op Waarneming.nl & daarnaar een koppeling maken op ‘t gallenforum. Mss dat ‘t straks dan bestaat, als over enkele jaren iemand ontdekt dat er een beestje zit in ‘t Knopig helmkruid.

Dat ik dan kan zeggen: ‘t begon in Zijperspace, kniehoog.


Sinds gistermiddag ook een knobbel op de stengel zelf…

Allemanskennis

Ik weet eigenlijk niet of iedereen ‘t gevoel kent. Dat ‘t bijv begint bij een nagelknippertje dat niet op z’n plek ligt, naast ‘t toetsenbord nl. Een vergeetzaamheid.
Je vouwt ‘m samen & legt ‘m terug op waar-ie vertrouwd is.
Alsof-ie daar beter ligt. ‘t Er toe doet dat ‘t nu in orde is. Er orde is. In ruimte, in hoofd.

‘t Zakt zo diep naar binnen als je ‘t besef krijgt dat ‘t niet veel uithaalt. De series waar je vanavond voor had kunnen kiezen, een film voor ‘t geval dat je niet te laat naar bed zal gaan, maar toch weer tot ‘t einde kijkt, een boek waarvan je weet…
> Kijk-nog-ff-om-moment om te controleren of ik daar niet nog steeds lig te slapen, op de bank. Boek ernaast. Met een kostbare vouw waar ‘t verhaal niet gebleven was. Een flashback van tekst die op ‘t beeldscherm ontstaat in de vergetelheid van een andere mogelijkheid op de bank. <
Terwijl ‘t besef zich ontluikt dat er bijna geen boeken meer voorbijkomen waar een verhaal in zit.

Er is geen tijd meer om in de emoties te klimmen. Emoties vooral van anderen. Eerder beter om ze weg te halen uit m’n omgeving.
Elke invloed van buiten is verloren tijd. Dat huppelt maar & schiet ongericht. Als een haas die zich achtervolgd weet, maar niet van de kogel. Of waar ‘t zijn eigen ontlading vandaan haalt.

Een gang naar de keuken, waar de koelkast staat. Slaap komt dan immers vanzelf wel.

Ik weet eigenlijk niet of iedereen dat gevoel kent. Of dat ik ‘t mezelf heb geschapen.
Waarbij je de fles uit de koelkast nog even laat staan. Naast. Binnen handbereik. Met glas vooralsnog leeg.

Ik ken ensceneringen in films. In toneel nog iets dikker aangezet.
Dat je denkt: ik heb ‘t van daar geleerd. Dit is niet au naturel. Een regisseur doet me praten, van nog in een verleden dat ik me beeldtaal eigen moest maken. Babybeeldjes opstapelend tot praten kon.
Ik doe ‘t dik aangezet, want in welke film zit ik überhaupt.

Ik weet eigenlijk niet of iedereen dat gevoel kent. Een moment van ooit herbeleven. & Spijt, lijdzaamheid, vermoeid zijn om alles wat herhaling lijkt. Een golfbal die vroeger met een ‘H’ rechts bovenin ‘t scherm meermaals getoond kon worden voor een hole-in-one.
Waarvan ‘t maar de vraag is of die toen al bestonden, in de tijd dat herhaling bestond bij de gratie van rechts bovenin een ‘H’.
Kees Verkerk & div doelpunten die zullen dat vast wel gehad hebben, maar dan moesten we al naar ons eigen zwartwitte bed.
Floris mocht wel; die was oud genoeg. Maar daarvan wisten we achteraf dat dat ook zo’n zelfde grote, binnen grijstinten, witte ‘H’ was van wat nog komen moest.

Ik weet waar ik ben inmiddels. Een herhaling van stappen, die mij ergens voorgekauwd zijn, zo blijkt achteraf. Een gevoel dat ik moet vergeten dat iedereen zijn touwtjes heeft. Er wordt aan die van mij getrokken terwijl ik voor me uit staar met een fles dichtbij de hand.
Hier is de ‘H’. De touwtjes aan weerszijden van een poppen Harlekijn.

Ik murmel & geef de regie aan de lipsynch.

Wat verder kwam was slaap & ‘t wachten op de maandag na Floris in Zijperspace.

Tuin (VII)

Tineke is met haar vriend naar Groningen geëvacueerd. Een rustig dorpje, ver weg van de coronasnelweg, waar nieuws nog altijd voorbij komt razen & beweringen uit de andere hoek gewoon ongestoord dezelfde snelheid kunnen aanhouden omdat die over- of onderlangs kruizen. Als je wil proberen overzicht te krijgen, kan je beter ergens ‘s ochtends om 8 uur opstaan & ongestoord een paar uur weinig betreden paden in een nog niet eerder bezochte regio verkennen, waar actualiteit zijn eigen dimensie heeft.

Niet alles zal waar zijn van ‘t weinige dat je daar in een bepaald tempo ter ore komt, maar ‘t geeft meer rust dan te proberen snel contactloos ergens aan te komen, toch af te moeten remmen voor een slingerende voorganger, anderhalvemetermaatschappijregels na te leven in de supermarkt & steeds weer te bedenken dat ‘t zelfhulpkassabeeldscherm na de laatste desinfecteringsronde door minstens 10 vingers is bezoedeld voordat jij aankwam.
Onderweg naar buiten krab je nog eens, een lichtelijk peinzend, op bepaalde onderdelen van je hoofd. Want jeuk leidt zijn eigen ongecontroleerd bestaan; daar is deze periode niet uitzonderlijk in.

Vooraleer ik daadwerkelijk op de tuin m’n handen gebruik, m’n mouwen uit, verwen ik me mezelf op een leeg hoofd. Ik fiets nog even verder, na wat spullen gedumpt te hebben die ik onderweg niet nodig heb, & neem 1 van ‘t meest afgelegen, voor hondenliefhebbers ‘t meest oninteressante toegangsweggetje dat ‘t Diemerbos beschikbaar heeft. Haal potjes te voorschijn, een zuigbuis (exhauster), alles om insecten te vangen & loop, kniel, kruip bij een snelheid van 300 m/uur.
Dan mag ik daarna wat gaan doen.

‘t Is de 3e dag dat ik me bezig houd met de houtwal die ons van de buren moet scheiden. Een geduldig proces.
‘t Lijkt hard te gaan als je een bodem bouwt van dikke stammen, de noodzakelijke stevige basis die niet zomaar weg rot. Maar alles wat er bovenop gelegd wordt zal ook zijn balans moeten vinden. Ach, klassieke auteurs uit de oudheid zijn mij al voorgegaan om de grondbeginselen daarvan neer te leggen, maar ik wil ‘t nog even opnieuw uitvinden. Voor mezelf, om los te komen, niet zomaar hier te zijn. Er fluisteren dingen van binnen dat ik hier wijzer word. & Ik geloof zomaar eens mijn innerlijk.

Ik knoop, steek, vlecht, terwijl de houtwal stijgt bij 30 cm/werkdag.
Ook ik ben evacué. Mag ik voor even zijn.

Bereid m’n maaltijden alleen nog steeds in Zijperspace.

Instaspaced (XV)

Geel is een makkelijke kleur, groen komt te veel voor om daar aan te tippen; ik doe die laatste, veel & vaak, weet daarom dat ik vaak aangesproken wordt in een tuincentrum of bos, want ‘t oogt zo overtuigend vertrouwd, terwijl ze evengoed beter hadden moeten weten (maar ben nog steeds niet geel; dat durft slechts een enkeling).

Maar van binnen ziet ‘t groengeel in Zijperspace, zelfs ondanks slijtage.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)