discreminatie

M’n moeder deed een dutje op de bank. Zo rond een uur of 3.
Als we op woensdagmiddag vrij van school waren mocht 1 van ons erbij komen liggen. In haar knieholte. Haar linkerheup het kussen.
Maar we waren met z’n 3-en. 3 Van de leeftijd dat je nog bij je moeder in de knieholte wil komen liggen. Dus moest er, net als met veel andere zaken, verzonnen worden wie wanneer aan de beurt was.
Allemaal afhankelijk van bepaalde factoren. Wie was er vroeg uit school gekomen, wie was vorige week geweest, of anders afgelopen zondag na de kerk, wie was er nog maar net opgeknapt van de griep & wie moest er nou eindelijk eens wat meer tot rust komen?
M’n moeder was de scherprechter. Een zeer onrechtvaardige, vonden we alle 3. Ze kon zomaar een reden verzinnen waarom iemand anders bij haar mocht komen liggen ipv degene die eigenlijk aan de beurt was.

‘Hij heeft zaterdag al bij u gelegen toen wij bij de welpen waren,’ brachten 2 van ons ertegenin.
Of: ”t Is al 2 weken geleden dat-ie ziek was.’
Of: ‘Hij kreeg gister ook al de grootste gehaktbal.’

Er was veel onrechtvaardigheid in ons gezin. Volgens mij vooral veroorzaakt door ‘t feit dat die 2 broers allebei een bril droegen. Daar gingen ze er zieliger van uit zien.
Ik bracht ‘t echter niet ter sprake. Ik wilde niet discremineren. Een woord dat m’n vader me kort geleden had uitgelegd. Een woord ook dat ik goed kon gebruiken om voor m’n eigen rechten op te komen.

‘Mam, u discremineert mij.’
‘Wat zeg je nou?’
‘U discremineert mij, want ik heb al 2 weken niet in ‘t holletje gelegen & op zaterdag ben ik er nooit & op zondag moest ik al 2 weken voor straf in de kinderbijbel lezen omdat ik niet stil was in de kerk, terwijl ik de kinderbijbel al uit heb & zij hebben een bril.’
Had ik ‘t toch gezegd.
‘Ga jij vanavond maar 1st aan je vader vragen hoe je discrimineren schrijft & ‘m laten uitleggen waarom jij de komende 2 weken niet op de bank mag komen liggen.’
Waarop zij & m’n broertje hun ogen sloten & voor een ½ uur onbereikbaar werden.
Stiekem verstopte ik z’n bril.

Hij heeft nooit meer helder kunnen zien in Zijperspace.

snel

Ik las te snel, zei m’n docent.
De ‘z’ sprak ik goed uit inmiddels.
‘Ja, moet ook wel,’ glipte ik er snel tussendoor, ‘want ik heet Zijp natuurlijk.’
Hij glimlachte even. & Ging toen door.
Maar ‘t verschil tussen de ‘v’ & de ‘f’ was nog steeds niet te verstaan.
Maar vooral… Maar vooral…

Hij begon al zijn zinnen met ‘maar’. Ik wilde ‘t ‘m niet zeggen, maar ‘t zou toch wel bijna tijd worden voor iemand die zoveel commentaar had op anderen.

Maar ik las vooral te snel voor.
Waarbij hij nog even ‘snel’ extra benadrukte.
Het zal ook wel geklopt hebben. Het zweet stond me nl op ‘t voorhoofd.

M’n neefje zei ‘t ook.
‘Vond je ‘t wel een mooie toespraak?’ vroeg ik ‘m toen ik terug kwam zitten.
‘Weet ik niet,’ zei hij zoals kinderen kunnen zeggen.
Een volwassene zou je al snel een slag voor z’n kanis hebben gegeven. Een kind bewonder je om z’n introvertie van dat moment.
”t Ging allemaal zo snel.’
‘Ja, daar heb ik altijd al moeilijkheden mee gehad,’ reageerde ik dus maar quasi-verbolgen. ‘M’n leraar zei ‘t ook.’
‘Ik wist niet meer of ik nou aan dode Opa moest denken of dat ik m’n best moest doen te begrijpen wat jij nou zei.’
We waren in de kerk. We moesten stil zijn, begreep ik van de elleboog van m’n moeder.
Die eeuwige elleboog. Of een kneep in de knie, wist ik me weer te herinneren van de kerkbanken in de Petrus & Pauluskerk.
Ik probeerde ‘t meteen op m’n neefje uit. Zonder dat z’n vader ‘t zag.

‘Ging ‘t goed?’ vroeg ik wederom aan m’n neefje.
Hij zou wel een wat milder oordeel hebben nu hij 1½ jaar ouder was.
‘Huh?’ reageerde hij.
We spraken zacht. De volgende broer stond alweer op ‘t spreekgestoelte. Terwijl ik naar m’n stoel terugstruikelde, was die alweer tussen de klasgenootjes van ‘t vaderloze nichtje gehinkstapsprongd.
‘Hoe vond je ‘t?’ verduidelijkte ik m’n vraag.
‘Is dat ‘t enige wat je van je dode broer herinnert?’
Nu was ik aan de beurt met: ‘Huh?’
‘Dat jullie op ‘t strand in de duinen aan ‘t spelen waren?’
‘Nee, tuurlijk niet.’
& Ik wilde ‘m heel snel uitleggen dat ‘t eigenlijk symbool stond voor al die tijd dat ik met m’n 1 jaar oudere broer de wereld ontdekte, dat ‘t leeg was, zo leeg als een zandstrand, maar dat we er samen invulling aan gaven. Met torens, met bergen, met boeven, met cowboys, met goed, met slecht, met dood, met ach verdomme, dacht ik, met alles.
Heel snel.
Ik kneep ‘m in z’n knieën. M’n andere broer was aan z’n in memoriam begonnen.

Een stilte als nooit tevoren kwam over ons heen in Zijperspace.

ondervraging

Voor de watertoren werd ik afgesneden.
Hij zat ook op een fiets. Oerdegelijke stevige fiets. Hij kwam onstuimig schuin voor me staan, mijn voorwiel tegen de stoeprand klemmend, waardoor ik wel moest stoppen.
Keurige jongen, enkele jaren ouder, woeste blik.

Hij haalde snel een pasje te voorschijn. Hief ‘m naar me op & stopte ‘m meteen weer weg.
Ik wist niet wat-ie daarmee bedoelde te zeggen.

‘Ik wil je even ondervragen,’ zei hij.
‘Waarom? Ik heb toch niets verkeerd gedaan?’
Ik keek nog even achterom, om mezelf ervan te overtuigen dat ik door ‘t groen van de gepasseerde stoplichten was gereden.
‘Ik wil wat informatie van je hebben.’
‘Wat dan?’
‘Hoe heet je?’
‘Waarom wil je dat weten?’
‘Ik ben rechercheur bij de politie. Ik laat je net m’n pasje zien.’
‘Laat die dan nog maar ‘ns zien.’
Hij zweeg. Keek streng.
‘Ik kan je ook meenemen naar ‘t bureau. Maar dan zit je wel enkele uren vast.’
‘Daar geloof ik niets van. Dus neem me maar mee.’
‘Je bent er 1tje van Zijp? Marsdiepstraat?’

Hij was zenuwachtig. Kwaad ook. Ik had blijkbaar iets heel ergs uitgehaald. Op heterdaad betrapt, te merken aan zijn haast.  Maar ik was me nergens van bewust.
Ik reageerde dus maar niet op z’n laatste vraag. Dat kon ik beter op ‘t bureau doen.

‘Je oom heet Siem van Wijk?’
‘Wat dan?’
Oei, dat was als ½ toegeven dat z’n informatie klopte.
‘& Je hebt een broer met de naam Quint?’
‘Hmpf.’
‘Waar waren ze op 12 december?’
’12 December? Da’s bijna een ½ jaar geleden. Wat wil je van me horen?’
‘Je weet dat ze verdacht worden van verkrachting van je nichtje? Samen met nog een oom van je.’
Ik begon te lachen. Ik haalde m’n voorwiel weg uit de klem van fiets & stoep. Ik zwaaide met m’n hand om aan te duiden dat-ie flauwekul aan ‘t kletsen was.
‘Hé, kom,’ zei ik, ‘fietsen we lekker samen naar ‘t politiebureau. Dan gaan we even een mooi rapportje opstellen. Dat jij je voor rechercheur uitgeeft. & Dat je te veel luistert naar dat nichtje van me, dat allerlei vreemde verhalen over iedereen verzint.’
Hij bleef staan. Grabbelde nog wat in z’n broekzakken. Keek nog net zo streng. Maar een vleugje onzekerheid kwam in z’n blik bovendrijven.
‘Hè joh,’ ging ik verder, ”t kan best gezellig zijn op ‘t bureau. Kom, ga mee. Leuk.’
Ik stond inmiddels voor ‘m met m’n fiets. Begon langzaamaan op te starten. Daarna sloeg ik traag de bocht om naar rechts, richting politiebureau.
‘Kom,’ gebaarde ik nog even naar ‘m & verdween achter de toren.

Hij staat nog altijd te wachten tot ik weerkeer op dezelfde plek in Zijperspace.

schoolziek

1st Deden alle zussen ‘t samen, ook bij m’n Oma, later kwam Lia, toen kwam 1 van m’n tantes alleen, daarna mevrouw Goes & als laatste m’n geadopteerde nichtje.
Er zullen er vast nog wel meer zijn geweest die 1 keer per week ons huis schoon kwamen maken, maar hun herinner ik me in ieder geval nog.

Behalve m’n geadopteerde nichtje hadden ze allemaal wat over mij te zeggen. Dat mocht in die tijd nog. Kinderen die vervelend waren, daar moest je een opmerking over maken, ook al was ‘t niet je eigen kind.

‘Ga maar even aan de kant,’ zei nicht Lia op snauwerige toon.
‘Blijf van dat kaarsvet af!’ riep mevrouw Goes.
‘Kan je zelf ook niet eens wat doen?’ zei 1 van m’n tantes.
‘Hihihi,’ giechelde m’n geadopteerde nicht.

Maar die ene tante zei elke keer dat ik me niet zo aan moest stellen.
M’n moeder was ‘t daar mee eens.
‘Zo, zijn we weer eens schoolziek?’ zei ze als ze me bij binnenkomst aantrof. ‘Kom me dan maar even helpen met de afwas. Dan mag je daarna de hele ochtend doorgaan met schooltelevisie kijken.’

Niets zo leuk als schooltv.
Nou ja, er was 1 ding dat leuker was: de maandelijkse uitzendingen van de STER op dinsdagmiddag.
‘t Stond nergens aangekondigd. Je moest ‘t toevallig weten of er tegenaan lopen als je wilde zien hoe ‘t testbeeld er uitzag. Dan kreeg je de mooiste televisie voorgeschoteld van de hele week. Kon je later vertellen op school dat je alle nieuwe reclames al had gezien.

‘Je bent niet echt ziek,’ zei m’n tante dan.
Waarna ik onmiddellijk m’n meest beroerde gezicht weer optrok. Gelijk m’n voeten er achteraan omhoog, want m’n tante moest er met de stofzuiger langs. Ze kroop met de slang onder m’n benen door. Want die generatie ging er nog vanuit dat je iets niet schoon kreeg als je ‘t niet op je knieën deed.
‘God, alweer een panty verknald, An,’ zei m’n tante dan aan ‘t eind van de dag tegen m’n moeder.
‘Ok, maar dit keer neem je gewoon een stel van mij mee,’ zei m’n moeder.
Ze haalde gelijk een nieuw setje uit de voorraadkast in de gang. Alle panties hadden toen nog dezelfde kleur.

‘Zie je,’ ging m’n tante verder, ‘je lacht nog veel te vrolijk voor iemand die zich niet lekker voelt.’
Ik ging wat rechter op zitten om vooral niet weer in m’n wang geknepen te worden. Ook om ondanks m’n ziekte toch wat meer autoriteit te krijgen, al was ‘t maar de autoriteit van een neefje tegenover z’n 10-tallen jaren oudere tante.
‘Maar ik ben de hele tijd moe.’
‘Ja, dat ben ik ook als ik straks thuis kom. Maar morgen moet ik toch weer in m’n eigen huis aan de slag.’

De dokter kwam langs.
‘Ah,’ zei m’n tante terwijl ze de voordeur open deed, ‘komt u voor dat schoolziek knaapje langs?’
Ze keerde zich om & riep richting 1e verdieping: ‘An! Annie! De huisarts komt er voor zorgen dat je zoon morgen weer naar school kan.’

Ik moest gecheckt worden. Druk meten. Bloedafname in ‘t ziekenhuis. Een paar dagen later uitslag.

Dinsdag kwam m’n tante weer.
‘Zit je nou nog steeds schooltelevisie te kijken?’ riep ze quasi-verontwaardigd uit.
‘Er is niets anders op tv,’ antwoordde ik.
‘Moet je dan niet naar school?’
‘Nee,’ zei ik triomfantelijk, want eindelijk gewonnen van m’n tante. ‘Ik heb Pfeiffer. De dokter heeft gezegd dat ik de 1e weken absoluut niets mag doen.’
Ze keek me bezorgd aan.
‘Dus ook geen afwas,’ voegde ik er nog even snel aan toe.
Ik stond op om de tv op ‘t testbeeld van Ned 1 te zetten. De radio-uitzending van Hilversum 1 was leuker dan tv voor kinderen van 6.

Ik wikkelde me weer in een warme deken op de bank in Zijperspace.

sterven

Er is iemand overleden op FriendFeed. De social media-service die ik nog als enige nederlander gebruik.
Michael McKean.

Hij is zondag overleden.
‘t Ging vrij snel.

Ik zal ‘m niet de hemel in prijzen. Wat zowiezo niet zo’n goede uitdrukking is in een situatie als deze.
Maar Michael was wel degene die als 1 van de weinige amerikanen reageerde op de muziek waar ik mee was opgegroeid.
Hij bleek van ‘tzelfde te houden.

Dus ging ik ervan uit dat-ie ouder was.
Niet stukken ouder. Gewoon iets ouder.

Bijna iedereen is ouder in m’n belevingswereld. In ieder geval als ze er jonger dan 30 uitzien.
Dat lukt niet zo vaak.
Als ik in de spiegel kijk zie ik een oude kerel van 16. Ik blijf die kop verdomme eigenwijs vervormen.

Tuurlijk blijkt Michael, god hebbe zijn ziel (want stel je voor dat al die gelovige amerikaanse friendfeeders kunnen lezen wat ik hier nu opschrijf), helemaal niet zo oud te zijn.
Ik zag foto’s in kleur.
In kleur!

Toen ik geboren werd & geleidelijk aan lichtelijk ouder, bestond kleur niet eens.
Als wel, dan toch zeker vervormd. Of anders waren die kleuren in de loop van de tijd door ‘t licht verschaald geraakt.

Nee, dit was puur zoals ‘t ooit plaatsgevonden had. Geen zwartwit nostalgie.
’77.
Weet je (zo spraken ze me normaliter aan in dat jaartal), toen luisterde ik naar een album van The Talking Heads met dezelfde titel.
‘t Was weliswaar een plaat van m’n 6 jaar oudere broer, maar ik heb die plaat gehoord toen Michael geboren werd.
Daar moet ik GVD bij zeggen.
GVD.

Dat is dus de gozer die meer wist van punkbands dan ik. Maar waarbij ik me er niet om negeerde, netzomin om m’n nl-taalgebruik bij tijd & wijle.
Nee, die jongen, want zo moet ik ‘m nu dus eigenlijk gaan zien, bleef heel gewoon.
& Stierf.

Hij had wel een raar brilletje die niemand ooit zou dragen in Zijperspace.

sperti

Ik geloof dat een mens er heel vreemd uit gaat zien als-ie in z’n 1tje verkouden zit te zijn.
Niet alleen bij verkoudheid trouwens. Vast ook bij een gekneusd middenvoetsbeentje.
Maar ik ben me plots terdege bewust van ‘t op een kier staan van m’n mond. M’n bovenlip krult een beetje omhoog, m’n onderlip pruilt omlaag.
Pruilen, dat is wat-ie doet. ‘t Is niet eens een alternatief zoeken voor de zuurstoftoevoer nu de neus verstopt is, nee, ‘t is gewoon een zielig voor me uit zitten staren met als emotionele drager dat stomme gewillig aan m’n gemoedsstemming aanpassende onderlipje.

Goed, niet iedereen zal daar last van hebben, maar bij gebrek aan een levenspartner zie ik me gedwongen mezelf de hele tijd te vertellen hoe ik er eigenlijk voor sta. Al is ‘t op zo’n nonverbale manier als ‘t in zekere positie dwingen van ‘t 1 of ander lichaamsdeel.

Daarnet constateerde ik bovendien dat er behoorlijk donkerblauwe wallen onder m’n ogen waren ontstaan.
Dat hoort bij een verkoudheid, dacht ik onmiddellijk. Je gaat er een beetje van afzien, van zo’n grootscheepse aanval van ziekmakende bacterieën. ‘t Is nog geen makkie om de gehele dag te moeten niezen (een geweldsexplosie neigen m’n buren doorgaans te denken) & snuiten. Daar wordt een lichaam van gesloopt. Om ‘t over de directe schade aan ‘t lichaam veroorzaakt door die hordes ziektekiemen maar niet te hebben.

Sperti.
Dat zou de 1e keer hebben kunnen zijn dat ik Sperti zou hebben ingezet.
Ik heb ‘t vorige week nog aan een stelletje meisjes uitgelegd. Ze zaten gezellig aan een tafeltje te babbelen toen ik langskwam om de lege glazen op te halen. Ik reik naar een glas & ik hoor 1 van de dametjes giebelig klagen over ‘t ontstaan van wallen.
‘Sperti,’ zeg ik dus.
Ze keken me allen een beetje glazig aan. Terwijl ik dus in de veronderstelling was dat meisjes over ‘t algemeen wel op de hoogte waren van de wonderlijke werking van Sperti op de huid.
Ik zal de oorspronkelijke wijze van gebruiken van dit heilzaam medicijn buiten beschouwing laten, maar men mag gevoeglijk van me aannemen dat ‘t een voortreffelijk effect kan sorteren als men een stukje uitgerekte huid weer wat meer ineen wil laten krimpen.
Ik ben hiervan op de hoogte gesteld door vrouwen die ‘t bij ‘t vroege opstaan hun hele verschijning zagen opfleuren dankzij dit zalfje.

‘Ja, Sperti,’ zei ik dus nogmaals na enkele seconden stilte.
Waarna ik ‘t 5-tal in telegramstijl heb uiteengezet wat je ermee kon bereiken.

Ze waren verstomd. Zeiden om beurten ‘Nou, dank je’, waarna ik mij verder begaf voor ‘t verzamelen van lege glazen. Daar ben ik tenslotte voor aangenomen.

Ik zelf gebruik ‘t dus niet. Ik wil op deze dag van opperste treurnis mijn aangezicht in volle glorie op standje uitgeput in de spiegel zien staan. Liefst met m’n mond op apengapen. Iemand moet tenslotte medelijden met me hebben.

Bij gebrek aan toeschouwers in Zijperspace.

zakdoekjes

Ik heb een probleem met zakdoekjes. Niet per se in ‘t gebruik ervan, maar vooral bij aankoop.
Wat dat betreft zijn oudere mannen toch nog enigszins bevoordeeld, met de stoffen zakdoeken die moeder de vrouw elke dag weer schoon wast. Een generatie die heel moeilijk uit te roeien lijkt. Vroeger waren ‘t vooral vaders & opa’s die daar gebruik van maakten, tegenwoordig zijn zakdoekenmannen nog steeds van hogere leeftijd, maar kom ik in jaren toch steeds dichterbij.

Die zakdoeken gebruik ik dus niet. Ik ben van de weggooi-generatie. Ik probeer me in dat weggooien zuinig & zorgvuldig te gedragen, maar met zakdoekjes (als ze van papier zijn heten ze ‘zakdoekjes’, vreemd genoeg), wordt in de verkoudheidsperiode menig afvalbak gevuld. ‘t Meest besmettelijke object in huis is momenteel waarschijnlijk de prullenmand die bij mij in de huiskamer staat.

Maar m’n moeder heeft me nooit uitgelegd hoe ik zakdoekjes moet kopen.
‘t Schijnt belangrijk te zijn dat je 1st leest wat er op de verpakking staat. Dochters krijgen dat soort zaken voorgekauwd, gedurende de opvoeding, heb ik nav ex-vriendinnen kunnen constateren, maar de mannen worden slechts mondjesmaat daarin onderricht.

Mijn moeder had met 6 zonen (men heeft altijd gedacht dat ze ‘t wel zwaar moet hebben gehad) nergens geen omkijken naar. Geen maandverband-instructies, geen hygiënische uitleg over onderbroekjes, geen wasvoorschriften voor maandelijkse stondes, laat staan enige begeleiding bij de 1e verkenningstochten omtrent ‘t aanbrengen van make-up.
Bij nader omzien kan ik wel constateren dat, ondanks de hoeveelheid zoons, m’n moeder een makkelijke taak toebedeeld had gekregen.

& Wij zoons lijden er onder. Nog altijd.
Ik koop bijv ook altijd ‘t verkeerde wc-papier. Slechts een enkele keer kan ik zeggen dat ik werkelijk ontspannen van ‘t toiletbezoek terugkeer.

Vrouwen lijken ook altijd veel eerder ingelicht te zijn over nieuwe innovaties mbt artikelen die in ‘t teken staan van ‘t lichamelijk gebruik. Ze krijgen naar alle waarschijnlijkheid van moeders met de paplepel ingegoten dat ze dagelijks de foldertjes in de bus door moeten nemen, om geheel voorbereid de warenhuizen te kunnen betreden. Men hoeft alleen al op een doordeweekse dag in de HEMA om zich heen te kijken om te beseffen dat vrouwen geheel voorbereid rond staan te snuffelen, ze hoeven slechts nog even ‘t juiste product bij de juiste voordelige actie zien te vinden, terwijl mannen hopeloos om zich heen kijkend op zoek zijn naar ‘t schap voor de mannenonderbroeken.
Wat tot gevolg heeft dat de onnozelaar bij ‘t vinden van ‘t juiste gangetje op de onderbroekenafdeling snel datgene naar zich toe trekt dat ‘t meest lijkt op ‘tgeen hij nodig heeft, want stel je voor dat ook maar iemand door heeft dat-ie zich al 30 minuten in dit grootwarenhuis bevindt.

& Hoewel ik me zeer wel bewust ben van dit verschijnsel, me tijdens ‘t verblijf in dergelijke gelegenheden nonchalant & ondanks m’n onwetendheid toch recht op m’n doel af richting een willekeurig schap voortbeweeg, ondertussen zogenaamd de vrouwen bewonderend waar ik eigenlijk helemaal geen tijd voor zou moeten hebben wil ik binnen een redelijke tijd de winkel hebben verlaten, toch, elke keer weer, weet ik ‘t voor elkaar te krijgen om zakdoekjes te kopen waar een raar geurtje aan toegevoegd is. Zodat ik al moet niezen voordat ik ‘t papier volledig heb kunnen ontvouwen.

De spetters hangen aan de wand van Zijperspace.

conversatie VII

‘Ik heb er altijd moeite mee gehad.’
‘Waarom? Je ligt toch lekker tegen elkaar aan?’
‘Ja, de 1e uren met elkaar is ‘t prachtig. Dan lijk je nooit pijn te kunnen lijden.’
‘Pijn lijden? Ik heb nog nooit pijn geleden naast een vrouw in bed.’
‘Oh, ik weet meerdere redenen op te noemen waarom je iets op kan lopen terwijl je met een vrouw in bed ligt. Ik had bijv korte tijd een vriendin die zelfs in ‘t donker door wilde gaan met meeëters van m’n neus te verwijderen.’
‘Jij hebt altijd al extreme vriendinnen gehad.’
‘Ja, ik zal ‘t wel op me af roepen. Maar om ‘t bij ‘t onderwerp te houden: ik hou ‘t gewoon niet vol, de hele tijd in dezelfde houding.’
‘Oh, ik kan niet lang genoeg m’n vriendin vast blijven houden. ‘t Is heerlijk om te voelen dat alles precies voegt met elkaar.’
‘Ja, daarom heb je ook al een relatie met haar die terugvoert tot de Middeleeuwen. Ik weet na 5 minuten al niet meer waar ik m’n arm moet houden.’
‘Maar waarom dan?’
‘Hè, heb jij dan werkelijk nooit ergens last van?’
‘Ik zou niet weten waar ik last van zou moeten hebben.’
‘Bijv dat als je lepeltjelepeltje met elkaar ligt je op een gegeven moment niet meer weet waar je rechterarm is. Niet omdat-ie ergens verstopt zit, maar omdat er geen bloed meer doorheen stroomt. Zo’n 1e nacht met een vrouw durf ik nooit m’n arm terug te vragen. Laat staan dat ik ‘m vanonder haar nek zou willen weg trekken.’
‘Als je dat weet van jezelf, dan zorg je toch dat je op een andere manier gaat liggen.’
‘Heb ik ook geprobeerd. Gewoon dicht tegen haar aan gaan liggen met m’n arm níet onder haar lichaam door.’
‘Dat bedoel ik.’
‘Ik wist werkelijk niet meer waar ik m’n hand moest houden. Hij zat precies op de verkeerde plek. & Als ik ‘m een klein beetje bewoog dan dacht zij uit dat stoten van m’n pols dat ik weer van voren af aan wilde beginnen met ‘t liefdesspel.’
‘Huh?’
‘Ja, ook een pols kan hard aanvoelen, als je begrijpt wat ik bedoel.’
‘Ik bedoel: Huh, dat is dan toch niet erg?’
‘Op dat moment wel. We hadden alle gevoelige plekken op onze lichamen al ontdaan van 1 cm huid tijdens onze woeste 1e nacht samen.’
‘Heeft je moeder je dan nooit verteld dat je voorzichtig moet zijn de 1e nacht met een nieuw vriendinnetje?’
‘Jawel, maar die vriendinnetjes zijn nooit voorzichtig met mij.’
‘Dus daarom heb je ‘t afgeschaft.’
‘Nou ja, afgeschaft… ‘t Lijkt er meer op dat vrouwen gewoon aan m’n gezicht af kunnen lezen dat ik degene ben die pijn zal lijden.’

& ‘t Wordt allengs stiller in Zijperspace & omstreken.

meisje

Het zijn moe-dagen. Dat heb ik net geleerd. Moe-dagen.
1 Van m’n 2 werkgevers had dat moeten weten. Dan hoefde hij me niet uit te lachen.
Ach ja, ‘t zal wel als ‘toe’-lachen worden uitgelegd als ik er nog ‘ns over begin.

Ik zei ‘m: ‘Maar ik was elke dag misselijk toen ik niet mee ging met dat uitje.’
‘Jajaja, da’s waar,’ gaf hij toen toe.
& Hij wuifde ‘t weg met z’n hand. Van: je hebt gelijk, misschien had ik dit niet moeten zeggen, maar ‘t was grappig bedoeld.
Een mens kan wuiven op zo’n manier. Taal is helemaal niet nodig.

Moe-dagen. Zou dat vertaald worden naar dagen die eigenlijk alleen maar voor vrouwen gelden? Moeders.

Ik ben nog ‘ns naar de gastro-enteroloog geweest. Specialist in darmen & ontlasting.
Ik zal de details, die ik overigens niet heb meegemaakt, weglaten.
‘Spastische darmen,’ concludeerde die specialist zo’n 15 jaar geleden.
Toen bestond de ziekte van Graves blijkbaar nog niet. Toen functioneerden schildklieren nog niet te snel.
‘Vrouwenziekte,’ voegde hij er aan toe.
Dus die moe-dagen passen er goed bij. Als ze op die ene manier worden vertaald.

Wanneer was ik nog meer een meisje? Toen ik als scholier als enige jongen tussen 15 meisjes m’n pauzes vierde? Toen ik met m’n vader-de-directeur zijn huishoudschool bezocht? Of als ik tegenwoordig gefascineerd naar die uitstulpende tieten in zomerhempjes zit te staren op jacht naar doorschijnendheid bij de minste geringste windvlaag?
Ik ben waarschijnlijk m’n leven lang al een vulgaire lesbiënne geweest.

Maar ik speelde m’n rol met verve & niemand nam ‘t me kwalijk in Zijperspace.

about

Voor ‘t 1st in m’n blogbestaan heb ik een about-pagina, zo’n pagina waarin doorgaans verteld wordt van wie ‘t weblog is & wat die persoon dan wel niet allemaal doet in z’n on- & offline leven.
Nou, daar moest ik ook maar ‘ns vulling aan geven. Dus met een beetje schrijven & schrappen kwam ik tot ‘t onderstaande. Misschien nog altijd ietwat mager, maar de rest kan men vinden in de teksten zelf.
Hoewel die ook niet altijd op volledige waarheid berusten. U bent gewaarschuwd.

Zo, ik ben dus Ton. De enige inwoner van Zijperspace.
Een zelfverkozen eenzaamheid overigens. Ik heb daar best lol in. Ik & mezelf zijn goed op elkaar ingesteld.

Ik schrijf te veel. ‘t Wordt al sinds mensenheugenis van mij gezegd. Niet dat ik te veel teksten produceer, dat is ‘t niet. ‘t Is meer dat als ik iets schrijf ‘t vaak resulteert in ellenlang.
Mijn welgemeende excuses daarvoor.

Nu niet langer op deze about-pagina getreuzeld & gezwind die ellenlange verhalen van me lezen. Tijd is kostbaar weet ik inmiddels. Wat dat aangaat heb ik m’n leeftijd mee. Ik heb er in ieder geval inmiddels veel te kort van. Ik wil er dus niet de oorzaak van zijn dat de toevallige bezoeker dat ook gaat ondervinden & daardoor er niet aan toekomt dat te doen waar ‘t bezoek aan Zijperspace eigenlijk toe had moeten leiden: ‘t lezen van de wederwaardigheden over dat hele kleine universumpje ergens in een uithoek van dat o zo grote Cyberspace.

Gegroet!

Vanuit Zijperspace natuurlijk.