spenderen

’t Is best moeilijk te beslissen wat je met een grote hoeveelheid geld moet doen. Onverwacht geld. Meer dan dat je had verwacht geld. Portemonnee vullend geld.
Had ik een maand geleden nog een waslijst van wensen, nu ik de mogelijkheid heb die wensen te vervullen weet ik niet meer wat ze waren. Tóen was ik bijna bereid me nog dieper in de schulden te steken, nu weet ik bijkans niet waar ik een deel van de inhoud van m’n beurs zou kunnen legen. Wekenlang heb ik bepaalde winkels gemeden, om vooral niet in de verleiding te komen, & blijkbaar heb ik dat dermate drastisch gedaan dat ik ze gelijk heb weggewist uit mijn geheugen.

Ik sta vroeg op. Ik moet genieten van de dag. De dag dat ik geld heb. Morgen is de wereld anders, want m’n portemonnee leeg. Voor een goed deel waarschijnlijk. Maar 1st moet ik bedenken wat ik zal doen. Waarheen.

Scheltema & de rest: Ik sta voor de Kolonisten van Catan. Kan ik makkelijk betalen, heb m’n blik er al meermalen op laten vallen in ’t verleden, maar ik vind ’t te duur. Hoe vaak zal ik ’t spelen? Wie komt er langs? Zit ik straks met een huis vol mensen die tot diep in de nacht niet weg te jagen zijn?
Beneden ligt de biografie van Jan Arends. Hoort in m’n boekenkast, vind ik, maar de zin om ’t aan te schaffen is er nog niet. De zon schijnt. 1e Smoes. Ik moet z’n verzameld werk nog uitlezen. 2e Smoes. Waarom zou ik ’t hier kopen?
‘Het Juiste Woord’ ligt op de volgende verdieping. Ik kwijl bij de aanblik van ’t boek. Lekker dik. Zou mooi staan naast m’n andere woordenboeken (daarvoor mag ik geen boek aanschaffen, bedenk ik me). ’t Is bovendien handig, zie ik terwijl ik voor de 100e keer door ’t boek blader. Hoef ik niet meer zo naar woorden te zoeken, die toch ergens onvindbaar in m’n hoofd zitten verstopt. Hoe vaak heb ik ’t boek al niet in m’n handen gehad, waarbij ik me realiseerde dat ik ’t geld niet kon missen?
‘Nu kan ‘t. Doe ‘t, Ton,’ spreek ik mezelf toe.
Ik bekijk de prijs nogmaals: ‘Pff, denken ze me daarmee af te schrikken?’
& Toch doe ik ’t niet.
Scheltema & de rest is te groot. Boeken hoor je bij kleine fijne winkels te kopen. Met mensen die liefde hebben voor ’t vak. Denk ik genereus richting kleine middenstander. & Denk gelijk aan de aardige dame die graag over haar boeken praat, in de Utrechtsestraat. & Denk: ‘Als ik ooit m’n ooit te verschijnen boek moet signeren, dan doe ik ’t daar, ooit.’ & Stap weer op de fiets.

Ze zitten met z’n 2en te praten. Werkoverleg, lijkt ‘t, als ik m’n fiets voor de etalage op slot zet. De 1 achter de toonbank, de ander op een stoel ernaast, voor 1 van de hoge boekenkasten. De aardige dame herkent me. Vermoed ik.
‘Hallo.’
‘Hallo,’ reageer ik terug, & begin naar de boeken te staren.
Achter me valt ’t stil. Ongemakkelijk stil.
‘Wat een stilte opeens,’ zeg ik.
Ze schrikken op, betrapt op stil zijn.
‘Ja, we zaten te denken,’ zegt de blonde dame. ‘We hadden ’t over afzetterij. Hoeveel mensen je toch nog proberen af te zetten tegenwoordig. Daar word je vanzelf stil van.’
‘Vervelend is dat. Ik ben blij dat ik er niet zo vaak last van heb. Tenminste: ik merk niet dat ik word afgezet.’
Ze lachen een beetje. Ik maak van de gelegenheid gebruik om met m’n blik contact met de aardige dame achter de toonbank te zoeken.
‘Hebben jullie ‘Het Juiste Woord’?’
‘Nee,’ constateeert ze, na enig zoeken, ‘uitverkocht.’
Ze stapt naar de comp. Zoekt. Haar collega staat ondertussen op om wat boeken op de juiste plek te zetten.
‘Ik zou ‘m aanstaande vrijdag kunnen hebben.’
‘Ja, maar ik heb nu geld op zak .’
‘& Dat moet op,’ vult ze aan.
‘Nou, ik weet dat ik ’t nu graag uit geef, & dat ik niet weet of ik ’t vrijdag nog heb.’
Ze knikt. We hadden ’t daar al ‘ns eerder over. Ze kende ’t verschijnsel.
‘Ik had ook iets gelezen, een tijdje geleden, over de ‘Van Dale Cd Rijm Rom’. Hebben jullie die nog?’
Ze keert zich om, glipt snel naar achter, & komt met ’t verlangde object tevoorschijn.
‘Die is € 5,50.’
‘& Hebben jullie de genomineerden?’
‘Ja, hier hebben we Marek van der Jagt.’
‘Heb ik al gelezen.’
‘De Hydrograaf.’
‘Ook al.’
Doeschka Meijsing haalt ze uit de kast, & een trede lager: ‘Dit is ’t debuut van Rob van der Linden.’
‘Doe die alle-2 maar. Dan is dat ‘t.’
Alsof ik bij de slager sta. Straks vraagt ze of ’t een onsje meer mag zijn.
Ze slaat de prijzen aan op de kassa.
‘Dat is dan ’ terwijl ze haar hoofd opheft om naar ’t totaal te kijken.
‘€ 1020,55,’ lees ik voor van de display.
‘Ik geloof dat ik wat fout gedaan heb.’
‘Probeer je weer wat extra geld te verdienen?’ roept haar collega van achter uit de winkel.
‘We hadden ’t daarnet geloof ik over afzetten, hè?’ zeg ik.

& We vervolgen de spenderende wegen van Zijperspace.

spiegels

Tegenwoordig valt ’t best wel mee: ik hoef niet meer te kijken of m’n kleren wel goed zitten, of de bovenkant wel bij de onderkant past, of ’t niet raar staat dat ik m’n pijpen enkele slagen opgerold heb, of dat de mouwen van m’n shirt misschien toch iets te kort zijn. Slechts een enkele keer. Als ik iets nieuws aantrek. De spiegel, de levensgrote, staat afgezonderd in een hoek in de slaapkamer, verstopt achter ’t bed & een kast, daar waar bijna geen licht direct valt, naast de immer dichte gordijnen. ’t Kost minder moeite in een passerende etalageruit te kijken.

Ik heb de 1e snorharen in m’n moeder’s spiegel zitten bestuderen. Om de hoek. Je kwam de kamer van m’n ouders binnen & dan meteen rechts. Naast de kast. Daar keek ik stiekem. Ze mochten niet merken dat ik m’n weg naar volwassenheid aan ’t bewonderen was. Iedereen zat beneden & ik zat zogenaamd te studeren. Op iets anders dan de boeken van school, in ieder geval. Zachtjes raakte ik ze aan. Voelen of ze al hard werden. ’t Ging een beetje te traag, vond ik. Ik tilde m’n t-shirt op. Kijken of daar enige vordering door de mannelijke hormonen gemaakt was. Enkele minuten later poetste ik m’n tanden. Voor de spiegel in de douche begon ’t van voren af aan. Ik tilde m’n kin op; misschien dat daar enige aanwas waar te nemen viel.

Als ik m’n tanden poets, als ik wax in m’n haar stop, & als ik me scheer. Dat zijn de momenten dat ik tegenwoordig de spiegel in de badkamer aanschouw. & Dat wat zich er in laat tonen. Ik kruip wat dichterbij met m’n blik zogauw ik bemerk dat m’n wallen wat dieper gezonken zijn. Wil m’n kraaiepoten vaak ook wel hertellen. Soms wrijf ik langs m’n wenkbrauwen, stel mezelf met baard voor, & sta verwonderd over de vele kleuren haar die m’n lichaam uitscheidt. Ik baal van ’t haar bovenop dat steeds maar weer alle kanten op wil staan, op plekken waar ik ’t juist niet wil. Soms pak ik ’t kleine schaartje om overtolligheden op ongewenste plekken subtiel te verwijderen.
Maar ik sta niet meer verwonderd, in bewondering om datgeen dat ik zelf ben. Met angst zie ik de wittere vlekken in m’n gezicht tegemoet, stel mezelf tegelijkertijd alweer 20 jaar ouder voor. Stiekem, nog steeds alsof ze in de huiskamer niks van m’n activiteiten mogen weten, til ik m’n bos haar op & meet de haargrens. Niet serieus, mag ’t vooral niet te hoog opnemen met mezelf, want m’n vader maakte immers ook altijd een grapje erover. Wij lachten ‘m altijd uit als hij zei dat ’t pukkeltje op z’n voorhoofd nog steeds op de haargrens zat, tussen haar & kaal. ‘Ja, maar tegenwoordig kan je ‘m zien,’ zeiden wij.

Op ’t aanrecht stond tot voor kort een klein spiegeltje, rond, op een uitklapbaar voetje. Vies te worden van ’t vuil dat overal in de lucht zit, met de vettigheid van een keuken. Ik heb ‘m slechts een enkele maal schoongemaakt in de loop der jaren. Ik gebruikte z’n aanblik slechts in ’t voorbijgaan, als ik nog snel even moest controleren of m’n baardgroei wel volledig verwijderd was. Of soms om te zien of er geen resten tandpasta waren blijven plakken. Maar liefst zo min mogelijk. Hij verbeterde m’n verschijning niet, zeker niet door ’t vuil dat zich er op verzameld had. Ik had geen zin om ‘m schoon te maken.
’t Spiegeltje had ik gekregen voor m’n verjaardag. Ong 10 jaar geleden. Van m’n toenmalige vriendin. Grapje, zei ze erbij. Haar beste vriendin stond erbij te lachen. Ze hadden ’t samen uitgezocht. Erg veel lol gehad toen ze ’t vonden.
Ik ontdeed ’t spiegeltje van z’n verpakking. ’t Maakte toen al een vreemd geluid. Ik werd daardoor nieuwsgierig naar wat er achter de kadoverpakking verborgen zat. Toen kwam ’t spiegeltje tevoorschijn. Ik keek naar m’n eigen gezicht. Elke keer als ik ’t lichtjes bewoog weerklonk er een luide lach uit z’n binnenste. De 2 vriendinnen lachten mee.

Een gegeven paard kijkt men in Zijperspace niet graag in de bek, zeker niet als-ie hard staat te hinniken.

margriet (2)

‘Hoe gaat ‘t?’ stond er in ‘t meeltje.

‘Goed,’ antwoordde ik. ‘Ik ben de gehele stad doorgesjeesd op m’n fiets, heb boodschappen gedaan, heb alle oude vrouwtjes vervloekt die zich niet aan ’t principe van op hun beurt wachten kunnen houden, de pan heb ik op ‘t vuur gezet & als vanzelf zijn de ingrediënten zich gaan mengen tot een fantastische maaltijd. Volgende keer zou je er bij aanwezig moeten zijn.
Ben jij aan ‘t doen?’

‘Ik drink de restanten wijn van Coen op. Dat verschaalt toch maar. Ik heb gewerkt. Op Schiphol. Werken is niets voor mij. Zeker niet met zulke mensen.
Wat doe jij?’

‘Ik drink ’t krat bier leeg dat ik vanmiddag gekocht heb. Iemand moet ’t doen, zeg ik altijd maar. Beter dan de resten van de flessen van Coen te legen. Vindt-ie dat eigenlijk wel goed?’

‘Ja, hoor. Ik moest doen alsof ’t m’n eigen huis was. Dat lukt me alleen maar als ik een paar flessen wijn bij de hand heb.
Maar dat werk was veel te vermoeiend. De personeelschef was ziek, & daarnaast ook nog 1 van m’n andere 2 collega’s. We moesten ’t werk van 4 man doen. Maar die personeelschef wordt waarschijnlijk ontslagen.
Gaat ’t een beetje met jouw werk?’

We controleerden elke minuut of er alweer meel was binnengekomen. Veel te duur. We betaalden nog per tik. Elke keer moesten we ’t modem opnieuw activeren. Meelprogramma inschakelen & controleren op binnengekomen post. ’t Hart ging er sneller van kloppen.
We hielden onze meeltjes zo kort mogelijk, omdat we wisten dat de ander met smart zat te wachten. De info moest er ingestampt worden, compact, helder, maar tegelijkertijd verbloemend, want ’t mocht er niet te dik bovenop liggen. We moesten elkaar niet gek maken.

‘De zon is hier net ondergegaan. Ik heb een gebakken ei gegeten in ’t licht dat door ’t raam viel. Saai, zo in m’n 1tje.’

‘Ik had maar wat graag bij je gekomen. Maar jij zei dat je vanavond nou ‘ns op jezelf wilde zijn.
Hier was ’t ook saai. Zelfs de buren maken geen geluid. De kinderen op ’t pleintje spelen niet.’

‘Ik bedoelde dat ’t zo gemakkelijk was om elkaar elke dag te zien.’

‘Is ’t ook. Maar we vinden ’t blijkbaar prettig.’

‘Ja.’

‘Zal ik evengoed komen?’

‘Ik vind ’t wel leuk. Maar wat moet je morgenochtend doen?’

‘Vast niet zo vroeg opstaan als jij.
Heb je nog wat te drinken in huis?’

‘Wijn.’

‘Kom ik er zo aan. Met wat bier.’

‘Lekker. Maar dat kan ik natuurlijk ook bij de avondwinkel halen.’

Dat laatste meeltje ontving ik altijd pas de volgende ochtend. Nadat ik Margriet naar de trein gebracht had & wederom thuis gekomen was.. Hand in hand hadden we naast elkaar gefietst, in de ochtend die gloorde over de grachten, door de nog koele wereld die toch wel een jas vergde, sloegen we de ene bocht om, scherp de andere brug af, met ’t smalle paadje de weg snijdend, maar steeds vast aan elkaar geklonken, blikken van elkaar stelend, glimmend in de 1e stralen, elkaar niet loslatend, zelfs niet op de scherpste helling, de steilste bocht, alsof elk moment de laatste zou kunnen zijn, omdat we wisten dat we diezelfde avond de afstand weer zouden voelen, de afstand van meeltje na meeltje aftasten wat de ander nou zou willen.

‘Doe die avondwinkel vanavond maar,’ meelde ik diezelfde ochtend.

‘Moet ik daar doen?’

In Zijperspace begint alles altijd van voren af aan.

zwerver

‘Weet je,’ zegt JW tegen mij, ‘jij zou bijv geld van mij kunnen lenen. Als jij nou plots een project hebt waarbij je veel geld nodig hebt. Dan zou ik iets terug kunnen doen.’
‘Kan je dat nu dan missen?’ vraag ik.
‘Ja, zolang ik niet in de bijstand zit, hoef ik m’n eigen geld niet op te eten.’ Hij neemt daarbij kort een pluk baard in z’n mond. ‘Door 1 of andere constructie hoef ik daar voorlopig niet in terecht te komen.’
‘Maar heb je dan zoveel geld van je vader geëerfd?’
‘Nou, geen miljoenen. Maar ik hoef de komende jaren niet na te denken over van wie ik geld moet lenen.’

JW komt al jaren langs. 1st Mocht-ie nog gewoon binnen staan, z’n biertje drinken. Als ’t maar bij enkele bleef. Dat liep meermaals uit de hand. Hij bemoeide zich met de vragen die klanten stelden. Hij rook, naar zweet, naar weed, naar een huis dat nodig een schoonmaakbeurt kon gebruiken. Z’n baard werd langer, onverzorgd, of hij was plotseling helemaal kaal. Hij had psychische hulp nodig & aan z’n gebogen houding & waterige ogen kon je zien dat dit ’t geval was.
M’n baas besloot dat hij wel een biertje kon kopen, maar niet binnen mocht blijven hangen. Te veel overlast voor de klanten. Misschien was ’t ook ‘ns beter dat JW minder dronk?
Maar ook al dronk JW niet, hij bleef doorgaan met blowen. Dat kostte hem te veel geld, vertelde hij. Of hij misschien wat geld kon lenen voor een maaltijd, vroeg hij aan mij.
Ik had altijd geld op zak. Geen probleem JW geld uit te lenen. Hij was altijd stipt in ’t terugbetalen. Zogauw z’n uitkering, een enkele keer salaris, binnen was, ging hij z’n schuldeisers af met envelopjes. Afgepast geld voor eenieder. Op de cent nauwkeurig. Hij had thuis een administratie om bij te houden van wie hij geld geleend had, & wanneer. Bij ’t overhandigen van de envelop kon ook de rekening opgemaakt worden z’n schuld aan de winkel. Met ’t restje geld redde hij ’t meestal nog een kleine week, waarna hij weer geld begon te lenen.

‘Ik was bij m’n vaste laatste hoop,’ zei hij wel ‘ns, ‘maar die was niet thuis. Terwijl hij normaliter nooit op dit tijdstip weg is.’ Z’n gezicht veranderde in een smekend, licht radeloos, maar net niet kruiperig gelaat. ‘Je weet: ’t is niet m’n gewoonte, maar zou ik voor deze ene keer nog een 10tje kunnen lenen van jou?’
‘Tuurlijk,’ zei ik, ‘geen probleem. Geld zat.’ Om ‘m minder schuldig te laten voelen. Ik pakte een 10tje, & daarmee sjokte JW even later de winkel uit.
De volgende dag ‘tzelfde verhaal. Maar een dankbaar gezicht als hij aan ’t eind van de maand mijn envelop kwam brengen.

‘Als jij dus geld nodig hebt, dan kan ‘t,’ zegt JW. ‘Jij deed ’t weliswaar belangeloos, maar dat zou ik niet kunnen doen. Want dan loop ik rente mis. & We zouden een papier moeten opstellen, waarbij er 2 getuigen mee tekenen. Dan is ’t volkomen rechtsgeldig.’
‘Dat is ’t in principe ook al als je allebei je handtekening eronder zet.’
‘Ja, dat is zo, dan is ’t al wettelijk, maar bij 2 getuigen kan men zeggen: Ik heb gezien dat hij getekend heeft voor dat bedrag. & Dat kan voor de rechtbank desnoods getuigd worden.’
JW peutert aan z’n lange nagels. Eronder zitten vuilrandjes.
‘’t Is op zich niet zo’n gek idee,’ zeg ik, ‘ik heb misschien wel geld nodig.’
‘Als je € 1000,- nodig hebt hoeven we alleen een contract op te stellen met 2 getuigen.’
‘Ik betaal natuurlijk wel minder bij jou als bij de bank.’
‘Ja, hooguit iets van 4%. Ik zit ook te denken: ik kan ’t best een tijdje volhouden met dit geld, maar op een gegeven moment is ’t toch op. Ik kan ’t ook veel beter in iets van zaken kunnen stoppen. Als jij dus iets weet waardoor ’t geld meer waard kan worden, dan moet je ’t me meteen vertellen. Ik weet weliswaar niets van zaken, maar ’t is ook zonde om de bank al de rente over dat bedrag te laten verdienen. Dat kan ik net zo goed zelf opstrijken.’
‘Had je vader dan zoveel geld op de bank?’
‘Nee, dat komt door al z’n kunstwerken. Da’s op zich wel grappig. Ik loop er nog steeds ‘tzelfde bij, voor de voorbijganger ben ik nog steeds dezelfde zwerver. Ik zwalk nog steeds over straat. Maar ik kom wel via de zij-ingang van ’t Rijksmuseum naar binnen. Dan kom ik aan tafel te zitten om serieuze zaken te doen. Ik zit echter wel de hele tijd te denken wat ik nou met dat geld moet doen. Voor die psychische problemen heb ik helemaal geen tijd meer. Ik moet verzinnen wat ik nou met dat geld moet doen.’

We zinnen op grote investeringen in Zijperspace.

antwoord

Ach, hmm, dat laatste. Tsja, dank je.
Maar toch, hè, toch is ‘t raar dat mensen dood gaan. Dat ik daar niet van weet, of in ieder geval niet op de hoogte ben van hoe dat dan gaat, of dat ‘t pijn doet, wie je daarna wordt, of juist wel niet, welk gat er aan gene zijde ligt & wordt dat gat steeds verder gedicht naarmate er meer zielen in ten onder gaan, komt Belcampo ons bezoeken, haalt hij ons uiteindelijk weg, & blijft de boer op ’t land staan, wie zegt dat wij overleven, verder leven, wie geeft ons ‘t recht dat wij, met ons intellectueel vermogen, mogen vermoeden dat wij wel, maar de mieren niet, de vliegjes, de vogels, de olifanten, de planeten, de onlevenden, blijven voortleven, of zo leven meer moge zijn dan slechts denken & bestaan. Maar misschien ook wel andersom. Kriebelt ‘t, zo tegen ’t einde aan, of is ’t alsof de trein net gemist wordt? Hoort men oude mannen praten over huiselijk geluk van weleer, of krijgt men een vermaning van de leraar die jaren geleden de klas schuchter bekeek? Tikt de klok, of is de dood tegenwoordig ook digitaal? Weet men dan nog een onderscheid te maken tussen tik & tak? Zijn de hartslagmeters aan gene zijde uitgerust met polyfone tonen?
In dat kader: wat is mijn stukje dan nog? Waar leidt mijn vraag toe, mijn schrijven? Een blubje van een goudvis, maar dan niet in Willem Duys’ viskom, eerder in een grote oceaan (ook al weet ik dat goudvissen daar niet zullen overleven). Waartoe, vraag ik u. & Hoe laat gaat de laatste trein derwaarts?
Verder hoeft men niet te antwoorden. 1 Vraag is genoeg. & Omstebeurt graag.
& Mag ik daar misschien een stukje over mogen schrijven, zo ongeveer dat ‘t u niet vermoeit, maar eerder uitnodigt ja te zeggen, want Ton, zegt men dan, of anders denkt, dat wat jij schrijft dat vermoeit ons toch nimmer, of hoe men zich ook wil uitdrukken. Zo men wil. Mag dat mogen?

Mag ik dat antwoord dan geheim houden voor Zijperspace, op welke vraag ook?

naschrift

Nou is ‘t verdorie wel de bedoeling dat er op ‘t plaatje hieronder geklikt wordt, zodat ‘t wonderschone nr beluisterd kan worden. Ook al was er 1st een fout in de ‘programmatuur’ geslopen, ‘t is zeker de moeite waard ‘t nogmaals te proberen. Doe dat. Anders heb ik niet geschreven wat ik heb geschreven. Ik hoop dat men begrijpt wat ik bedoel na beluistering ervan. Denk erom: ik hou in de gaten hoeveel mensen doen wat ik nu opdraag te doen. Ik heb daar dan ook tegenwoordig de mogelijkheid toe. Men is gewaarschuwd.

Verdorie, zoveel moeite heb ik mezelf getroost & dit is m’n dank, wordt er gemompeld terwijl ‘t doek valt ergens ver weg in Zijperspace.

autumn

Lee Hazlewood - My Autumn's Done Come

’t Galmde door de aula, onder de portalen door, naar de belendende ruimtes, tot achterin, tot daar waar ik stond. Vlak voor ’t raam. Nog net binnen. Tussen mij & ‘t raam stonden slechts een tafel & een stoel. Schuin achter me had iemand de tafel tot stoel verheven. Verstandig, bedacht ik me veel te laat.
Ik wiebelde. Ik wachtte & wiebelde. Probeerde ’t wiebelen te verbloemen. Men dient stil te staan op begrafenissen. Men hoort respect te tonen. Mijn voeten hadden minder respect dan ik. Ik probeerde m’n voeten te verstoppen. Liet ’t leer van m’n hakken stom & stil schuiven. De muziek mocht niet verstoord worden. Geen echo mocht verloren gaan.
Voor me had een man een pleister om z’n duim. Vlak onder z’n nagel. De man naast me had puntschoenen. Ik zag dat de bakkebaarden iets verderop vanochtend bijgewerkt hadden kunnen worden. & De man rechts van me had z’n gehele baard laten verstoppelen. ’t Kon. Niets werd door me afgekeurd. Alles was normaal. Ik had te veel aanleidingen om te zien wat zich om me heen afspeelde. Gebeurtenissen in verstilde beweging.
Terwijl de muziek door merg & been ging. Schallend, echoënd, zonder geluid voorbij zoemend langs & in de oren die dicht opeen gepakt stonden. De akoestiek leek geboren voor dit nr.
De jongen links voor me had puntige oren. Trilde licht. Rechts daarvan had iemand een anorak aan; hij keek achterom. Blikken botsten. In de spiegeling van ’t marmer aan ’t plafond zag ik de zaal op z’n kop zitten. Een enkele aai over de kin, voelen of de baard geschoren was, nog glad, in vertwijfeling. Verderop schuifelde een voet. Op ’t ritme van die van mij.
M’n voeten deden pijn. Maar elke keer bleef ik zo lang mogelijk in dezelfde houding staan. Ik was niet geschikt voor dit soort bijeenkomsten; toch moest ik m’n best doen.
Een toespraak kwam fluisterend zacht tot onze oren. Ik & de mensen die naast me stonden. Muisstil. De muziek klonk nog na. De woorden werden in ‘tzelfde ritme uitgesproken. Niemand sprak. Niemand haalde adem. Niemand applaudisseerde. Stil in gezamenlijke herinnering. In al z’n verschillende verschijningen. De violen zongen, achtergrond koorde. Terwijl allang vertrokken. Toespraak spreekt. Arie leeft. Luisterend naar muziek.

Ik waggel achter de stoet aan. De stoet die langzaam uiteengereten wordt door de verschillende tempo’s. Op de terugweg neemt iedereen plots z’n eigen ritme weer aan. De gezamenlijkheid is over. Omstebeurt heeft iedereen daarnet al dan niet een hand zand gegooid. Bloemen gelegd. Blik geworpen: de kist ligt diep. ‘t Ligt ver achter me. Achter ons.
Groep voor groep dringt men de volgende ruimte binnen. Na de lange weg over de slingerende paden van de begraafplaats te hebben afgelegd. Een kop thee, een kop koffie.
Ik loop voorbij aan de aula. De stoet gaat rechts, ik links. M’n fiets wacht op m’n verjaring & de daarvoor noodzakelijke boodschappen. M’n oren doen hun best, zijn welwillend, terwijl ik langs de Amstel ‘My autumn’s done come’ probeer te herinneren. Arie staat achter de toonbank. Ik kijk in de bakken. Ik stel een vraag. Hij steekt z’n peuk aan. Hij wijst. & Ik koop. Get Records is nooit meer ‘tzelfde.

Muziek blijft echter in Zijperspace.

rondleiding (10)

De kelder

’t Staat hier helemaal vol met bier. ’t Is niet de bedoeling dat u hier komt. ‘tGeen voor u beschikbaar was is reeds verdronken.

‘t Leven gaat verder dan een feest in Zijperspace.

rondleiding (9)

M’n videobanden

Ik zou alleen maar zweedse films gaan verzamelen, zei ik op de 1e borrel van Film & Tv-wetenschap. Tegen een jongen die de verleiding z’n verzameling te blijven uitbreiden al niet meer had kunnen weerstaan voordat-ie aan deze studie begon. Hij vertelde me de plek waar hij goedkoop z’n lege videobanden aanschafte. Per 10 stuks. Ik trok de volgende dag onmiddellijk richting dat adres. Met een kater van die 1e borrel.
’t Was een zeldzaamheid dat een student in die tijd een comp had. Nog minder gebruikelijk was de videorecorder. Een student Film & Tv had beiden. Wij waren onze tijd ver vooruit. We moesten wel. Anders konden we niet bijhouden welke films we gezien hadden, op video hadden, & welk nr, welke titel, welke regisseur, welke acteurs er bij welke band hoorden. We namen onze lijsten, uitgeprint bij moeders thuis, mee naar onze feestjes, wisselden de interessante titels uit, & vertoonden ons bij de volgende ontmoeting met de beloofde stapel videobanden.
Nadeel was alleen dat we de banden moesten afstoffen in geval er visite van de familie dreigde. Was ook gister weer ’t geval. Gelieve daarom de banden in ’t schap te laten staan.

Men is gevoelig voor stof in Zijperspace

rondleiding (8)

De wc

Overweldigend vond ik ‘t, toen ik geleidelijk aan de kleur van de wc zag veranderen onder m’n kwast. 3 Jaar geleden was dat. ’t Laatste stukje huis dat nog niet in stijl was. Stijl Zijperspace.
Ik had informatie ingewonnen bij Myrte. Die zou er verstand van hebben, dacht ik.
‘Hé, Myrte,’ zei ik, ‘als ik nou ’t hele toilethok, boven de tegels bedoel ik dan, wil veranderen, helemaal in dezelfde kleur wil verven, met latex, houdt dat dan? Ook al sta ik daar vaak te douchen?’
Maar Myrte was op dat moment een heel ander gesprek aan ’t voeren met een andere collega. Over opdrachten die ze voor school moest uitvoeren, maar waar ze veel te weinig tijd voor had. Ik kreeg geen antwoord.
Ik kreeg wel antwoord toen ik ’t ten langen leste toch maar gedaan had. Zonder goedkeuring.
Ik zei: ‘Ik heb ’t toch maar gedaan, ook al wist ik niet of ’t kon.’
‘Wat?’ vroeg Myrte.
‘’t Toilet helemaal geverfd, boven de tegels bedoel ik dan, helemaal in dezelfde kleur, met latex. Zou dat houden? Ook al sta ik daar vaak te douchen?’
‘Ja, hoor,’ zei Myrte.

Op ’t toilet kom je tot de essentie van Zijperspace.