Opsluiting

Vandaag krijg ik een online geestelijke opknapbeurt. 1tje Die een paar sessies moet gaan duren & waar anderen ook bij betrokken zijn. Waar anderen werkend overleggen via eenzelfde methode doen wij een opknapbeurt, zodat we…
Nee, eigenlijk moet ik hier voor mezelf spreken, want ik ken die anderen nog niet.

… zodat ik er iets van opsteek & een stapje verder maak naar wat komen moet. Bredere schouders vallen er onder. & Wat meer kracht. Dat ik ook meer pressie kan zetten. & De algehele chaos die moet wat vaker de deur uit.
Hoewel die chaos wellicht wat overdreven is. Ik heb nl systemen voor om overzicht te hebben. Voor elke handeling zo’n beetje. Zullen anderen ook wel hebben. Ik moet ze alleen bij alles paraat hebben, want anders…

Dat ‘anders’ komt later wel. Voorlopig betekent ‘t vandaag dat ik mezelf vrijwillige opsluiting heb toebedeeld. Opsluiting die eindigt na de online opknapbeurt.
Die opsluiting betekent automatisch dat ik vandaag extra veel zin heb om naar de volkstuin te gaan. Want wat niet kan of mag dat wordt als vanzelf een extra lekker ongrijpbaar ding.
Tijd, denkt ‘t, voelt ‘t vooral binnen in me, om de stenen van ‘t pad er uit te halen, de wortels van ‘t onkruid, dat steeds door de kieren omhoog komt, te verwijderen. & Daarna tijd om de stenen terug te leggen tot een egaal, niet bollend, pad.

Ik ben ook al berichten aan ‘t versturen, een stelletje of een hele hoop daarvan, van vol enthousiasme over wat ik allemaal ga doen met ‘t extra stukje tuin dat Tineke & ik gaan bijhouden. Een stukje dat deel uitmaakt van de algemene ruimte, de openbare ruimte van ‘t volkstuincomplex, dat tevens deel uitmaakt van ‘t Ecolint dat door Amsterdam loopt.
Ik heb die berichten nog niet geschreven, maar ze zijn al onderweg in m’n hoofd. Waarin ik vertel dat ik alle insecten te voorschijn zal toveren die in dat stukje Ecolint rondscharrelen. Dat wat nog niet gezien wordt ik zichtbaar zal maken.

Ondertussen lijkt er een groter slot op m’n voordeur te zitten dan voorheen. & Degene die de sleutel heeft omgedraaid lijkt ‘m gelijk te hebben doorgeslikt. Ik zit hier achter gesloten deuren.
& Als ‘t straks half 5 is, de bredere schouders mij zijn toegerust, de kracht een pietsje is toegenomen, meer pressie tot mijn nieuwe hulpmiddelen behoort, dan verwacht ik regen & zware wind. Zeker ook een voortijdig invallen van duisternis.

Online is vast goedkoper. Maar ik twijfel toch altijd nog een beetje over de duurzaamheid van producten die mij via die weg bereiken.

Hoewel teksten niet beantwoorden aan die regel van Zijperspace.

OLVG

Ik had eigenlijk geen idee. Ik ging zeg maar blanco naar binnen. Op zondagochtend, leek me logisch, blijkt ‘t redelijk stil, staat er een man (bewaker? gastheer? service? wegwijzer?) achter spanbanden die de weg versperren op de aangewezen route na, zodat je niet zonder zijn goedkeuring hem voorbij komt, & wordt de servicebalie (heette vroeger receptie?) nog maar net door de zondagse dienst in werking gezet.

Een schuchter ‘Apotheek?’ helpt niet.
1st Word je gemaand bij de ‘wasstraat’ (zoals bij de IVN-Zomerweek, leg ik later wel uit, niet voor je vieze bordje-bestekje, maar voor je handen) aan de slag te gaan, maar met een o zo vriendelijk gezicht dat je van een andere wereld moet komen wil je die man niet gehoorzamen.
Handen gedroogd na de wasbeurt, heeft hij ondertussen al informatie ingewonnen.
‘Ik hoor dat de apotheek om 10 uur open gaat. Maar u mag evengoed zelf wel even kijken.’
‘Ik heb daarnet online gekeken & gezien dat ze om 9 uur open zouden gaan.’
Minzame glimlach, met alle begrip.

Dan passeer ik 4 zorgmedewerkers, die zo heten omdat hun officiële functie niet van hun gezicht of kostuum af te lezen valt. Bovendien ook omdat ze met die titel door een spandoek & begeleidende dankbloemen aan ‘t hek van ‘t park aan de overkant geprezen worden.
Ze nemen afscheid op een afstand die buiten deze deuren tot een boete of vermaning zou leiden.
‘Slaap lekker,’ zegt de 1.
‘Ja, jij ook,’ zeggen er 3.
De dame die voor mij bij de wasstraat al eerder klaar was met handen wassen vraagt ‘t duo zorgmedewerkers dat in dezelfde richting loopt: ‘De apotheek…?’
‘Nee, weten we niet,’ reageert 1 zorgmedewerker. ‘Ze hebben ‘t al een paar keer aan ons gevraagd, maar we weten gewoon niets.’
Dan kunnen ze beter maar snel gaan slapen. Of 1st wat drinken, dat schijnen zorgmedewerkers met nachtdienst te doen in ‘t ochtendgloren. Hoewel die cafés vast ook gesloten zijn. Net zo gesloten als de OLVG-apotheek.

Een uur later weet ik gelukkig nog steeds de moeilijke naam van m’n neusspray uit m’n hoofd.
‘Maar,’ zegt de apotheekmedewerkster, die in een ziekenhuis, is inmiddels mijn ervaring, net zo goed dokter had kunnen zijn, zo verstandig & van alle markten thuis, ‘om eerlijk te zijn, die spray zorgt er niet voor dat u ‘t minder benauwd gaat krijgen.’
Dáár had ik me wel op voorbereid. De sfeer, de leegte, ook een uur later nog steeds gelijk: dat niet.
‘Weet ik. Maar ik ga er wel wat beter door m’n neus van ademen. & Door de eikenprocessierups heb ik ‘t sinds afgelopen zomer snel benauwd.’
Daarop gaat ze haar best doen in zoverre dat mogelijk zou kunnen zijn & krijgt dat vorm in een goede uitleg hoe ik de doktersdienst telefonisch in moet schakelen voor ‘t verkrijgen van een recept.

De man bij de entree & ik kennen elkaar inmiddels. De verplichte wasbeurt is een 1 keer per uur terugkerend ritueel inmiddels. Maar toch zal ik straks eens proberen een wat definitievere ‘Tot ziens’ uit te spreken.
‘t Gesprek met de doktersdienst was soepel verlopen. Ik had al m’n gegevens opgelepeld, waarna de instructie volgde dat ik teruggebeld zou worden & daarop moest wachten. Nog voordat ik op m’n fiets kon stappen was dat al ‘t geval. Opnieuw m’n verhaal verteld, wat extra informatie, een grapje tussendoor; ach, ‘t kwam allemaal goed. Ook al twijfelde de dame aan de andere kant of ik ‘t wel bij ‘t OLVG mocht ophalen: die was alleen voor corona.
Maar toch, uiteindelijk, tijdens een korte bespreking met mij in de wacht…
Over een uur zou ‘t recept daar liggen.

Ik nies in de tussentijd. Tussen de 2e keer de goede welkomstman ontmoeten (heen & weer geloop niet meegerekend) & de laatste maal.
Ik nies. Bij mij zelf thuis, in afwachting tot ik weer vertrekken kan voor ‘t ophalen van mijn medicijn.
Ik had niemand zien niezen daar, noch gehoord. Maar ‘t was al zo leeg. De echo van lege hoge hallen zal elk geluid verspreiden & mijn neus, ook nies, verraden.

Vreemde fantasieën ontstaan na zo’n nies. ‘t Werd moeilijk onschuldig de bewaking te passeren, eens de goede man. Je weet maar nooit waar je belandt als ‘t je juist daar opnieuw gebeurt. & Dan is ‘t maar al te makkelijk om mij in leegte weggevoerd te krijgen. De leegte van dit ziekenhuis op zondag, de achter gesloten deuren waar de zorgmedewerkers nachtdienst draaien. Al was ‘t slechts voor verkoudheidsquarantaine. Of voor een kriebel in de neus die bij gebrek aan neusspray was ontstaan, maar zich erger kon ontwikkelen.

Ik loop de deur uit, de rolstoel-langzaam draaiende deuren die stoppen als de voetganger te snel wil. Heb nog net ‘Tot ziens’ gezegd.

Hoop echter dat ‘t daarbij blijft in Zijperspace.

Tweeënhalf

Sommige zogenaamde grapjes over m’n sluimerende hypochondrie kan ik ondertussen beter laten. Zeker nu deze afwijking algemeen lijkt te zijn geworden. ‘t Zou ook kunnen dat ‘t in deze tijd niet meer raar is ermee behept te zijn. Ik maak nu deel uit van de druppels die een doorsnee buitje vormen.

Ik vertelde in spaarzame gesprekken dat ik 2½ keer had gedacht dat ik ‘t te pakken had. ‘t Was op waarheid gestoeld, maar hoe leg je dat halfje uit? Dus liet ik dat maar in ‘t midden. Inmiddels was mijn ervaring dat ‘t gesprek er moeiteloos overheen stapte, want tenslotte had iedereen er iets over te zeggen. Dat van die experts, dat zijn we inmiddels inderdaad allemaal. Maar omdat je niet alles tegelijk kan volgen, slechts een enkeling die nog geobserdeerder was, had iedereen wel een nieuwtje die je gedurende ‘t corona-praatje als aanvullende informatie ertussenin kon stoppen. Zodoende werd de wijsheid genivelleerd & werden we allemaal lid van ‘t RIVM inzake ‘t ongevraagd via de sociale media advies geven. & Was dat halfje van mij ondergesneeuwd.

Ik werd als vanzelf op m’n plek gezet, gewoon tussen de rest van de meute die in ‘t ochtendlijk ritueel bezorgd met de zakdoek de neus droog veegde, twijfelend de keel schraapte & wat klonken we met z’n allen plots hees bij de dagelijkse 1e poging tot conversatie.
Maar dat laatste kon ik pas controleren als ik iemand tegenkwam of anders aan de lijn kreeg. Dat gebeurt in vrijgezelligheid niet zo snel, zeker als je niet over ‘t talent tot zelfconversatie beschikt, maar dat kwam nu wel heel duidelijk naar voren.

Ik ging niet naar de tuin, bij mijn 2 volle aannames dat ook ik een slachtoffer was geworden. Tenminste, dat was de bedoeling. In de loop van de dag, beide keren, voelde ik me enkele uren later toch redelijk opgeknapt. Ik zal wel de milde versie hebben, was ‘t excuus voor de wetenschap dat ik alweer de ziekte had opgelopen die op dat moment ‘t meest levensbedreigend was. & Omdat ik dat langzaam begon te beseffen, ik ‘t m’n hoofd in liet sijpelen, kon ik me beter vast langzaam voorbereiden terug te treden in de maatschappij, na toch wel 12 uur daaruit afwezig te zijn geweest, door de 1e voorzichtige stappen te zetten in de tot dat moment nog steeds stille volkstuin.

& Dat halfje, dat was zomaar een extra snotverkoudheid, toegiftje voor ‘t moeten missen van een echte vervulling van ‘t noodlot dat mij toch eens zou moeten overkomen.
Als donderslag bij heldere hemel van ‘t ochtendgloren had ik zoveel druip aan m’n neus dat ik bang was dat mijn 3 laatste pakjes papieren zakdoeken nooit zouden kunnen voldoen. Daarbij niet vergetend me ook nog zorgen te maken over m’n overvolle koelkast & vriezer, of die 2 in de weken die ik verstoken van verse boodschappen wel zouden zijn opgewassen op deze zorgwekkende situatie.
Halfje, omdat dit de ziekte niet zou kunnen zijn. Dit was ordinair & inmiddels ouderwets, waar ik maar snel vanaf moest zijn, want 3 dagen later zou mijn verjaardag in eenzaamheid van max 2 man gezelschap plaatsvinden.

Morgen vier ik dat ik alweer een maand niet te maken heb gehad met zelfinbeelding, opgelegde doemscenario’s & toch ook ‘t ontberen van reële lichamelijke ongemakken. Ik heb me laten vertellen dat mensen die ‘t doorgaans wat moeilijker hebben, in deze tijd van crisis ‘t hoofd wat rechter kunnen houden. Er is genoeg vergelijkingsmateriaal van anderen die ‘t gedurende deze corona-periode ook niet zien zitten, waar zij juist al een tijdje gewend zijn aan een continue crisis.
Ik ben niet zo’n persoon. Ik kom eigenlijk niet eens tot dat halfje. ‘t Nadeel is alleen dat ik dat achteraf pas weet.

Alleen maar druktemakers in Zijperspace.

Fixeren

Na de apotheek, fiets kon blijven staan, ging ik naar hun buren. Drogist.
Als je je fiets neerzet, op slot doet, heb je de tijd om te kijken wat de procedure is, al sleutel uit broek halend, slot openend, door de spaken trekkend, sluitend, klaar. Dan heb je in de tussentijd gescand hoeveel mensen er in de winkel zijn, of er mandjes staan, poster met RIVM-richtlijnen, waarop ‘t moeite kost ‘t alsnog toch fout te doen.

Niet dus in dit geval van ‘recht zo die gaat’. Ik wist waar ik m’n spul moest halen. Dus flitste ik zonder gebruiksaanwijzing meteen op m’n doel af.
De dame die de winkel bewaakte, geen kassa hoefde te doen blijkbaar, had ‘t meteen in de gaten.
‘Meneer, zoudt u een mandje willen gebruiken?’
Oeps, toch fout gedaan in m’n poging er in & er uit met gezwinde spoed. Om in deze tijden zo iets bruuts & ongehoords goed te maken moet je niet schromen bovenop je eigen intuïtie te zitten & de schuld in je toestand van ‘t moment te zoeken & dat vooral zoveel mogelijk op jezelf betrekken. Dan kan je bij ‘t boete doen niet makkelijk een dubbele fout maken.
‘Ojee, ik zit ook nog veel te erg in m’n ochtendmode,’ reageerde ik, hopend dat ik dat engels deel van ‘t laatste woord duidelijk genoeg uitsprak.
De waakhond lachte & keurde goed. Met een mandje mocht ik vervolgens mijn weg tussen de schappen vervolgen.

De kassajuf was timide. Ik kende haar van een keer daarvoor. Had ze nog maar net haar 1e instructies gekregen – pre-coronatijdperk. Volop fouten ging ‘t toen. Nu was ze volleerd, alle instructies in haar handelingen verwerkt.
Dus mandje aangeven, spullen er in laten, Ton, & goed opletten wat ze verder van me wil.

10 Min later sta ik weer bij ze op de stoep. ‘t Blauwe mandje vulde ik met wat ik nog maar net bij ze had gekocht & via de pijlen volgde ik de grote omweg terug naar de kassa.
‘Ik heb niet opgelet daarnet,’ zeg ik, ‘ik had andere tape nodig. ‘t Is om m’n grote teen te fixeren & deze zijn daar niet voor geschikt.’
Zo’n detail er in verwerken, dat maakt de mensen week. Hoe vaak op een dag horen ze tenslotte de uitdrukking ‘grote teen’?
‘Heeft u ‘t bonnetje nog?’
‘Nee, die hoefde ik daarnet niet van je te hebben,’ bekende ik mijn fout schuldbewust.
Ik mocht terug naar ‘t schap om de juiste tape te pakken. De mandjeswaakhond, ze had vlak voor m’n vraag om hulp er weer 1 te pakken & met haar vergoelijkende lach tot mand bewogen, begeleidde me naar de ditmaal juiste verpakking.

‘O, dit zijn inderdaad andere,’ werd aan de kassa geconstateerd, ‘& veel goedkoper, want ze zijn in de aanbieding. Heeft u er dan 30 cent bij?’
‘Dan kan ik misschien beter er nog een paar bij kopen. Dat kost jullie minder wisselgeld. Als ‘t toch in de aanbieding is.’
Ik als grootverbruiker, dacht ik daarentegen vooral, moet alles zo goedkoop mogelijk. Dus slungelde ik schuldbewust tegen de richting in terug voor 3 extra. In een oogwenk me ervan bewust dat er weer wat fout ging, maar vooral negerend.

‘Heeft u er 5 cent bij?’ was ditmaal de vraag.
Met een royaal gebaar peuterde ik tussen sinds lang niet gebruikte munten & vond er 1.
‘Sorry voor de overlast,’ was mijn gemeende excuus richting kassa, daarbij ook nog een blik werpend naar de dikke man achter me, die 2 maal een rare beweging met zijn massa had moeten doen om mij er langs te laten. ‘t Zat wel goed, blikte hij terug op mijn zwijgzame schuldbewustheid.
Achter me had weer een nieuwe klant de royale, vergoelijkende lach verdiend.

Voor ‘t archief van Zijperspace, afdeling van ‘toen-normaal’, schappen met alles ‘weet-je-nog’, insteekmap ‘winkelnorm’.

Hekeligs

Ik erger me vooral aan mezelf in situaties waarin ik met iets bezig ben & er alweer niet bij stilsta dat ik ze doe.
Je zit op de wc & dan…
Jij maakt er altijd iets plats van.
Jij praat nooit door.
& Jij bent een jij-bakker.
Altijd mezelf afgevraagd waar ze dat woord vandaan gehaald hebben.
Maar ken jij dat dan niet, dat je met iets in je handen staat & dan… Zoals vanochtend: ik sta bij de wasbak, realiseer me dat ‘t water gekookt heeft & ik vraag me vervolgens af waar ik de thermoskan voor de thee gelaten heb.
Ik heb geen thermoskan.
Ja, die ken ik. Fons Jansen verkleed als kind die de dominee vertelt dat god niet bestaat omdat ze thuis geen achtertuin hebben.
Maar dan leuker verteld. Waar was die thermoskan, voordat dit ook weer een anticlimax wordt?
In m’n rechterhand.
Hm, dat was leuk. Maar ‘t duurde te lang voordat de clue kwam.
‘t Ging mij er ook niet om iets leuks te vertellen. ‘t Ging er om dat ik op sommige momenten een hekel aan mezelf heb.
Vertel dan nog iets hekeligs, kan ik dit keer misschien wél lachen.
Dat als ik uit de douche kom & m’n sokken niet meer kan vinden. & Dat ik me nog zo had voorgenomen bij ‘t uittrekken dat ik diezelfde fout niet nog een keer zou maken, want ze moesten in de was.
‘t Is de manier waarop je je anekdotes vertelt, waar je een hekel aan jezelf zou moeten ontwikkelen. Wát je beleeft is op zich heus wel de moeite van ‘t vertellen waard. Jij ben ‘t die ‘t tot iets droevigs maakt.
Maar ik word er ook best droevig van.
Dan moet je daar iets aan veranderen.

1 & Al mijmer in Zijperspace.

Instaspaced (XXV)

Dus mocht u ooit, in dermate detail, uw geloof willen belijden, een kruis op voorhoofd met natte vinger rechtstreeks uit doopvont, waag 1st de zegening van ‘t nest ontvlieden als was ‘t slechts larvaal omhulsel, instinctief vertrouwen te vinden niet in vinger gods, maar perongeluks passant, ook al bekt ‘t beter met riskant.

Veel praatjes met plaatjes vandaag te Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XXIV)

O, ‘t was zeker geen goede dag, eerder 1tje waar nooit aan begonnen had moeten worden, dus waar de voorzienigheid of hoe men deze plotse omstandigheid ook maar zou willen noemen, zich had behaagd mij te bekronen, inzake de omhulling van de linker wijs, zo onhandig, maar van offer getuigend, alsook die vinger, een Gods wijzer (ik hou wel van mijn tekstuele achtergrond, al doet m’n gevoelsleven er niets mee) naar hoopvol beter, zo besloot ook zij na 4 minuten op des mensen troon weg naar dat ginder daar (zo veel emoties in menselijk ritme later).

‘t Lijkt een hobby te worden, beestjes op de vinger van Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XXIII)

Ik moe geen spin nie, hoor ik me in gedachten m’n kinderangsten ventileren op z’n nep-afrikaans, alleen maar om mezelf te bewijzen dat ik dat stadium achter me heb, me tegelijkertijd beseffend dat ik niet voor niets zo heb gemanipuleerd dat ‘t te vrezen object (O, laat ‘m niet bewegen!) veranderd is in een dansend voodoomannetje met een olijke mijter bovenop, waarbij ik achter ‘t groene grasgordijn ‘t exotisch jazz-orkest herken van Martin Denny; ja, met zo’n vriend in de playlist worden alle zwarte schapen poederwit & hoeven ze geen hopsa over ‘t hek om mij te verdoezelen in safe sloom sluimer.

Ook talen van elders allitereren in Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XXII)

Ik geef m’n eigen interpretatie maar alvast, want geef toe, stil publiek: daar heeft u mij voor aangenomen, stilzwijgend word ik daartoe doorbetaald met geruisloos beamen (doont doe die inklisj bij dit woord)(potdorie, nou zit toch biemen in m’n hoofd), maar wie weet, hou ik er aan ‘t eind iets extra aan over, een blik in voorbij gaan, een wakkere roep als ik me 3 uur heb voorbereid op ‘t boetseren van beestenbeelden in ‘t bos, teruggehaald word in herkenning: ‘t is een treurig scheef hangend hoofd van een paard met 2 copulerende kevers, maar dit soort soldaten berijden hengsten ‘t best, des duivels merries bestrijdend; kijk vooral aandachtig, ik heb ‘t u voorgedaan.

Paarden, merries of hengsten, hoeven we niets van te hebben in Zijperspace, behalve dat ros dat zo bestegen gaat worden.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Ontmoeten

Ik kom ze tegen. Overal. Juist op de meest onverwachte plekken. Tineke werd er gek van, hoewel wat overdreven gesteld misschien. Verbaasd eerder, dat dat kon. Zoveel mensen kennen & herkennen, waar je ook bent.
Zoals net van de boot stappen & na de 1e 10 stappen in de haven van Vlieland al ‘Hé, Monty!’ zeggen tegen een natgeregende jongen in evenzo gezelschap.
‘Dat moet niet de hele vakantie zo doorgaan,’ lachte ze me toen toe.

Maar soms wil mijn blik te graag. In ‘t Diemerbos een vrouw met kind voorop. Ik zie haar licht bollende wangen krullen tot lach bij ‘t ‘Hallo’. ‘t Is tenslotte nu nog leuker te groeten dan voorheen. Nog een stapje verder weg van de afsluiting.
‘Ken ik jou niet ergens van?’ vraag ik.
‘Hm, nee. Niet dat ik weet.’
‘Brouwerij ‘t IJ?’
‘Nee, nooit geweest.’
‘Hm, dan lijk je veel op iemand die ik daarvan ken.’
Altijd die lach, zie ik opnieuw voor me, als ik langs kwam voor de lege glazen. Een heel clubje vriendinnen, allemaal even enthousiast over hun barman, maar zij had de lach, nagenoeg immer paraat ook.
‘Maar wel lekker bier,’ zegt haar man, al luid, vanwege voorbij aan ‘t voorbij gaan.

Dat zijn de missers. De conversaties die zichzelf daarna repeteren. Me afvragen of ik die vrijheid wel had mogen nemen duurt zeker 10 min. & Nadat ik me een tijd afgeleid heb met een opdoemend insect, begint ‘t korte gesprek opnieuw. Nieuwe varianten op ‘t afgespeelde scenario dringen zich op, van hoe ‘t wel goed had kunnen lopen.

Op dezelfde plek, 2 uur later, komt iemand op mij toe gereden.
‘Ben je op zoek naar insecten?’
Ik kan alleen maar bevestigend antwoorden. Terwijl ik ondertussen zijn pet van z’n hoofd pel om ‘t herkenbare te voorschijn te krijgen.
‘Ja, zie je, ik ben ecoloog…,’ gaat-ie verder.
‘Ja,’ begin ik, een ‘ja’ van tijd rekken, zodat ik bijtijds klaar ben met mijn pel-arbeid & ik de juiste reactie klaar heb. ‘Timmermans, is ‘t niet?’
Even later weet ik zelfs zijn voornaam te noemen. Namen pronken, schiet me te binnen, laten zien hoe ijverig je bent mensen te verzamelen, zodat er een mogelijkheid is dat ze ‘t gevoel krijgen niet onopgemerkt te zijn.
Overijverig. Maar die gedachte komt pas bij de herhaling van de voorstelling, ergens op de fiets terug naar huis.

Voordat ik echter thuis ben moet ik 1st nog door ‘t Diemerbos, ‘t centrale pad richting hoofdingang. Liefst ga ik een andere weg, al die eigenaren & hun hond, verstrooide liefdelingen hand-in-handbreed op ‘t fietspad, kinderfietsjes niet in toom door een binnenkomend gesprek bij moeder. Dat soort dingen, moppert ‘t in m’n hoofd.
Maar ja, mijn hyper dwingt me altijd snel thuis te komen. & Er is nog een andere oorzaak om ‘t altijd efficiënt te willen. Liefst nog iets meer dan dat.

Vlak voor dat vermaledijde fietspad hoor ik: ‘Hé, Ton!’
Met: ‘t wordt alleen maar beter, schuif ik mopperkont opzij. Van verkeerde herkenning, via oprechte belangstelling, naar een enthousiaste roep.
Ik rem. Kijk om. M’n weder-‘Hoi!’ is al onderweg.
Maar m’n blik zegt nog iets van onherkenning. Dat lijk ik tenminste uit te stralen.
‘Waarvan ken ik je dan?’ vraag ik voor ‘t gemak van dit ongemak.
Zo schandelijk, iemand anders niet herkennen. Waarbij ik met 2 maten meet, want gebeurt ‘t een ander, dan ben ik mild.
‘Van Merel.’
Ik ken zo veel Merels, denk ik, waarbij de zin mijn keel al verlaten heeft voordat ik dat op waarheid heb kunnen checken. Ik ga ze nog snel even na terwijl zij tegenover me alweer reageert.
‘Roze. Brouwerij ‘t IJ. & Ik volg je ook. Van de week die foto’s van je broer. Die volg ik nu ook.’
Of iets van dien aard, in een bepaalde volgorde. ‘t Is inmiddels een puinhoop in m’n hoofd van zoeken & willen herkennen, verhalen plaatsen met Merel erbij. Nieuwjaarsdag, overleden vriendin, & m’n mond die praat voor de gedachten uit.
Dan tilt ze haar bril op.

Niet zo veel verder in de tijd rijd ik weer m’n weg naar huis. Een tevreden man op de fiets. Leuk: mensen ontmoeten. Zo simpel is leven, denk ik erbij. Nogmaals leuk doe ik erbovenop.
Ik had alleen wat meer controle willen hebben op wat ik zei, komt de zelfkritiek om de hoek kijken, ong ter hoogte van de 1e hondeigenaars. Ik had heus niet 2 keer hoeven zeggen dat die bril af ‘t grote verschil maakte bij de herkenning.
Daar werd ik niet beter van, de conversatie minder mooi.

Had ik overal maar een toetsenbord in Zijperspace & wat vertraging in de tijd.