Instaspaced (XIV)

Dus moet ik elke keer aan de uitleg (want wie weet nou vanzelfsprekend wat een gal is?): een insect (of een mijt; daar ga je al) legt een eitje in een blad (of een tak)(of een wortel), waar een stofje bij vrijkomt; dat registreert de plant (of de boom = ook een plant), die daarop reageert door ‘t eitje in te kapselen, waar de uiteindelijke larve van profiteert, want die heeft nu onderdak (een pantser) & eten (haar voedselvoorziening voor de rest van haar groei is de binnenkant van haar logeerkamer), waarna ze, volgroeid, kan uitbreken; de rest volgt ooit in les 2.

Niemand die me durft te benaderen in dit nieuwe uitlegseizoen van Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XIII)

Ik mag nooit meer pinkster zeggen waar ‘t damast had moeten zijn & dat minstens een jaar onthouden; ik mag nooit meer pinkster zeggen waar ‘t damast had moeten zijn & dat minstens een jaar onthouden; ik mag nooit meer pinkster zeggen waar ‘t damast had moeten zijn & dat minstens een jaar onthouden; & dat 100 x (zonder gebruik van copypaste).

Een jaar later wordt er nog steeds geschreven in Zijperspace (spijt van ‘t noemen van copypaste).
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Lijstjeongemakkelijk

Ik hou wel van lijstjes, maar heb zelf nooit zo’n zin om er 1tje samen te stellen. Dan moet ik te diep graven & vooral: m’n aandacht erbij houden.
Dan ook nog: in de loop van ‘t proces bekruipt de angst me dat ik iets belangrijks, iets essentieels oversla.
Ho! Stop! Ik geloof dat ik al met Lijstjeongemakkelijk begonnen ben. Altijd bang zijn iets te vergeten (& ‘t dan uiteindelijk ook te vergeten); laten we zeggen dat deze als 1e genoemd werd in ‘t nu volgende lijstje, ook al staat-ie er dan niet midden tussen.

– Bemerken dat ik de leesbril nog op heb, terwijl ik toch al een tijdje van de wc af ben, doorgetrokken heb, m’n boek teruggelegd heb op de bank. & Dat ik dan terug moet om de bril terug te hangen aan ‘t tijdschriftenrek dat ik vorige week heb geïnstalleerd.

– 2 Keer ‘tzelfde woord gebruiken in een zin of alinea. Zoals ik daarnet bijv bijna zou doen toen ik ‘t had over ‘t ophangen van de bril in ‘t rek dat ik vorige week had ‘opgehangen’. Daar schaam ik me dan voor, als ik dat toch heb gedaan & achteraf pas bemerk, dat ik niet eens zo netjes richting toehoorder ben geweest enige variatie in m’n taalgebruik aan te brengen.

– ‘t Knellende gevoel van m’n leesbril bovenop m’n hoofd, maar ‘t te druk hebben om er aandacht aan te besteden. Uitstellen, niet aan denken, zogenaamd niet door hebben, totaalnegeren (dat is als een inwendige storm, of als ‘t dreigement van enkele hersencellen kernwapens in te gaan zetten ter bestrijding van bepaalde neuronen, die, heel irritant, net doen alsof er niets aan de hand is) & als er dan op een gegeven moment een onhandige hand, meestal de linker, niets te doen heeft & reikt naar wat er toch knelt daarbovenop m’n kruin er bewust van worden dat ik die bril al een tijdje niet meer in de reservestand heb staan, maar doodleuk al een tijdje op tafel ligt te wachten tot ‘t tijd is voor boek, lekker gezellig samen, bril & ik.

– Thee inschenken, lekker bijtijds, want thee heet drinken is ook al een ongemakkelijkheid op zich, & dan ergens zo diep in opgaan dat de thee enige tijd later geneigd is spuitproestend koud uit m’n mond te katapulteren uit protest dat ik ‘m geen aandacht heb gegeven.

– Een warmwaterknop aan de geiser die niet meer in beweging wil komen, waardoor ik gedwongen ben de waterkoker & enkele pannen in te zetten op ‘t gasfornuis om de afwas van 5 dagen te kunnen doen, waarbij ik steevast m’n vingers brand als ik te vroeg met de afwas wil beginnen.

– Terwijl ik dit alles overdenk & overweeg hoe dit te formuleren, wat ik nog mis in m’n ongemakkenlijst (zo had ik ‘m ook kunnen noemen, natuurlijk, bedenk ik me onderwijl), & tegelijkertijd de waterkan uitschenk in de wasbak, met de andere hand een scheutje afwasmiddel erbij strooi, ‘Zie je: ik kan multi-tasken,’ denk, om vervolgens ‘t afwasmiddel per abuis in de lader van de waterkoker terug te zetten, waardoor dat groene spul over m’n vingers loopt bij mijn verontwaardigde reactie om die oetlullige eigen dommigheid & ik vervolgens toch nog mijn hand brand doordat ik een zogenaamd slimme manier had bedacht om van dat vette spul af te komen, maar ‘t kokendhete afwaswater niet de juiste oplossing daarvoor blijkt.

& Dan moet de dag eigenlijk nog beginnen in Zijperspace.

Happens

Ik keek opzij, want zag de schaduw van een rat over de stoel naast me schieten. Precies op de plek waar ik mijn sloffen leg sinds ik een muis in de rechter vond.
Dus als ik een schaduw zie flitsen betekent dat onrust. & Wantrouwen. Richting de dingen, de dingen die er niet zijn.

Oja, had ik nog niet verteld: er was niets. Geen rat, geen muis. Wel achterdocht, maar die flitst niet zo heftig.
Ik kijk nu nog af & toe, richting voorval waarbij dus niets gebeurde, naar diezelfde stoel, tot voor kort volgepropt met tijdschriften die ik geen plek kon geven omdat ik ‘t systeem achter ‘t plek geven nog niet had weten op te lossen, maar kan niets meer herkennen als een muis, een rat, of een flitsende schaduw.
Ik begin me ook ondertussen af te vragen wat ik met dat laatste bedoel.

Evengoed is er dus niets geweest. Er moet een totale afwezigheid van schaduwflits & al ‘t andere imaginaire geweest zijn, maar blijkbaar wilde ik dat ‘t er wel was. Een soortement alarmscenario doorlopen om te kijken hoe ik reageer als ‘t wel plotseling ‘happens’.

Sorry voor dat engels taalgebruik in de laatste zin. ‘t Kwam me op dat moment even wat beter uit. ‘Gebeurt’ dekte wat mij betreft de lading niet. & ‘Happens’, op z’n NL uitgesproken, als in ‘ik neem een hap’ -pens, dat dan weer net wel. Als een verbeelding dat die rat, de schaduw van de rat, die nog flitste bovendien, hier gewoon aanwezig was geweest (& desnoods ook tegelijk een ‘hap’ neemt, met z’n dikke ‘pens; waarvan weet ik echter nog niet, dat plaatje ontbreekt nog, is misschien ook te ver gezocht, maar ja, zo gaan die dingen, hoofdwijs).

Ja, ‘t is ingewikkeld, maar die gedachten gingen op een sneltreinvaartje, op een tempo van de Transsiberië Expres van beginstation tot eindpunt binnen 1 dag, door mijn hoofd. Tsjoektsjoek was een oud concept inmiddels.
& Daar moest ik bij oppassen, bij die gedachteassociatie, want taferelen van tsjoektsjoektreinovervallen in ‘t Wilde Westen kwamen in overtal m’n gedachten overnemen, terwijl ik me eigenlijk toch echt heel erg druk maakte over een rat die er niet was & al helemaal niet zou passen in m’n rechter slof waarin ik vorige week een muis aan ‘t vermorzelen was zonder voorbedachte rade.

Die stoel is dus leeg. Ik ben bijna geneigd om een foto te nemen van de spaarzame blaadjes die zogenaamd geduldig uitkijken naar mijn volgende opruimvlaag.
Ik zou er maar niet op rekenen, spaarzame blaadjes, u wacht maar tot de volgende maaltijd van papierliefhebbend ongedierte die jaloers zijn op de inmiddels overleden muis.

Hm, ik was dus bezig met mezelf overtuigen dat flitsende schaduwen van ratten dan wel muizen niet voorkomen in Zijperspace, meen ik me te herinneren…

Tubercolosus

Snuitkevers zijn al niet de meest aantrekkelijke insecten vanuit menselijk oogpunt, vergelijk de neusaap, die naast zijn prachtige vacht door ‘t leven moet gaan met een afzichtelijke afhangende gok. Die hebben nog compensatie van hun harig omhulsel. Of snuitvliegen, ik ben er gister nog 1 tegengekomen, die mag ondanks dat snuitige aspect, toch ook niet echt klagen.

Maar de snuitkevers hebben, evolutionair gezien, ietwat te vaak voor de grootte van de neus gekozen bij de keuze van voortplanting.
Snuitkevers, neusapen & snuitvliegen gelijk, zijn duidelijk niet voor niets benaamd zijn met hun hangende voorgevel (waarbij ik geen seksistische opmerking jegens vrouwen intendeer).
In perspectief zou je zelfs nog kunnen zeggen dat neusapen nog prettig bescheiden zijn geschapen, als je ‘t vergelijkt met exemplaren snuitkevers. ‘t Puntje van hun neus sleept voor de rest van ‘t lichaam uit over de oppervlakte waar ze zich bevinden.

De donkere helmkruidbladschaver (Cionus tuberculosus) heeft ‘t, naast zijn wetenschappelijke naam, wel heel erg slecht getroffen.
Ik vond van de week in m’n tuin een stel druk bezig met copuleren, zoals dat onder insecten gewoon is om een beurt netjes te benoemen. Waarschijnlijk heeft de mens nog fatsoenlijk de uitdrukking die de helmkruidbladschaver zelf hanteert enigszins gekuist vertaald.
Van bovenop zien ze er uit als oetlullige vogelpoepjes, piepklein, waarbij je niet zomaar bedenkt dat ‘t iets representeert dat ook nog kan lopen. Of ‘schaven’, zoals z’n NL-naam aanduidt.

Maar dan komt dat beest aan mijn vaderlijke erfenis. Botanische erfenis. Een gift eigenlijk; na zijn dood ben ik ‘t echter gaan zien als de erfenis van wat hij in zijn tuin koesterde. ‘t Knopig helmkruid (Scrophularia nodosa) als belangrijke representant. Overigens is ‘t niet eens zo’n verschrikkelijk aantrekkelijke plant, maar in al z’n eenvoud kan hij me na inmiddels 20-jarig verblijf in mijn tuin toch bekoren. Bloemetjes van niets, maar de insecten weten ze toch te vinden.

Enkele jaren wilde ‘t Knopig helmkruid niet opkomen in m’n tuin. Vreemd genoeg was hij plots weer daar. & Dat terwijl ik waarschijnlijk de enige ben in deze achtertuinbuurt met deze plant. De rest is meest tegels, al jarenlang, weet ik van feestjes bij de bovenburen de tuinen beschouwend tijdens de balkongesprekken.

De donkere helmkruidbladschaver is dus verzot op helmkruid, in mijn tuin dus specifiek ‘t Knopig helmkruid. Volgens zijn naam zou ‘t beestje ‘t blad afschaven. De blaadjes van mijn knopige is echter dermate dun dat er al snel gaatjes in vallen. Ik heb me vaak afgevraagd waar die gaatjes vandaan kwamen, kon geen spoor van een veroorzaker vinden, behalve dan 2 jaar geleden enkele rupsen van de helmkruidvlinder (alleen mijn vaders erfstuk verdient de hoofdletter).
Die werden na ‘t sneuvelen van enkele van die voor mij dierbare planten verbannen naar ‘t hiernamaals middels een engel des doods in de vorm van een vogel, naar ik vermoed.

Ik laat ze maar leven die bladschavers. Ze zijn toch al zo lelijk met hun pokdalig verschijnen, dat niemand zou kunnen bedenken dat ‘t fijn zou zijn om een kopie van jezelf te produceren dmv geslachtelijk verkeer. Laat staan dat ‘t prettig zou kunnen zijn om je partner tijdens die daad te aanschouwen. Ik vermoed dat ‘t mannetje daarom maar wát blij is dat kevers zowiezo al de gewoonte hebben om ‘t vrouwtje van achter te bestijgen.
& ‘t Vrouwtje kijkt daarbij heel verstandig opgelucht voor zich uit.

Ondertussen kijkt men in Zijperspace ook even de andere kant op.

Nafeest

Ik heb ‘m uiteindelijk voorgelezen, een droogoefening, aan mijn 1-mannig toehoorderskoor. Moet erbij toegeven dat er tranen zijn gelaten om minder bezeer.

(een kleine waarschuw is hier gepast: in ‘t nafeest van dat gelag, verslapen & belazarust, heb ik mezelf een ongedwongen taal bemeten, van slokop, bebierd & tubbeledong, waar ieder gewonerlijkswijs overheen huppelt bij nachtelijk slaap, ik mezelf een lichtelijk voorentijds ontwaken zie, een bitterlijk smakend naar pre-middernachterlijk laatsten bier, waardoor een volgend dosis promillage noodzakelijkerwijs gedwongen toegediend werd)
Volgens de doetzelfgebruiksaanwijzing. Geen garantie & nog wat kleine letters over eigen interpretaties op ‘t achteretiket.

Voorgelezen dus. Met afwisselend huppelend vermogen & blamerend veronachtzaamd dat ‘t kwam van eigen hand, alsof ongewend & zojuist vernieuwd voorgeschoteld, een hortend gestotter, daar dienen die beide woorden voor, nodeloos zichzelf invullend op elkanders gelijk betekenend bestaan, zich kronkelend in synoniemiteit & probleemmatige overbodigheid, door dat plotse inzicht tussen de woorden door, verwarring strooiend waar doorgang noodzakelijk was, om prolongatie van de tekst op ener gedroomde datum te (her-)bevestigen.

Dat was dus niet in de voorgeschreven documentaire kleine letters, maar zich aftekenend in bekoelend hoofd, waar herinneringen van nog niet eens zo lang geleden her (dat 3-letterig woord zouden ze weer een 2-der maal moeten uitvinden, zo praktisch & zo kort) hadden gevormd.
Een reeds beneveld zweem was slechts over ze gestrooid om ware duidingen van betekenheid te sluieren.

Men ziet, hoe problematisch stotterstotend m’n woorden voortgang vonden, met bikkelse druppels herlangs de wang, ter beide zijden per dosis woord. ‘t Kwam mij te boven nadat de eerder genoemde dosis oraal zich wilde ontsnappen, gehinderd door als hierboven geschetste struikdrempels en hinderbosjes, me daarbij van gewoonlijk bezigende taal onthield.

Gezing hierna gezamenlijk ‘t liederlijk hofzang: Hebban olla toetsen hagunnan gedronken, nestan hik enda…’

BURPS was ooit de meest succesvolle vereniging in ‘t middenkleinbedrijf te Zijperspace, waarover later meer, maar waar ‘t hier voleindigt.

Zesenvijftig

Ik wilde een speech houden vandaag. Al meer dan een maand geleden aangekondigd. ‘t Moest iets speciaals worden, na 14 jaar m’n verjaardag niet gevierd te hebben.

Dat laatste lag aan m’n broer. Die van 1 jaar ouder. Waarmee ik m’n gehele jeugd een slaapkamer deelde tot hij ‘t huis uitging.
Ik heb nog een tijdje bij hem ingewoond, toen hij was gaan samenwonen met zijn latere vrouw. & Toen ik een beetje gek geworden was.

Maar goed, jaren later, er moeten minstens 16 jaar tussen zitten, ik had gestudeerd, dronk & verkocht bier, vader was net een jaar aan Parkinson bezweken, had hij besloten om midden in de nacht ermee op te houden, of in ieder geval zijn hart.
Ik had ‘m inmiddels al veel te verwijten. Hij was in mijn ogen een knorrepot geworden, iemand die anderen de maat nam.
Nu had ik nog iets extra’s om hem kwalijk te nemen.

Dus mijn 15.000e verdagdag op 5/5/5 was ‘t laatste feest in een 41-jarige traditie. Daarna was mijn verjaardag vooral rouw.

‘t Was dus wel eens tijd voor een speech, zeker nu ik een volkstuin van redelijke omvang had verworven met Tineke.
Ik zag me al op een tafel of andere verhoging staan, de tekst in m’n handen, mijn stem galmend als een volleerd barman die mensen maant naar hem te luisteren, zoals ik natuurlijk nog altijd voor velen ben.

Een man of 25-30 zouden mij aan hebben gehoord vanmiddag.
Nu komen er 2 langs om me te helpen met ‘t bouwen van een houtwal en/of wat lichtere klusjes. We zullen samen lunchen, een biertje drinken, afstand houden & de felicitaties krijg ik in de vorm van een hug van een ex-corona-patiënt & een luchtkus van iemand die dat niet zo graag wil worden, laat staan dat ze haar moeder ermee wil besmetten.

Die speech komt nog. De tekst is al jaren geleden geschreven. We streven nu naar 28 mei. Dat is de datum dat ik officieel 25 jaar ‘in ‘t bier heb gezeten’.

Ik vermoed dat niet veel aanwezigen de strekking van de speech zullen begrijpen, dat is wat ik alvast voorspel. Als ze maar begrijpen hoe ik verschrikkelijk autistisch (besef ik me inmiddels) verliefd ben op woorden. Voor anderen zijn ‘t heel simpel gerangschikte letters, woorden, zinnen, teksten vormend. Voor mij zijn ‘t dans- & zwelgpartijen, ze verschijnen me in donkerbruine tot zwarte teinten of dwarrelen als vrolijke veertjes op me neer. ‘t Is getrommel van mijn vingers over ‘t toetsenbord, onbevreesd slaan ze de maat van wat komen moet, met de onvoorspelbaarheid van de hoek om bij de volgende dwarsstraat, trillend van zenuwen dat ze amper de juiste letter nog kunnen vinden, m’n hoofd leegzuigend op zoek naar ‘t juiste woord, van bergen & dalen zogezegd, maar waar er dus vooral een onmogelijkheid heerst om niet in uitbundigheden te oreren, zwetsen of plots prevelen.

Vandaag in alle stilte.

We zijn in ieder geval alweer 15 jaar ouder in Zijperspace, wellicht de rouw voorbij.

Speellijst (IV): Fluitfeest

Er moet nog uitgezocht worden waarom fluiten bijna geen negatieve gevoelens kan veroorzaken. Waarschijnlijk heeft dat onderzoek allang al plaatsgevonden, maar heeft men mij dat niet verteld & zal ‘t mij ook niet zo snel bereiken omdat ik er niet naar op zoek wil. Gekoesterde gevoelens, of wellicht aannames, kan je beter niet af laten breken door bewijs dat ‘t eigenlijk anders zit of te verstandelijk blijkt.

Misschien even wat bijvoeglijke naamwoorden verzamelen die bij me opkomen als ik een fluitend liedje voorbij hoor komen: olijk, sentimenteel, teder, zwevend, luchtig, ruimtelijk, klein, weemoedig, hupsend, fladderig, grappig, ondeugend, onbekommerd, enzovoorts…
Niets zwaars of onoverkoombaars.

‘t Is vaak alsof een engel een mond in is getreden om een boodschap te verkonden die slechts de goede verstaander tot een teder vloeiende boodschap kan vertalen. Alsof een briesje zijn mogelijkheid tot verwoorden heeft gevonden & z’n reis over aarde hervertelt & hervertelt & hervertelt met zwenkingen & zacht deinende duikelingen aan eenieder die er onderweg oor voor heeft.

5 Jaar geleden ben ik begonnen met verzamelen. Elke keer wipte ik op als ik in een liedje een fluitend melodietje voorbij hoorde komen. Dat moest er ook in.
Alleen doodgedraaid of waar tederheid of een ander van bovengenoemde bijvoeglijke naamwoorden ontbrak werden geweigerd. & Dat wat geselecteerd werd vormde samen als vanzelf in elkaar vloeiende deuntjes van oorspronkelijkheid & hier op volgende krullende mondhoeken tot genoegzaam glim.
Niets te heftig. Gewoon, geruststellend. Dat is wat fluiten vermag.

Men hoeft zich vooral niet te haasten. ‘t Duurt wel even. Momenteel 353 nrs lang, bijna 21 uur. U heeft dus tijd voor een dut, of langer verpozen.

Wij houdend ‘t wel draaiende in Zijperspace.

Instaspaced (XII)

Ik heb nog geen bes in de buurt van de soort gezien, ook al noemt men hem (maar vaak blijkt een insect een ‘zij’) een bessenschildwants; & nu gaat de wereldbevolking me natuurlijk verketteren vanwege ‘t naïeve maar onbewust geïntendeerde abusievelijk gebruik van ‘t geslacht (‘Welk geslacht?,’ zeggen de andere paranoïden aan de overkant), maar ik doe ‘t echt niet expres: dat ik katten bijna altijd voor vrouwtjes houd & honden vanzelfsprekend mannetjes zijn krijg ik ook niet uit m’n systeem (& dat ik afdwaal van m’n oorspronkelijke verhaal hoor ik aan de kunstacademie opgeleide beroepsschrijvers in mijn hoofd schetteren & gillen; ik heb hier een hele megastal die ik tot kalmte moet manen).

Geïntendeerd abusievelijk; er staat patent op die uitdrukking geheel eigen aan Zijperspace.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XI)

Ik vind ‘t prettig, soms noodzakelijk, ‘t modelleren van een foto naar mijn stemming, behoefte iets te zeggen buiten schrift, me te verbeelden iets over te brengen wat niet zomaar eenieder eruit leest, bijv ‘t proces van treurende bloemetjes naar zwetende ballerina’s zogauw ik klaar ben met ‘t oppoetsen van wat neerslag bij hen achtergelaten heeft zojuist.

Zie hun stilstand dansen in Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)