shirtjes

’t Mag best wijd, had ik laatst besloten, maar dan moet ’t wel weer in de broek. Anders lijkt ’t op een slabber die moet voorkomen dat je vlekken maakt op je broek. Een heel kinderachtige slabber. Alsof ik op m’n 39e heb besloten te gaan skaten, zodat ik weer ’t gevoel krijg bij de jeugd te horen.
Op een gegeven moment moet je ’t idee uit je hoofd zien te krijgen dat kleren altijd ‘tzelfde gedragen moeten worden. Dat ’t concept van je eigen jeugd niet tijdloos is gebleken. ’t Zou een beetje raar staan als ik tot ’t eind der tijden ‘tzelfde kapsel zou handhaven, dezelfde broek, dezelfde manier van aankleding. In m’n jeugd vond ik ’t immers zelf ook een anachronisme te moeten zien dat er nog steeds vetkuiven rondliepen.
‘Was dat niet iets dat stamt uit de prehistorie?’ grapte we toen naar elkaar.
Maar probeer aan de andere kant ‘ns ’t beeld uit m’n hoofd te praten dat Sieger stoer was, zoals-ie z’n t-shirtje wegstopte in z’n broek. Nonchalant kwam-ie aanlopen aan ’t begin van de pauze, een peuk in z’n mond. Alsof van al ’t zitten tijdens de les z’n t-shirtje, altijd wit, altijd wijd, altijd genoeg stof om vast te pakken, uit z’n broek was gefloept, stopte hij de uiteindes terug langs z’n niet al te strakke riem in z’n broek. Vooral niet te zorgvuldig. 1 Keer aan de voorkant, & 2 keer aan de achterkant. Dat moest genoeg zijn. Hij pakte daarna een lok haar & gooide die tezamen met z’n hoofd achterover. & Ik zag alle blikken van omringende & passerende meisjes wenden zogauw hij weer in z’n eigen juiste model was gevoegd. Spijt in hun ogen dat ze ’t hermodelleren hadden gemist.
Dus moesten t-shirts wit. & Wijd. Belangrijker nog: in de broek gepropt. Misschien ben ik door dat beeld ook wel gaan roken.
Alles droeg je toen in je broek. Bloesjes ook.
Alleen toen de gothen de overhand kregen, alles moest zwart, kwam er een korte tijd van bloesjes uit de broek. Toen werden de haren ook veel langer. Gothen waren ouderwets blijven hangen, wij ontwikkelden ons verder. De kleren werden wijder & kleurrijker. Alleen ’t t-shirt bleef zitten zoals-ie zat. Maar die kon je toch niet in z’n geheel zien. Bloes zat ervoor.
Ik ben een oude man geworden, bemerk ik. Alles moet ‘tzelfde blijven. Tenzij er een goed bewijs is geleverd dat ’t ook anders kan. Maar dan wel zonder al te veel concessies. ’t Kost te veel moeite mezelf te overwinnen & ’t concept van ‘me eigen zijn’ aan te passen aan die plotse nieuwe standaard.
Ik heb ‘m ook wel uit de broek gedragen, bedenk ik me. Gedeeltelijk uit de broek. Ik dacht dat anderen m’n voorbeeld wel zouden volgen. Aan de voorkant er ingepropt, aan de achterkant hangend er uit. Heb ik niet lang volgehouden. Als niemand doet wat jij denkt dat de nieuwe standaard in je subcultuur zal gaan worden, dan hou je ’t niet lang vol. ’t Was al moeilijk genoeg om als enige vol te houden dat zwart niet gedragen diende te worden. Misschien was dat ook wel de reden dat ik geen navolging kreeg.
Ik had stiekem enkele voorbeelden bestudeerd. Stiekem, omdat ik ’t zelf niet doorhad. Plots bleek ik ’t beeld in m’n hoofd opgeslagen te hebben. Ik begon me voor te stellen hoe ’t bij mij zou staan. Durfde nog niet naar de spiegel te lopen om ’t uit te proberen. Dat zou al ½ betekenen dat ik toe zou geven dat de wereld aan verandering onderhevig is. Dus had ’t zich nog niet in m’n hoofd genesteld. Slechts als soortement droombeelden, niet bestaand, van een andere wereld.
Totdat ik plots weer een t-shirt met lange mouwen in m’n bezit kreeg. Daar moest ik toch ‘ns iets mee doen. ’t Waren er inmiddels 5. De hele tijd 5 dezelfde shirts tonen aan de mensheid leek me een beetje saai. & Per ongeluk kwamen de onbewust opgeslagen voorbeelden boven drijven.
Ik ben wel 10 keer voor de spiegel gaan staan. Verschillende t-shirts over de lange mouwen heen, verschillende lange mouwen onder de korte mouwen. XL over L? L over XL? Shirt in broek, of juist slobberend de ene over de andere laag laten hangen? Een paar keer met bril op. Een enkele keer met groene pet.
Nee, ik ben wel 20 keer voor de spiegel gaan staan.
Stoer ben ik de straat opgegaan. Stiekem uit m’n ooghoeken loerend of anderen me voorbij zagen gaan.
Voelde ook best wel lekker warm, maakte ik mezelf wijs. ’t Zweet gutste uit m’n oksels, maar ’t voelde aan als comfortabel zweet.
De daaropvolgende dagen was ’t te warm om de nieuwe look vol te houden. Terug naar af. Maar wel een large gedragen om ’t uit de broek te kunnen houden.
Fret kwam naar me toe, een week later. We stonden samen achter de bar.
Fret is een klein jaartje ouder dan ik. We hebben in dezelfde scenes gezeten. Hij in Amsterdam, ik in Den Helder. We praten wel ‘ns over de muziek die we in dezelfde tijd gehoord hebben, 10-tallen kms van elkaar verwijderd, maar ’t voelde alsof we ‘tzelfde hadden meegemaakt.
‘Heb jij dat nou ook?’ vroeg-ie. ‘Dat je niet weet of je t-shirtje er uit moet of juist er in. Dat ’t t-shirtje ‘t zelf ook niet weet. Heb ik ‘m er in gestopt & doordat je de hele tijd beweegt, komt-ie er als vanzelf weer uit.’
Ik humde. Wist ’t niet zo goed.
Toen Fret zich omkeerde, stopte ik m’n t-shirt er maar weer in. Voor de helft. Aan de achterkant mocht-ie lekker doorgaan met wapperen. ’t Was veel te heet om ’t niet te laten doorluchten, dacht ik. Ik zag dat Fret z’n shirt er inmiddels ook zo bij hing.

Er vinden grote revoluties op de cm² plaats in Zijperspace.

actie geslaagd

Tijd voor openheid van zaken, tijd om te melden wat er heeft plaatsgevonden na de start van de Actie (zoals Bart ‘t uiteindelijk gedoopt heeft, & ik in dezelfde bewoording dankbaar heb overgenomen). Remco heeft tenslotte gisteravond laat gereageerd. Dankzij enkele meeltjes heen & weer hebben we uitgevonden waar de communicatiefout gelegen heeft (mijn oorspronkelijke meeltje was blijven hangen bij Michiel van Badlog, die prompt niet gelinkt wordt door ondergetekende). & Voor de rest moet ik vooral m’n gang gaan & met de cursus lijfloggen beginnen zogauw ik er klaar voor ben. Zaak voor enkele mensen om de abonnementen op About: Blank weer te vernieuwen, want ik ben nu reeds gereed. Of anders moet men maar maandelijks op zoek gaan op de website van about: blank.
Voor de volledigheid plaats ik hieronder nog even ’t meeltje dat ik heb doen uitgaan naar een 10-tal medewebloggers, waarna de Actie van start is gegaan. Best een leuk berichtje, al zeg ik ’t zelf. Ik heb er dan ook zeker aandacht aan besteed, alsook door gekregen. Helaas had ik enkele i-meel-adressen niet in m’n bezit, altijd die stomme crashes van computers, alsook de incompatibiliteit van dergelijke apparaten, anders hadden nog veel meer mensen mee mogen doen met de Actie. Die uiteindelijk vooral dankzij ’t initiatief van Bart geslaagd kan worden genoemd. Waarvoor dank.
Volgt nu ’t bewuste meeltje:

Een goedenavond dames & heren,

Men zou kunnen zeggen dat dit ook weer een bevlieging is, zoals zovele dingen in mijn leven bevliegingen zijn, 1-dagsvliegen, niemendalletjes achteraf. Maar ik blijf erbij dat mij de kans gegund moet worden deze 12-delige cursus lijfloggen te kunnen geven voor ‘t grote publiek. Wat heb ik nou aan die 100-tal visiteurs, die grotendeels afkomstig zijn van zoekmachiens? Nee, ik wil de mensen bereiken die geschikt zijn voor deze cursus: de webloggers!
& Dan nog niet eens specifiek de lijflogger zelf. Doe er gelijk maar een zooitje linkloggers bij. Kan voor hun ook geen kwaad, een beetje wetenschap over hoe ‘t moet & wat ‘t voor consequenties heeft. & Vooral ook: WAAROM?
& Zoals ik reeds heb uitgelegd bij aflevering 0 van deze cursus (men kan ‘t allemaal lezen op ‘t welbekende plekje) dient de te behandelen stof slechts te gaan over ‘t lijfloggen an sich, & dat wel in z’n meest letterlijke zin.
Want ik moet ook eerlijk zijn: waar ben ik nog meer goed in? Ik zou mezelf daarop geen antwoord durven geven.

Wel, heerlijk vriendelijk welgewaardeerde medewebloggers, ik schrijf u natuurlijk niet voor niks aan. Zo en masse. Ik zou zo graag willen dat de redactie van About: blank wat meer vaart zet achter mijn sollicitatie. Ik heb ze ondertussen maar liefst 3 dagen geleden al een meeltje gestuurd met ‘t verzoek mij aan te nemen als mederedacteur. Slechts met de functie van cursusleider, meer wil ik niet, maar de vacature beschreven ze nu 1maal als redacteur, dus daar ben ik op ingegaan.
‘t Zou zo prettig zijn als men dit verzoek serieus nam. Ik heb er tenslotte al 2 slapeloze nachten aan overgehouden. Een bevlieging is tenslotte een bevlieging, & nog iets meer in ‘t geval ‘t mijn persoon treft.
Ach, ik kan er niks aan doen, moet men maar denken. Aard van ‘t beestje lijkt misschien een dooddoener, maar is wel degelijk zeer van toepassing.

Ik kan me nog herinneren dat ik op jongstleden meeting aan godfather Sikkema heb voorgesteld de functie van mederedacteur te willen bekleden, er was een open vacature tenslotte, maar dat slechts op de voorwaarde dat ik 1st wilde weten wat ik zou gaan doen.
‘Denk er zelf maar even over na,’ zei de weledelgeboren heer.
Dat heb ik inmiddels gedaan. Ik geloof dat ik m’n ideeën hieromtrent reeds heb uiteengezet op ‘t u allen welbekend adres.
Maar waarom krijg ik nou geen reactie? Terwijl ‘t juist zo’n alleraardigst meeltje was. Of zou men niet weten hoe ‘t medium werkt? Is men bang ‘t te gebruiken in geval mijn persoon teleurgesteld moet worden?

Ikzelf geloof dat ik met aflevering 0 een aardig voorbeeld heb neergezet hoe mijn cursus er in de toekomst uit zou kunnen gaan zien. & Daarbij aangetekend dat dit geheel & al vrijwillig zal gaan gebeuren, zonder onkosten. 12 Afleveringen lang. Ik heb nog niet eerder van een vrijwillige cursus gehoord, of desnoods ‘t aanbod daartoe van enig ander, mbt ‘t leren loggen, dus lijkt ‘t mij een alleraardigst voorstel. Vooral om ‘t feit, vergeeft u mij de arrogantie indien ongepast, dat er slechts weinigen zijn die zo letterlijk kunnen lijfloggen als ondergetekende. Enige uiteenzetting over de technieken hiermee verband houdend zou zeer zeker geen kwaad kunnen, waag ik mij zelf te bedenken. Opdat eenieder er wat aan heeft. Niet dan?

Ach, ik zeg nogmaals ach, zo aan ‘t begin van een zin; ach, ‘t zou mij zoveel plezier doen indien u allen (vergeef mij deze aanspreekvorm, maar doordat ik tegen meerdere tegelijk spreek, zie ik mij ertoe genoodzaakt, misschien ook wel vanwege ‘t officiële verzoek dat ermee samenhangt) mij op bepaalde wijze wilt steunen. Men weet vast wel wat de juiste weg hiertoe zou zijn. Iedereen heeft zo z’n eigen specialismen in ‘t verkrijgen van aandacht. Vandaar ook dat ik u als bont gezelschap heb aangeschreven.

Ik vertrouw erop dat dit schrijven zin heeft gehad.

Met vriendelijke groet,

Dat laatste natuurlijk ook geldend voor de reguliere & onregelmatige lezers van Zijperspace.

denken

Rachel vroeg of ik nog geschreven had.
‘Oja, eergisteren,’ zei ik. ‘& Gisteren ook. & Vandaag natuurlijk. Zoals elke dag kon ik ’t niet laten.’
‘Waarover?’
‘Oh, van alles. Vandaag over ’t feit dat ik een cursus lijfloggen wil gaan geven, maar door degenen bij wie ik dat verzoek daartoe heb ingediend wordt niet gereageerd.’
‘Dus je hebt niet over mij geschreven?’
Ze klonk opgelucht.
‘Nee, wat zou ik over je moeten schrijven?’
Ik lachte. Ik moest denken aan haar opmerking een paar dagen eerder.
‘Als ik een format heb, dan kan ik overal over schrijven,’ had ik gezegd. ‘Dan vloeit ’t er zonder moeite uit.’
‘Dat komt doordat jij de hele tijd overal bij nadenkt,’ had Rachel gereageerd.
‘Oh?’ dacht ik toen, maar zei ik niet.

Vliegen zitten tegen de muren geplakt. Vermorzeld onder m’n vuist of platte hand. Maar ’t is nog lang geen tijd er wat aan te doen. Ze te verbergen onder ’t jaarlijkse likje verf vlak voor m’n verjaardag. Hoewel ik me er nu al op verheug. Kijken of ’t lijfje van een platte mot op kan gaan in de structuur van rauhfaser behang.

Zelf vind ik dat ik helemaal niet wreed ben. Slechts praktisch ingesteld. Moet ook wel met m’n pietluttige angstjes. Zo snel mogelijk de angst wegstoppen, zorgen dat ’t niet meer bestaat, door een allesvernietigende klap.
Of de gangbare opmerking maken tegen een kind dat pinda’s voert aan duiven: ‘Goed zo, geef de duif maar lekker veel pinda’s. Dan gaat ze tenminste snel dood.’
Ik vergat even dat ’t een kind was. Een kind dat overal nog onrechtvaardigheid zag, leed, misdeeldheid, honger, & nog niet in staat was om de nuance van angst in ’t wereldbeeld van de volwassene daarop toe te passen.
Heel verontwaardigd klonk ze. Haar moeder deed er niet minder om mee.
‘Nou, da’s gemeen!’ riepen ze.
‘Nee, hoor. Duiven zijn de grootste ziekteverspreiders van Amsterdam. & Anders krijg je er jeuk van.’
‘Ja, maar een duif is ook een levend wezen.’
Oeps, dat had ze zeker net op school geleerd. Met z’n de hele klas naar ’t biologisch lescentrum geweest, of hoe dat tegenwoordig mag heten, & spinnen in de hand mogen houden. Nog even een paar extra slangetjes erbij & ’t kind is van de angst voor ’t leven af, zo luidt waarschijnlijk de op de achtergrond liggende opvoedkundige gedachte.
‘Maar wel een heel schadelijk wezen,’ voorzag ik moeder & dochter van repliek, ‘vooral ook omdat ’t beestje er zo onschuldig uit ziet.’
Mijn strijd tegen ’t beest duif gaat onverminderd voort. Ik laat me door niets tegenhouden.

Er zit 1 vlieg geplakt aan de wand in de woonkamer. Dat moet een motje zijn geweest. Want de vleugeltjes hangen als ruïnes van een Tineidae-achtige ernaast. Ik kan me nog herinneren dat ’t een heel gemakkelijke klap was. Dom langzaam beest, dacht ik erbij.
Die boven m’n bed, boven m’n voeteneind, was wat moeilijker. Ik moest me er voor concentreren. ’t Was ooit een mug. Die hebben van die antennes in hun rug zitten die de rest van ’t lichaam waarschuwen zogauw iets met een snelheid van hoger dan 100 km/uur nadert. Vandaar dat een list hiervoor vaak noodzakelijk is. 1st Net doen of je met je hand een bepaalde kant opgaat, in de buurt van ‘t muggenlichaam, & vervolgens de andere hand ongenadig hard op de beoogde vluchtroute terecht laten komen.
’t Gaf me toentertijd, ’t moet inmiddels 2 jaar geleden zijn, maar de spetters kan ik nog altijd als tekens aan de wand zien, ’t gevoel dat ’t bloed alle kanten op spoot.
‘Ha, datgene komt me rechtmatig ’t gezicht in geblazen wat ooit eens eerder van mij was,’ dacht ik erbij.
Maar ik veegde de denkbeeldige druppels toch maar weg. Kon ik gerust verder gaan slapen.

Naast de wc-deur plakt er nog 1tje. Een niet te definiëren beestje. Ook behorende tot de insect-achtigen, dat zij duidelijk, maar onmogelijk om daar nog wijs uit te worden wat haar specifieke eigenschappen waren. Er zal in de toekomst heus nog wel een intelligent mens afstuderen op de invloed van de menselijke hand op de gesteldheid van ‘t insectenlichaam, maar vooralsnog is deze persoon niet voor handen.
’t Hangt vlak boven de lichtknoppen van de wc & gang. Een waar ornament. Op een dergelijke mate opvallend, dat ik ’t waarschijnlijk weg zal moeten schrapen vooraleer ik begin aan de jaarlijkse restauratie van de kleuren. Anders valt ’t niet weg te moffelen. ’t Is rond die lichtschakelaars zowiezo noodzakelijk dat ’t keurig wordt afgewerkt, want de mate van bedomptheid beschouwend aldaar, zou men kunnen concluderen dat ’t dit plekje is dat ’t meest door mijn vingers wordt bezoedeld. Alsof ik m’n handen niet was na toiletgebruik. Die mogelijke indruk moet ik wegvegen, verstoppen onder weer een volgende laag geel.

Maar ’t meest verbaasd ben ik eigenlijk over de bromvlieg. Ik zag ‘m gister weer hangen. De laatste tijd hou ik mijn tuindeuren weer open. Alsook die van de keuken richting tuin. Daar zit-ie. Volledig plat. & Ik vraag me de hele tijd af hoe deze zich daar heeft kunnen laten vangen. Geen hand is er aan te pas gekomen. Geen opzet mijnerzijds. Vaak doe ik juist m’n best dergelijke brommers zonder kleerscheuren aan beide zijden de keuken uit te bonjouren. Er zit heus nog wel een beetje mede-wezenliefde in dit lichaam. Daar waar angst een niet al te grote rol speelt.
& Toch heeft dat domme ding zich laten pakken. ’t Heeft nog niet eens de kans gehad te verhongeren. Zoals de meeste vliegenlijken die een toonbeeld van sterfelijkheid vormen & de vergankelijkheid van ’t insectenbestaan duidelijk tentoon spreiden door her & der verspreid in mijn keuken definitief voor pampus te liggen.
‘Hoe krijg je ’t voor elkaar?’ denk ik elke keer bij aanschouwing van dat lichaam.
Of dat wat er nog van over is. Platter als een postzegel valt er nog wel een vlieg in te herkennen, maar meer dan een dun laagje is ’t niet. ’t Grootste gedeelte van de ooit aanwezige moleculen zijn er uit geperst.
’t Hangt daar, platgedrukt, op de deurpost. Binnenzijde zijkant. ’t Is zo dom geweest niet te vluchten op ’t moment dat ik, op inbrekers verdacht, de deur sloot om ’t huis te kunnen verlaten zonder de gedachte mee te hoeven dragen dat mijn schamele bezit door een onverlaat meegevoerd zou kunnen worden. ’t Is verpletterd terwijl ’t doodgemoedereerd dacht ’t sluiten van de deur wel te kunnen overleven.
Fout, denk ik dan elke keer.
Maar te laat om die boodschap nog over te brengen.

Dat zijn echter wel de momenten dat ik me begin te realiseren dat Rachel best wel ‘ns gelijk zou kunnen hebben.

Dat ’t nooit stopt daar diep binnen in Zijperspace.

mobilisatie

Vanwege de vele steunbetuigingen zie ik mijzelf genoodzaakt ook maar een banner te plaatsen, want alleraardigst ontworpen in een poep & een zucht door Bart. Cockie heeft ‘m vervolgens ook geplaatst. Toen begon ik ‘t nog leuker te vinden. Waarna verdulleme Odette & Carin volgden.

Ik kan zelf niet achter blijven. Maar dan wel volgens de epilepsie voorkomende rustige versie die Odette ook reeds gebruikt heeft.

Vergeet u vooral niet ‘t begeleidend artikel te lezen in Zijperspace, hieronder afgedrukt; dat waar ‘t allemaal om begonnen is, wordt daarin uiteengezet.
(vanavond weer een stukje zoals men ‘t gewend is)

cursus lijfloggen

Ik heb me beschikbaar gesteld voor ’t e-zine about: blank. Over & door weblogs. Ik krijg de e-zine maandelijks in de elektronische bus, & met mij vele andere webloggers, maar men kan alle edities ook naslaan op de website zelf.
Een soortement sollicitatie-meeltje heb ik verstuurd. 2 Dagen geleden. Ik had midden in de nacht een lumineus idee (al zeg ik ’t zelf; ’t voelde in ieder geval zo op ’t moment dat ’t me wakker hield), wat mij de daarop volgende ochtend deed besluiten dit idee beschikbaar te stellen aan de redactie, mijn hulp daarbij incluis. Niemand die beter geschikt was voor de klus dan ikzelf, dacht ik bij ‘t mezelf voordragen als geschikte kandidaat voor ‘t uitvoeren van ‘t plan. Wat wil je: ik had er een nacht op wakker gelegen.
Een cursus lijfloggen dus. In de meest letterlijke zin van ’t woord. Ik dacht: daar hebben de jongelui misschien wel wat aan. Van mij, als oude rot in ’t vak. Ik als zijnde een persoon die ’t toetsenbord niet met rust kan laten. Wellicht dat men er iets van leert. Of anders een glimlach niet weet te onderdrukken.
Inmiddels zijn er 2 dagen voorbijgegaan sinds m’n open sollicitatie. Ik heb nog niets gehoord. Geen enkele reactie. Tuurlijk is er ondertussen tussen de huidige redactieleden onderling een hels i-meelverkeer door mijn suggestie op gang gebracht, is men druk overleggende over de mogelijke toevoeging die ik & mijn cursus kunnen betekenen voor ’t e-zine, heeft men reeds de neiging om een vergadering in levende lijve te beleggen, maar tast men door ’t afwezig zijn van enig bijgevoegd materiaal mbt ‘t idee wat een dergelijke cursus zou kunnen betekenen volledig in ’t duister. ’t Is moeilijk besluiten nemen indien men niet weet waarover men een besluit moet nemen.
Vandaar dat ik dacht: misschien moet ik ’t maar ‘ns illustreren door aflevering 0 van m’n cursus te publiceren.

Aflevering 0.

Op de kleuterschool moesten we opeens met de handen over elkaar zitten. Juf liet mij daarin even ongemoeid, want ik was net nieuw in de klas gekomen, wist niet wat me te wachten stond, wilde liever terug naar moeder, liet dat ook veelvuldig blijken door m’n ogen te bevochtigen, maar ’t feit dat we netjes rechtop moesten gaan zitten ontging mij niet. Tussen de tranen door, de medelijdende arm van de juf over mijn schouder, & een prachtig blanco tekenvel die ik zelf mocht vullen met allerhande kleuren krijt, werd mij gewaar dat alle kinderen op verzoek van reeds genoemde juf strak in houding op hun stoeltjes gingen zitten, de armen gekruist & de lippen als dunne reepjes vooruitstekend, in zoverre lippen die strak staan vooruitgestoken kunnen staan; daar stond ik nog ‘t meest verbaasd over.
Men kon ’t blijkbaar beter overdrijven, dachten de jonge kinders toen al. Dat leverde misschien wel een extra pluim van juf op.
2 Meter bij mij vandaan, ‘t leek in die tijd een onmetelijke afstand, nog maar net te overzien, zat er een jongen zodanig gedienstig met z’n armen over elkaar dat-ie daardoor bijna uit z’n stoel omhoog steeg. Hij kreeg meteen een beurt van de juf, waarbij hij mocht vertellen wat de klas zou gaan doen.
Ik tekende ondertussen driftig door, want mijn waterlanders vanwege ’t feit dat m’n moeder me voor ‘t 1st van m’n leven verlaten had, moesten zo snel mogelijk vergeten worden. ’t Gebeuren in de klas ontging me echter niet, brandde zich op m’n netvlies.

Lichaamstaal is belangrijk. Een essentieel onderdeel bij ’t sociale verkeer. Wil men iets duidelijk maken, iets extra kracht bijzetten, dan dient men ’t lichaam te gebruiken in ’t overbrengen van de boodschap. ’t Werkt ondersteunend, verhelderend, relativerend, maar kan ook, door bijvoorbeeld een kleine wenk van de daarvoor bedoelde wenkbrauw, een onderbelicht onderdeel van ’t over te brengen bericht extra onder de aandacht brengen.

Helaas: bij geschreven taal kan men moeilijk die connotaties van ’t lichaam inbrengen. Een probleem waar dagelijks menig meningsverschil op ’t internet door ontstaat. Internet is een plat medium, 1-dimensionaal, de finesses van de emoties zijn moeilijk dmv letters af te lezen. Emoticons zijn van ’t begin af aan gemeengoed om in ieder geval een gedeelte van dit probleem op te lossen, maar we zijn er dan nog niet.

& Toch gedijt ’t lijflog goed op ’t internet. Alle ontboezemingen van ’s mens persoonlijk leven worden gretig afgenomen door slurpende ogen. Reality-tv op internet waarbij de logger producent, acteur, regisseur, belichter & cameraman tegelijk is.

Dit alles even heel kort samengevat.

Probleem echter is dat iedereen eigenlijk de hele tijd ‘tzelfde meemaakt. Bij de basis zijn alle mensen ‘tzelfde. Ook al lijken ze anders op de verschillende situaties te reageren, men doet dagelijks boodschappen, gaat naar ’t werk, krijgt ruzie, oma overlijdt & ’t huisdier is van slag doordat de hond van de buren te weinig aandacht aan hem besteedt; men doet uiteindelijk allemaal ‘tzelfde: men wordt geboren, leeft, leert, wordt ziek & gaat dood.
Wil men dus een bijzondere weblog hebben, dan zal men de details die men de lezer wil voorschotelen op een originele, zinnenprikkelende manier moeten presenteren. Men moet iets doen voor de kijkcijfers! Dit wil niet iedereen bereiken door ’t tonen van de lichaamsdelen via webcams. Sommigen onder ons willen ’t juist spannender maken door alles te verhullen & slechts in woorden geleidelijk aan privé-aangelegenheden toonbaar te maken.
Ziehier een cursus lijfloggen. ’t Kan een hulp zijn bij uw verdere exploraties in ’t efficiënt & doeltreffend tonen van wat uw lichaam zoal bezig houdt.

Uw lichaam draagt u dagelijks mee. Of ’t lichaam u. ’t Is maar net hoe elkeen dit beleeft. Feit is dat zonder ’t lichaam een mens nergens is, tenzij als kasplantje op de intensive care.
Uw lichaam is materiaal. Een onuitputtelijke bron van inspiratie. Elke dag voelt men wel iets. Vindt er wel een verandering plaats. Doet iets ‘au’, of gaat er een genotscheut doorheen.
Daar moet men van profiteren, zeg ik altijd maar. Als men niets heeft om over te schrijven, dan heeft men altijd nog ’t lijf dat ergens pijn doet, of zich onverwachts anders gedraagt dan dat men gewend is. Of men kan ’t hebben over ’t litteken op de linkerduim & hoe deze ontstaan is.
Ikzelf ben al 2 jaar bezig mijn lichaam te ontdekken & deze tocht met vondsten op schrift, oftewel op internet ter beschikking te stellen aan eenieder die hierin geïnteresseerd is, maar bemerk telkens weer dat ik nog lang niet op m’n lauweren hoef te gaan rusten. Tenslotte krijg je daar op den duur ook alleen maar aambeien van.
Zoals ik reeds zei: een onuitputtelijke bron van inspiratie.

Zaak is alleen dat deze zielen- & lichaamsroerselen op een boeiende manier naar voren worden gebracht.
Om hierbij een voorbeeld te geven:
Vannacht had ik hartkloppingen.
(ik ga niet uitleggen hoe dat komt, deze stof kan altijd nog later van pas komen in de cursus)
Laat ik ’t slechts bij die opmerking, dan heeft niemand er wat aan, behalve degene die een vertrouwensrelatie met mij heeft opgebouwd, zoals familie & vrienden.
Schrijf ik echter:
Vannacht ging m’n hart tekeer. Ik ga dood. Dit is weliswaar een onherroepelijk onderdeel van ’t verschijnsel dat wij als leven denken te kunnen betitelen, maar ik werd me er vannacht ernstig van bewust.
Bij laatste voorbeeld geef ik wat meer informatie, dramatiek, men is geneigd wat beter te luisteren & zodoende wellicht nieuwsgierig is naar wat aflevering 1 van de cursus lijfloggen zal brengen.

Dit was een teaser, die uitgezonden werd door Zijperspace; wordt vervolgd als ‘t aan ons ligt.

sport

‘Lees je nog?’ vroeg ik.
‘Ja,’ antwoordde Roald. ‘Ik kan vrij goedkoop via m’n werk boeken kopen. 40% Korting. Dan hoef ik slechts een weekje op m’n boeken te wachten. Soms bevallen ze niet & dan verkoop ik ze weer door.’
Ik was onmiddellijk jaloers. 40 % Korting! Omdat je toevallig bij een krant werkt. Maar aan de andere kant bedacht ik dat ’t me al veel moeite kostte om alle boeken gelezen te krijgen die ik had aangeschaft. Ik zou alleen maar meer boeken gaan kopen waar ik niet aan toe zou komen.
‘Ik heb bijvoorbeeld de boeken van de Russische Bibliotheek aangeschaft,’ ging Roald verder. ‘Anders is dat niet te betalen. Met die 40 % korting wordt ’t een beetje betaalbaar.’
‘& Als ’t niet bevalt, dan verkoop je ze weer?’
Niet dat ik ze zelf wilde overnemen. Ik was nieuwsgierig. Als ik iets heb gekocht, kan ik niet zomaar afscheid nemen. Alles blijft, vormt zich een verzameling uiteindelijk.
‘Ja, hier om de hoek zit een boekenantiquariaat. Op de Singel. Daar breng ik m’n boeken dan. Krijg ik meestal wel een redelijk bedrag voor. Ik lijd er niet zoveel verlies op omdat ik ze goedkoop heb aangeschaft. Maar laatst was ik die engelse winkel: American Discount. Die hadden boeken van David Hamilton in de aanbieding. Weet je wie David Hamilton is?’
Tuurlijk weet ik wie David Hamilton is. Foto’s van blote meisjes, of gedeeltelijk bloot. In zachte tonen, alsof de ochtendmist nog rond hun heen waart.
‘Hij was populair in de jaren 70 & 80,’ vulde Roald meteen aan, zonder op m’n reactie te wachten. ‘Van die soft-erotische foto’s.’
Ik knikte.
‘Ik kocht een boek van € 7,-. Daar ben ik mee naar die antiquariaat gegaan. Heb ’t laten zien. Ik zei: “Da’s van David Hamilton. In de jaren 70 & 80 was-ie heel erg populair.” Ze namen ’t boek over voor € 25,-.’
We lachen.
‘Dat doe je vaker?’ vroeg ik.
‘Niet zo heel vaak. Anders gaat ’t opvallen. ’t Wordt wel een sport om te kijken of ’t lukt. Maar ik ben de volgende dag wel meteen teruggegaan naar American Discount. Ze hadden nog meer boeken staan. ’t Standaardwerk van David Hamilton stond er ook. Ik dacht: daar moet ik niet meteen mee naar dezelfde winkel gaan. Om de hoek, hier verderop, ik kom daar ook wel vaker, is nog een andere antiquariaat. Ik vind de mensen daar minder leuk, dus daarom ga ik altijd 1st naar die op de Singel. Ik laat weer m’n boek zien, dat ditmaal € 10,- had gekost. Maar die man zegt dat-ie niet zoveel belangstelling heeft voor fotoboeken. Hooguit € 10,- had-ie voor m’n boek over. Ik zeg dus tegen hem: “Dit is David Hamilton. Hij was heel populair in de jaren 70 & 80. Maakte allemaal foto’s van ½-naakte meisjes.” Waarop die man naar z’n etalage loopt & een boek tevoorschijn haalt.’
‘Wil je trouwens wat te drinken?’ onderbreek ik hem. ‘Je drinkt waarschijnlijk nog steeds geen bier, iets fris?’
‘Is allemaal zoet, denk ik? Geef maar wat water.’
Ik schenk ‘m een glas water in. & Ga weer zitten.
‘Bij die antiquariaten gaat ’t vaak om een 1e druk,’ legt Roald uit. ‘Een 1e druk is vaak veel meer waard dan een latere. Zeker als ’t nog in perfecte staat is. Die man haalde uit z’n etalage een fotoboek van Hamilton tevoorschijn. Duidelijk gedrukt in de 70-er jaren. Zag er nog heel goed uit. Moest € 20,- kosten. Ik blader er een beetje in & zeg op een gegeven moment: “Weet je wat: ik laat mijn boek hier achter voor € 15,-. Dan leg ik daar nog € 5,- bij & neem dit boek mee.” Vond die man goed.’
Ik denk: wat moet je nou met een boek van David Hamilton? Ouderwetse kitscherige softporno voor oude mannetjes die hun gebitten met moeite in hun mond weten te houden.
Maar Roald gaat verder: ‘Ik loop dus naar m’n vaste antiquariaat op de Singel. Met dat boek uit de 70-er jaren. ’t Boek gaf een mooi overzicht van alles wat Hamilton tot op dat moment had gedaan. Ik laat ’t boek zien & zeg: “Je weet dat ik gister met een boek van David Hamilton ben langs geweest? Dit is er nog 1. Een 1e druk. Geeft een heel mooi overzicht van wat-ie tot op dat moment had gedaan.” Hij bladert een beetje in ’t boek & geeft me er uiteindelijk € 35,- voor.’
Ik lach.
‘Had ik toch € 20,- winst. Dan wordt ’t een beetje een sport. Kijken wat mensen voor iets over hebben. Je moet ze er ook in laten geloven.’

Maar ’t voelt alsof er rondjes gelopen worden in Zijperspace, eeuwige worden mensen in cirkeltjes om hun eigen as gedraaid.

onrecht

Ik weet niet waarom, maar men wil gewoon dat ’t lekt. De ontwerper heeft er lol in dat zijn product ’t aanrecht blank zet. De handtekening van degeen die ‘t apparaat verzonnen heeft wordt zodoende achtergelaten in spetters. De tafel komt onder de koffie- dan wel theevlekken te zitten. ’s Avonds laat overdenkt de man die verantwoordelijk is voor ‘t wanstaltig product zijn zonden & barst in lachen uit bij ’t idee hoe lastig hij ’t de mens gemaakt heeft die van zijn creaties afhankelijk zijn (‘t zou natuurlijk heel goed kunnen dat we in dit geval spreken van een vrouw, maar dat zou de zinsconstructie onnodig ingewikkeld maken). Juist dat lekken van de tuit maakt ’t voor hem blijkbaar de moeite waard verder te gaan met ’t volgende modieus design, de ruwe schetsen liggen reeds klaar op de ontwerptafel, dat de mensheid weer hoofdbrekens, troep & bovenal vlekken moet bezorgen.

Hij moet zich voelen als God, die de wereld perfect had kunnen creëren, er een harmonieus geheel van had kunnen maken, alle dieren & planten in pais & vree, in zoverre ze niet afhankelijk waren van elkanders vlees & groen, maar God leek ’t nodig, in al z’n wijsheid had-ie dit besloten, een klein pesterijtje op te nemen in de weelde van dit dierenrijk: hij stopte grotere hersenen in de mens, & daarmee samengaand hoogmoed, sluwheid, liefde, ambitie, leedvermaak & jaloezie. Vergeef mij als ik uw karaktereigenschappen heb overgeslagen; ik ben behept met gemakzucht.

& Juist deze gemakzucht wordt zwaar tegengewerkt door mijn theepot. Of eigenlijk de waterkoker. Ik moet de pot hete water op zo’n manier draaien boven de wasbak, de theepot daarbij precies op de goede plek gereed staand hebbende, zodat al die overtollige druppels (want in zijn creativiteit beschouwde de vormgever van dit kleinood de druppels die er naast zouden vallen als overtollig, misschien wel ongeschikt om over te laten schenken & thee van te maken; ’t is moeilijk gissen welke motivaties, welke kronkels er in ’s mans brein rondspookten) vooral niet andere objecten uitgestald op ’t aanrecht lastig zullen vallen.

Waarbij ik maar bedoel te zeggen: ik ben best bereid die strijd tussen mezelf & de wereld, beter gezegd: de strijd tussen m’n gevoel & m’n verstand, of nog beter: de nimmer aflatende twijfels over mijn recht tot ’t hebben van een bestaan, met bijbehorend comfort & ’t altijd streven naar nog beter, waardoor er een destructief deel in een donker hoekje van mijn geest zegt dat ‘goed’ slechts kan bestaan bij de gratie van ’t tevens aanwezig zijn van ‘kwaad’; ik ben dus best bereid die strijd onvervaard aan te gaan, daarbij niets ontziend, mezelf incluis, of juist niet mijzelf, zo men wil, & mezelf er van te overtuigen dat ’t leven een verbeten gevecht is tussen mijn weten dat iets goed is & de twijfel dat niets is wat lijkt dat ’t is. Daar heb ik geen god voor nodig, laat staan een afgeleide daarvan. Vrijwilligerswerk. Liefdewerk oud papier.

Als ik m’n eten bereid, bijvoorbeeld een stoofpotje, waarbij taaie sukadelappen omgeprutteld moeten worden tot malse slierten die uiteindelijk hardnekkig tussen de spleten van je tanden blijven hangen, & ik bij ’t omscheppen van ’t goedje net even té onstuimig handel & er zodoende een spetter bruine jus op m’n fornuis terecht komt, dan zal ik daar de consequenties van moeten dragen. Wat betekent dat ik deze zogeheten viezigheid, tegelijk met de korrels rijst die overboord gingen bij ’t omscheppen van de nasi, zal moeten verwijderen zogauw er visite op komst is. Ik ben er geheel & al zelf verantwoordelijk voor: de Le Creuset-pannen zijn zodanig ontworpen dat ik de fabrikanten niets euvel kan duiden. Pannen dienen rond te zijn, een boven- & onderkant te hebben, waarbij er sprake is van een zekere begrenzing, een plek waarbij de bovenkant op een gegeven moment ophoudt & dit ’t risico met zich meebrengt dat iets onbedoeld de pan kan verlaten.
Dit als voorbeeld van een degelijk ontwerp, waarbij ondanks die luxe van degelijkheid toch iets verkeerd kan gaan. De consument zal in deze zorgvuldig moeten handelen.
Maar bij mijn waterkoker gaat ’t altijd mis. Er bestaat geen uitschenken zonder lekken.

Dit, zo luidt de conclusie, is abjecte, want opzettelijke, onrechtvaardigheid.

Wij keuren dit af in Zijperspace, laat dat duidelijk zijn.

denig-personeel

‘Zo, kom je in werkkledij?’ vroeg ik.
Hij keek me verbaasd aan. Hoe of ik dat wist, zo keek-ie.
‘Want dat bloesje draag je volgens mij ook altijd als ik schoenen kom kopen bij jou in de winkel,’ legde ik m’n opmerking uit.
Ik had ‘m vooral herkend omdat z’n vrouwelijke collega naast ‘m stond. Die werkt ook al jaren bij Carl Denig, had ik op dat moment gedacht; beiden werkten ze op de schoenenafdeling. Maar zij had na afloop van haar werkdag zichzelf de gelegenheid gegeven nog even iets anders aan te trekken.
Licht stotterend antwoordde hij: ‘Ja, we zijn net klaar met werk.’

Bij ’t glazen ophalen moest ik nog wat extra’s kwijt. Kon ’t niet gewoon laten bij een opmerking aan de bar; ze moesten doorhebben dat ik mijn vakantiespullen bij hun kocht.
‘Maar aan de andere kant,’ begon ik terwijl ik de lege glazen aannam vanuit de inmiddels groot gegroeide groep Carl-Denig-medewerkers, ‘als ik inkopen bij jullie doe, ben ik ook altijd in werkkledij. Altijd een t-shirt & een broek die ik op mijn werk ook draag. Zelfs m’n schoenen draag ik op m’n werk.’
Hij lachte. Hij begon zich op z’n gemak te voelen.
‘Dat wou ik nou net zeggen.’
Helaas was-ie niet zo bijdehand als ik. & Anders begon-ie te stotteren.

We hebben vaak een tekort aan pindabakjes. Ze zijn niet makkelijk mee te nemen. ’t Risico is te groot dat ze van de glazen af vallen als je ze daar bovenop stapelt. Dus stop ik ze in m’n broekzak. Niet meer dan 3 per ronde.
Carl-Denig-medewerkers houden van pinda’s. Of ‘t kan zijn dat ze op hun werk niks te eten krijgen. Een groot gedeelte van de weekendvoorraad pinda’s ging op aan de groep.
‘Mag ik de lege pindabakjes ook, alsjeblieft?’ vroeg ik nadat ik alle lege glazen had mogen ontvangen.
5 Handen reikten naar de bakjes.
Een ijverig publiek, winkelpersoneel, moest ik toegeven. Heel gedienstig.
‘Nee, sorry,’ zei ik. ‘Ik kan er maar 3 per keer meenemen.’
Ik nam ze aan & stopte zoals gewoonlijk 2 in m’n rechter achterbroekzak, 1 aan de voorkant rechts. ’t Publiek keek mee.
‘Je hebt daar nog ruimte,’ zei 1 van de meisjes, wijzend naar m’n linkerbroekzak.
‘Nee, dat zou slecht zijn voor m’n nageslacht,’ zei ik.
Ik weet dat die opmerking ’t altijd goed doet. Gehinnik met handen voor de mond was ’t resultaat. Dat weet ik ook van tevoren.
’t Meisje bleef kijken alsof ze dat moest controleren.
‘Dan is ’t natuurlijk niet fatsoenlijk,’ zei ik, ‘om mijn opmerking ter plekke op waarheid te gaan checken. Dan hoor je heel braaf voor je uit te kijken. Die seksistische blikken van vrouwen ook altijd!’
Onmiddellijk keerde ze haar hoofd om. Gegeneerd. ’t Meisje van de schoenen deed ‘Pffffffffff’. Zoiets had ze vast nog nooit meegemaakt van een barman. De mannen in ’t gezelschap lachten luid.

Ik moest naar Carl Denig. Vragen of m’n schoenen nog te repareren waren. De jongen die lichtjes stotterde was bezig een klant nieuwe wandelschoenen aan te meten. Hij had weer dezelfde bloes aan.
‘Kan ik je helpen?’ vroeg-ie terwijl de klant een testrondje liep met de schoenen.
‘Kijk,’ zei ik.
Ik liet de binnenkant van m’n rechterschoen zien.
‘Is dit nog te repareren?’
De voering bij de hiel hing er in flarden bij.
‘Draag je ze dagelijks?’
‘Ja. & Er komt ook veel bier op. Dat is volgens mij ook slecht.’
‘’t Is wel mogelijk, denk ik,’ opperde hij mbt reparatie.
Hij legde uit wat voor mogelijkheden er waren. Kunststof of leer. Hoelang ’t nog zou meegaan. Ook gezien ’t feit dat er een barst aan de buitenkant van de schoen zat.
& Ik dacht ondertussen aan m’n opmerking. & Dat ze na mijn opmerking snel verdwenen waren. Eigenlijk was ik bang dat ik te ver was gegaan.
‘Dat zou betekenen,’ ging hij tijdens die gedachtengang verder, ‘dat als je beide schoenen zou laten doen, ’t op ong € 30,- zou komen.’
‘Oh, dat valt best mee.’
Ik lachte naar hem. Ik moest ’t toch ‘ns vragen, dacht ik onderwijl.
‘Jullie hebben je wel geamuseerd bij ons?’ vroeg ik plots.
‘Oh, ja, hoor.’
Alsof-ie me nu pas herkende. Een glimlach.
‘Was ’t een personeeels-uitje?’
‘Ja, 1 van onze collega’s zou naar Nieuw Zeeland vertrekken. Een afscheidsborrel. We hebben erg lekker gedronken.’
‘Jullie waren zo plotseling weg.’
Ik moest er toch een beetje op aansturen.
‘Ja, jullie zijn altijd zo vroeg dicht. We konden geen bier meer krijgen.’

De zorgen voeren weg uit Zijperspace.

lenin (dl 2)

Ik hoorde een stem die ik 3 weken niet gehoord had. 3½e Week, wist ik me te herinneren. ‘t Was me verteld hoe lang ze op vakantie zouden zijn. ’t Weerklonk vanaf de balkons boven me, de tuin in, m’n kamer door naar m’n oren. Een lach. Een hoge lach, die boven alles uit klonk.
Suze is er weer, dacht ik. & Nico zal er dan ook wel wezen. Maar zijn stem & zijn lach zijn minder aanwezig.
Ik keek stiekem door de gordijnen aan de voorkant naar de gereserveerde parkeerplek voor m’n huis. & Daar stond de blauwe auto weer. M’n oren horen goed.
Ik zou ze straks wel zien, dacht ik, als ik mijn sleutels aan Nienke zou geven. Want ik moest straks weg. Op jacht naar geld.

Een telefoontje met Sas.
‘Hé, Sas. Ben jij thuis? Of eigenlijk moet ik vragen: ben je vrij?’
‘Ja, ik ben thuis.’
‘Is ’t goed dat ik dan even langskom om m’n sleutels op te halen? Want m’n buurvrouw heeft een schilderij bij mij thuis geplaatst, die straks opgehaald moet worden. & Nou ga ik ze mijn sleutels geven, maar dan is ’t handig dat ik m’n reservesleutels weer heb. Dan kan ik m’n eigen huis weer in.’
‘Ja, is goed.’
‘Dan ben ik over ongeveer een kwartier bij je.’

Ik ging een krat Rochefort 10 uit de kelder halen. Schichtig daalde ik de trap af. Nog steeds niet over m’n paddenfobie heen. Maar ik zag niets dat op een dergelijk beest leek. Ik zag een blaadje, een dood herfstblaadje, vlak onder de trap. Niet om schrik van te hebben.
Op de harde ondergrond van de kelder aangekomen bleek ’t een uitgemergelde dode pad te zijn. Niets zo eng als de dood. Niets zo trots als de weerstand tegen de angst voor de dood.
Ik liep er omheen.
Bukte me. Pakte een krat van 3 jaar oud. Vet van ’t verleden plakte deze aan die er onder. Ik rukte. Keek nog een keer naar de datum dat-ie in de kelder was gekomen: 01-07-00. Houdbaarheidsdatum: 08-07-05. Rukte nog een keer. Ik schudde de stilstand door elkaar. Er zou een einde komen aan de lange rust. ’t Bier moest tot leven gewekt worden door ’t spoelen van kelen.

Ik reed m’n fiets naar buiten. ’t Kratje plaatste ik ernaast. Ik drukte op de bel van de bovenste verdieping.
De deur ging open.
Ik schreeuwde: ‘Hoi, Nienke! Ik kom de sleutels brengen!’
Ze kwamen naar beneden. Allemaal. Ik hoorde ’t aan ’t vele stommelen.
‘Suze is er ook,’ constateerde ik.
Ze dook ’t volgende moment om de hoek van ’t trappenhuis.
Ik excuseerde me: ‘Sorry, ik kan niet naar boven komen. Er staat hier een heel duur kratje bier.’
‘Alles goed?’ vroeg ik op ‘t moment dat ze beneden waren.
‘Ja, joh. Maar verschrikkelijk veel gedaan.’
‘Ze hebben vakantie nodig vanwege hun vakantie,’ zei Nienke. ‘Een paar dagen rust.’
‘We hebben gezwommen, geklommen, gegeten, gedronken. Van alles.’
‘Ken je Cherokee? & Wookie?’ vroeg Nico.
‘Canadees bier?’
‘Ja, de 1 is een lager. De ander een ale. Die laatste was heerlijk.’
‘Nee, ik ken ze niet.’
‘Wat is dit?’ wees Suze. ‘Ga je bier verkopen?’
‘Dit moet naar m’n werk. ’t Heeft 3 jaar in m’n kelder gestaan. De inhoud is meer dan € 100,- waard. Daarvan is de helft voor mij. Ik heb geld nodig.’
Een flesje werd tevoorschijn gehaald. Bestudeerd.
‘Maar hier heb je de sleutels,’ zei ik tegen Nienke.
& Tegen Suze: ‘Jij hebt ’t schilderij helemaal niet gezien. Ik zal nog even bijlichten.’
Ik liep weer naar binnen. Deed ’t ganglicht aan. We stonden met z’n 5-en voor ’t schilderij in bubbeltjesplastic.
‘Oh, prachtig, zeg,’ zei Suze tegen Nienke. ‘Waarvoor heb je Lenin geschilderd?’
‘Voor Klaas Bruinsma,’ lachte Nienke.
‘Klaas Bruinsma?’
‘Er wordt een film over hem gemaakt. Dit schilderij moest bij z’n secretaresse hangen of iets dergelijks.’
‘Zo, dus je hebt al contacten gemaakt in de filmwereld?’ vroeg ik.
‘Nee, contact met Klaas Bruinsma,’ lachte Nienke weer.
We liepen langzaam naar buiten. Ik legde bij ’t sluiten van de deur aan Nienke uit welke sleutel voor welk slot diende.
‘Ik moet even ’t kratje naar m’n werk brengen,’ zei ik. ‘Dan heb ik tenminste weer geld.’
Panos raapte ’t kratje op terwijl ik m’n fiets vasthield.
‘Ha, hulp bij ’t opladen van een kratje. Had ik net nodig.’
Ik stapte op de fiets. M’n 4 buren bleven voor de deur staan.
‘Doeg,’ zei ik.
‘Doeg,’ zeiden m’n buren.
Ze zwaaiden.
‘Heerlijk,’ zei ik, ‘uitgezwaaid worden door je buren.’

Alsof we voor lang op vakantie gingen naar Zijperspace.

lenin

’t Was Lenin! Levensgroot.
‘Wacht even,’ riep ik naar boven. ‘Ik trek even sokken aan.’
Ik liep meteen langs de comp om muziek aan te zetten. Dit moest onder begeleiding van muziek plaatsvinden. Niet te hard, want dan kon ik de aanwijzingen niet horen, maar zeker niet te zacht.
Met m’n sokken aan stapte ik in m’n schoenen. De veters kwamen achter me aan slingeren toen ik weer naar buiten ging. Ik stapte diep de tuin in zodat ik zonder m’n nek te forceren alles goed kon zien.
Panos had Lenin aan een waslijntje gebonden. Nienke stond op de 2e verdieping om Lenin door te manoeuvreren. Ik moest ‘m opvangen.

Nienke had gezegd dat ’t om een groot doek ging. Dat ze niet wist wanneer ’t opgehaald zou worden. Maar dat ’t niet via ’t trappenhuis zou gaan. Of ik ’t goed vond. Had ze een paar weken geleden gevraagd. Gister nog een telefoontje van boven naar beneden om ’t te bespreken. Met nog steeds geen zekerheid omtrent de tijd.

Nienke had Lenin te pakken. Ze duwde ‘m van zich af, zodat de waslijnen ontweken werden.
Waslijnen zijn een essentieel onderdeel van ’t hedendaags huishouden. Ik merkte ’t zomaar ‘ns niet middels de knijpers die geregeld in mijn tuin terecht komen.
Lenin vervolgde z’n weg naar beneden. Ik stapte weer wat dichterbij. Ik hoefde geen overzicht meer te hebben. Beter was ‘m op te vangen.
Ik plaatste Lenin op de grond. Hij zat achter bubbeltjesplastic.
Soms is ’t handig geen kind meer te zijn. Ik liet de bubbeltjes heel.
‘Zal ik de waslijn losmaken?’ riep ik naar Panos.
‘Is goed.’
Op ’t moment dat Lenin van z’n strop bevrijd was, die aan ’t frame bevestigd zat, kwam Nienke naast me staan.
‘We dachten dat we ‘m ’t beste bij ons in ’t trappenhuis konden plaatsen, als-ie past. Ze komen ‘m na 11-en halen, maar we weten niet wanneer.’
We kantelden. We draaiden. We bewogen ‘m onder de waslijn door.
Daarna had ik ‘m in m’n 1tje vast. Bij ’t frame. Ik droeg ‘m door de tuindeuren heen. Nienke haalde alle stoelen uit de weg. Deed de gangdeur open.
Panos kwam binnen. Deed de keukendeur open. & Pakte de andere kant vast. Klein stukje de keuken in. Terug de gang in. Nienke opende de deuren.
We gingen naar buiten. Lenin nam de volledige stoep in beslag.
‘& Toen kwam er plots een voetganger,’ grapte ik.
We zagen ‘m al door ’t doek heen lopen. Slapstick á la Laurel & Hardy.
Panos trok Lenin mee ’t trappenhuis in. Maar bleef steken. De breedte was te hoog.

‘Dan moet-ie maar bij mij in de gang.’
‘Maar je bent er niet de hele dag,’ zei Nienke ½-vragend.
‘Ja, & ’t nadeel is dat ik m’n reservesleutels heb uitgeleend. & Ik heb ook geen mobiel meer.’
‘Voor 11-en maakt ’t niet zoveel uit. Dan komen ze nog niet.’
‘Jij bent er wel de hele dag?’
‘Ja, ik zorg dat ik de hele dag thuis ben.’
‘Dan kan ik bijvoorbeeld m’n sleutels achterlaten bij jou als ik de deur uit ga. & Ik bel bij jou aan als ik weer terug ben.’
‘Ja, da’s wel een goed idee.’

Lenin ging weer naar binnen.
‘Hij moet tegen de rechterwand,’ zei ik, ‘da’s ’t veiligst. Maar is ’t dan handiger als we ‘m keren? Zodat de schildering tegen de muur aan leunt?’
‘Nee, hoor. Da’s niet nodig. ’t Is beter dat ’t frame tegen de muur aanleunt. Da’s steviger.’
Ik zette ‘m neer.
‘Als ik niet de deur uit ga, dan laat ik dus niks van me horen.’
‘Ja, is goed.’

Nu staat Lenin in mijn gang. Of eigenlijk ligt-ie op z’n zij.
Lenin is groter dan ik. Met de spanwijdte van m’n gestrekte armen haal ik net niet de breedte.
Ik heb al 2 keer ’t ganglicht aangedaan om door ’t plastic naar ‘m te kijken.

Hij kleurt goed in Zijperspace.