fassbinder

Er bestond maar 1 superpoes. & Dat was Superpoes. Ik pakte ‘m in m’n handen, z’n pootjes bungelden aan weerszijden ervan, & samen vlogen we de supervlucht van Superpoes door de kamer. Langs de lamp, scherend over de banken, z’n klauwen probeerden nog snel even de kussens te grijpen, omhoog langs de gordijnen., & dan rakelings langs ’t gezicht van m’n moeder. Superpoes lachen (onhoorbaar weliswaar), ik lachen, & m’n moeder verontwaardigd.
M’n broer, met wie ik officieel de poes deelde, op ons initiatief was Superpoes ’t huis in gekomen, ’t huis waaruit wij beiden spoedig zouden vertrekken, pakte de poes bij z’n poten beet & ging als met een trekharmonica tekeer. Poten uit elkaar, poten bij elkaar. Een heel koddig gezicht, vonden wij.
‘Zet die poes neer,’ zei m’n moeder.
‘Ja, maar ’t is een superpoes. ’t Kan niet vroeg genoeg wennen aan de vluchten die ze zal moeten gaan maken.’
Maar Superpoes vond m’n moeder maar niks. Net als enkele andere familieleden.
‘Hij is net zo gewoon als andere poezen.’
‘Als je ‘m net als andere poezen gaat bejegenen, dan zal ’t net zo’n gewone poes worden als andere gewone poezen. Maar als je Superpoes een kans geeft om een superpoes te worden, dan wordt-ie dat ook. Dat heeft-ie in zich.’
Maar dan werd er al niet meer naar me geluisterd. Waarop Superpoes & ik nog maar een testvlucht door de ruimte van ’t huis maakten.
‘Superpoes is toch geen naam,’ werd er vervolgens dwarsgezeten.
‘Hoe moet-ie dan heten?’
‘Weet ik niet. Maar Superpoes is belachelijk.’
Ik bedacht me dat Superman in ’t dagelijks leven ook gewoon Clark Kent heette & liet m’n gedachten gaan over mogelijke alternatieve poezennamen. 1tje Die acceptabel zou zijn voor de rest van Huize Zijp. Evenzowel moest ‘t wel 1 zijn waar z’n uitzonderlijke gaven uit zouden blijken, hoewel dat ook weer niet al te sterk. Enige anonimiteit gedurende de levenswandel was ook op prijs te stellen.
Aangezien Rainer Werner Fassbinder rond die tijd overleed, & ik ’t gehele retrospectief in ’t plaatselijke filmhuis met genoegen had gevolgd, werd ’t tijd om die man te eren. Door Superpoes met zijn naam op te zadelen.
Bovendien klonk ’t zo lekker als ik Superpoes uit de tuin moest roepen om zich gereed te maken voor de maaltijd.
‘Fassbinderfassbinderfassbinderfassbinder.’
Liefst met de hoge stem van vrouwen die katten adoreren.
‘Wat een belachelijke naam voor een poes,’ was ditmaal ’t commentaar.
‘Fassbinder is dan ook geen gewone poes. Fassbinder is een superpoes.’
Maar ze trapten er al niet meer in. Ik was immers inmiddels uit huis vertrokken. & Had Fassbinder niet mee kunnen nemen. Mijn invloed taande.
De enige die Fassbinder zodoende bij z’n ware naam aanriep was ik, 1 keer in de week logerend in ’t ouderlijk huis, als ik naar Den Helder terug moest keren om m’n zaterdagse arbeid in de bibliotheek te verrichten.
‘Poekiepoekiepoekie,’ riep m’n moeder in die tijd de tuin in, met haar handen een blik ordinair kattenvoer omvattend.
Waarop Fassbinder voortaan Poekie werd. & Veranderde in een doodnormale, net niet gezellig dikke poes.
Gezellig dus niet (dat had ik in ieder geval bereikt; als ik ergens een hekel aan heb, dan zijn ’t wel gezellige katten), & dik dus ook al net niet (hoewel m’n moeder haar best deed).
Maar zoals ik al zei: ooit bezat deze poes alle eigenschappen die hem een superpoes hadden kunnen maken. De mens heeft ’t in deze weer laten afweten. Een toekomst verloren, een ideaalbeeld onontgonnen.

Denk echter vooral niet dat er enig moraal zit in de verhalen van Zijperspace.
(‘t is slechts in ‘t kader van ‘t zich weer aankondigen van dierendag, benevens als reactie op ‘t schrijven van Cranium & Carin mbt de vermeende liefde van loggers voor katten, wat ik probeer te bestrijden, maar niet dmv bovenstaande, als men nog begrijpt wat ik bedoel)

vreemde

‘Niek!’ zei m’n moeder, ‘Waarom zet je nou je kopje niet op ’t schoteltje?’
M’n vader scheen ’t niet te horen. Hij keek m’n moeder aan. Doordringend, zou je denken als je niet weet dat ’t door Parkinson is. Maar de boodschap kwam niet over.
‘Niek!’ zei m’n moeder nog wat harder, scherper.
M’n vader reageerde. Alsof-ie uit z’n slaap werd gewekt.
‘Ja, wat is er?’ vroeg-ie.
M’n moeder had echter ’t kopje al opgepakt & terug gezet op ’t schoteltje. M’n vader liet ’t zich welgevallen. ’t Scheen ‘m niets uit te maken.
‘& Drink je kopje nou even leeg,’ zei m’n moeder. ‘Anders wordt ‘t koud.’

Ik vertel ’t voorval aan Marloes. Dezelfde dag nog.
‘Elke keer verschoof-ie ’t foldertje dat op tafel lag & dan zette hij z’n kopje daar bovenop. Terwijl ’t schoteltje voor ‘m stond. Maar die schoof-ie dan een stukje weg.’
‘Ik heb altijd zoiets dat je dan die mensen gewoon moet laten gaan,’ zei Marloes.
‘Ja, dat willen we dan eigenlijk wel, maar je gaat na zitten denken wat nou de achterliggende motivatie is om dat kopje niet op ’t schoteltje te zetten.’
‘Maar je hoeft die verklaring er niet voor te hebben. Je kan ‘m ook gewoon z’n gang laten gaan. Je weet dat-ie zeg maar langzaam uit je handen glipt, dat je ‘m steeds minder goed zal kunnen bereiken, maar je maakt ’t jezelf onnodig moeilijk door je te storen aan ‘tgeen dat afwijkt van wat-ie vroeger deed.’
‘Nee, dat standpunt kunnen wij niet innemen. Daarvoor staat-ie te dichtbij bij ons. We zien ‘m langzaamaan veranderen. Hij gaat steeds minder lijken op de man die hij eens was. & Toch probeer je als familie dat beeld van toen zo lang mogelijk vast te houden. Je probeert ‘m zelfs terug te dwingen in die oude rol. Je kan ook niet anders: je moet zo lang mogelijk blijven proberen dat-ie nog even blijft. Dat-ie geen vreemde wordt. Dat bakkie thee is ook zoiets. Als-ie ’t niet op ’t schoteltje zet, & je weet niet de reden daarvoor, dan heb je weer iets wat vreemd voor je geworden is. Dus zoeken we naar een verklaring.’

M’n moeder ging even boodschappen doen.
‘Niek, blijf jij maar hier even zitten met Ton,’ zei ze tegen m’n vader. ‘Ik ben even naar de V & D. Over 5 minuten ben ik terug.’
‘Dan kan ik toch wel mee?’ zei m’n vader.
M’n moeder is de enige zekerheid. In een vreemde omgeving, tegenwoordig kan elke omgeving zich voor m’n vader voordoen als vreemd, blijft-ie m’n moeder aanstaren. Hij wil haar niet uit ’t oog verliezen, zo lijkt ‘t. Via m’n moeder heeft-ie overzicht over de wereld, door haar heeft-ie nog er een beetje vertrouwen in dat ’t wel goed komt.
‘Nee, ik moet snel even een boodschapje doen. Als jij mee gaat, dan zijn we niet op tijd voor de parkeermeter.’
M’n vader bleef zitten.
‘Pa, wil je nog een bakje thee?’ vroeg ik.
Z’n oogleden gingen hoog staan. Z’n neus in de lucht.
‘Ja,’ knikte hij.
Ik kreeg aan de bar thee voor m’n vader. Ik zette ’t voor ‘m neer. Met suiker.
Ondertussen kwam m’n moeder alweer terug. Ze mopperde.
‘Bij V & D weten ze ook van niks. Brengen ze een klantenkaart uit & niemand weet hoe je daar aan moet komen.’
‘Geef mij maar een koffie verkeerd,’ antwoordde ze op mijn vraag of zij nog wat wilde drinken.
Ze pakte voor m’n vader een theezakje uit ’t mandje.
‘Geef ook maar een nieuwe suiker.’
‘Hij heeft net suiker gekregen,’ wilde ik reageren, maar zag dat m’n vader de suiker onhandig over tafel heeft gestrooid.
‘Geef maar, Pa,’ zei ik.
Ik haalde de suiker uit z’n handen. ’t Zakje hield-ie ondersteboven, maar er zat nog genoeg in om ’t kopje te voorzien. M’n moeder had ’t hete water ondertussen met thee laten trekken.
‘Drink nou maar je thee.’
Voorzichtig boog-ie zich voorover. Hij nipte.
& Ik zag opeens weer voor me hoe ze dat vroeger deden. Hete thee drinken als je haast had. Alle volwassen mensen deden dat. Een beetje morsen op ’t schoteltje. Slurpen. ’t Kopje van ’t schoteltje afhalen & nog een beetje extra op ’t schoteltje morsen. ’t Kopje werd op een plek gezet waar ’t geen kringen op de tafel kon veroorzaken & dan werd ’t schoteltje naar de mond gebracht. Afgekoelde thee. Of koffie. Dan kon je ’t sneller drinken. Of slurpen eigenlijk. Dat was toen heel normaal.
M’n vader keek weer naar m’n moeder.
‘& Drink je kopje nou even leeg,’ zei m’n moeder, ‘dan kunnen we zo gaan. De parkeermeter is zo afgelopen.’

Slurpen wordt zeer gewaardeerd in Zijperspace, omdat ’t doet denken aan toen, toen alles veel groter was.

aardappelchutney

‘Wat maakt de buurvrouw nou weer voor raar geluid?’ dacht ik midden in de nacht.
Ik zat nog na te tollen van de fietstocht richting huis. & Van ‘t vele witbier dat ik had moeten proeven om deskundig te kunnen besluiten welke de beste was.
Maar niet alleen dat. Deel uitmaken van een ter zake kundig panel is op zich niet zo erg, naar mijn opinie, maar de vele gesprekken die er uit voortvloeien met andere bierhotemetoten, de rondjes die vertegenwoordigers niet kunnen laten uit te delen, ’t nieuwe net ontwikkelde bier dat je moet proeven van brouwers, & ’t uiteindelijk rustgevende onderonsje met de barman onder ’t genot van een biertje die je niet meer hoeft te beoordelen op onderscheidende kenmerken, maar die je daarom gewoon in 1 keer leeg zuipt; dat geheel zorgt ervoor dat je toch op een ietwat wereldvreemde manier tegen de spullen thuis aankijkt.
‘’t Is midden in de nacht, buuv,’ dacht ik, & begon een beetje onrustig door ’t huis te banjeren, ongeïnteresseerd op zoek naar waar ’t geluid vandaan kwam.
Maar toen er weer enig realiteitszin tot mij doorgedrongen was, een wandelingetje, hoe kort ook, al is ‘t om de tafel in de huiskamer, doet wonderen in ’t doorgaans trage & vooral nachtrust nodig hebbende ontnuchteringproces, besefte ik dat ’t niet van de boven maar van buiten kwam.
Gerinkel van een potje. Met dekseltje, wist ik opeens zelfs te onderscheiden. M’n grote vriend was weer gearriveerd.
Zachtjes, & vooral langzaam, trok ik de 2 stukken gordijn in ’t midden van ’t achterraam van elkaar. Op een kier, zodat m’n ogen er nog net tussen pasten. Hoewel ik weet dat ’t beest zich niet zomaar laat wegjagen. ‘t Trekt zich nergens wat van aan.
De egel was druk doende ’t lege potje aardappelchutney om te gooien. ’t Brave beest onderwerpt alle potjes die ik buiten uitstal voor latere bezorging aan de glasbak aan een grondig onderzoek. Dat doet-ie ‘t liefst ’s nachts, eventueel bij ’t licht van ’t spotje in m’n keuken, maar niet noodzakelijk. Hij snuffelt doorgaans aan alle randjes van de potjes & flesjes, werpt z’n lichaam er tegen aan & met z’n snuit weet-ie ’t kleinood om te kieperen. Diezelfde snuit gebruikt-ie vervolgens om de inhoud, of dat wat er van over is, op odeur te inspecteren.
Een egel is neus. Meer nog dan stekels is een egel neus. Heb ik geconcludeerd na reeds 3 jaar achter elkaar enkele generaties egels in m’n tuin te hebben mogen bestuderen. Dit exemplaar is veel kleiner, want waarschijnlijk minder volgroeit, dan z’n ouders vorig jaar, maar duidelijk valt in ’t spaarzame licht vanuit mijn keuken te onderscheiden dat vooral z’n neus ’t werk verricht.
Z’n vader, tenminste, ik vermoed dat ’t z’n vader was, wist me 2 jaar geleden des nachts te verlokken z’n bezigheden waar te gaan nemen, door een niet aflatend gesnuif & gesteun. Die holde van hot naar her. Zat dan weer onder ’t balkon van m’n buurvrouw om vervolgens te verdwijnen tussen de wilde hyacinten, waarna hij pardoes op de potjes af kwam rennen om die van ’t beetje inhoud dat ze nog herbergden te ontdoen. Onder ’t veelvuldig uiten van veel hijg & puf. ’t Diertje was duidelijk bezig met z’n oude dag.
Deze gaat wat stiller te werk. Behalve als-ie een aantrekkelijk potje ontwaart.
Ik had ’t bewuste potje afgedekt gelaten. Aardappelchutney leek me niet ’t juiste voedsel voor egels. Vooral omdat deze aardappelchutney afkomstig was van de surinamer: heet, pittig & scherp tegelijk. Heerlijk bij nasi, aardappels, spaghetti, 1-pansmaaltijden; je kan ’t zo gek niet bedenken of ik heb ’t er al mee uitgeprobeerd.
Maar zeker niet geschikt voor egels.
Daar dacht meneer egel echter anders over. Vanochtend vond ik ’t potje ontdaan van z’n deksel naast de keukendeur. ’t Dekseltje lag 30 cm verwijderd van ’t omvergegooide potje. Ik denk dat z’n neus er nog net in heeft gepast. De egel heeft ’t randje van ‘t glas ontdaan van alle resten aardappel & olie, tot ’t punt waar ’t met z’n neus er bij kon.
Bij ’t zien van ’t omvergeworpen potje moet ik steeds weer denken aan die 1e keer dat ik de aardappelchutney bij m’n maaltijd had geserveerd. & Dan vooral aan de stoelgang die er spoedig op volgde.

We vragen ons af hoe groot egelpotten, die andere egelpotten, zijn in Zijperspace, & hoe vaak ze vandaag zullen worden gebruikt.

strikje

‘Zeg, Fret,’ zei ik toen we klaar waren met spelen, ‘je weet wat een string is, hè?’
Ik zag aan de andere kant van de tafel Sas & Jag al lachen. Ze kenden ’t verhaal al. Ik had ’t Sas eerder verteld. & Jag had ’t waarschijnlijk weer van haar gehoord.
Of misschien lachte Jag al bij voorbaat. Ik kan nl best wel goed kijken. Illustrerend kijken.
Er zijn weinigen die zo goed illustrerend kunnen kijken als ik. Mijn gelaat spreekt boekdelen. Daarom verloor ik gisterenavond dan ook met Catan. Als ik er de pee in krijg dat anderen mij dwarsbomen, ga ik dusdanig kijken dat ze nog meer zin krijgen mij een hak te zetten. Dat leidt niet tot de overwinning bij Kolonisten. Komt door m’n blik.
Ik had gisterenavond bij ’t spel m’n gezicht niet mee. Echter wel op ‘t moment dat ik m’n vraag aan Fret stelde.
Fret keek z’n domme blik. Daar is hij dan weer goed in. Wij moeten er altijd erg om lachen. Jag vooral. Jag is onze lachebek. Zonder hem zouden we al behoorlijk veel lachen, maar hij brengt de gemiddelde lach per hoofd personeel nog even hoger.
Als Fret z’n domme blik kijkt, legt-ie z’n handen dwars op tafel. Of op de bar. Dat is afhankelijk van de plek waar we ons bevinden. Hij kijkt met een scheef hoofd, licht voorovergebogen rug, naar degene die een opmerking heeft geplaatst. Z’n neus gaat iets omhoog staan, waardoor je in z’n neusgaten kan kijken als je recht voor ‘m zit. Die neus onderhoudt-ie schijnbaar goed, dus geen kwaad woord daarover. Kort knippert-ie met z’n ogen om z’n blik te vervolmaken.
‘Een string,’ zei ik. ‘Je weet toch wel wat een string is? Die dingen die vrouwen dragen.’
‘Tuurlijk weet ik wat een string is,’ zei Fret. ‘Vertel mij wat.’
Fret is een kenner van vrouwen. Je zou ’t niet zeggen als je ‘m tegenkomt, maar hij kent vrouwen.
‘Ken je dan ook ’t verschijnsel van ’t strikje aan de string?’
‘Huh?’ deed Fret.
De domme blik ten voeten uit. Je avond is dan helemaal compleet. Jag lachte, Sas lachte, ik lachte. Fret kon ’t zelf ook niet meer houden, dus lachte hij mee. Vergat z’n blik even.
‘Je kent toch wel die tanga’s? Dat heet toch zo, Sas?’
Sas heeft ook verstand van vrouwen. Zij is er zelf 1 van dat soort. Zij heeft ook verstand van wat vrouwen dragen. & Hoe je de verschillende dingen van vrouwen moet benoemen.
‘Ja,’ zei Sas, ze wist waar ik naartoe wilde, want ik had ’t haar immers al verteld, ‘een tanga die bij een bikini hoort.’
‘Dat bedoel ik,’ zei ik. ‘Je weet wel, Fret: een tanga die bij een bikini hoort.’
‘Ja, die ken ik,’ zei Fret.
‘Van die tanga’s waar een knoop aan de zijkant zit,’ ging ik verder. ‘Vroeger droegen vrouwen dat allemaal. Toen waren die knoopjes, met de touwtjes eraan bungelend, in de mode.’
‘Dat is nu ook in de mode,’ zei Sas snel. ‘Tenminste, ik heb er zelf ook 1.’
‘Oh, dan zal ’t wel in de mode zijn.’
Dat wist ik eigenlijk niet. Ik wist niet of Sas in een bikini in de mode was. Ik vertrouwde daar maar op, want als je Sas ziet dan is mode opeens niet meer belangrijk. Dus dat zit wel goed.
‘Eerlijk gezegd zou ik absoluut niet weten wat tegenwoordig in is op ’t strand,’ vulde ik mezelf aan. ‘Ik ben al jaren niet op ’t strand geweest met mooi weer. Ik kom er eigenlijk alleen als ’t slecht weer is. Als ’t waait. & Regen mag er ook wel bij. De laatste keer dat ik er was met mooi weer lagen de meeste vrouwen topless. Dat weet ik nog wel. Da’s lang geleden. Tegenwoordig vast niet meer.’
‘Die goeie ouwe tijd,’ verzuchtte Fret.
Fret kent niet alleen vrouwen, hij houdt ook van ze. Een vrouw is aan hem welbesteed.
‘Maar goed,’ ging ik weer verder, ‘er bestaan dus ook strings die datzelfde effect kennen. Met zo’n knoopje aan de zijkant. Een knoopje in de vorm van een strikje.’
‘Oh?’ zei Fret.
Jag lachte. Dat doet-ie nl goed. Ook later op de avond. Net zo goed als Fret dom & ik illustrerend kan kijken & als Sas dingen kan vertellen over vrouwen. We vullen elkaar aan.
‘Als je dan aan ’t uiteinde van zo’n strikje trekt,’ ging ik weer verder met m’n uitleg, ‘dan heb je opeens geen string meer. Die is in ieder geval niet meer als zodanig terug te herkennen.’
‘Wat leuk.’
‘Ja, leuk, hè.’
‘Dus dan trek je aan ’t touwtje & opeens is datgene dat er onder zit naakt?’
‘Ja, zo zou je ’t kunnen omschrijven. & Je hebt dan alleen nog zo’n flubberdingetje in je hand.’
‘Leuk. Maar waarom vertel je dat?’
‘Oh, zomaar. Leek me een leuk verhaal zo aan ’t eind van de avond.’

& Gerustgesteld vielen ze allemaal kort daarop in katzwijm in Zijperspace.

zakje

Ik heb gemerkt dat er slechts 1 methode is. Als je ’t anders doet dan gaat ’t niet. Gaat ‘t niet zoals ’t hoort. Dan blijft er een hoekje van een boterham aan de zijkant steken, waardoor enkele zaden afvallen. Die zaden zijn essentieel voor ’t waldkornbrood. Ik verzamel de zaden die vallen bij ’t smeren van de boterham altijd aan m’n licht bevochtigde vinger & steek ze in m’n mond. Dat is ook essentieel. Ik geniet alvast een beetje vooruit van wat er strak tot mij zal komen.
Als je ’t niet doet zoals ’t hoort, niet volgens de beste methode, dan blijft ’t dus steken. Dan moet je wurmen & persen, opnieuw ’t plastic zakje in de lucht wapperen & herbeginnen. Kost alleen maar extra tijd. & ’t Verhoogt bovendien de irritatie. Niets zo erg als irritatie in de morgen. Rond dat tijdstip moet ik me altijd ergens anders mee bezighouden dan met irritatie.
Eigenlijk zou je ook niet meer dan 4 boterhammen in 1 zakje moeten stoppen. ’t Kan onoverkomelijke problemen veroorzaken, die gemakkelijk vermeden hadden kunnen worden door te kiezen voor een 2e zakje. Hoewel ik maar al te goed begrijp, ik heb ’t tenslotte zelf al vaak genoeg aan de hand gehad, dat de nederlandse zuinigheid een mens ertoe kan dwingen 5 boterhammen in 1 zakje te proppen. Niet doen!
Dit maakt de boterhammen onnodig plat. Ze ademen niet meer, verliezen hun luchtigheid. Zeker als ze pas enkele uren later worden genuttigd. Een platte fabrieksboterham wordt ’t dan. Kan je net zo goed naar de supermarkt.
Nu moet men niet met de suggestie komen dat een boterhamtrommel daarvoor de oplossing is. Want een boterhamtrommel laat juist weer veel te veel lucht toe. Daarnaast worden de boterhammen tijdens vervoer te veel door elkaar geschud, waardoor ’t ene beleg vermengd wordt met ’t andere beleg. Ik zou er niet aan moeten denken dat de torino-salami besmeerd wordt met roquefort-paté. Een doodzonde, waarvoor de vierendeling mij als straf te min lijkt. Ik hecht me zeer aan m’n diverse soorten beleg. ’t Heeft me laat in mijn levenswandel, te laat, doen beseffen dat ’t ontbijt ook heus wel de moeite waard is. Zo ook de lunch.
Een boterhamtrommel is geschikt voor de grootverbruiker. De stratenmaker, de tegelzetter, de gewichtheffer. Mannen die hun brede spieren moeten voeden met veel & groot.
Met ’t boterhamzakje, in de juiste maat vanzelfsprekend, niet ’t prullenbakformaat waaruit men ’t hele gezin een week lang kan voorzien van eten, creëer je de juiste ruimte die een boterham behoeft, met de nodige bewegingsvrijheid, maar net niet te veel, zodat de plakjes salami niet uit de dubbelgeslagen sandwichformule kunnen kruipen & uiteindelijk, aan ’t eind van de werkdag over ’t hoofd gezien, met de gebruikte boterhamzak de vuilnis in wordt gebonjourd. Dat is zonde.
Voor de juiste methode, de meest efficiënte, alles passende manier ’t pakket van standaard 4 dubbelgeslagen boterhammen weg te bergen in ’t plastic zakje, dient men 2 punten met beide duimen & wijsvingers te pakken, ’t zakje aldus een dm omhoog te brengen, & snel weer omlaag, zodat er een wapperend effect ontstaat & lucht geheel natuurlijk ’t zakje ingeblazen wordt. Mocht ’t zakje op dat moment aan de binnenkant nog een beetje plakken, dan kan men ertoe overgaan de wind er kunstmatig in te brengen door de met de mond te blazen. Gewoon subtiel zachtjes, geweld is hier niet van toepassing.
Men heeft vervolgens genoeg ruimte om de boterhammen op zijlingse wijze op de plaats van bestemming te brengen. Zorgvuldig dient men de wanden van de plastieken behuizing te mijden, vanwege eerder hierboven genoemd effect, de boterhammen langzaam in te brengen, &, als ze uiteindelijk de bodem van ’t zakje bereikt hebben, een ietwat te schuiven, zodat de hoeken aan weerszijden van ’t lunchpakket evenredig verwijderd staan van ’t middenstuk van de onderkant van ’t plastic zakje. Dit laatste zorgt ervoor dat de boterham zich niet in rare bochten & krommingen wringt gedurende ’t vervoer richting werk.
Als laatste dient men een platte knoop te maken van de uiteinden aan de bovenkant. Men steekt hiertoe de duimen diep weg in ’t zakje, tot vlak boven de boterhammen. Aan de buitenkant klemt men door de gecreëerde plastic wand de wijsvingers tegen de duimen, duwt ’t plastic daarbij zó dat de boterhammen niet kunnen ontvluchten, & gooit ’t pakket om. ’t Maakt een hele draai om z’n eigen as richting ’t lichaam, waarna men genoeg ruimte heeft bij de uiteinden om de platte knoop toe te passen.
Hierna kan men ’t pakketje brood & beleg toevoegen aan de andere werkbenodigdheden.

Een genoeglijke werkdag toegewenst vanuit Zijperspace, of als u vandaag ‘ns een lange wandeling wilt maken: veel plezier.

apothekersassistente

De vorige keer had ze al uitgerekend hoeveel ik er nog tegoed had. ’t Ging wat moeizaam. Na enkele tellen had ik haar de oplossing ‘128’ toegefluisterd, maar daar ging ze niet op in, omdat ze tegelijkertijd met haar cheffin moest overleggen.
‘Hoeveel mag ik er nu nog mee geven?’
‘Wil jij dan tekenen voor goedkeuring?’
‘Wat moet ik dan in de computer zetten?’
‘Hoeveel pillen dan de volgende keer?’
& Toen bleek ’t inderdaad 128 te moeten zijn: 6 weken lang 3 pillen per dag.
Misschien dat ik toen te veel bezig was met de grote hoeveelheid nieuwe pillen die ik moest gaan ontvangen (ik moest vooral zeggen dat ‘t chronisch was, had de internist gezegd, & anders weer liegen dat ik op vakantie zou gaan; dat had de vorige keer immers ook gewerkt), & ’t feit dat ik ze in 8 weken tijd allemaal geslikt zou moeten hebben, ’t bezoek aan de internist een kwartier ervoor zal ook de nodige indruk op me achtergelaten hebben, misschien dat ze die 1e keer andere kleren droeg, maar vandaag bleef m’n blik aan haar gekluisterd.
’t Was de 2e maal dat ik langs was voor ‘tzelfde recept.
‘We mogen van de verzekering niet meteen de hele hoeveelheid pillen meegeven de 1e keer,’ had ze de vorige keer uitgelegd, ‘want ’t komt heel vaak voor dat mensen de behandeling niet volhouden. Daar wil de verzekering op bezuinigen. Dus krijg je nu slechts voor 2 weken mee, & als je terugkomt de rest.’
Dus zei ik bij terugkomst: ‘Er liggen pillen voor mij klaar.’
In de veronderstelling dat ’t allemaal al klaargemaakt was. Ze had immers de hele tijd met doosjes & potjes rondgelopen.
Waarop haar wiegelende billen op zoek gingen. Ik wist dat er nog andere lichaamsdelen aan vast zaten, maar daar had ik even geen belangstelling voor. Ik had vol zicht vanaf mijn kant van de balie. Verontrust keek ik af & toe om me heen of de mensen die op hun beurt aan ’t wachten waren konden zien dat ik ongegeneerd van haar billenpartij genoot. Maar ik was werkelijk de enige die de voorstelling kreeg voorgeschoteld. Een solo-optreden, maar dan andersom.
‘Weet u wel zeker dat die pillen al klaargezet zijn?’ vroeg ze even later.
‘Ik dacht ’t wel. Dat begreep ik tenminste de vorige keer. Dat was ook bij jou, dacht ik.’
Maar toen was ik nog niet gebiologeerd door je blik, dacht ik. & Alles wat je meedraagt.
Zij begon opnieuw ’t beeldscherm te bestuderen. Wat ik me liet welgevallen. Nog nooit zo’n genoegen geschept in wachten. Lijdzaam was ik. Ik kon wel uren hier doorbrengen.
Snel keek ik bij die gedachte weer achterom. Zij, de mensen op de stoelen, recepten in hun handen geknepen, met in hun hoofd nog dat wat de dokter had gezegd, mochten niet merken dat ik mijn blik naar haar borsten had laten afzakken. Had gekeken hoe strak haar bh zat. Hoe haar shirt bolde, haar blik gekeerd naar ’t scherm, maar haar shirt, dat deel van haar shirt, op mij gericht was.
‘Nee, volgens mij moet ik ’t nog klaarmaken,’ concludeerde ze nav de gegevens voor haar.
Ik had haar ondertussen 3 keer uitgekleed, besefte ik me schuldbewust.
‘Dan zal ik me wel vergissen,’ zei ik.
Ze liep weer naar achter. Pakte uit een la doosjes tevoorschijn & legde dat op de tafel. Plakkertjes, potjes, formuliertjes, pen & schaar gebruikte ze. De werkbank van de apotheker.
& Ondertussen was geen van haar collega’s aanwezig. Allemaal naar ’t kantoortje boven geslopen? Belangrijke spoedvergadering terwijl ’t vol zat met wachtenden.
’t Interesseerde me niet. Ze stonden niet in m’n beeld. Ze hinderden niet mijn vrije zicht op de bewegingen van mijn eigen persoonlijke apothekersassistente. Die steeds maar weer lichtjes voorover moest bukken. Waardoor ik met blosjes op de wangen ’t publiek achter me in de gaten moest houden.
Allemaal blijven zitten, probeerde ik de wachtende zieke mensen in te seinen met mijn gedachten, voor 5 minuten is ze van mij.
& Uiteindelijk kwam ze terug. Met 1 potje & 2 doosjes. ’t Had nog wel een eeuwigheid mogen duren.
‘’t Voordeel is,’ zei ik met een glimlach, ik hoopte dat-ie hartveroverend was, ‘dat ik met deze pillen minder vergeetachtig ga worden. Dan gaat ’t de volgende keer goed.’
Ik hoopte eigenlijk van niet. Ik wilde m’n leven lang ziek zijn & dan op ’t goede moment verschrikkelijk vergeetachtig.
Maar ze lachte. Terwijl ze de laatste data bij de rest van mijn gegevens inbracht in de computer.
‘’t Zijn er 250,’ zei ze onderwijl. ‘Dan heb je er voorlopig genoeg.’
Ik glimlachte wederom, maar begreep meteen de consequentie ervan.
Op de fiets naar huis rekende ik uit hoeveel weken ’t nu zou duren voor ik weer terug mocht komen.

Weer een eeuwigheid er bij in Zijperspace.

koud

Gister deed ik ’t voor ‘t 1st. Ik rilde al, m’n maag kromp samen, bij ’t vluchtig aftasten, m’n hand bevoelde de temperatuur van ’t water. Je voelt je dan nog wat naakter. Onbeschermd.

’t Deed me denken aan de vakantie op de naturistencamping. Onmiddellijk schoot dat beeld me te binnen. Voordat je ’t zwembad inging moest je jezelf 1st afspoelen. Er stond een douche als poort voor de ingang naar ’t zwembadje. Je hele lichaam diende afgespoeld. & Ondanks dat ’t in dat zuidelijke Frankrijk op dat moment boven de 30° was, ging er een trilling door m’n hele lichaam. Ik bibberde. Liet ’t zo kort mogelijk duren. Als m’n voeten maar schoon waren.
Als ik er aan terugdenk zie ik toch vooral de borsten van dat ene meisje. Hoewel ik me toen er niets van aantrok. Iedereen was immers naakt. De douche was voor iedereen even koud. Er was niets bijzonders aan bloot. Hoogstens ongemakkelijk om de routine van je onderbroek aanhouden te moeten negeren.
Maar ik zag de borsten van ’t meisje. Blijkbaar hield ik ze in de gaten als zij haar vluchtige schoonmaak onderging voordat ze ’t zwembad betrad. Ik zag de rillingen over haar lijf gaan. ’t Koude water stroomde langs haar lichaam naar beneden. & Zij schudde datzelfde lichaam heen & weer. Lachte er een brede lach bij. Een lach om de strijd tussen ’t wel & niet op willen vangen van ’t koude water.
Nee, dat zie ik nu pas, bedenk ik me. Nu, als ik er aan terugdenk. Toen moest ik alles normaal vinden. Ook haar jonge, net volwassen borsten.

Vandaag zal ik voor de 2e keer moeten. Dus onderneem ik weer vruchteloze pogingen ’t waakvlammetje in de geiser te ontsteken. Vervolgens bel ik de onderhoudsdienst. Op ‘t moment dat ik concludeer dat-ie niet werkt.
Stuntelig. Ik geef de verkeerde postcode op. & Onhandig leg ik ’t verhaal uit.
‘Als ik de knop naar ’t bliksemschichtje draai & ik doe er een lucifer bij, dan gebeurt er niks.’
‘Woont u in de Bernardstraat?’
‘Nee, dan is m’n postcode toch 1092. Dan moet 1091 fout zijn.’
‘U bent de heer Zijp?’
‘Ja, dat klopt. Maar ’t kan ook best zijn dat er niets aan de hand is. Ik weet niks van geisers. Dat knopje van de geiser heb ik naar de bliksemschicht gedraaid.’
‘Dat is goed. Dan kunt u als ’t goed is nu ’t vlammetje ontsteken.’
De lucifers vallen uit m’n handen. In ’t water van de vaat. Als ik ’t pak wil redden van ’t vocht valt de telefoon uit m’n linkerhand. Vang ‘m nog net op met m’n elleboog.
‘Wacht even. Ik leg de hoorn tegen m’n schouder.’
Ik maak uiteindelijk een afspraak. Voor vandaag lukt waarschijnlijk niet meer. Ze hebben ’t hartstikke druk. Dat zou toch pas na 2-en worden. & Dan ben ik op m’n werk. Maandag dan. In de ochtend. Voor 12-en weet de man aan andere kant van de lijn ervan te maken.

Ik denk alleen maar aan de 3 dagen koude douche die ik zal moeten doormaken. Wordt een mens eigenlijk wel schoon van koud water? Ik lijk m’n eigen lichaam nu meteen al te ruiken. Ik steek m’n neus m’n t-shirt in om ’t te bevestigd te zien.
Ik besluit dat dat dan maar moet. De mensen van de bank zullen ’t misschien niet leuk vinden als ik straks bij ze langskom om m’n financiën te regelen. Maar om ze enigszins tegemoet te komen trek ik m’n jas aan. Die moet wel enige ochtendgeuren kunnen beletten de wijde wereld in te trekken. & Ik poets m’n tanden. Lichtjes. Na de lunch de grote beurt.
Onderweg besluit ik om straks, op de terugweg, hard te gaan fietsen. Nog harder. Zodat ik bezweet thuis aan zal komen. Een warm lichaam, een oververhit lichaam, vindt een koude douche minder erg.

M’n vader nam een duik. ’s Ochtends vroeg. Hoewel z’n zwemmen niet veel voorstelde. Hij dompelde zichzelf onder in ’t meertje van de camping. Koud water was gezond, beweerde hij. Hoofd bleef boven water. Een paar armbewegingen. Alsof-ie zwom. We moesten er om lachen als we ’t zagen. Toen mochten we er niet meer bij zijn. Of was Pa al vertrokken met z’n handdoek als wij amper uit de slaapzak waren gestapt.
Dat klopt niet, deze herinnering. Pa stond altijd als laatste op.
Wij waren vast bezig met ’t ontbijt, de caravan zat volgestouwd met moeder & jeugdige benen van minstens 4 broers die elkaar dwars zaten onder tafel, als Pa richting ochtendverfrissing trok. Een 100-tal meters verder. Hij at z’n ontbijt als-ie terugkwam, & er ruimte was voor zijn broodplankje.
Tijdens vakanties ging veel anders dan normaal. M’n moeder regelde dat alles nog een beetje leek op orde zoals thuis.
’t Water was koud. Vooral ’s ochtends. Rechtstreeks uit de Rijn. ‘t 1e Gedeelte van de Rijn. In ’t meertje stond ’t stil, maar ’t werd geregeld ververst, zeiden de campingeigenaars. In de loop van de middag maakte de zon de watertemperatuur aangenaam. Dan lag ’t vol met kinderen. Ouders aan de kant om de capriolen in de gaten te houden. We mochten niet plassen, had Ma verteld, & elke verdachte stilstand met de billen onder water werd in de gaten gehouden.
‘Gadverdamme, er zitten meer kinderen in dat water,’ zei ze dan.
Maar ’t water was zo lekker warm geworden ondertussen, & de toiletten zo ver weg.

M’n keuken ruikt naar gas als ik terugkom. Duidelijk. Ik steek een lucifer aan.
‘Is ’t meest verstandige dat je kan doen,’ bedenk ik, maar houd mezelf al niet meer tegen.
De geiser gaat aan. Een zwak vlammetje. Nauwelijks te zien, tenzij ik op m’n tenen sta.
Ik stuntel me weer door de telefoonprocedure.
‘’t Kan ook 1092 zijn.’
‘De heer Zijp dus. & U denkt dat ’t verholpen is?’
‘Vooralsnog wel. Ik heb zoiets van dat als-ie ’t weer begeeft, ik weet niet hoe groot die vlam normaliter is, want daar let ik nooit op, ik ben niet zo bekend met geisers, ziet u, hij hangt daar & werkt de hele tijd, dus zie ik ‘m eigenlijk nooit, dat als-ie ’t weer begeeft ik misschien toch weer jullie zal bellen om opnieuw een afspraak te maken. Maar ’t lijkt me zo onnodig jullie maandag langs te laten komen als-ie ’t hele weekend ’t gewoon doet.’
‘Dus u wilt de afspraak cancellen?’
‘Ja, vooralsnog wel.’

& ’t Zachte warme water stroomde vruchtbaar over de akkers van Zijperspace.

verwijsbriefje

‘Je hebt ’t me al een keer verteld,’ zei ik tegen de therapeute, ‘maar ik moet ’t even goed in m’n hoofd hebben: voor de verzekering heb ik dus een verwijsbriefje van m’n huisarts nodig & die stuur ik meteen naar ze toe tegelijk met de rekening?’
‘Ja,’ zei m’n podoloog, ‘’t hoeft natuurlijk niet meteen, maar dan kan ’t zijn dat ze ’t uiteindelijk toch willen. Dat zorgt er alleen maar voor dat je langer op je geld moet wachten. Want dan gaat er extra post heen & weer. Je kan ’t dus net zo goed meteen erbij stoppen.’

Dus belde ik m’n huisarts. Ik kreeg de assistente aan de lijn.
‘Dat moet kunnen,’ zei ze nadat ik ’t had uitgelegd. ‘Wat voor verwijzing moet ’t zijn?’
‘Voor een podoloog. Een podo-therapeute, zo noemt ze zichzelf. Ik had nl nieuwe zooltjes nodig. Die heb ik ondertussen al, vanochtend gekregen, maar ik moet ’t dus vergoed zien te krijgen van de verzekering.’
‘Ik heb ’t straks er even over met Wijsmüller. Dan kan je ’t morgen komen afhalen.’
‘Morgen kan ik niet. Is er ook een mogelijkheid dat ik ’t vandaag aan ’t eind van de middag ophaal?’
‘Ja, maar dan ben ik er niet. Dan moet je in de wachtkamer gaan zitten tussen 2 & ½ 4 & aan Wijsmüller vragen zogauw die komt.’
‘Die weet er dan al van?’
‘Ja, ik leg ’t hem straks voor.’

‘Wie was er aan de beurt?’ vraagt Wijsmüller als-ie de wachtkamer betreedt.
Ik had al meerdere openingszinnen voorbereidt. Ze waren allemaal de revue gepasseerd. Om zo snel & zo duidelijk mogelijk terzake te komen. Voor een doorverwijsbriefje wil je zo snel mogelijk weer buiten staan. Vooral als ’t slechts een administratieve handeling is.
Maar op een gegeven moment ging ’t me bevreemden dat ik zelfs voor zo’n simpel briefje zoveel voorbereiding in m’n hoofd aan ’t plegen was.
‘Ik kom alleen maar voor een verwijsbriefje,’ zeg ik. ‘Dat zou klaar liggen.’
Ik krijg de volle aandacht van de huisarts. De andere bezoeker van de praktijk zal moeten wachten.
‘Had je er over gebeld?’
‘Ja, vanochtend. Met de assistente.’
‘Ze heeft niets verteld. Ze is net nieuw. Ze zal allerlei dingen nog moeten leren,’ vertelt-ie snel terwijl-ie de deur naar z’n kamer wijd open gooit. ‘Kom maar even mee.’
Ik loop achter ‘m aan. ’t Gaat zo nonchalant dat ik niet weet of ik de deur achter me moet sluiten. Is ook niet belangrijk, denk ik snel, bij sommige huisartsen voel je je meteen op je gemak.
‘Hoe is ’t trouwens met je schildklier afgelopen?’ zegt Wijsmüller in een ½e draai.
‘Oh, ik heb de ziekte van Graves,’ zeg ik als we ’t kamertje van de assistente betreden. ‘Ik krijg nu medicijnen om m’n schildklier stop te zetten, & thyrax slik ik nu 2 weken om T3 & T4 weer toe te voegen.’
Vooral meteen laten merken dat je weet wat er met je lichaam gebeurt.
‘Even kijken, waar ging ’t om?’
Ik leg ’t weer uit. Hij pakt de juiste verwijskaart & begint te stempelen & schrijven.
‘Wat was je naam ook al weer?’
‘Zijp.’
‘Sorry, hoor, dat ik ’t moet vragen.’
Ik lach: ‘Geeft niks. Ik kan me het wel voorstellen met zoveel mensen in de praktijk.’
‘Dat is ’t niet. Want ik onthoud precies wat mensen hebben als ze bij me zijn geweest. Maar als ze een ½ uur geleden weg zijn gegaan, ben ik hun naam alweer vergeten. Alsof ik ze te weinig aandacht heb gegeven. Kijk eens.’
Hij overhandigt me ’t briefje. ’t Voelt alsof ik fraude pleeg, want de zooltjes zitten al in m’n schoenen. ’t Zal zo wel horen, stel ik mezelf gerust.
‘& Sterkte ermee.’
‘Dank je.’
We schudden elkaar de hand. Dat hoort er ook altijd bij. Ook al lijkt-ie haast te hebben. Huisartsen horen haast te hebben, tenzij ze tegenover je zitten.
Via een andere deur als waardoor ik binnen ben gekomen verlaat ik de kamer van de assistente. Wijsmüller neemt de weg terug, om de volgende patiënt te halen. Ik hoor z’n ontspannen stem praten met de man in de wachtkamer als ik de deur naar buiten neem.

We voelen ons gesteund als we de wegen bewandelen in Zijperspace.

scan

Ik moest plaatsnemen waar ik de vorige keer ook had zitten wachten. Achter een deur op een kier meende ik de stem te horen van de vrouw die me bij de schildklierscan begeleid had. ’t Zou kunnen dat ze me nu weer op kwam halen. Dan zou ik een bepaald gevoel van routine krijgen, dacht ik. Was ‘t niet meer vreemd voor me. ’t Zou wel weer een eeuwigheid gaan duren, dus haalde ik m’n boek tevoorschijn & begon te lezen.
De deur naast me ging op een gegeven moment open. Of meneer Meurting aanwezig was, vroeg ’t gezicht dat om de hoek verscheen.
Meneer Meurting stond op, gaf de verpleegster een hand & liep achter haar aan.
‘Dag, meneer Meurting,’ zei de verpleegster onderwijl, ‘we gaan hier een scan maken & daarvoor mag u al uw kleren uittrekken. Als u ’t prettig vindt mag u uw sokken aanhouden.’
De deur ging dicht.
Ik besefte me opeens weer wat ik kwam doen. M’n kleren uittrekken voor een vreemde. & Dan een kwartiertje stil blijven liggen. Anoniem liggen zijn. Bloot. Een object dat gefotografeerd moest worden. Van binnen. M’n binnenste moest bekend terrein worden, ik niet.

5 Minuten later ging een totaal andere deur open dan ik verwacht had. Links achter me, ipv rechts voor me om de hoek. ’t Gezicht van een man boog voorover.
‘Dhr Zijp?’ vroeg-ie.
Ik liep achter ‘m aan. In de deuropening gaven we elkaar de hand.
‘Dave Richters,’ stelde hij zichzelf voor.
‘Ton,’ zei ik.
M’n achternaam wist-ie tenslotte al.
‘We gaan dus een scan van je heup & je wervel maken,’ zei Dave.
‘Ja, wat moet ik daarvoor uittrekken?’
Beter meteen to the point komen. Ik keek naar ’t apparaat. Over ’t gedeelte waar ik kon liggen lag een oogverblindend wit laken, aan ‘t eind ervan een kussen eronder. Zo wit kon m’n moeder niet wassen. Aan de zijkant kwam een arm omhoog, met aan ’t uiteinde ’t brede fototoestel. Zo stelde ik ’t me maar voor. Je moet ’t jezelf niet te moeilijk maken.
‘Doe maar je schoenen & je broek uit,’ zei Dave.
Ik zag een weegschaal staan.
‘Mag ik mezelf even wegen?’ vroeg ik. ‘Ik ben wel nieuwsgierig hoe zwaar ik inmiddels weeg.’
‘Oh, ga je gang.’
Dave was bezig achter de computer. Mijn data moesten blijkbaar ingevoerd worden.
Zonder broek & schoenen woog ik mezelf. Ong 68 kilo.
‘Oh, dat valt mee,’ zei ik voor mezelf.
‘Dan mag je ‘t mij ook gelijk vertellen, want ik heb die gegevens nodig.’
‘Dan kan ik ’t beter nog een keer doen. Want ik keek niet nauwkeurig.’
Ik ging nog een keer staan: ‘68½ Kilo.’
‘Da’s dus 68. & Dan meten we ook even je lengte op.’
Ik plaatste mezelf tegen de meetlat. Dave las af.
‘1 Meter 77.’
Hij sloeg de gegevens op in de computer.
‘Dan mag je nu gaan liggen.’
Ik legde mezelf op ’t apparaat neer. Dave schoof me recht.
‘Je drinkt wel eens engels bier?’ vroeg-ie.
Oja, ik had een t-shirt van the Hogs Back Brewery aan, bedacht ik.
‘Ja, ik verkoop engels bier.’
‘Oh, in een bierwinkel? Ik ben al een tijdje op zoek naar een goede bierwinkel in Amsterdam.’
Ik vertelde waar hij ’t kon vinden.
‘La Trappe,’ zei hij. ‘La Trappe Blonde.’
‘Dat is wel heel gewoon.’
‘Ja, maar daar ben ik al een tijdje naar op zoek. Ik kan ’t nergens vinden.’
‘Dat hebben wij altijd op voorraad staan.’
Hij legde een hoge kussen onder m’n voeten. Dan werd m’n rug plat, begreep ik.
‘Ik ga nu de scan maken. Zo blijven liggen.’
De scan schoof met schokken over me heen. Maakte piepende geluidjes. Bleef stilstaan. Zoemend.
Ik hield m’n mond. Stiller kon ik niet liggen. Maar Dave praatte verder.
‘Hebben jullie ook een engels bier met een vogel er op?’
Ik dacht na. Of ik wel mocht praten vooral. & Een vogel wilde me niet te binnen schieten. Of ’t moest die raaf zijn.
‘Raven’s Ale?’ probeerde ik.
De 1e scan was gemaakt ondertussen. Dave verlegde m’n voeten. Hij legde nu een kussen tussen m’n voeten. Een band kwam om beide heen, zodat ze gefixeerd lagen.
‘Nee, dat is ‘m niet.’
‘Weet je wel of ’t op fles verkrijgbaar was?’
Hij dacht na. Achter z’n beeldscherm. De scan begon weer.
‘Ik dronk ’t in ’t midden van Engeland. Uit de tap.’
‘Dan is ’t waarschijnlijk niet van fles verkrijgbaar. De meest mooie bieren kan je in Engeland alleen maar van de tap drinken.’
‘Zo, dat was ‘t,’ zei Dave. ‘Je kan je weer aankleden.’
‘Zeg,’ zei ik terwijl ik me aankleedde, ‘weet jij waar dit onderzoek voor dient? Ik heb wel allerlei dingen opgezocht op internet, maar kon niet vinden wat m’n botten met m’n schildklier te maken hebben.’
‘Je hebt al jaren hypertheroïdie, zie ik hier staan,’ zei Dave. ‘Je schildklier maakt te veel hormoon.’
‘Ja, T3 & T4.’
Oh, dat weet-ie al, zo keek Dave.
‘’t Zou kunnen dat je botten dan aangetast raken. Dat er te weinig van bepaalde stoffen wordt aangemaakt. Maar zo te zien valt dat wel mee.’
Hij liet een grafiekje zien.
‘’t Gemiddelde bij de mens zit hier.’ Hij wees. ‘Bij jou zit ’t onder ’t gemiddelde. Maar niet verontrustend. Dan zou ’t in dit rode gedeelte moeten komen.’
‘Oh, valt best mee dus.’
‘Niks om je zorgen over te maken.’
‘Mooi. Dan ga ik maar. Ik zie je wel als je bier nodig hebt.’
‘Vast. Tot ziens.’
We gaven elkaar weer een hand. Daarna schoof Dave de deur weer achter me dicht.

We rechtten de rug in Zijperspace; we hoorden de botten krachtig voegen.