ehoiai (dl l)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals Renske zich bij kennismaking naakt aan m’n moeder presenteerde doordat er te weinig laken aanwezig was in ’t 1-persoonsbed dat ze met me deelde.
M’n moeder was geschokt & slikte snel de vraag of we thee bij ons ontbijt wilden hebben in. Ik nam aan dat ze nog niet eerder de borsten van 1 van haar schoondochters, vermeende of terechte varianten daarvan, had gezien. Renske trok doelloos vlug, de deur was inmiddels alweer dichtgetrokken, ’t laatste vrije lapje laken over zich heen & belette zodoende mij om nog langer van onze 1e nacht samen te kunnen genieten.
Nou ja, ’t was tenslotte al na 12-en. M’n moeder had gelijk. ’t Was tijd om toch nog iets van de zonnestralen door de wolken te zien schijnen.

Later op de dag kreeg ik een standje in de vorm van wat woorden tijdens de maaltijd.
‘Was dat nou nodig?’ vroeg m’n moeder.
Ze had ’t over normen & waarden, dat zij & m’n vader toch ook gewacht hadden tot na hun huwelijk. & Tuurlijk was dat inmiddels ouderwets, dat vond zij zelf ook, maar midden in de nacht naar binnen komen sluipen, vriendelijk bij ’t ouderlijk bed komen vragen of we een slaapplaats beschikbaar mochten stellen aan een zielig verloren meisje met een kapotte fiets & dan in vol ornaat de volgende ochtend de volle waarheid te tonen van waar ’t allemaal om was te doen, dat vond ze toch te ver gaan.
M’n vader bevestigde zijn instemming met een korte knik tussen 2 happen van de bietjes door.
‘Ach, Mam,’ volgde mijn niet al te sterke verdediging, ‘van ‘t 1 kwam ’t ander & daarnaast had je er niets van gemerkt als ik gewoon uithuizig was gebleven zoals ’t oorspronkelijk de bedoeling was geweest.’
‘’t Hoeft toch allemaal niet zo snel,’ verzuchtte m’n moeder tot besluit, waarop we met z’n allen zwijgzaam onze gehaktballen begonnen te consumeren.

Maar Renske bleef. De 2 matrassen die op zolder waren achtergebleven, nadat m’n broer & ik ’t huis kort op elkaar hadden verlaten, werden voortaan elk weekend uit de bedden gesleept, midden in de kamer gelegd & tegen elkaar geschoven.
Door de weeks was nergens voor nodig, vonden de beide ouderlijke stellen. Dan zat Renske op school & had ze haar tijd nodig. We hadden nog een heel leven om van elkaars aanwezigheid te genieten & voorlopig moesten we ’t maar beperken tot de zaterdagavond & de zondagochtend. Die laatste desnoods uitgesmeerd tot de late middag.
Want waar ’t ons 2-en vooral om ging was de zondagochtend.

’t Vergde wel enige schijnheilige zorgvuldigheid. Op de zaterdagavond een beetje voorzichtig informeren of Pa nog in de kerk iets voor zou moeten lezen, of m’n moeder hem daarin zou vergezellen, of dat ze gezamenlijk rustig de vroege mis in de kerk in de wijk de Schooten zouden genieten.
‘Waarom wil je dat weten?’ vroeg m’n moeder argwanend. ‘Wil je soms zelf ook weer met ons naar de kerk?’
Dan wist ik dat ik alweer een stapje te ver in m’n zogenaamde belangstelling was gegaan.
‘Nou nee, gewoon,’ reageerde ik traag, om vooral de tijd hebben om een afleidingsmanoeuvre te verzinnen, ‘Renske & ik wilden vanavond een programma op tv bekijken. Als jullie thuis blijven, dan lukt dat niet.’

’t Was spannend. Niet alleen vanwege ’t licht krakende geluid van de zoldervloer, of vanwege ’t kreunen dat ’t vroegere matras ritmisch de bewegingen van onze beide lichamen begeleidde. Hoewel ’t bij elkaar opgeteld een gevoel van betrapt kunnen worden met zich meebracht. Zoals die 1e nacht. Ma hoefde mij, ons!, nooit meer zo te zien, had ik besloten.
Nee, we waren aan elkaar gewaagd, Renske & ik. We hadden allebei eindelijk ’t gevoel dat we ons in een relatie konden laten gaan. Niet al te veel schroom meer.
& Eindelijk wist ik waar ’t om ging. ’t Ging om lekker. & Gezellig. & Alles wat god verboden had.
Zeker als m’n ouders voor onze toekomst aan ’t bidden waren.

Renske had een verrassing, zei ze toen m’n vader z’n praatje in de kerk op een zaterdagavond deed.
‘Vanmiddag net in de stad gekocht,’ voegde ze er aan toe.
Waarop ze zich met een klein plastic tasje verstopte achter de klerenkast.
‘Pas je ogen open doen als ik ’t zeg.’
Toen ik m’n vingers voor m’n ogen vandaan mocht halen, stonden er jarretelgordels in levende lijve voor me. Alles precies op elkaar afgestemd. Bh, gordel, bandjes, sokken, slipje, lichaam. ’t Was allemaal voor elkaar geschapen. Alsof ‘t 1 zich voor ’t ander zo had voorbestemd.

Ik toonde bewondering. Renske toonde zinnelijkheid. ’t Matras kreunde & de zoldervloer liet zich van zijn meest krakende kant zien.
Maar ’t huis was leeg, op 2 jonge broertjes die zoet de zaterdagavondshows aan ’t kijken waren.

‘Waar stop je nou je hand?’ vroeg Renske.
‘Daar,’ reageerde ik.
‘Maar dat past niet,’ zei zij.
‘Jawel. ’t Gaat alleen niet.’
‘Nee, want die bandjes zitten in de weg.’
‘Hoe doen ze dat anders dan?’
‘Waar anders?’
‘Als anderen jarretels gebruiken.’
‘Dan trekken ze ’t slipje gewoon uit.’
‘Maar ik kan jouw nieuwe slip toch niet zomaar kapot trekken?’
‘Nee, daar is-ie net iets te duur voor.’
‘Hoe doen ze ’t dan?’
‘Zouden ze ’t slipje over de jarretels heen aantrekken?’
‘We kunnen ’t proberen.’

Dus vertrok Renske weer achter de boekenkast. Om ’t spannend te houden. Om de verrassing kompleet te maken.
Maar voordat ’t zover kon komen riepen m’n ouders alweer naar boven of wij ook een plakje cake bij de thee wilden hebben.

’t Was een mooie dienst geweest in Zijperspace, alleen zo kort dat wij niet meer in god geloven konden.

ehoiai (dl k)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals ik jaren later met iemand over Jolande sprak, terwijl ik haar eigenlijk al jaren kwijt was. Of zij mij. ’t Was maar hoe ik ’t bekeek.

Hij zei tegen mij: ‘Heb jij ’t wel ‘ns uitgemaakt met een vrouw?’
Ik moest nadenken. Ik had ’t gevoel altijd zelf afgekeurd te zijn geweest. Zo lijk ik in ’t leven te staan.
Een enkele keer had ik wel ’t uiteindelijke besluit genomen er een punt achter te zetten, maar die keren dat zoiets gebeurde leek ’t bijna altijd alsof ’t niet anders meer kon. De vrouw in kwestie was ’t er naar alle waarschijnlijkheid ook mee eens geweest. ’t Was voor ons beiden beter.
‘Hm, nee,’ begon ik aarzelend m’n antwoord, maar corrigeerde me snel met: ‘of nou ja, toch een keer. Jolande, tegen Jolande heb ik gezegd dat ’t niet meer ging.’
Tegelijkertijd bedacht ik dat ’t misschien wel nooit aan was geweest. Bij 1 keer vrijen heb je nog geen relatie.

‘Weet je,’ begon ik mezelf te verontschuldigen, omdat m’n geheugen begonnen was de details bij elkaar te schrapen, ‘ze kan niet echt gedacht hebben dat ’t aan was.’
‘Hoezo niet?’
‘Omdat we maar 1 keer met elkaar hebben gezoend.’
‘Ja, da’s niet al te veel.’
‘Maar ik heb wel een tijd achter haar aan gezeten. Al jaren had ik haar in de gaten gehouden als ze op mijn werk kwam om boeken te lenen.’

Ik zag ‘r onmiddellijk als ze op zaterdag de bieb binnenkwam. Ik hield in de gaten waar ze naartoe liep. Ik had meteen genoeg van ‘t baliewerk & wilde liefst zo snel mogelijk boeken die waren ingeleverd terug in de schappen zetten.
Aan de andere kant van een kast waar zij op zoek was naar een roman, schoof ik boeken die al strak stonden nog eens extra naar elkaar toe. De ruggen op een rechter dan rechte lijn. & Tussen Mulisch en aan de andere kant Pasolini door gluurde ik naar welke literatuur zij las. Pasternak, Pastoors of Pavese? Ik droomde dat ze ‘tzelfde las als ik.
Voordat ze haar besluit genomen had was ik al klaar met ’t kleine stapeltje boeken in de schappen voegen & was ik op de terugweg naar de uitleenbalie. Hopend dat ik de gelegenheid kreeg haar & haar boeken 3 weken de tijd te geven.

‘Ze was niet verschrikkelijk mooi, maar ze was wel fascinerend. Ze las boeken & je kon ’t aan haar gezicht zien. Ook aan haar rugzak. Als ik na afloop van werk door de stad liep & ik zag haar door de menigte van de zaterdagse winkelstraat, dan kon ik aan de vorm ervan zien dat zij mijn boeken nog op de rug hield. Mijn boeken, ’t waren dan mijn boeken, die een tijdje bij haar in huis mochten staan. Ik hoopte dat ze bij terugkomst de geheimen van haar woning zouden vertellen.’
‘Door een verloren aantekening.’
‘Of een papiertje. Misschien een prulletje dat in de hoeken van een boek was blijven hangen. Een geurtje, een veeg, misschien een pennenstreek of een ezelsoor.’

Ik vertelde op een gegeven moment dat ik een bepaald boek ook gelezen had. ‘Jouw Land’ van Pavese. Ze kwam ’t terugbrengen.
Zij zei dat ze er niet aan toegekomen was. De uitleentermijn was voorbij.
Dan kan je ‘m toch verlengen, had ik voorgesteld.
Nee, andere boeken wachtten haar.
& Ik stond vlak daarop weer aan de andere kant van die boeken, door kieren erboven langs te gluren. Ik rook de muffe huizen van vrouwen die streekromans lazen.

‘Maar toen ben je dus bij haar thuis terecht gekomen? Hoe kreeg je dat voor elkaar als suffe bibliothecarisfunctionaris?’
‘Ik kwam haar in de stad tegen. Ik vroeg haar of ze uiteindelijk Pavese nog gelezen had. Ik wilde haar nadat ze ontkennend had geantwoord meteen met rust laten, maar zij vroeg wat er dan zo bijzonder aan was. Toen ben ik diezelfde avond bij haar in bed beland.’
‘Zomaar? Je had ’t over 1 boek & zij lag voor je klaar?’
‘Nee, we hadden ’t daarna helemaal niet meer over boeken. We praatten gewoon wat. Op gegeven moment bleek dat ze allang al door had dat ik haar leuk vond. Dat ’t ook de reden was dat ze boeken kwam lenen. ’t Was spannend, 1 keer in de 3 weken tussen de boekenkasten, wetend dat ze in de gaten gehouden werd.’
‘Dus je vree & toen was ’t over.’
‘Ja.’
‘Dat gebeurt toch niet zomaar?’
‘Nee, nee, inderdaad’ aarzelde ik opnieuw. ‘Ik zag diezelfde nacht haar borsten.’
Ik liet ’t daarbij. Ik keek nog een beetje raar, zodat hij ’t zou begrijpen. Ik vertelde hem maar niet dat ik haar jaren later weer tegen was gekomen, 2 kinderen aan de hand.
Zij keek alsof ze mij niet kende. Ik keek naar de kinderen. & Ik kon me niet voorstellen dat ze van de borstvoeding hadden genoten.

Maar niemand die de gedachte te weten kwam in Zijperspace.

ehoiai (dl j)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals Manja die me, ter wille van onze wens een stapje verder richting volwassenheid te geraken, dichter bij zich liet komen dan ik ooit bij een vrouw was geweest, om vervolgens langzaam, tergend langzaam, zich te verwijderen, waarbij ze steeds moeilijker te bereiken was, tot ik haar uiteindelijk niet meer zag.

Ze kraste & ze gilde. ’t Behang was opengereten met haar nagels. Op haar armen stonden strepen als vraagtekens. Een enkel drupje rood liep nog langs haar arm naar beneden toen Joop & ik haar kwamen opzoeken. De schaar waarmee ze haar lichaam de vragen had gesteld, lag nog open naast haar.
Zo had m’n moeder niet gewild dat we haar de schaar zouden aangeven als we haar bij stonden bij ’t met de naaimachine repareren van onze kleren. Dat dacht ik er nog bij, toen ik naar Manja keek, die ineengeschrompeld tegen de loshangende rafels behang leek te zijn geplakt.
Een arm om haar schouder resulteerde er in dat die hand weggeslagen werd. Als ik met m’n ogen contact met die van haar zocht, sloeg ze die neer, keerde ze haar hoofd naar ’t enige object waarmee ze blijkbaar nog wel kon communiceren: de muur. Ze bonkte er met haar hoofd tegenaan. De muur reageerde in echo, met net niet dezelfde antwoorden, met zeker niet dezelfde pijn.

De volgende dag was ze weer aanspreekbaar, leek alles weer normaal. Maar diezelfde volgende dag was gelijk mijn voorlopig laatste in Amsterdam.
Mijn huurbaas had mij eenzijdig de huur opgezegd. Ik moest ’t tochtige zolderkamertje waar ik geen kachel mocht stoken verlaten.
Ik posteerde me bij ’t gebouw waar Manja & Joop hun opleiding volgden & wachtte tot 1 van hen mij in de armen zou sluiten. Ik gaf de moed op. Ook ik werd gek.
Met Manja besloot ik dat ’t voor mij beter zou zijn terug te keren naar m’n geboortestad. Als Joop er bij was geweest had die mij er zeker van weerhouden. Maar die wilde mijn arm om haar middel. Daar had Manja al een tijdje geen behoefte meer aan.
Waar ik op mijn beurt weer niets van begreep.

De vader van Manja vertelde me dat ’t hem moeite had gekost mij te bellen.
Ik kon uit zijn woorden niet wijs worden of dat aan ’t vinden van ‘t telefoonnr van m’n ouders lag of dat-ie zich er niet toe had durven zetten. Voor ’t gemak nam ik aan dat ’t dat laatste was, gezien de moeite die hij deed de woorden uit zijn keel te krijgen.
‘Ze hebben gisteren Manja opgehaald,’ kwam er hakkelend uit zijn mond. ‘Ze hebben haar naar de intensive care gebracht, hier in ’t ziekenhuis.’
Ik werd stil. Nog stiller dan een mond die gesloten blijft. Ik wilde slechts dat zijn woorden sneller via de telefoonlijn mij zouden bereiken.
Manja’s vader vroeg me of ik haar een keertje wilde komen opzoeken. Ik was de enige vriend die nog in Den Helder was. De rest studeerde in steden verspreid over ’t land. Hij vroeg me of ik misschien iets voor haar mee wilde brengen. Een boek of zo.
‘Maar vooral niet iets moeilijks,’ voegde hij er snel aan toe. ‘Niet die zwaarmoedige boeken die jullie samen altijd lazen.’
Daar was-ie ’t nooit mee eens geweest.
‘Jullie hoeven je niet interessanter voor te doen dan dat jullie zijn, want uiteindelijk is niemand dat.’
Zijn vrouw stond er bij als-ie met die opmerking kwam.

Manja lag in een normaal ziekenhuisbed toen ik aankwam. Een snee in haar arm, waar gaas overheen lag. Een bleek gezicht.
Dat bleke gezicht & de snee bleven aanwezig, ook toen ze naar de psychiatrische afdeling van ’t ziekenhuis werd overgeplaatst. Hoewel de laatste langzaam wegtrok. Tergend langzaam.
Ik mocht van haar 2 keer in de week langs komen. Ze verborg haar arm voor me als ze de herinnering aan ’t toebrengen van de snee had willen verversen. Dan praatte ze niet. Dan keken we naar haar medebewoners, die ijverig de lucht van deze Paaz-afdeling grijs rookten.

Ze vertrok vervolgens naar een besloten afdeling elders in ’t land. Slechts een enkeling mocht daar langs komen tijdens zeer beperkte bezoekuren. Ze kreeg zelden toestemming om anderen buiten de afdeling te bezoeken.
Ik durfde niet. Ik durfde niets in die tijd. Met moeite ging ik de deur uit. Alles was angst. & Joop was ook nog eens dood.
1 Maal heb ik haar gezien. Ik had genoeg pillen geslikt om haar in ’t stadje naast de inrichting te kunnen zien. Ze vertelde hoe goed ’t ging & wat ze van plan was te gaan doen als ze weer normaal mocht leven. Ze zei me dat ’t vast geen moeite zou kosten, ook voor mij niet, om normaal te leven.
Ik weet dat optimisme aan haar diepe dalen, die ook makkelijk glorieuze hoogtepunten tot gevolg hadden. Ik stelde me haar voor in een isoleercel, met haar handen geboeid om haar lichaam geslagen.
Ik vond nog steeds dat we veel op elkaar leken, dat we bij elkaar hadden moeten blijven, dicht bij elkaar.

Ze kwam weer in Amsterdam terecht toen ze ontslagen was, ver verwijderd van haar vader. Lang voor de tijd dat ik daar weer durfde zijn, hoewel ik haar daar uiteindelijk toch een keer heb opgezocht. Vervolgens kreeg ze een vriend. Een engelse vriend. Daar ging ze mee in Engeland wonen.
Ik ben haar 2 keer bij toeval tegengekomen. In Amsterdam, toen de gekte mij eindelijk geheel had verlaten, & in Den Helder, tijdens de jaarlijkse jazzfeesten, waar iedereen die daar ooit had gewoond, wel eens naartoe terugkeerde.
Daarna nooit meer. Maar ze heeft 2 kinderen, heb ik gehoord.

In Zijperspace werd ’t geleidelijk aan alleen maar leger.

ehoiai (dl i)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals Joop zich van een deel van haar vrouwelijkheid ontdeed door zichzelf een mannennaam aan te meten. Een stoere, klinkende, korte mannennaam, waar je niet omheen kon. Waar je verbaasd van stond & gelijk aandacht voor haar kreeg.

Ik ben haar echte naam vergeten, ik ben ook de naam kwijt die ze haar buik gegeven had, ik heb haar adres ergens onderweg verloren & ik ben haar dood vergeten, de manier waarop.
De rest staat gebrand, met schreeuwende letters, gillende woorden, in m’n oren natrillend vanaf ’t moment dat ik haar in Amsterdam achterliet bij haar ouders, versuft van ’t janken hangend tegen ’t keukenblok.
Alsof ik de waarheid ben kwijt geraakt & elkanders wederzijdse leugens met me mee ben blijven dragen. Een deel van ons moest overleven. Ik moest zorgen dat dat deel verder kwam, dat ‘t toch nog een keer gehoord zou worden.

Erik kwam naar me toe, toen ik alweer een tijdje in Den Helder terug was. Hij zei me dat ze dood was. Hij vertelde me wanneer de begrafenis plaats zou vinden & vroeg me of ik daar ook bij aanwezig kon zijn.
Ik weet zelfs niet meer hoe ik reageerde. Ik zou niet durven zeggen dat ’t eerlijk was. Slechts m’n angst heeft ’t overleefd. De angst weer naar Amsterdam te moeten, onder de mensen te moeten zijn, dat ik geen zakje bij de hand zou hebben, of water, om een kalmeringspilletje te kunnen slikken.
Ik vertelde Erik over haar laatste brief, dat weet ik nog. Een brief die 2 weken tevoren bij mij was aangekomen.
De brief moet nog steeds ergens tussen m’n spullen liggen, maar ik zoek ‘m nooit op. Bijna alles uit die tijd is door jarenlange angst vernietigd, maar de inhoud van de brief ken ik nog altijd uit m’n hoofd.
‘Als je niet wil reageren, wat ik best zal kunnen begrijpen, moet je het voorgaande maar als ongeschreven beschouwen. Maar mijn psycholoog zei dat ik in ieder geval een poging moest wagen met jou weer contact te krijgen. Er zijn veel dingen die we samen zouden moeten bespreken, zei hij.’
En ’t eindigde met 3 kruisjes, ‘Liefs, Joop.’
Daar eindigde Joop. Daar eindigden onze leugens. Daar eindigde onze waarheid, die ergens tussendoor ons handelen tevoorschijn kwam.

1 Van de 1e foto’s die ze me had laten zien was van hoe ze in ’t ziekenhuis had gelegen. Sondes aan haar lichaam. Kunstmatige voeding. Gedwongen.
Ze zei dat ze de slangen er af & toe uit had getrokken. Dwang helpt niet, zei ze, daar los je niets mee op.
Ze had altijd een appel op zak. Een teken voor haar. Zo kon ze anderen duidelijk maken dat ze at.
Kijk, ik heb tóch een appel!
& Met een olijke glimlach nam ze een hap. Tot op ’t klokhuis ging de appel door haar keel.
Ik wist niet & zou nooit weten, of ’t net zo hard er allemaal even later weer uit ging. Joop moest nou 1maal vaak naar de wc. We wisten allemaal wat voor mogelijkheden die haar te bieden had.

Ik zei dat ik van haar hield & een week later beweerde ik dat ’t houden van gestopt was. Waardoor zij niet meer wist waar mijn vertrouwen lag. Want bij haar in bed liggen wilde ik evengoed.
Haar gezicht vertelde dat ze gezond was, vreemd genoeg. & Haar wijd hangende kleren zorgden ervoor dat dat beeld niet gecorrigeerd werd. Als ik mijn armen om haar middel legde, in ons 1-persoonsbedje krap op & in elkaar geschoven, wist ik dat er vlees ontbrak. Veel vlees.
Ik kon niet van een vrouw houden die ik niet geloven kon. & Daarom vertelde ik haar een andere waarheid.

Ze zei dat ze er voor mij was. Dat ik ’t beste was wat ze in tijden had meegemaakt.
Ze lachte vaak & ik dacht dat ’t vanwege dat geluk was. Maar ik moest nog leren dat haar lachen pogingen waren de rest te verbergen.
Bij haar kon iets wat ze beweerde ’t tegenovergestelde betekenen, zonder dat ze daadwerkelijk loog.
& Omdat ze er voor mij was vond ze ’t niet erg dat ik naast haar lag, zo deed ze voorkomen. Ik had immers de warmte van haar lichaam nodig had om in die duizelingwekkend grote stad ’t gevoel te hebben een mens te kennen.

Haar adem rook naar appel, maar dat was nou net de geur waar ik niet tegen kon. ’t Waren ongeconsumeerde appels.
Ik hield dat voor me.

Ze zei tegen me, daar tegen ’t keukenblok van haar ouders aangeleund, dat ik gebruik van haar had gemaakt. Door elke keer evengoed tegen haar aan te willen liggen. Dat die zogenaamde eerlijkheid van mij slechts tot doel had van haar te kunnen profiteren.
Ze schreeuwde ‘t.
Ze gilde ‘t.
Ik hield m’n mond & heb op een gegeven moment m’n rug naar haar toegekeerd. Ik liep naar m’n vader in de auto toe, die met mijn laatste spullen die zich nog in Amsterdam bevonden, klaar stond om terug naar Den Helder te gaan.

Zwijgen bleek geen waarheid in Zijperspace.

ehoiai (dl h)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals Belle, die me dronken voerde met thee. Thee. & Nog ‘ns thee.
Alle meisjeskamers waren toenmaals van theekopjes voorzien. Ronde kommetjes, zonder oren. Bloemetjes er op geschilderd. Net als ’t theepotje, dat boven de hitte van een waxinelichtje moest hangen.
Ook de rietsuiker kwam toen helemaal in de mode. Wij jongens leerden dat via de meisjes kennen. Veel geduld moesten we daarvoor betrachten. We wilden immers meer dan alleen maar thee.

Misschien dat Belle ook wel aan ’t wachten was. Dat zij vanwege haar zenuwen te veel vocht gebruikte & zich genoodzaakt zag ’t tekort met kruidenthee aan te vullen.
Ze had ze in alle smaken & maten. Ik kon de merken & soorten bestuderen als zij door haar moeder naar beneden geroepen werd. Of toen bleek dat ik suiker er in wilde hebben & er geen lepeltje was, behalve dan om ’t uit de pot te scheppen.
Ik stelde nog voor: ‘Ik gebruik toch gewoon ‘tzelfde lepeltje.’
Dat wilde ze echter niet.
‘& Dan zeker terug in de pot stoppen,’ zei ze. ‘Waarna alle suiker aan de lepel blijft hangen. Dat vind ik toch zó vies.’
Ik was de zelfde mening toegedaan, maar vroeg me wel af waarom ze suiker in de kamer had, terwijl er geen gereedschap was om ’t te gebruiken.

Later, veel later, ik denk dat ’t na een week of 2 was, ’t was toch ‘ns tijd om elkaar weer onder ogen te komen, vroeg ze me waarom ik ’t had gedaan.
‘Wat gedaan?’
We praatten er omheen. ’t Duurde lang voordat we de juiste woorden durfden te gebruiken. ’t Had ook lang geduurd voor we die ene keer tot actie waren overgegaan. Die theekopjes stonden steeds tussen ons in.
‘Je mond kwam gewoon dicht bij mij in de buurt,’ legde ik uiteindelijk uit.
‘M’n mond?’ vroeg ze alsof ze niet wist waar dat onderdeel van haar lichaam zich bevond.
‘Ja, alsof je wilde dat ik er dichter naartoe zou komen met die van mij.’
Ik kreeg de kriebels van de hitte in m’n nek. Waarom moest ik altijd alles zo duidelijk zeggen?

‘Maar daarna heb je niets meer van je laten horen,’ was het volgende verwijt van Belle.
‘Ik wist niet wat ik moest doen,’ reageerde ik.
’t Was net zo warm als tussen al die bakken thee door. M’n gezicht gloeide. Ik had de verwarming op m’n kamer al uitgezet. Beter ook om wat afstand te kunnen behouden. Geen trui & ook geen hesje uit, schoenen bleven aangegespt.
‘Dat weet je toch best,’ zei Belle verontwaardigd. ‘Je weet toch dat je bij een meisje verwachtingen schept als je zoiets doet.’
Ze zei ’t alsof ze ’t over een klein onschuldig meisje had & stond tegelijkertijd op de barricaden om haar rechten te verdedigen.
‘Tuurlijk, tuurlijk,’ stotterde ik, ‘maar ik heb ’t ook over mezelf.’
Ik had ’t niet over verwachtingen die ik bij haar had geschept, wilde ik zeggen, maar over die bij mezelf terecht waren gekomen. Of die er wel zaten, zo wilde ik duidelijk maken, als ik over straat liep, naar de kroeg ging, in de les zat met m’n klasgenoten. In alle situaties.
Waren die gevoelens er dan wel, vroeg ik me af.

‘Je denkt dus alleen maar aan jezelf?’ vroeg Belle me onmiddellijk.
& Ik kon niet anders dan naar waarheid antwoorden: ‘Ja, eigenlijk wel. Niet altijd, hoor. Maar als ik denk, dan ben ik zelf toch wel altijd ’t uitgangspunt.’
Ik vond ’t niet anders dan vanzelfsprekend.
Belle daarentegen blijkbaar vermoeiend. Een diepe zucht ontsnapte haar.

Wat had ik nou toch verkeerd gedaan? Ik had haar borsten aangeraakt, toen die bloot kwamen te liggen. Ik had er zacht een kusje op neergezet. De 1e keer dat me dat zo snel gelukt was, zonder zelf aan ’t bloesje te hebben hoeven sleuren. Daarna was ik naar huis gegaan, omdat de moeder van Belle naar boven geroepen had dat ’t tijd was om te eten.
& Ik had 2 weken nagedacht. Dag in, dag uit. Om te weten te komen of ik wel voor zo makkelijk zou willen gaan. & Zo veel liters thee.
Ik zag ’t niet zo zitten om de rest van m’n leven te vullen met dagelijks 10 bakken. Als ’t aan haar lag, dan ook nog zonder suiker.

‘Ik wilde je ’t wel zeggen,’ kwam er eindelijk bij me uit, ‘maar wist alleen niet hoe.’
Daar had ze dan wel vrede mee. Ze accepteerde dat ik weer 1 van dezelfde was. Ook ik. Een jongen. Als de rest.
Ze stond op. Ik ging haar voor, de trappen van ons huis af. Ik opende de deur van onze hal. & Vlak voor de laatste zoen pakte zij haar jas & trok ‘m aan.
Dat ongelooflijk tuttig jasje. Zo netjes & correct. 2 Weken lang had ik me niet eens haar borsten voor de geest kunnen halen, alleen dat ding dat er strak omheen gebonden zat.

Er bestaan kledingvoorschriften om Zijperspace te mogen betreden.

ehoiai (dl g)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals Mara op zich liet wachten terwijl iedereen al op ’t feestje aanwezig was.

Er zijn feestjes waar familie bij aanwezig is & feestjes zonder hen. Ben je voor ‘t 1st aanwezig op een feest van ’t laatste soort, dan heb je een stap richting onafhankelijkheid gemaakt.
Zo voelde dat. Zo was ’t ook. Behalve dan op ’t moment dat ik bij m’n moeder ter rade moest over wat voor cadeau ik dan aan de jarige Suus zou kunnen geven.
‘Mannen gaven ons vroeger zeep,’ zei m’n moeder, met de beste bedoelingen, ‘of een lekker geurtje.’
Maar er was een nogal groot verschil tussen zeep, die ik van m’n moeder meekreeg toen de kleuterjuf jarig was, of een geurtje, dat ik pas aan een vrouw heb durven geven toen ik ’t gehele aroma van haar lichaam had opgesnoven.
Zover was ik nog lang niet & Suus was nog niet m’n kleuterjuf & zou ’t ook nooit worden.
Ik wachtte immers op Mara, die maar niet wilde komen.

‘Of je geeft een ringetje,’ ging moeders advies verder.
‘Ik ga toch niet trouwen,’ was mijn reactie.
‘Of een kettinkje.’
‘Dat is verwijfd.’
‘Of een boek.’
‘Daarvoor gaat ze naar de bieb.’
‘Anders een fles wijn,’ zei m’n moeder ten einde raad.
Ze was waar ik ook al dagen was. Vanaf ’t moment dat ik de uitnodiging voor m’n 1e volwassen feestje had aanvaard.

Hoe volwassen waren we al, dat we op de zolderkamers onze feestjes vierden, daarbij aangemoedigd door ouders die naar boven schreeuwden dat de muziek toch ook wel wat zachter kon.

Ik belde aan & een vrolijk lachende Moeder Suus dirigeerde me vervolgens naar boven, 2 trappen op.
‘Je jas kan je wel op de vliering laten.’
& Daar aangekomen stond ik voor een gesloten deur, waar achter vandaan een geroezemoes van een geheime club weerklonk. De geheime club die ik ’t jaar daarvoor nog met m’n jongere broertjes had gespeeld, met geheime spelonken, geheime hutten, geheime dozen & geheime geheimzinnigheden.
Die tijd was ik nu lang voorbij, besefte ik toen ik plots de gitaar van Remco boven al ’t smoezen uit hoorde komen. Zijn hese zangstem begon een liedje van een met-z’n-allen-om-het-haardvuurbandje & de zachte stemmen slonken nog verder weg.
‘Mag ik hier wel middenin vallen?’ vroeg ik me af. ‘Zou Mara dan nog wel zien dat ik ’t ben die binnen komt?’

Maar Mara kon niets zien, omdat ze nog niet aanwezig was.
Suus zag me wel. Die zag weer een bevestiging van haar ongekende populariteit. Een populariteit die haar kamer had volgepropt met volwassenen, die nog maar net geen kinderen meer waren geworden, luisterend naar een haardvuurband van 1 persoon.
Ze sprong op & liet zich verlegen zoenen, waarbij ik de verlegenheid onderging & zij de rest.
‘M’n moeder zei dat ik zeep moest kopen,’ legde ik snel bij overhandiging naar waarheid uit, voordat ze niet meer naar mij zou luisteren, ‘& toen zei ze een geurtje, of een ringetje, of een kettinkje, dat zei ze allemaal, waarop ik reageerde dat ik toch zeker niet zou trouwen. Dus zei ik dat ik wel iets anders zou gaan kopen & kocht toen dit boek.’
Terwijl Suze ’t in haar handen nam, uitpakte wat ik allang vergeten was wat ’t eigenlijk zou kunnen zijn, keek ik in ’t rond op zoek naar Mara.
Alle 20 volwasssenen, de jeugd ontgroeid, keek ik kort in de ogen, hun silhouet in ’t donker van een slecht verlicht feestje inspecterend op iets Mara-achtigs. Maar Mara was nog steeds niet 1 van hen.

Toen Mara eindelijk op de vliering stond, we konden ’t allemaal horen, want Moeder Suus had de muziek uiteindelijk uit gewild, de gitaar van Remco ook de mond gesnoerd, & toen ze van die vliering door de deur in ’t selecte gezelschap van op elkaar gedrukte lichamen zich bevond, toen had ik er al genoeg van.
Ik had genoeg van de hele avond m’n mond te houden. Te moeten wachten op een belofte van een avond samen. Ik was zat van de ontelbare kommen thee die ik leeg gedronken had om te tonen dat ’t gezellig was, terwijl ik eigenlijk in afwachting was van de herhaling van de zoen, die ene zoen, die ik de avond ervoor van Mara had ontvangen, uit dank voor ’t feit dat ik een uurtje met haar over René had willen praten. Waarbij haar tong plaatsvervangend die van mij had gevonden.
Plaatsvervangend, zo wist ik nu, want Mara zei dat ze opgehouden was. & Dat ze daarom ook geen cadeautje had.

Ik wilde geen leugens meer ontmoeten in Zijperspace.

over vrouwen

Niet alles is waar. Zeker niet in de stukjes over de vrouwen in m’n leven. M’n ‘catalogus van vrouwen’.
Ze hebben allemaal geleefd, hebben allemaal deel van mijn leven uitgemaakt, onder andere namen, maar niet zo letterlijk als ik in die verhalen wil doen geloven.
Ze zijn fictie geworden.
De verhalen beschrijven vooral wie ík ben. Op dit moment. & Een heel klein beetje beschrijven ze hoe ik zo geworden ben. Waar ik vandaan kom. Waar ik linksaf geslagen ben & welke kruising ik niet genomen heb.

Niet dat ik nu de pret wil bederven van de mensen die met veel genoegen gedacht hadden deelgenoot te worden van m’n leven, mijn persoonlijke historie; ik wil ’t slechts in een perspectief van een bepaald waarheidsgehalte zetten. Om eigenlijk aan te geven dat ik een stap verder ben.
Hm, wat hoogdravend, denk ik er meteen zelf al bij. Wat hoogdravend om van jezelf te zeggen dat je een stap verder bent. Een goedkoop cliché ook.
Maar tegelijkertijd geeft me dit wel de mogelijkheid om te vertellen waar ik zelf op dit moment denk te staan. Dan maar voorspelbaarder zijn dan dat ik ooit verwacht had te zijn. Tot mijn o zo schijnheilige schande.

Momenteel kost ’t me steeds meer moeite om m’n stukjes te schrijven. Ik heb dagelijks last van plankenkoorts, dagelijks gebeurt ’t me dat ik bang ben te maken te hebben met ‘t definitieve writers block. & Telkens weer maak ik me zorgen over m’n mogelijkheden of ik wel kán schrijven & zo ja, of ik wel genoeg onderwerpen heb. Is ’t niet ondertussen zo dat ik mezelf allang al aan ’t herhalen ben?
Opgelucht haal ik adem als er toch weer, 2 of 3 keer in de week, op een gegeven moment een stukje op Zijperspace staat. Al dan niet van een zekere kwaliteit waar ik tevreden over kan zijn.

& Toen begon ik aan ‘Ehoiai’, een ‘Catalogus van vrouwen’.

Ik wist meteen dat ik ’t juiste onderwerp te pakken had. Ik wist dat ik hier de komende tijd mee uit de voeten zou kunnen. Niet alleen omdat ik aardig wat vrouwen heb gekend, maar ook omdat ik niet altijd even fatsoenlijk met ze ben omgegaan. Vaak ook ben afgewezen. Als ik dat niet beter kan omschrijven als ‘heel vaak’.
Ik heb menigmaal kniediep, of soms wel tot borsthoogte, in de drek van een stilstaande sloot gestaan. Kroes van m’n hoofd af druipend omdat ik koppie onder ging toen ik over wilde steken.
Er zitten emoties in, in die gebeurtenissen. Emoties die zijn gaan vastroesten in m’n herinnering. Er zitten bruine plekjes aan, daar in m’n geheugen, plekjes die in de loop van de tijd zijn verdwenen, waar ik blijkbaar geen aandacht aan heb besteed, die ik niet meer wil zien. Ook niet meer kán zien, omdat ze gewoonweg verdwenen zijn.
Maar des te intenser een bepaalde emotie, des te makkelijker de gebeurtenis op te roepen is. Zeker als je geheugen die emotie ’t allemaal zo veranderd heeft dat ’t ging passen in ’t later leven.
Niets zo bedrieglijk nl dan je eigen geheugen. Dat ook tegelijkertijd.

Op de middelbare school was ik als enige jongen onderdeel van een groepje dat zich altijd tijdens de pauze op dezelfde plek verzamelde. Een vanzelfsprekendheid. Niemand die ’t raar vond. Ikzelf wel ’t allerminst. Ik denk dat ik me zelden in m’n leven zo op m’n gemak gevoeld heb. De schooltijd bestond eigenlijk niet uit lessen, maar hoe je je tijd doorkwam tussen de lessen door. Die meisjes dus, dat was m’n leven.

Zo is ’t gebleven. Als ik niet alleen ben, da’s dus veruit ’t grootste gedeelte van m’n tijd, heeft ’t leven pas zin met een vrouw om me heen. Nadeel is dat ’t steeds moeilijker wordt om zoiets te voegen in de gewoontes die inmiddels ingesleten zijn.

Ik moet niet te veel afdwalen. Ik had ’t over Ehoiai.
‘t Waarom lijkt me wel duidelijk genoeg, meer hoef ik daar niet over te vertellen. Alleen ’t waarom van ’t waarom: hoe kom ik erbij om er verantwoording voor af te gaan leggen?

Omdat ik gelezen wil worden. & Een leuk trucje dacht bedacht te hebben om wat extra lezers naar me toe te trekken. ’t Was ook wel ‘ns tijd dat ik voor me zelf opkwam.
Dat liep een beetje uit de hand. Niet iedereen vindt dat je zomaar aandacht voor jezelf mag opeisen. Daar moet 1st een grondige uitleg tegenover staan.
Dus na een 1e mailtje, volgden nog veel meer mailtjes. Uitleggen hoe ik in elkaar zit, uitleggen waarom ik bepaalde keuzes heb gemaakt, uitleggen hoe ’t zo gekomen is.
& Vervolgens valt ’t stil.

Ik heb geschreven. Een aantal verhaaltjes, die niet de volledige waarheid bevatten. Alleen de waarheid die ik me voor kan stellen. Die zich ’t best laat vatten in een stuk tekst. Zodat ’t voor iedereen, of bijna iedereen, te behapstukken valt.
Nu wacht ik op mensen die ’t me gunnen dat ik niet meer door een klein groepje gelezen word.
Ik heb daar zelf, weliswaar kleine, pogingen voor ondernomen, maar ik merk dat die pogingen te vermoeiend zijn. Te slopend.
Daar heb ik dus geen zin meer in.
Slechts nog 1 oproep:

Mocht er een vrouwelijke weblogger zijn die 1 van m’n verhalen binnen die Ehoiai linkmatig wil sponsoren, laat zij zich dan melden. Misschien dat zij ook vindt dat mijn teksten vaker gelezen moeten worden.
Ik schrijf ondertussen verder. Ongeacht wat anderen denken & beweren. Nog 20 vrouwen te gaan.

Zijperspace moet tot de nok toe vol staan straks, van binnen leeg.

ehoiai (dl f)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals Fré me shaggies liet draaien en me, terwijl ze er 1tje in haar mond stak, toesprak met: ‘Dank je, pik.’
Ze had me geleerd ze andersom te draaien. Plakrandje naar me toe. & Bij ’t aansteken had ze me verteld dat ik niet moest inhaleren.
Dat was wel lekker, had ze me verteld, maar daarvoor moest je écht gaan roken. Zolang ik daar niet mee begonnen was, kon ik ’t binnenhalen van rook beter laten.
Liefdevol blies ze na de 1e haal de rook in m’n gezicht. Dat was een teken van liefde, had ze me verteld.
Ik onderging ’t gelaten.

Dat de verhoudingen niet gelijk lagen, dat wisten we beiden van tevoren. Al was ’t alleen maar door ’t leeftijdsverschil, dat we met onze neuzen op dat feit werden gedrukt.
Als ik nog jarig moest worden, zij die van haar net had gevierd, scheelden we 7 jaar. ’t Voelde alsof ik nog een stukje in lengte moest groeien, hoewel ik al een een aardig eindje boven haar uit steeg.
Zij slofte, ik sprong.
Zij lag in de zon te bakken, ik zweette liters & probeerde er zo snel mogelijk weg te komen.
Ik kwam op de fiets naar haar toe scheuren & vervolgens reden we in haar autootje verder.

M’n ouders wisten niet wat er allemaal gebeurde. Ze hadden alleen Theo om er verslag over te doen. Die had ook een kamer in datzelfde pand. Nog maar net uit ‘t ouderlijk huis had-ie bij ’t vieren van zijn verjaardag mij per ongeluk een vriendin bezorgd.
Fré zou me bij dat partijtje wel even uitgeleide doen, toen ’t hoogtepunt van ’t festijn zo’n beetje achter de rug was. Via de trap naar beneden, door ’t labyrint van rollen vloerbedekking van de onderliggende winkel heen, waar je niet zomaar ’t licht aan kon doen. We hadden alleen haar aansteker om ons bij te lichten.
‘Draai jij ‘ns even een shaggie voor me, pik,’ zei ze toen al.
& Aangezien de tapijten toch al overal voor ons uitgespreid lagen, hebben we er gelijk maar gebruik van gemaakt. Verstopt in een donker hoekje onze ademhaling inhoudend telkens als andere gasten Theo’s feestje verlieten. We drukten de lippen nog wat dichter op elkaar.

‘Je ouders hoeven ook niets te weten,’ zei Fré. ‘Ze vinden ’t toch niet goed.’
Ze wisten ’t wel; ze wisten alleen niet genoeg.
‘Terecht, pik,’ reageerde Fré, ‘laten we dat maar zo houden.’
Geen slapende honden wakker maken, zei ze ook steeds weer.
Ik bleef maar beweren dat die honden al wakker waren. & Voelde me vervolgens schuldig dat ik ’t woord ‘honden’ voor m’n ouders had gebruikt.
‘Doet er niet toe. Mondje houden.’

Waarop we een week later bij haar ouders op de bank zaten.
Ik was gewaarschuwd, ze zouden nog erger zijn dan Fré. Net als haar zussen & ’t jongste broertje. Theo had me er al van verteld. Fré was een mild geval.
Haar vader donderde binnen toen haar moeder al een uur onze hoofden suf gekakeld had. Hij smeet zijn tas in een hoek, gaf zijn dochter een zoen & begon toen tegen mij te praten. Zonder me een blik waardig te gunnen overigens, want hij was op zoek naar pen & papier om een verontwaardigde brief naar ’t gemeentebestuur te kunnen schrijven.
Hij vroeg me niet wie ik was, dat wist hij al begreep ik snel, maar hoe ik ’t in mijn hoofd had gehaald met zijn dochter aan te pappen.
‘Zie je niet dat ze 6 jaar ouder is dan jij?’ bulderde hij vanachter zijn bureau in de achterkamer.
‘Nee, 7 jaar,’ verbeterde ik, ‘Fré is net jarig geweest.’
‘Niet zo brutaal, pik,’ zei Fré, terwijl ze me schaterend van ’t lachen van de bank af stootte.

Ik heb ’t na een jaar uitgemaakt. We herhaalden onszelf te veel. We bleven in dezelfde problematiek hangen, zou een relatiepsycholoog gezegd hebben.
Ik moest me ook weer wat meer concentreren op school. Daar had ik nieuwe vrienden gekregen, die ook aandacht opeisten. Ze waren anders dan Fré. Ze reden bijv nog geen auto.

Bij ’t afscheidsfeestje van Theo, hij ging ergens anders met zijn vriendin in een flatje wonen, zagen Fré & ik elkaar weer voor ‘t 1st in een jaar.
‘Hé pik,’ begroette ze me.
Ze reikte me haar pakje aan. Ik draaide shaggies voor ons beiden, terwijl zij verslag deed van de afgelopen tijd.
‘Ik ben maar naar de psych gegaan,’ stak zij van wal. ‘Ik redde ’t niet zonder jou.’
De zojuist geïnhaleerde rook kwam weer uit m’n mond te voorschijn. Ik blies ’t richting haar gezicht.
Fré wapperde druk met haar handen.
‘Gatverdamme man, ik rook mezelf wel dood!’

Zijperspace bleef een tijd lang in dichte wolken gehuld.
Deze aflevering is linkmatig gesponsord door Mike.

ehoiai (dl e)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals ik een jaar later Birgit meenam vanuit de bollenschuur. Ze ging met me mee naar ons lege huis. Iedereen in ’t gezin was op vakantie, maar mij hadden ze voor ‘t 1st ’t beheer over de woning gelaten.

’t Leek alsof de meisjes me tijdens ’t schooljaar niet zagen staan. Des te meer aandacht ik kreeg tijdens ’t begin van ’t zomerseizoen. Misschien omdat de bollenpelmeisjes nooit mijn blote benen te zien hadden gekregen. Een gymbroek was niet verplicht in de schuur, zoals tijdens de lessen Lichamelijke Opvoeding, & een korte broek was er facultatief, maar bovenal: ongemakkelijk. Vanwege de ladingen stuifzand die uit de kieren van de kuubkisten over je benen dropen.
In de bollenschuur kon men dus niet weten dat ik voor mijn klasgenoten de jongen met vlooienbenen was.

‘Vlooienbenen?’ vroeg ik me vaak na afloop van ’t gymuurtje af, ‘Wat moet ik me voorstellen bij vlooienbenen?’
Thuisgekomen keek ik op de slaapkamer van m’n ouders in de spiegel om de waarheid over m’n benen te achterhalen. Ik liet m’n broek zakken, stapte wat verder weg van de spiegel & keek zo onbevooroordeeld mogelijk m’n eigen blote benen aan.
Niets bijzonders, moest ik constateren. In ieder geval niet iets waarvan ik me kon voorstellen dat meisjes hard gillend ‘Vlooienbenen! Vlooienbenen!’ voor weg zouden willen rennen. & Toch deden ze dat.
Misschien dat ze alleen maar schrik hadden van ’t feit dat m’n aders zo dicht onder de huid lagen dat je de route kon zien die ’t bloed terug naar boven in m’n lichaam volgde.

Birgit had nooit bij mij in de klas gezeten & was ook geen spiegel. Ze kon niets weten over wat te voorschijn zou komen als ik m’n broek zou laten zakken.
Daarom kon ik haar meenemen naar m’n huis, waar op dat moment niemand woonde. Behalve ik. Heer & meester.
Toch opende ik de deuren met enige zorg. M’n buren hoefden niet te horen dat er een meisje achter me stond terwijl ik de sleutel omdraaide. Ik troonde haar mee de huiskamer door, waar de gordijnen veel te open stonden om er op de bank neer te ploffen. Ik ontweek de krakende treden op de trap, die zij dan wel mocht nemen, zodat ’t klonk alsof er slechts 1 persoon naar boven ging. & Pas boven, helemaal boven, op de zolder die m’n oudste 2 broers nog maar enkele maanden geleden voor een eigen woning hadden verlaten, liet ik haar merken dat zij er ook was.
‘Dit is mijn kamer,’ zei ik tegen haar, voor ’t gemak ’t bed van broer Carel daarbij negerend, die op dat moment in een tentje op Terschelling sliep.

Zij lachte, zoals ze altijd lachte. Zoals ze lachte als we tegelijkertijd onze handen wasten om tijdens de lunch onze boterhammen uit de broodtrommels te kunnen pulken. Zoals ze lachte als ik haar hielp haar laatste kistje van de dag vol te pellen. Zoals ze lachte als ik een grapje maakte tegen de jongen die de bollenboer in de schuur hielp. Zoals ze lachte als ik haar tijdens de thuisreis op de fiets inhaalde. Zoals ze lachte als ik naast haar ging rijden. Zoals ze lachte als ik lachte.
Ze lachte, toen ze zichzelf naast me op de kussens had laten vallen & ik m’n gezicht dicht bij die van haar bracht.
Ze lachte heel gelukkig toen, zodat m’n tanden tegen die van haar opbotsten.

De volgende dag belde ze. Wanneer we elkaar weer zouden zien.
Ik humde, ik zweeg & gromde daar nog een beetje bovenop.
Tenslotte zei ik dat ’t me toch niets leek. Ik zei dat ik een dag lang eerlijk naar mezelf van binnen had zitten kijken & tot de conclusie was gekomen dat de liefde die ik de dag ervoor dacht te voelen nergens aanwezig was geweest.
Terwijl ik sprak & tegelijk luisterde naar een afwezige lach dacht ik aan m’n vlooienbenen & de spiegel op de slaapkamer van m’n ouders.

Ik heb een spel kaarten uit de kast gehaald. ’t Spel dat m’n ouders niet meegenomen hadden op vakantie. Ik ging patience spelen. Aan de tafel waar we altijd aten. Tegenover me niemand die in de weg zat.
Ik speelde. Uren achter elkaar. Ik droomde dat ik Birgit op tafel neergelegd had. Ik legde een kaart zo zacht neer dat je de trap zou kunnen horen kraken.
Ik won. Steeds opnieuw. Ik won. De hele zomer lang.
& Als ik ’s avonds laat naar bed ging, keek ik nog even in de spiegel van m’n ouders.

Waar alles nog steeds als vroeger was in Zijperspace.

Deze aflevering is linkmatig gesponsord door Luna.

ehoiai (dl d)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals Marja steeds weer met haar bolle wangen bij ons aan de balie verscheen.
Lange Ton zei dat ik haar eens duidelijkheid moest geven. Maar ik wist eerlijk gezegd niet waar ik ooit niet duidelijk was geweest.
De bieb ging nog maar net open & Marja kwam te voorschijn met haar dodelijk saaie glimlach. ’t Kwam vooral door haar bolle, licht hangende wangen.
‘Als een hamster,’ zei ik tegen lange Ton.
‘Als een marmot,’ reageerde hij, waarop hij om een voor mij onverklaarbare reden begon te grinniken.

Wanneer zij binnenkwam, had lange Ton plots veel boeken op te ruimen. De prentenboeken moesten nodig eens omgeschud worden, de A-boekjes netjes op een rij & daar verderop stond nog steeds een moeder te wachten op advies voor iets leesbaars voor haar 8-jarige zoon.
Waardoor ik de taak had de boeken in te nemen, de boeken uit te lenen & Marja aan te kijken als ’t echt niet anders kon.

De bollenschuur was er weer ‘ns de oorzaak van. ’t Begin van een mooie zomer had weer kilo’s hormonen doen verzamelen in onze jonge & willige lichamen & de noodzaak om die zomer door te komen middels zakgeld had ons zoals gewoonlijk in de bollenschuur doen belanden. Op elkaar gepropt, met nog geen ½e meter ruimte om je bollen uit de kuubkist te graaien, te pellen & in een bak te gooien. Je kon elkaar ruiken & de stemmen die de verveling moesten verdrijven werden hooguit door de zichzelf herhalende radio overstemd.
Een ideaal klimaat om de zomerliefde van je leven tegen te komen. Zo had Marja mij in ieder geval ontdekt. Lange Ton zat naast me om die ontdekking meteen af te kunnen keuren. Zijn cynische houding wees immers alle aandacht voor mijn persoon af. Ik moest ‘ns zonder m’n eeuwige aandachttrekkerij in ’t leven proberen te staan.
‘Maar ik deed niets,’ verdedigde ik mezelf.
‘Je lachte naar haar,’ oordeelde hij streng.
‘Dat doe je nou 1maal naar mensen die naar je lachen.’
‘Niet naar marmotten. Ook niet naar een kat. Hooguit naar een hond. Of een aap die je per ongeluk op straat tegenkomt.’

Een mens kon niet anders, zo luidde mijn eigen oordeel. Niet in deze omstandigheden in ieder geval. Met 50-60 man in een bollenschuur, zeker 2, misschien wel 3 weken lang 5 dagen in de week. & De hitte van ’t jaargetij deed ’t trage volwassen worden voor onze tegelijkertijd gulzige ogen openbaren.
Alleen lange Ton leek daar ongevoelig voor.
Ik nam ’t in volle teugen tot me. & Bij gebrek aan concurrentie die zomer aanvaardde ik de aandacht van Marja.
Als ze tijdens de pauze vroeg: ‘Vind je me aardig?’ zei ik, de goedertierenheid zelve: ‘Ja.’
Omdat ik haar voor haar hamsterwangen wilde beschermen. Die zouden wel minder worden als ik gewoon eens een keertje lief & aardig tegen haar deed.
& Als ze aan ’t eind van de week een weekendkusje wilde, slikte ik m’n afkeer van die wangen in, vergeleek ze met die van m’n oma die ik ook elke week op die manier gedag zei & deed m’n ogen dicht op moment van voorover buigen.
& Toen de bollen na 3 weken op waren, deed ik dat weer, voor de laatste keer, zo hoopte ik.
Ik was een in-&-in goed mens & kom me verdomme zeer goed voorstellen dat lange Ton een teiltje nodig had.

Ik had ook niet moeten reageren op haar briefje afkomstig van haar vakantieadres. Ik had niet hoeven vertellen dat ik na de vakantie op zaterdag in de jeugdbieb zou gaan werken, samen met lange Ton. Ik had ook niet de openingstijden hoeven door te geven in diezelfde brief. Dat had ze zelf nog wel uit kunnen vinden. Maar ik had nou 1maal nog geen weet van wat ik in briefjes aan meisjes schrijven moest.

Na 3 maanden ben ik op lang aandringen van Ton toch maar op haar afgestapt. We zijn in ’t hoekje met boeken voor 12 tot 15-jarigen gaan staan. De C, zoals dat heette.
Ik heb ’t haar verteld. Dat ’t de directeur ook niet was ontgaan. Dat ’t er nu om hing. De onrust werd te groot. De klanten konden er niet makkelijk langs. Dus had de personeelschef aan mij de keus gelaten.
Dat ’t dus voor mij beter was dat ze niet meer uren achter elkaar bij me aan de balie stond, heb ik tegen haar gelogen. Toen ze sputterde heb ik er aan toegevoegd dat ’t zelfs beter was dat ze helemaal niet aan de balie stond. & Toen ze zó zielig keek dat ze op een ander beest ging lijken, heb ik er nog bovenop gegooid dat ze beter niet meer in de bieb kon komen. Want nu ik toch bezig was te trappen kon ik net zo goed doorgaan tot ze erbij omviel. Ik moest maar even proberen werkelijk álles uit dit gelukzalig moment te halen.

Voor even was ik heerser over volledig Zijperspace.

Deze aflevering is linkmatig gesponsord door Aukje.