rood

’t Is een klein dingetje. ’t Is dat-ie rood is, anders zou je ‘m niet zien. & Als-ie wat breder of langer zou zijn, zou je denken dat ’t onderdeel is van couperose, een gesprongen adertje, alleen wel wat vreemde plaats, daar midden op de rechterneusvleugel.
Ik bof nog: ik hoef ‘m niet de hele dag te aanschouwen. Maar aan de andere kant: ik weet dat-ie er zit, m’n vinger wrijft er zo nu & dan over, & daarnaast beschouw ik me ’s ochtends & vlak voor slapen gaan middels de spiegel. Daar zit-ie, denk ik dan. Nog steeds, ietwat verongelijkt erachteraan.
Ik krab er wat aan. Een velletje liet zich er van de week af pulken. Een dun schilfertje. De pukkel bleef. Prachtig rood schijnend. In zoverre ik dat woord ‘prachtig’ erbij kon denken. Nog iets meer rood dan even ervoor.
Ik zei tegen Eva: ‘Heb jij ook zo’n jeuk aan je neus?’
‘Huh?’ zei ze.
Vrouwen reageren vaak enthousiast op dit soort opmerkingen. Dus herhaalde ik ’t maar.
‘Wat dan?’
Mannen moeten ook moeite doen om tot de ziel van een vrouw door te dringen. Voor een vrouw zijn sommige handelingen vanzelfsprekend, zoals ’t krabben aan de neus. Een man ziet daar meteen veel meer in. Alles moet een reden hebben. ’t Leven dient zo efficiënt mogelijk ingericht te worden. Ook al is er slechts een neus mee gemoeid.
‘Je zat de hele tijd aan je neus te krabben,’ zei ik tegen Eva.
‘Oh? Dan had ik waarschijnlijk jeuk, ja. Jij ook dan?’
‘Ja, ik heb een pukkel op m’n neus.’
Ik liet m’n aangezicht van de zijkant zien. Boog ietwat naar voren, voorzover de bar die ons scheidde mij toeliet.
‘Ik zie niks.’
Ze boog ook naar voren. Haar vriendin was ook maar al te bereid om van dat uitzicht te genieten.
Ik hou van vrouwen. Je kan zulke doodgewone zaken met ze bespreken. Zaken waarvan mannen zeggen dat ze verschrikkelijk banaal zijn. Laat mij dan maar van banaal houden, zolang ik ’t met een vrouw kan delen vind ik alles best.
‘Ja, ’t is een hele kleine,’ zei ik, ‘maar hij zit er wel. Ik voel ‘m in ieder geval. & Als ik voor de spiegel sta zie ik dat-ie rood is. Dat vind ik zo’n raar beeld: een prachtig gezicht als dat van mij & daar ergens rechts in ’t midden, als ik in de spiegel kijk tenminste, voor jullie zit-ie links, wordt ’t ontsierd door zo’n piepklein puntje rood. Dat bovendien aanvoelt als een bobbeltje.’
Tegenover vrouwen kan je ’t ook beter over bobbeltjes hebben. Dat levert meer medelijden op. Pukkels zijn vies, hooguit interessant om weg te knijpen. Bobbels zijn eng. Men weet niet wat onder de bobbel verborgen zit. Een persoon die lijdt onder ’t bezit van een bobbel moet geholpen worden. & Vrouwen willen nu 1maal verzorgen. Al is ’t maar dmv ’t geven van aandacht. Daar was ik nu net op uit.
‘Nou,’ zei Eva, ‘dan moet je krabben.’
Dat vond haar vriendin ook.
‘Heb je trouwens nog 2 bier voor me?’
Daar moest ik ’t voor vandaag maar mee doen, besloot ik, & krabde aan m’n neus, terwijl ik een glas onder de tap hield.

2 Maal per dag genieten we evengoed van ’t uitzicht in Zijperspace.

kruik

‘Ik was hier vorige week ook al,’ zegt ‘t kleine dametje, ‘ik weet niet of ‘t bij u was, maar ik kwam hier voor een kruik.’
Ze wendt haar hoofd richting de schappen gevuld met bier. Met haar neus wijst ze aan waar ze op doelt. Alsof ‘t vanzelfsprekend is.
‘U had een kruik, maar die was niet groot genoeg. Hij was 75 cl. Ik had een kruik van 1 liter nodig. Voor m’n neef. Want vroeger sliep-ie altijd met een kruik. Een stenen kruik. Stenen kruiken blijven nl veel langer warm. Die blijven de warmte vasthouden, ziet u. U had dus een kruik van 75 cl, die was niet groot genoeg. Hoewel ‘t best zou kunnen dat de kruiken vroeger ook 75 cl waren, maar we dachten eigenlijk 1 liter. We zijn er niet meer zeker van hoe die kruiken er vroeger uitzagen. Ik ben stad & land afgeweest om een kruik te vinden. Die vind je gewoon nergens meer. Maar u had gelukkig nog kruiken.’
Ze loopt naar boven. Haar korte benen tillen haar de trap op. In haar hand houdt ze haar tas vast, een blauwe boodschappentas, jaren 70, net te groot voor een handtas. Boven buigt ze voorover om de bewuste kruik bier te kunnen pakken.
‘Wat is ‘t eigenlijk voor bier?’
Ze wijst de kruik aan.
‘Dat is een winterbier,’ antwoord ik.
‘Hoe smaken winterbieren?’
‘Oh, dat kan heel verschillend zijn. Meestal zijn ze zwaarder, kruidiger, donkerder dan andere bieren, maar dat hoeft niet perse.’
‘U heeft ‘t bier wel ‘ns gedronken?’
‘Nee, deze niet. Deze was te duur om zomaar te gaan proeven.’
‘Oh, zou ik ‘t dan wel doen? Ik moet ‘t nl zelf opdrinken.’
‘Bier van deze brouwerij is altijd erg goed.’
‘Welke brouwerij?’
‘Dit komt van een brouwerij in Groningen.’
‘& Wat voor bier maakt deze brouwerij?’
‘Allerlei verschillende. Maar dit is een winterbier.’
‘Hoe smaakt winterbier dan?’
‘Dat kan heel verschillend zijn. Waarschijnlijk smaakt-ie een beetje kruidig & …’
Ze onderbreekt me. Ze wil verder met haar eigen verhaal.
‘Ziet u, m’n neef Leo die sliep vroeger altijd met een kruik. Nu is ‘t wat kouder geworden, dus hij wil weer met een kruik slapen. De vorige is gebarsten. Daarmee zijn we teruggegaan naar de fabrikant. Die wilde geen schadevergoeding geven. Dat had-ie beter wel kunnen doen, maar hij zei dat hij geen schuld er aan had. Dus dat ging ‘m geld kosten. Denkt u trouwens dat deze kruik kan barsten?’
‘Nee, hoor. Zo snel barsten kruiken bier niet.’
‘& Als ‘t bier ouder wordt?’
‘Nee, daar kan een kruik niet van barsten.’
‘Waar dan van?’
‘Als er te veel koolzuur in ‘t bier zit. Maar dat gebeurt niet zo snel.’
‘Kijk, hij moet dus gaan dienen als kruik voor in bed. Dus er moet kokend water in. Stenen kruiken houden die warmte heel lang vast.’
‘U moet er natuurlijk wel om denken dat een kruik wel kan barsten als hij koud is & er plotseling gloeiend heet water in geschonken wordt.’
‘Oh? Kan dat wel? Dat wist ik niet. Vindt u ‘t dan erg als ik even met mijn neef Leo ga bellen? Dat moet ik ‘m toch wel even vertellen. Anders kan ik ‘m niet kopen. Hij woont in Amsterdam, dus ‘t wordt niet zo’n duur belletje, hoor.’
Ik geef ‘r de telefoon. Zij haalt haar bril tevoorschijn uit de tas.
‘U moet 1st ‘t nummer drukken & dan ‘t knopje ‘yes’.’
Ze krijgt kontakt.
‘Ja, hallo, Leo. Ik sta hier in de Bierkoning voor die kruik van je. Maar de meneer die mij geholpen heeft, zegt dat ik er wel rekening mee moet houden dat de kruik kan barsten als je er heet water in gooit. (…) Ja, maar meneer bedoelt dat dat kan gebeuren als er plots een temperatuurverschil optreedt. (….) Ja. Ja. Ja. Nee, dan doe ik ‘t gewoon. Tot kijk dan maar weer, hè. Dan zie ik je volgende week.’
Ze geeft me de telefoon. Ik druk ‘t ‘no’-knopje voor haar in, zodat de verbinding verbroken wordt.
‘Hij wilde weten of ik dan dacht dat ‘t geen goede kruik was,’ gaat ze verder, ‘dus heb ik ‘m maar uitgelegd dat u bedoelde dat ‘t slechts kon gebeuren als er plots kokend water in een ijskoude kruik werd gedaan.’
Ik sla de fles aan op de kassa.
‘Dat is dan € 7,50, alstublieft.’
‘Dat wil ik dan graag pinnen, alstublieft.’
Ze haalt haar pasje tevoorschijn uit een vakje aan de onderkant van haar tas. Staart vervolgens naar ‘t pin-apparaaat, haar neus nog geen 10 cm ervan verwijderd.
‘Doe ik ‘t zo goed?’
‘Ja, hoor. U kunt uw nummer indrukken.’
‘Goed. & Dan nu zeker ‘ja’ intoetsen. Ja, ziet u, ‘t is voor m’n neef. Hij krijgt ‘t van me. Maar hij wil alleen maar die kruik hebben. Dus heeft u misschien een stukje kadopapier voor me? Ik wil dat dan thuis in gaan pakken. Want 1st moet ‘t bier eruit. Ik zal dat zelf maar op gaan drinken. 1 Flesje bier is wel te doen.’
Ik pak een stuk kadopapier & wil ‘t haar aanreiken, tegelijkertijd met de kruik.
‘Nee, doet u mij maar een tas; ik weet niet of mijn tas dat wel houdt.’
Ik gehoorzaam haar. Ze pakt de tas aan met haar linkerhand. De hengsels van haar eigen tas slaat ze om haar andere pols. De stof ervan knijpt ze stevig met haar hand vast.
‘M’n neef zal wel blij zijn. ‘t Heeft lang geduurd voordat ik een kruik voor hem had gevonden. Nu maar hopen dat-ie groot genoeg is. Ik ben vanavond in ieder geval wel zoet.’

Visioenen van dronken oude vrouwtjes verschijnen in Zijperspace.

suggestie

Waar begint ‘t verleden & waar wordt ‘t verleden heden? Kan ‘t verleden geïllustreerd worden door beelden & geuren? Of zal ‘t in woorden gevangen moeten worden? Waarbij er een selectie gemaakt wordt van de veelheid aan gegevens, zodat ‘t verleden een verhaal wordt, door de toehoorder of de lezer te bevatten. Hoe leg je uit dat een bepaalde omgeving ervoor heeft gezorgd dat er een persoon is ontstaan, net als bijna elk ander mens rechtop lopend, in ‘t bezit van gehoor, gezicht, reuk, spraak, communicatief, op zichzelf, & toch een sociaal wezen?
Waar ontmoet ‘t verleden ‘t heden? & Hoe kan je ervoor zorgen dat ‘t verleden te verhapstukken valt? Hoe wordt ‘t verleden vervormd doordat ‘t verteld wordt? Hoe komt ‘t verleden weer tot leven?

Nou moet men na ‘t lezen van bovenstaande niet meteen gaan denken dat ik een beetje zweverig ben geworden. Dat ik diepfilosofische vraagstukken bij de lezer wil deponeren. & Dat ik bovendien een antwoord op genoemde vragen verwacht. Ik sta nog steeds met beide benen op de grond, geloof niet in reïncarnatie of een leven na de dood (maar laat eenieder vrij zichzelf daarin te vinden), maar ben wel geïnteresseerd in hoe verhalen verhalen worden. & Waarom ze worden verteld zoals ze verteld worden. Hoe ‘t komt dat ieder persoon een eigen stempel op een verhaal kan drukken, een zeer persoonlijke stempel. & Ik vroeg me af of verhalen over ‘t verleden van mensen ook door anderen verteld konden worden. Kunnen ze worden geïllustreerd, in ’t verleden neergezet? Etcetera.
Er zijn nog veel meer kwesties te verzinnen met ‘tgeen ik in m’n hoofd heb. Iets simpels, maar tegelijk misschien wel intrigerend, dacht ik zelf. Iets waarbij ik andere mensen nodig heb, andere mensen die ook schrijven, die iets over hun eigen wereld willen vertellen, dat al doen, maar dat ook ‘ns op een andere manier willen proberen.
Men zou kunnen suggereren dat we reeds de beschikking hebben over een grote groep webloggers die voldoet aan die omschrijving. Tenminste webloggers die zowiezo over hun dagelijks leven schrijven, maar bovendien bereid zijn een kleine uitdaging aan te gaan. & Bij een uitdaging moet men niet meteen denken aan iets groots, gevaarlijks, ondernemends als voor ‘t 1st te gaan bungy-jumpen of al liftend naar Santiago de Compostella te reizen & daar loggend verslag van te doen. Ik wilde ‘t meer persoonlijk houden, iedereen in z’n waarde laten, zonder extreme avonturen. Maar ik zou wel willen dat men op stap gaat in een wereld die niet de wereld is zoals men die elke dag beleeft; nl ‘t verleden van een andere weblogger.

Kortom, ik zit al een tijd de denken om webloggers, 2 aan 2, op pad te sturen om elkaars verleden te beschouwen. In die zin dat men op zoek gaat naar een belangrijke plek voor 1 van de 2. Waarbij eenieder vervolgens op de bijbehorende weblogs (& desnoods een speciaal daarvoor gecreëerde) kan lezen hoe zij ’t ervaren hebben, & ’t de bedoeling is dat de 1 z’n verhaal vertelt over ’t verleden, hoe hij een bepaalde plek ervaren heeft in zijn jeugd; de ander vertelt hoe ’t verleden neergezet kan worden in ’t heden: hoe ervaart hij ’t verhaal van ’t verleden, hoe staat ’t er heden ten dage bij, wat maken de 2 gezamenlijk mee op zoek naar de plek van toen.
Een project dus. Waarbij liefst zoveel mogelijk wegbloggers meedoen. Om ’t verleden neer te zetten in ’t nu, & digitaal, via internet, te bewaren voor later. In stereo, 2 verhalen, 2 delen, elkaars spiegelbeeld van dat wat misschien wel waar is, maar slechts een tekening is van ’t toen, opgeschreven voor de mens van later.

Heeft iemand zin?

Zodat we de geschiedschrijving zelf ter hand kunnen nemen in Zijperspace.

Later: De volgende ochtend word ik wakker & besef ik me dat ik m’n idee waarschijnlijk toch niet weet uit te leggen, ‘t misschien wel belachelijk gevonden wordt & dat ‘t verspilde moeite is. Maar ach, ik heb weer een tekstje geschreven, heb me zinnig bezig gehouden met wat gedachten & ze op papier te zetten; laten we ‘t daar bij laten. Wie weet heeft iemand anders ook nog een moment wat dieper nagedacht. Mooi meegenomen.

wapens

‘t Is een komen & gaan van mensen die blikjes of flesjes bier uit de koelkast willen hebben. Ook al is ‘t koud buiten. Men wil nou 1maal iets te drinken hebben bij ‘t demonstreren. Of terwijl men toekijkt, zoals Westmalle & de Marokkaan.
‘Hé,’ zegt Westmalle, terwijl ze binnenkomen, ‘waar denk jij nou dat die oorlog om gevoerd wordt? Daar zijn wij al een tijdje over aan ‘t discussiëren. Al die demonstranten die voorbij lopen denken dat ‘t oorlog vanwege de olie is. Staat allemaal op hun spandoeken.’
Westmalle loopt tijdens ‘t praten naar boven om een flesje uit ‘t schap te pakken. Hij kijkt onderwijl naar mij om, vervolgt z’n verhaal, beweegt z’n arm om ‘t verhaal kracht bij te zetten, & heeft totaal geen aandacht voor de Marokkaan.
‘Hallo,’ zegt deze, ‘hoe gaat ‘t?’
Dat is 1 van de redenen waarom ik ‘m niet uit kan staan. Hij zegt dingen die hij niet meent. Alsof hij zou willen weten hoe ‘t met ons gaat. Z’n glimlach is gebakken lucht.
‘Zou je misschien de deur achter je willen dicht doen?’ vraag ik ‘m. ‘Wij staan hier slechts in t-shirtjes.’
Westmalle komt druk verder betogend naar beneden lopen. Hij is er nog niet mee klaar.
‘Die oorlog voeren ze omdat ze hun wapens kwijt moeten. Wat denk je dat de grootste industrie in Amerika is? Waar wordt ‘t meeste geld mee verdiend? & Wat is de grootste kostenpost in de begroting van de Verenigde Staten? Als ze nu oorlog kunnen voeren dan kunnen ze die wapens gebruiken. Dat heb je toch wel op tv gezien, tijdens die vorige oorlog? De Golfoorlog. Hadden ze opeens de meest moderne vliegtuigen & wapens. Eindelijk konden ze die gebruiken. Dat is nu gewoon ook zo. & Hoe denk je dat Irak aan al die wapens komt? Al die chemische wapens die zij hebben, hebben ze allemaal gekocht van Frankrijk & Duitsland. Daarom zijn die tegen die oorlog. Want als er straks een bom opvalt & ze vinden de onderdelen, dan vinden ze allemaal stickertjes, waarop staat: Preparé en France; of: Gemacht in Deutschland. Ze willen niet dat dat ontdekt wordt.’
Westmalle staat nog ½erwege de trap.
‘Wat heb jij?’ vraagt de Marokkaan.
Westmalle wordt even uit z’n verhaal weggerukt: ‘Oh, dit.’
Hij laat z’n flesje zien.
‘Dat wil ik ook. Is dat lekker? Dat haal je van boven?’ zegt de Marokkaan, onderwijl al Westmalle passerend. Als hij terugkomt bij de kassa rekent-ie voor beide flesjes af. Westmalle praat gewoon verder.
‘Daar hebben we ‘t nou al een uur over. Met z’n 2-en. Ze denken allemaal dat ‘t vanwege de olie is, maar er wordt genoeg olie geboord op de rest van de wereld. Irak was 10 jaar geleden nog vriendjes met Amerika, heeft ook allemaal wapens gekocht van ze, & nu wil Amerika dat die wapens vernietigd worden.’
‘Moet ik ‘t flesje terugbrengen bij jullie?’ vraagt de Marokkaan.
‘Ja,’ antwoord ik, ‘er zit statiegeld op.’
‘Ach, dat hoefde ik niet te weten. Kan ik ’t ook bij iemand anders kwijt? Straks loop ik door de Albert Heijn met zo’n flesje, kan ik ’t daar ook inleveren?’
‘Dat hangt er vanaf of zij ’t ook verkopen. Maar bij ons kan je ’t in ieder geval altijd kwijt.’
Ze lopen naar buiten, maar Westmalle is nog lang niet klaar.
‘’t Gaat allemaal om wapens,’ kan-ie nog net zeggen voordat de Marokkaan ‘m verder door de deur duwt. De deur blijft bij die aktie weer open staan. Ik zal ’t zelf moeten doen.

Enkele minuten later komt de Marokkaan weer aanzetten. Hij komt gelijk op de toonbank aanlopen. Ik ben echter nog met een andere klant bezig. Tussendoor heb ik echter nog wel de tijd om te vragen of-ie de deur weer wil dichtdoen.
‘Wat?’
‘Kan je nou ‘ns een keertje de deur achter je dichtdoen?’ herhaal ik geïrriteerd.
‘Maar ik kom alleen maar een flesje terugbrengen,’ zegt-ie verongelijkt.
‘1st Moet ik deze klant helpen, dus in de tussentijd kan jij de deur sluiten. Dat moet toch niet te moeilijk zijn?’
Als ik ‘m z’n duppie statiegeld heb gegeven, laat-ie bij ’t verlaten van de winkel weer de deur openstaan. Ik wil ‘m wat naroepen, maar bij de deur kom ik Westmalle tegen.
‘Ik word gek van die gozer.’
‘Oh, sorry, dat wist ik niet. Ik had ‘m meegenomen omdat we ’t over de oorlog hadden. Voor de rest ken ik ‘m niet, behalve dan dat-ie altijd pillen voor de Albert Heijn staat te verkopen. We raakten gewoon aan de praat over waarom Amerika nou perse oorlog wilde voeren. Niemand was ’t met ons eens & zo raakten we verder in gesprek.’
‘Volgens mij heb je trouwens ongelijk. Amerika produceert zelf die wapens & moet ze tijdens die oorlog ook gebruiken. Dat zou ‘tzelfde betekenen als dat de eigenaar van deze winkel al z’n bier zelf zou drinken.’
‘Nee, da’s geen vergelijking. Jouw baas heeft een winkel. Als ik m’n bier niet bij hem koop, dan koop ik ’t bij iemand anders. Dan heeft hij straks niets meer te eten. Bij Amerika is ’t anders. Zij maken de meeste wapens in de wereld. Iedereen moet wel bij hun kopen. Hun hele economie is op wapenindustrie gebouwd. Nee joh, die oorlog gaat om wapens. Niet om olie.’

Maar dorstig blijft men altijd in Zijperspace.

pfffffffrrrrrt

Ik kom er niet van af. Ook al weet ik dat ‘t belachelijk is, waarschijnlijk ook belachelijk klinkt als ik ‘t vertel, ik kan nog zo m’n best doen, maar ik kom er niet van af. Vooral als ik onder de douche sta op plekken waar een paar meter van mij vandaan gelijktijdig andere mensen hun sanitaire handelingen verrichten, probeer ik zeer m’n best te doen ‘t te vermijden. Zo zachtjes mogelijk is ook wel een optie, een concessie die ik doe vanuit de wetenschap dat ik me toch niet zal kunnen beheersen. Maar eigenlijk vind ik ‘t dwangmatige al van den gekke. Terwijl ik sta te douchen stel ik me al voor wat anderen vinden van ‘t geluid. ‘Pffffffrrrrrt’ gaat ‘t. ‘t Is eigenlijk jammer dat ik ‘t geluid moeilijk in letters kan vangen, dan zou men zich beter kunnen verplaatsen in mijn situatie. Misschien zelfs lichtelijk plaatsvervangende schaamte gevoelen. ‘Ton, dat heb jij toch niet nodig,’ hoor ik de mensen al denken. Ik moet u zeggen, waarde lezer, dat denk ik zelf ook. Zet mij echter onder de douche & ik kan ‘t niet laten. ‘t Is er uit voordat ik ‘t doorheb. De 1e spetters zijn op m’n hoofd gevallen & welluidend wordt de gehele badkamer gevuld met ‘t geluid van mijn afwijking. Gaat u er maar aan staan, op een overvolle camping, waar 100-en mensen in dezelfde ruimte beschikking hebben over een minieme hoeveelheid toiletten & douches bij elkaar gedrukt in zomin mogelijk cm². Iedereen hoort iedereen, elke zucht, elke scheet. & Ik sta daar ongegeneerd ‘pffffffrrrrrt’ te produceren. Nou ja, ongegeneerd, eigenlijk schaam ik me dood, ik probeer ‘t geluid tot een minimum te beperken, & toch weet ik dat de man die voor de wasbak z’n baard elektriek probeert te verwijderen erdoor afgeleid wordt. Hij schrikt even op, denkt dat er spontaan een scheur in z’n onderbroek is ontstaan, stopt z’n vinger in ‘t optionele gat, vraagt zich nog een moment af welk onheil de camping zal overspoelen & gaat dan ongemoedereerd (‘gelukkig’ slaak ik een zucht onder de douche) verder met de linkerwang.

Nee, ik moet ervan af. Ik moet ermee ophouden m’n mond open te zetten als ik onder de douche stap om ‘t vervolgens leeg te spuiten tegen de muur om dan te kijken of er nog ontbijtresten tegenaan kleven. ‘t Is schaamteverwekkend, zo’n gewoonte, & nergens voor nodig.

Zwijgzaam verwijderen we kruimels van de muren in Zijperspace.

nowarlog

nowarlog

‘t Schrijven van onderstaande stukjes heeft natuurlijk waarde, zo waag ik elke dag bij mezelf te bedenken. Maar waar zou die waarde blijven als wij verantwoordelijk zijn voor ‘t vernietigen van mensen, als wij, als individuele burgers, niet individueel een standpunt hebben ingenomen tegen ‘t ontstaan van oorlog, tegen ‘t aanvallen van een land & zijn bevolking?
Ik roep mijn lezers dan ook op morgen de 15e februari te gaan demonstreren tegen de aggressieve houding die de VS inneemt ten aanzien van Irak. Ik kan er zelf niet bij zijn, ik heb verplichtingen tegenover mijn baas, maar de winkel waar ik op dat moment werk is al tot ontmoetingsplaats benoemd van enkele webloggers & aanverwanten. Verzamelt u dus allen rond 13.30 uur (correctie: 12.30 uur, doordat ik moet werken heb ik me blijkbaar niet genoeg verdiept in de aanvangstijd van de demo) voor Paleisstraat 125; ik zal u gaarne aanmoedigen luid uw stem te laten horen door ‘t te smeren met de inhoud van een flesje spa, orangina, of wellicht een blikje bier, door mij aangeboden (zolang m’n portemonnee ‘t trekt).

Zodat ook de stem uit Zijperspace over de Dam zal schallen.

dimensies

‘t Zou natuurlijk heel goed kunnen dat ik afgelopen nacht ben overleden vanwege ‘t eten van een maaltijd bereid met tuinkruidenbouillonblokjes die hun officiële houdbaarheidsdatum lang hebben gepasseerd. ‘t Zou een ware marteling kunnen zijn geweest, een heuse doodstrijd, waarbij ik meermaals zou hebben geprobeerd eigenhandig mijn maag & verdere inhoud van m’n zogenaamde buik te amputeren door mijn nagels & bijbehorende vingers erin te klauwen. Kronkelend zou ik mijn bed overhoop hebben gewoeld, onbekend met ‘t feit dat ik me daardoor richting rand van mijn hoogslaper begaf, hallucinerend van de tergende pijn die mijn darmstelsel bezighield, volledig niet bij zinne om te merken dat zich naast ‘t randje van de hoogslaper een afgrond van 1½ meter bevindt, niet bevorderlijk voor de gezondheid indien men dat ondersteboven slechts gedreven door de neerwaartse dwang van de zwaartekracht aflegt, zeker niet met ‘t hoofd als voorganger in die route.
Kortom, ik zou m’n nek kunnen hebben breken dankzij de tuinkruidenbouillonblokjes.

Momenteel ervaar ik ‘t alsof er niks gebeurd is. Ik ben ‘t consumeren van de boosdoeners (ook in ‘t onderhavige geval mag ik ze als zodanig betitelen, daar ze mij geestelijk meer dan 2 etmalen behoorlijk bezig gehouden hebben) op een gegeven moment totaal vergeten, resulterend in een welverdiende nachtrust, mooie dromen (ik zal u de details besparen) & een uitgeslapen gemoed hedenochtend.

Maar is ‘t ook werkelijk zo? Zou ‘t niet kunnen dat toevallig de dimensie ‘Ton’ die ik nú beleef de tuinkruidenbouillonblokjes als ongevaarlijk heeft ervaren, terwijl er een andere dimensie ‘Ton’ zich elders omdraait in ‘t graf, zich voor de kop slaand vanwege ‘t feit dat-ie weer naar de adviezen van collega Saskia heeft geluisterd, met als onvoorzien resultaat ‘t afscheid van ‘t wereldlijk leven? Waarmee ik mezelf de vraag probeer te stellen of ik wel degelijk beleef wat ik nu beleef of dat ik misschien slechts een mogelijkheid beleef die ‘t resultaat is van bepaalde keuzes, omstandigheden, faktoren, terwijl er op ‘tzelfde moment door andere dimensies ‘Ton’ totaal andere mogelijkheden worden ervaren. Is ‘t misschien illussie dat ik á ce moment çi ‘t idee heb dat ik nog leef? Bestaan er op dit moment andere mogelijkheden van dezelfde persoonlijkheid, maar dan in andere omstandigheden?
Ik had aan ‘t eind van de straat linksaf kunnen slaan, maar ook rechtsaf. Wie zegt dat degene die rechtsaf is gegaan niet bestaat, als ik de linkerweg heb gekozen? Omdat de keuze rechtsaf te gaan alleen al in m’n hoofd als mogelijkheid is ontstaan, zou ‘t heel goed kunnen dat er een 2e Ton verder is gaan leven, weliswaar in een andere dimensie, die niet mede ervaren kan worden door de entiteiten die de wereld meebeleven zoals de linksafslaande Ton, & is gaan kijken wat ‘t resultaat is van die keuze. & Dat elke keer dat ik voor een splitsing van ‘t leven sta er een nieuwe dimensie geschapen wordt doordat er een mogelijkheid tot anders leven ontstaat. Bestaat ‘t universum niet uit keuzemogelijkheden die allemaal tegelijkertijd beleefd worden, maar waar we ons niet bewust van zijn?

Tsja, daar moest ik even aan denken toen ik vanochtend de vraag kreeg voorgeschoteld of ik de tuinkruidenbouillonblokjes wel overleefd had.

Voor zover we op dit moment kunnen vaststellen in Zijperspace: ja.

tuinkruidenbouillonblokjes

Goed, die kruidenbouillon waar ik ‘t gister over had, daar moet ik nog iets over kwijt. Want ik kon natuurlijk niet zomaar voor 3 dagen maaltijden weggooien. Daar doe ik niet m’n best voor in de keuken.
3 Dagen maaltijden, hoor ik iemand z’n wenkbrauwen optrekken.
Ja, 3 dagen maaltijden. Als ik in de keuken ga staan om mezelf iets te bereiden wil ik daar een bepaalde mate van efficiëntie bij betrachten. Daar heb ik mijn koelkast/vriesgedeelte op geselecteerd. Model vrijgezel, zogezegd. Zodat ik wat kan bewaren. Ik bereid niet zomaar een maaltijd voor de dag van vandaag, maar denk meteen even vooruit, zodat ik voor elke dag van de rest van de week iets gezonds zelfbereids kan eten. Als ik na 9-en thuis kom van m’n werk heb ik toch geen zin om keukenprinsje te spelen. & M’n magnetron wel. Die staat zich de hele dag te vervelen, te wachten tot ‘t baasje ‘m eens flink aan ‘t werk zet. De vriezer vriest natuurlijk ook niet voor niets. Of ‘t moet voor de ijsjes zijn die ik bewaar voor ‘t geval dat m’n neefjes & nichtjes plots voor de deur mochten staan. Dat laatste is al 7 jaar niet voorgekomen, dus kan ik beter een andere bestemming vinden voor de vriezende eigenschappen van dat kastje in m’n keuken.
Ik kook dus efficiënt extra veel. 1 Van de maaltijden verorber ik normaliter meteen dezelfde dag, de rest verdeeel ik in 2 porties, schep ik over in van die heerlijk burgerlijke vriesbakjes die je goedkoop kan inslaan bij de fantastische winkelketen Blokker, & zet ik als klein stapeltje (dat gaat zo makkelijk bij dit model bakje, ze zijn er op gebouwd om gestapeld te worden) diep weg in de vriezer.

Datzelfde ritueel had dus ook gister moeten plaatsvinden. Ware ‘t niet dat er geen rijst in huis was. Zonder rijst had ik niet meer dan een gehakt-sausje, met enkele stukjes groente. Niet echt bijzonder. Bovendien behoorlijk zout. Vanwege de bouillonblokjes. Tuinkruidenbouillonblokjes (ik heb de verpakking inmiddels weggegooid, maar ik kan me herinneren, alsof ‘t in m’n geheugen gebrand staat, dat de fabrikant, of anders in ieder geval de ontwerper van de verpakking, ‘t geheel & al aan elkaar geschreven heeft; daarom nog 1maal: tuinkruidenbouillonblokjes, & misschien straks nog een paar keer, want ‘t gaat nu 1maal in dit verhaal over tuinkruidenbouillonblokjes).

Pas nadat ik klaar was met ‘t bereiden van de maaltijd, of beter: de gehaktsaus, nu we toch deze term hebben laten vallen, kunnen we ten behoeve van de overzichtelijkheid, misschien moet ik zeggen 1duidigheid, beter slechts 1 term hanteren; pas nadat ik klaar was met ‘t bereiden van de gehaktsaus drong ‘t tot me door dat ik die tuinkruidenbouillonblokjes al een hele tijd in ‘t keukenkastje had liggen. Wellicht was ‘t zaak de houdbaarheidsdatum te controleren? Ik vond ‘t buiten koud; de vuilnis die ontstaan was door de kook-aktiviteiten, had ik nog niet durven plaatsen in de vuilnisbak, die zich dus, men begrijpt ‘t inmiddels wel, in ‘t koude buiten bevond. De verpakking van de tuinkruidenbouillonblokjse bevond zich derhalve nog op ‘t aanrecht. De uiterlijke datum van consumptie aangegeven op de verpakking luidde maart 2002, & inmiddels was ik gister inmiddels gearriveerd in februari 2003. & Met mij vele anderen, maar waarschijnlijk hadden die geen bouillonblokjes met die houdbaarheidsdatum op de verpakking in de maaltijd gedumpt.

Ik heb vanochtend evengoed de rijst in huis gehaald. Ik heb de rijst gekookt. & Dat geheel aan ‘t gister bereidde prutje toegevoegd. Nu was ‘t nog slechts een kwestie van durf.
Lef.
Moed.
Courage.
Guts.
Zou ik vanavond ‘t risico durven nemen de maaltijd te nuttigen? Op gevaar af vergiftigd te worden door od-tuinkruidenbouilonblokjes (od staat in deze voor ‘over datum’; een beroepsterm, ik kon ‘t niet laten die ooit nog eens in 1 van mijn teksten te gebruiken).
Ik heb geen guts. Daar kan ik eerlijk over zijn. Zeker niet als die guts betrekking moeten hebben op mijn darmen. Een zeer gevoelig punt. Ik wil daar heus ook nog wel eens wat over vertellen, maar dat moet ik dan vantevoren gaan aankondigen, want ik weet dat dergelijke verhalen niet door iedereen geapprecieerd worden.

Ik leg dit soort kwesties over ‘t algemeen altijd aan andere mensen voor. Liefst zoveel mogelijk mensen. Dan kan ik m’n mening aanpassen aan degene die ‘t dichtst bij die van mij zit. Kortom, ik blijf m’n guts wegstoppen, ik wil van geen courage weten, ik gooi eten ter waarde van ong € 10,- liever door de gootsteen dan dat ik daarvoor een greintje moed bij elkaar wil sprokkelen. Ook al krijg ik de dapperheid van een andere persoon aangereikt.
Helaas sprak ik vanavond slechts met Saskia. Zij was de enige die ik vandaag als direkte collega had. Waar ik mee in kontakt stond omdat ik nou 1maal met haar samenwerkte. & Waar ik na afloop van ‘t werk een praatje mee ging maken. Over de houdbaarheidsdatum van tuinkruidenbouillonblokjes.
‘Oh, dat kan helemaal geen kwaad,’ zo sprak Saskia, ‘ik let zelf nooit op de houdbaarheid van bouillon. Bouillon is toch voor ‘t grootste gedeelte zout, dat bederft niet zo snel. Soms voelen ze wel wat smeuïg, als ze een lange tijd hebben gelegen, maar ik heb nog nooit iets overgehouden aan bouillonblokjes die over datum waren.’

Ik zit nu ondertussen al 1½ uur te wachten op ‘t moment dat de bouilonblokjes de frontale aanval op m’n darmen gaan openen. Ik zit al die tijd te wachten tot ik de telefoon moet grijpen om Saskia op de hoogte te stellen van ‘t feit dat ze mijn dienst morgen over zal moeten nemen. & Om volledig zeker van m’n zaak te zijn, mocht Saskia willen ontkennen dat ‘t de schuld is van de tuinkruidenbouillonblokjes, heb ik, voor latere analyse, 3 happen van de gehaktsaus met rijst laten staan. Die zal ik zorgvuldige bewaren.
Ik laat af & toe een boertje, m’n buik voelt opgezwollen, m’n lichaam is moe. Helaas kan dit allemaal veroorzaakt worden door andere faktoren, zeker gezien ‘t feit dat ik deze verschijnselen altijd rond dit tijdstip van de avond heb.

Maar evengoed wachten we nog steeds in spanning op dat wat komen gaat in Zijperspace.

in antwoord op uw schrijven

Ik wil door iedereen gelezen worden, net zoals ik door iedereen aardig gevonden wil worden. Maar net als dat ik zal moeten accepteren dat ik door velen gehaat word doordat ik nou 1maal de persoon ben die ik ben, waar ik overigens niets aan kan doen, behalve door te stoppen met zijn wie ik ben, hoewel er dan weer anderen zullen zijn die mij hekelen, zal ik genoegen moeten nemen met ‘t feit dat ik altijd geliefd zal worden door slechts een deel van ‘t groter geheel. Slechts een deel van ‘t groter geheel zal waarderen wat ik schrijf, slechts een deel van mijn geheel, ik zal altijd slechts ten dele tevreden zijn met de hoeveelheid liefhebbers van ‘tgeen ik schrijf. Helaas ben ik ook niet de persoon om concessies te doen. Ik ben niet in staat mezelf af te vallen, mijn eigen persoon te verliezen, m’n eerlijkheid & daardoor mezelf op te geven.
Ik heb dwarrelende gedachtes, zo zei eens iemand me. Ik heb haar uitspraak wel eerder aangehaald. Ik zie ‘t tegenwoordig nl als compliment. 1st Niet, hoewel ze ‘t wel zo had bedoeld. Of in ieder geval als constatering, als analyse van mijn zijn. Ik dacht dat er gedoeld werd op ‘t feit dat ik in mijn schrijven me niet kon concentreren op 1 aspekt. Eigenlijk is dat in zekere mate ook juist geconcludeerd, maar ‘t gaat verder dan dat. Zo heb ik ‘t tenminste mezelf uitgelegd. Als ik een bepaald iets in woorden probeer te vangen, een bepaald gevoel probeer om te zetten in taal, in geschreven woorden, dan gaan mijn gedachtes als vanzelf op zoek naar andere aspekten van datzelfde gevoel. Ik associeer, ik haal er andere facetten bij, ik voel, ik tast, ik probeer evenwicht te vinden, ik ben onzeker, ik hel over, maar krabbel toch langzaam naar ‘t einde van ‘t smalle koord waar ik mijn evenwicht op probeer te behouden. Dat is nou 1maal de consequentie van de weg die ik kies. Anderen durven niet zo makkelijk diezelfde koers te varen.

Ik heb vanmiddag gepoogd meer te balen van de broekriem die ‘t plots begaf. De pin viel op de grond, juist op ‘t moment dat ik in den vreemde op ‘t toilet stond. Gelukkig was mijn broek op maat; zonder ‘m op te hoeven houden kon ik me op weg naar huis begeven. Desnoods hoef ik morgenochtend nogeneens onmiddellijk een winkel te bezoeken, derhalve een nieuwe te bekomen. Maar ik heb gepoogd meer te balen van de riem die ‘t begaf.
Ik heb gepoogd meer ongenoegen te halen uit ‘t feit dat ik geen rijst in huis had. Maar dan had ik misschien kronkelend over de vloer gekropen. Vanwege de 2 blokjes tuinkruidenbouillon met houdbaarheidsdatum maart 2002. Ik ontdekte ‘t pas toen ik op ‘t allerlaatste moment deze wilde toevoegen, er al van uitgaand dat ik met consumeren zou moeten wachten tot de volgende dag, vanwege de afwezigheid van rijst. Ik had dan waarschijnlijk meer happen genomen van de maaltijd die ik vanavond heb bereid, in zoverre je van maaltijd mag spreken als je de noodzakelijke rijst er niet aan toe hebt kunnen voegen. Maar ik heb in ieder geval meer ongenoegen uit ‘t ontbreken van rijst proberen te halen.
Ik heb mezelf in een roes gedompeld. Een roes van duits bier. 3 Maal een ½e liter heb ik achterover geslagen. Zoals ‘t een duitser betaamd. Dat is mij wel toevertrouwd. Ik weet tradities te waarderen. Ik weet ze naar mijn hand te zetten, zeker als ze betrekking hebben op ‘t nuttigen van bier. Zeker ook als ik genegeerd ben, ongemoeid gelaten, al meer dan een jaar lang, door grote groepen niet begrijpende lezers, lezers die geen lezers zijn. Ik heb mezelf in een roes gedompeld zodat ik geen wroeging hoefde te voelen tegenover zij die niet verstaan wat ik hier in m’n 1tje sta te schreeuwen, waarbij ik heus wel weet: een schreeuw van aandacht, maar net zo’n schreeuw als al die anderen die via internet grote aantallen bezoekers, kijkers, gluurders, voyeurs, belangstellenden, vrienden proberen te scoren; ik sta te schreeuwen dat ‘tgeen ik schrijf nergens anders gelezen kan worden, in ieder geval niet ergens anders op internet.
Verder heb ik geprobeerd een boek te lezen. Om ‘t gevoel weg te drukken. Gewoon een boek. Enkele blz. Geconcentreerd. Gelegen in m’n bed. Vermoeid van ‘t drinken. Vermoeid van ‘t leven zoals ik leef. Vermoeid. Van ‘t schrijven ook. Ik probeerde te lezen. Enkele blz.
Ik viel in slaap. De hoofdpijn die mij vlak daarvoor reeds parten speelde, ik zou ‘m wel ‘ns tot zwijgen brengen was de gedachte, kwam bij ontwaken als een beroepstrommelaar mijn rechterslaap visiteren.
Paracetamol was op ontdekte ik enkele momenten later.

Ik dwarrel. Of zo doen mijn gedachten. & Toch denk ik dat ik verdien door u gelezen te worden. Ondanks. Dankzij.

Ik ben een jaloers kreng, heb ik me laatst bedacht. Ik zie de grootste gehaktbal door mijn vader uit de juspan gehaald worden. Hij komt op ‘t bord vóór hem terecht. Zíjn bord. Vervolgens deelt mijn moeder de op 1 na grootste & die er op volgend uit aan m’n broers naar gelang hun leeftijd. 1 Van de kleinste is mijn bekomst. Er zijn slechts 2 jongere broers onder me. Ik heb geleerd een jaloers kreng te zijn. Als ik iets lekkers krijg aangereikt stop ik ‘t zo snel mogelijk in m’n mond. Niemand mag ‘t hebben. Behalve ik. Er bestaat een grote concurrentiestrijd in een gezin van 7 mannenmonden. Er kan er maar 1 de sterkste zijn. De slimste. De handigste. ‘t Meest gewiekst. ‘t Oudst.
Ik dacht dat ik op latere leeftijd kon leven zonder jaloers te zijn. Maar op een gegeven moment stond ik te schreeuwen door een brievenbus. Om m’n toenmalige vriendin terug te krijgen. Omdat ik ‘t niet kon hebben dat iemand anders aan haar zat. Sindsdien durf ik mezelf toe te geven dat m’n haren recht overeind kunnen gaan staan als ik een sukkel zie kussen met de vrouw van mijn dromen. Ook al is ‘t een droom van 5 minuten, & vergeten bij ontwaken.

Ik wil gelezen worden. & ‘t Voelen. Maar elke keer gelezen worden is niet genoeg. Altijd heb ik bevestiging nodig. Elke keer moet ik weten dat men mijn dansje leuk vindt. Zoals ik op de film op 3-jarige leeftijd een dansje deed in een kamer vol visite. Iedereen lachte om mijn rondjes om de tafel, m’n opa gaf met z’n wandelstok ‘t ritme aan, z’n lach stond breed uitgemeten in beeld. Op een gegeven moment duurden de rondedansjes voor de ouderen, voor de visite, echter te lang, de lol was eraf. Maar ik bleef doorgaan, & barstte uiteindelijk in huilen uit. Omdat ik geen lach meer hoorde, geen aandacht meer kreeg.

Men zal nooit kunnen voldoen aan de eisen die men in Zijperspace stelt.

genomineerd

Gefeliciteerd, VJ. Je hebt ‘t verdiend. Je hebt nog meer verdiend dan alleen maar genomineerd te worden.
Ik weet van mezelf dat ik er eens ook zal staan. Ondanks dat men mij al voor ‘t 2e jaar negeert geloof ik nog steeds dat ik ooit ook ergens op een podium zal staan. Tussen anderen die gelauwerd worden. Ik voel ‘t, ik voel ‘t, ik weet dat ik ooit de erkenning krijg, dezelfde erkenning die jij me altijd al geeft, voor de uren, voor ‘t zweten, voor de vingers die niet aflatend op ‘t toetsenbord rammen.
Weet je, ik ben al bezig met de speech.

& Men oefent ook alvast de buiging in Zijperspace, voor later.