angst

We waren allemaal bang. Dat was 1 van de weinige dingen waar we zeker van waren. Bang voor ’t leven, bang voor een partner, bang voor de vader, bang voor de dood, bang ’t overzicht te verliezen, bang voor alles dat de mogelijkheid had ook bang te zijn. & Daar moesten we met z’n allen maar ‘ns over praten, vond Müller.
We werden in een kring gezet. In stoelen waar je in kon hangen, maar een rechte rug was er ook in mogelijk. Ze waren zacht, zonder leuningen voor de armen, hadden onbeperkte mobiele mogelijkheden, konden tezamen een bank vormen & verraden vooral binnen de kortste keren je lichaamshouding: ’t werd al snel duidelijk welke houding je aannam tegenover de groep.
We praatten. Maar als er een stilte viel moesten we ons daar vooral niets van aantrekken. De therapie was net als ’t werkelijke leven, alleen een overdreven versie daarvan. Werd er ruzie gemaakt, dan was ’t heftig; werd er gehuild, dan huilden we met z’n allen; heerste er stilte, dan kon je elkaar horen ademhalen, urenlang. We hadden elkaar maar te accepteren, zonder elkaar zouden we niet verder komen in deze groepstherapie. Wij hadden ’t in onze eigen handen, liet Müller weten, gezamenlijk konden we onze nog jonge levens ten goede keren. In zoverre we dat natuurlijk zelf wilden. & In zoverre Müller dit soort woorden in z’n mond nam. ’t Was nl steeds weer de bedoeling dat we zelf tot die conclusie kwamen.

Monique was een rots in de branding. Ze kletste veel. Ze luisterde geconcentreerd. Maar liet ondertussen niet ‘t achtereind van haar tong zien. Waarom zou ze? Ze liet al vaak genoeg haar mening blijken. Op ’t uur therapie dat we in de week hadden, had zij een ½ uur ’t woord. Ze oordeelde & veroordeelde, ze nodigde ons uit haar huis als ontmoetingscentrum te nemen in geval van afwezigheid van Müller, ze kwetterde overal tussendoor, ze luisterde niet als ’t haar zo uitkwam, ze schonk thee, & vond tussen neus & lippen door dat ik te veel suiker gebruikte. Rechtovereind gezeten in haar stoel zei ze dat. ’t Volgende moment Hank aanvallend omdat hij mensen veroordeelde slechts vanwege ’t feit dat ze intelligent waren & geen moeite hoefden te doen leerstof tot zich te nemen.
‘Kijk toch eens verder dan dat kleine wereldje van je opleiding waarvan je denkt dat, wil je er overleven, je alleen maar je boeken nodig hebt. ’t Leven bestaat uit meer dan alleen maar blokken, blokken, blokken, tentamens maken & mensen ontwijken.’
Waarna Hank 3 weken lang z’n mond hield. Maar dat was immers zijn probleem, toch?

‘Waarvoor ben jij dan hier?’ vroeg Müller een keer aan Monique. ‘De wereld lijkt eenvoudig in jouw optiek, die mening kan je niet nalaten te spuien. Je spreekt iedereen bemoedigend toe, je geeft ze steun, maar veroordeelt ze ook, lijkt de wijsheid soms in pacht te hebben. Waar haal jij dan ’t recht vandaan mensen deze raad, deze zorg, deze wijsneuzerigheid aan te doen? Wat mankeert jou dat je jezelf aan deze mensen gelijk durft te stellen & waarom vind je tegelijkertijd ze niet de moeite waard om de reden van je verblijf hier te delen?’

De wereld was beangstigend, leerde ik toen. Met z’n niet aflatende stroom van informatie, z’n kranten die bol stonden van nieuws, z’n stemmen uit de radio, z’n beelden op tv, die allemaal tezamen continu doorstroomden van de ontkenning van ’t relatieve paradijs waar wij ons in bevonden. Niets was wat ’t was, zolang men in z’n achterhoofd besefte dat alles vernietigd kon worden, mensen wreed konden zijn, dood plotseling toe kon slaan, & anders ’t einde elk moment nabij. Je hoefde de krant maar open te slaan, werd mij duidelijk, & je werd je gewaar van een mensenleven die plots, totaal onverwachts, geconfronteerd werd met ’t onnutte van zijn bestaan. Simpelweg omdat ’t beëindigd werd op een onzinnig moment, zonder reden, ineens.
Monique wilde geen kranten meer lezen, geen tv meer zien, geen radio meer horen. Ze wilde zich niet beseffen dat elk moment van de dag mensen lijden, vermoord worden, verongelukken. Ze wilde zich niet meer verplaatsen in andermans leed, dat zo knallend hard z’n verhaal deed tot in ’t diepst van haar ziel. Ze wilde niet meer de hemel voelen die de hele tijd z’n kracht op haar tere lichaam deed gevoelen. Ze wilde ontkennen. Niet op de hoogte zijn. Zich niet voorstellen. Wat 1000en mensen op 1 & ‘tzelfde moment voelden: onrechtvaardigheid, frustratie, pijn, dood. Als dat alles al voelbaar was. Ze wilde leven zonder daar deelachtig van te zijn. Anders kon ze ’t niet aan.
Ze huilde haar verhaal aan ons.

Ik volg ’t nieuws niet. 1 Keer per dag breng ik mijzelf op de hoogte. Liefst zo kort mogelijk. Ik kan me inmiddels niet meer voorstellen dat ik ’t allemaal zal kunnen doorstaan. Dus neem ik snapshots. Ik wil geen mensenstemmen horen praten & tegelijkertijd daardoor ’t mensenleed elders horen ontkennen. Simpelweg doordat de stemmen de gebeurtenissen ergens op de wereld proberen te verklaren. Ik wil niet op de hoogte zijn. Omdat ik ’t me niet meer kan voorstellen. Er gaan te veel mensen dood. Ik had er ook 1 van kunnen zijn. Dat wil ik niet snappen.

Er heerst onbegrip in Zijperspace.

wieling

Beroemde Jan wil een boek over café Wieling schrijven.
‘Claudia, jij kunt me vast wel wat interessante details vertellen.’
‘Waarover?’
Claudia zit aan de bar. Ze praat eigenlijk met haar oud-collega, tussen z’n bezigheden van glazen spoelen & voltappen in.
Beroemde Jan staat op om ’t haar nog wat beter uit te kunnen leggen.
‘Neem me niet kwalijk,’ zegt-ie tegen mij, terwijl hij langs me heen schuift om de ruimte tussen Claudia & mij in te nemen, ‘ik wil even met Claudia praten.’
Ik krijg te maken met een rug die van dichtbij stukken breder is dan gezeten in de stoel een paar meter verderop. Z’n colbert is op maat gemaakt kan ik zodoende constateren.
‘Kan ik niet ‘ns met je afspreken, dat jij me dingen vertelt die ik van anderen nog niet te horen heb gekregen. Inside information. Verhalen die de gewone bezoekers hier anders nooit te weten zullen komen.’
‘Ik zou niet weten wat ik dan zou kunnen vertellen.’
‘Marcel!’ Beroemde Jan roept de barman erbij. ‘Er hebben hier toch wel dingen plaatsgevonden, waar de vaste klanten hoegenaamd niets van weten? Liefdesscènes na sluitingstijd, van personeel onderling, of met klanten erbij.’
‘Er is wel iemand die daar bekend om stond,’ fluistert Marcel samenzweerderig, maar zo dat iedereen ’t kan horen.

Beroemde Jan vindt geen aansluiting bij Claudia. Niet genoeg informatie voor zijn boek. Toch maakt-ie snel enkele aantekeningen als hij terug gaat zitten aan de stamtafel in ’t midden van de kroeg.
‘Waar treed je trouwens op, Claudia?’ buigt-ie nog even naar achteren.
‘In ’t Podium Paradijs, diep in de roze buurt.’
‘Oh, daar ben ik geloof ik wel ‘ns geweest, in die buurt. Wanneer?’
‘Elke zondagmiddag.’
‘Dan zal ik een keertje langskomen.’
Hij pakt z’n agenda erbij.
‘6 April dus ook? Je zingt dan toch?’
‘Ja, zingen is ’t enige dat ik doe.’
‘Dan kom ik 6 april langs.’

‘Kom jij wel vaker in de Groene Olifant,’ vraagt Claudia plots aan mij. Ze buigt zich licht voorover.
‘Zie je wel,’ denk ik, ‘ik kende haar gezicht ergens van.’
‘Vroeger wel,’ is m’n antwoord, ‘maar tegenwoordig bijna niet meer.’
‘Wat is vroeger?’
‘Een jaar, 2 jaar geleden. Nu kom ik er hooguit 2 keer per jaar. Toen elke week.’
Claudia kijkt me nog ‘ns bedenkelijk aan. Ze kent me ergens van, dat weet ze zeker.
‘Jouw gezicht kwam me ook bekend voor. Misschien dat je wel ‘ns bij mij in de kroeg komt. Ik sta ook achter de bar.’
Nee, dat kon ’t niet zijn, zeggen haar grote sprekende ogen. Haar blik keert zich naar Marcel.
‘Wil je nog een biertje?’ vraagt-ie.
‘Nee, ik moet straks lesgeven.’
Ze pakt haar spullen in, trekt haar jas aan. Als ze alles aan heeft, roept ze Marcel.
‘Doeg, ik kom nog ‘ns langs.’
Ze keert zich naar Beroemde Jan.
‘Dag, Jan.’
Terwijl ze opstaat kruist haar blik de mijne. Zachtjes zeggen we elkaar gedag, met een snelle blik van haar ogen.
Ze loopt naar de deur.
Beroemde Jan roept: ‘Dan kom ik 6 april bij je langs.’
‘Moet je doen,’ zegt Claudia onderkoeld, & laat de deur achter zich dicht vallen.
Stil.
‘Nou, als ze zo reageert,’ zegt Beroemde Jan tegen z’n tafelgenoten, ‘dan ga ik natuurlijk niet bij haar langs.’
De tafel houdt z’n mond.

Ik bedenk me opeens dat Claudia me ooit eens heeft verteld dat zij in café Wieling werkte. Aan de bar van de Groene Olifant. ’t Moet een jaar geleden zijn geweest. Sindsdien wilde ik naar Wieling.
Maar Claudia is al een tijdje verdwenen. Beroemde Jan heeft ’t aan de stamtafel over zweeftieten, ’t dragen van hoofddoekjes & ’t beëindigen van ’t terrorisme. Ik reken m’n biertje af met Marcel. De tafel lacht ondertussen om een opmerking van Beroemde Jan. Zijn blik is stoïcijns; hij weet dat z’n grap dan beter aankomt.

Er vindt weliswaar beweging plaats in Zijperspace, maar we weten niet wat ’t aanstuurt.

muziek

Om mijn nacht nog even volledig te maken, & Zijperspace wat dichter tot perfectie te laten komen, heb ik m’n tijd besteed aan ‘t opnieuw plaatsen van muziek die ik eerder gelinkt had. Al of niet naar ruimte van mezelf in ‘t verleden; nu is de muziek geheel in eigen bezit. Hoewel…. Zonder toestemming van de artiesten helaas. De ruimte waar ik ‘t geplaatst heb is in eigen bezit, ruimte zat, dus plaatsen we meteen maar de hele zooi (helaas te weinig tijd om dat in 1 keer te doen).
Ik raad eenieder natuurlijk van harte aan de cd’s te kopen van de muziek die hen bevalt na beluistering van ‘t volgende:
Blauw van the Scene, Miserere van Allegri, Final Day van The Young Marble Giants, Love Will Tear Us Apart van Joy Division, Showdown van Ken Carter, I Want You van Elvis Costello & Somliga Går med Trasiga Skor van Cornelis Vreeswijk, (men dient hiertoe de plaatjes aan te klikken).

‘t Is natuurlijk wel de bedoeling dat men onder begeleiding van de muziek de teksten van Zijperspace leest.

PS: binnenkort zal de gehele verzameling in de voor-geselecteerde stukjes aan de linkerzijkant terug te vinden zijn.

navelstaren

’t Briefje zei dat ze een terras hadden aangelegd, maar dat ze er tegels aan overgehouden hadden. Of ik er iets aan had, was de vraag. Want anders zouden ze ’t weg brengen.
Meermaals keek ik afgelopen dagen over ‘t hek hun tuin in. Starend naar de stenen. Niet precies de stenen die in mijn tuin zouden staan, maar toereikend voor ’t doel: wat meer variatie, wat meer reliëf. Ik had al lange bloembakken aangeschaft om daar wat meer werk van te maken. Die zou ik tegen de schutting aan hangen. Hangplanten, dacht ik, of anders planten die over de houten planken van de schutting zouden kruipen.
Afgelopen dagen heb ik me vooral in gedachten door de tuin begeven. Als een tuinarchitect, maar dan zonder tekeningen, zo stelde ik me voor. Plannen maken, uitmeten, goede plek zoeken, constructie verzinnen.
Vandaag moest ’t er maar ‘ns van komen.

Ik belde aan bij m’n buren. Niemand deed open. Geen stenen vandaag.
Dus begon ik maar aan de bloembakken. Weliswaar nog geen planten om er in te stoppen, maar dan kon ik die levenloze gedachtes tenminste ‘ns in realiteit omzetten.
M’n bovenbuurvrouw vanaf ’t balkon: ‘Ik dacht dat jij een wilde tuin had? Kom je aanzetten met van die burgerlijke bloembakken.’
‘Ja, maar da’s voor de afwisseling. Die hele muur moet vol komen te hangen met groen,’ wilde ik zeggen.
Maar ik zei: ‘Maar in deze bakken kunnen ook wilde planten.’
Waarna ik me genoodzaakt zag de plantensupermarkt te bezoeken.
Een extra bak aangeschaft, zodat ’t er nog kneuteriger uit ging zien. Ik moest m’n bovenbuuv gelijk geven, vooral nadat ik ze met enkele plantjes als 1e aanzet had opgevuld. Niks wilds aan, dacht ik erbij. Lekker truttig. Maar wacht tot ’t echte leven er in is gekropen, buuv.

Ik belde enkele uren na m’n 1e poging weer aan bij m’n buurvrouw van hiernaast. Ze deed open. Ik legde voor hoe ik over de stenen dacht & wat ik ermee wilde. Ook mijn twijfel of ’t wel de juiste steen was, stak ik niet onder stoelen of banken. Hoe & wanneer we ’t nou in mijn tuin zouden leggen, was een ander onderwerp.

Mijn familie staat bekend om z’n langdradigheid. Ik heb ’t niet van een vreemde. Als 1 van m’n broers een verhaal vertelt luistert de helft van de aanwezigen niet, want men weet dat ’t toch te lang gaat duren voordat de clue gepresenteerd wordt. Als anticlimax komt-ie aan ’t eind plots tevoorschijn, of juist net iets te vroeg, vlak voor ’t eind. We beschouwen te veel details belangrijk voor de overdracht van ‘t verhaal. Er moeten te veel aspecten bij gehaald worden. Niet dat we denken dat de aankleding belangrijk is, de gedachte dat de opbouw tot een weloverwogen einde een fleurig jasje moet hebben is aan ons niet besteed; voor volledig begrip van ‘tgeen we vertellen denken de gebroeders Zijp gewoon dat er veel meer facetten belicht moeten worden. ’t Mocht zo wezen dat een onbelichte kleinigheid tot onbegrip leidt.

De buurvrouw droeg een t-shirtje, dat, zoals de laatste tijd wel vaker gesignaleerd kan worden, te kort was om tot haar broek te reiken. Nonchalant deed ik m’n verhaal: ik zou een beetje gaan zitten kijken (‘staren’ wil ik nogeneens in m’n mond nemen) naar de private zone, tussen de navel & de schaamstreek. Ik wilde daar niet op betrapt worden.
Ik had zogenaamd niets door, zo gedroeg ik me, hoewel ik m’n buurvrouw niet al te vaak, of zeg maar nooit, van zo dichtbij met ontbloot reepje buik had mogen aanschouwen.
& ’t Schoot me plots te binnen dat dit de methode voor de vrouw is om directe aandacht van de man te krijgen. Misschien niet al te oprechte, maar wel met een blik die gericht is op de ogen van de vrouw waarmee hij staat te praten. De man is reeds gewend aan de sociale druk niet z’n ogen op de borsten van de vrouw te richten op momenten dat men dat kan zien, de billen kan door de bouw van ’t menselijk lichaam pas achteraf , bij ’t voorbijgaan, geconsumeerd worden; nu wordt hij gedwongen ook van de navelzone niets aan te trekken & doodgemoedereerd een gesprek geanimeerd te continueren. Alsof er niets aan de hand is. Uit angst afgeleid te worden door de verboden gebieden waar de aftastende zoekzin van de man terecht zou kunnen komen. Dmv ’t onthullen van dat reepje bloot heeft de vrouw nog meer aandacht naar zich toe getrokken, nog meer macht. De man is gedwongen tot direct oog-tot-oog-contact. Pas als de vrouw niet kijkt is de man gelegitimeerd z’n blik te laten afdwalen.

Ik liet me daar niet toe verleiden. Ik zou zelf wel uitmaken of ik geïntimideerd wilde worden of niet. & Besloot, in nauw overleg met m’n buurvrouw, dat we de stenen aanstaande zondag over ’t hek mijn tuin in zullen brengen.

We weten echter nog steeds niet wie nou de dienst uitmaakt in Zijperspace.

flarden

M’n vader staat in een weiland. ’t Weiland reikt tot zover z’n ogen kunnen zien. Buiten ’t weiland houdt de wereld voor mijn vader op. & Steeds weer wordt er een extra stukje afrastering geplaatst, ter afbakening ervan, wat tegelijkertijd de bewegingsvrijheid van m’n vader inperkt. Elke keer wordt er voor hem een mogelijkheid afgesloten om verder te kijken dan dat kleine wereldje dat uit niet meer dan zijn weiland bestaat.

‘Ik moest ‘m van de week z’n medicijn geven,’ vertelt Marc. ‘Ik gaf ‘m slechts een ¼ pilletje. Maar meteen daarna was-ie weer helemaal in de war. Heel apathisch.’
‘Is dat ‘tzelfde medicijn waar Ma mee wilde stoppen?’
‘Weet ik niet. Ik geef ‘m anders nooit z’n pillen. Maar sinds zondag gaat ’t wel weer wat beter met Pa.’
‘Misschien heeft Ma ’t dan wel stopgezet. Ze zou aan de dokter vragen of ’t kon.’

‘’t Was niet leuk bij Carel,’ vertelt m’n moeder , ‘’t was ook veel te druk voor hem. Hij wilde de hele tijd maar naar huis. Omdat Carel 40 werd, waren er ook allemaal mensen van z’n werk als verrassing gekomen. ’t Huis was vol. We zijn toen een wandelingetje gaan maken, maar dat was ook geen goede oplossing. Dan loopt-ie in een vreemde omgeving, herkent-ie niet waar-ie zich bevindt. Ik werd er verdrietig van. Toen we terugkwamen zei Jan dat hij ‘m wel mee zou nemen voor een ritje met de auto. Zijn ze naar Schoorl gereden. Daar kent-ie alles nog heel goed. Ze kwamen een uur later terug & Pa was toen gelukkig veel rustiger.’

‘Hoe moet ’t dan met mijn verjaardag?’ vraag ik aan m’n moeder.
‘Tsja, ik wil toch weer bijtijds terug zijn voor als Pa thuis gebracht wordt met de taxi. & Dan wil ik niet in m’n 1tje met de auto door Amsterdam rijden. Dat doe ik niet. Ik moet iemand bij me hebben die me de weg kan wijzen.’
‘Dan moeten we misschien de trein nemen,’ stelt Marc voor. ‘Maar dan zitten we natuurlijk wel met de spullen die we allemaal mee moeten nemen.’
‘Moeten jullie Quint vragen of hij dat mee wil nemen. Jullie kunnen natuurlijk dan op de heenweg met hem meerijden.’

‘Ik neem Pa niet meer mee, hoor,’ zegt m’n moeder , ‘’t spijt me verschrikkelijk voor al degenen die ‘m verwachten als ze jarig zijn, maar ’t is geen doen meer. Voor hem is ’t ook niet leuk. ’t Enige waar hij dan aan denkt is terug te gaan naar huis. Hij bederft daardoor de hele dag. ’t Is misschien hard om te zeggen. Maar ’t lijkt me beter dat men bij ons op visite komt, als men Pa wil zien.’

Sinterklaas was de laatste keer dat m’n vader bij mij langs was. Hij zal hoogstwaarschijnlijk nooit meer zien hoe ik leef, hoe m’n huis er uit ziet. Nog waarschijnlijker is dat-ie de laatste keer ook allang al vergeten is. Voor hem hoef ik niet meer m’n best te doen ’t huis op te knappen. Mijn huis is een grijze vlek in zijn geheugen, over de grens van zijn beleving. Buiten de afrastering.

Zijperspace bestaat alleen als ’t naar hem toe komt.

oorlog

‘Wat was u aan ’t doen op ’t moment dat u van de mogelijke oorlog hoorde?’
‘Ik was in de keuken fricadelletjes aan ’t bereiden. Ik had laatst een pak met 4 stuks in de supermarkt gekocht. Alleen maar omdat ik had uitgevonden dat ze ook in de combi-oven konden.’
‘Wat ging er door u heen?’
‘Ik dacht: dit is uitgevonden speciaal voor mij. Ik laat frituurvet altijd veel te lang in de pan zitten. Ik heb ’t zelfs een keertje voor elkaar gekregen om m’n gehele kelder onder ’t frituurvet te krijgen. Dat kwam deels ook wel doordat m’n kelder blank stond vanwege lekke muren tezamen met een hoog grondwaterpeil, maar vanwege ’t vet moest er een speciale reinigingswagen voor komen rijden. Er kwam een mannetje in een speciaal pak uit die wagen die met een brede slang & ontzaglijk veel lawaai m’n kelder heeft ontsmet.’
‘U dacht: dat nooit weer?’
‘Inderdaad. Voor mij is de frituurpan niet bestemd, in welke moderne uitvoering dan ook. Ik was zeer verheugd te ontdekken dat je ze ook in de oven kon opwarmen. Zonder nadenken heb ik die verpakking van 4 stuks bij m’n boodschappen gelegd. Thuisgekomen verdwenen ze onmiddellijk in de vriezer, in afwachting van een gunstig moment. Ik dacht dat vanavond de trek groot genoeg was. Maar ik had beter moeten weten.’
‘U vond ’t geen juiste timing?’
‘Nou, vooral ’t tijdstip van de dag niet. ’t Liep tegen de avond, ’t begon al donker te worden, andere gezinnen waren waarschijnlijk al lang & breed bezig hun maaltijd te verorberen. & Ik wilde eventjes 4 fricadellen achteroverslaan. Dat besefte ik me echter achteraf pas. Ik had me op dat moment moeten realiseren dat ik na een dergelijke hoeveelheid niet zomaar een maaltijd zou kunnen verhapstukken.’
‘Was dat ’t enige dat u bezighield?’
‘Nou, tegelijkertijd was ik bezig (’t kwam zo uit omdat ik een sausje over m’n fricadellen wilde smeren) de koelkast uit te spitten. Alle flesjes met dipsauzen & verschillende soorten -naises controleerde ik op houdbaarheidsdatum. ’t Bleek dat ik slechts 2 soorten saus zou kunnen gebruiken van de meer dan 10 aanwezig, wilde ik m’n immer heersende paranoia in bedwang houden.’
‘U voelde angst?’
‘Jazeker. Dat heb ik altijd als ik verpakkingen van etenswaren bestudeer & daar een houdbaarheidsdatum op vind die lang verstreken is. Vooral als ik reeds een likje ervan in m’n maag heb rond dartelen.’
‘Dacht u erover in te grijpen?’
‘Nee, dat ging me iets te ver. Ik word eerder ietwat lethargisch. Afgewisseld met vlagen van alles overheersende paniek. Om mezelf enigszins in toom te houden ben ik toen begonnen met de flesjes die niet voldeden aan mijn & de fabrikant z’n eisen te ontdoen van de inhoud door ze onder de kraan te houden & schoon te spoelen.’
‘Was dat ’t enige?’
‘Nee, tuurlijk niet. Ik had, zoals altijd, een kleine hoeveelheid afwas in de vaat staan. Die moest 1st aan kant geruimd worden. Anders zou ik die ook geheel onderspoelen met over-datum-saus. Wilde ik me niet aan wagen. Met die afwas was ik een kwartiertje zoet. Tijdens die activiteiten keerde ik bij tijd & wijle de fricadelletjes om.’
‘Denkt u dat u enige mate van ongerustheid mag voelen?’
‘Zeer zeker wel. Enkele flesjes hadden een houdbaarheidsdatum van meer dan een ½ jaar geleden. & Toen ik 1maal die fricadellen in m’n maag had rond zwemmen, voelde ik me ook daarover niet geheel gerust. Wie zegt dat 4 fricadellen gezond zijn voor een mens, & dat met name in ’t geval dat dit ‘t enige is dat die dag als avondmaaltijd moet dienen? Maar goed, ’t is nu enige uren later. Ik leef nog, ik kruip niet over de grond, ik heb nog geen noemenswaardige honger, hooguit een ontstellende niet te lessen dorst, & ik heb zelfs een tukje gedaan; kortom, m’n gemoedstoestand is weer op peil.’
‘U zult evengoed weer goed slapen vannacht?’
‘Dat is nog maar de vraag. Want dat tukje duurde uiteindelijk toch wel een uur. Betekent dat ik weer een uur later naar bed zal gaan. Anders doe ik geen oog dicht. Voor ’t slapen gaan nog een hartversterkertje wil wel helpen vaak, in zulke gevallen.’
‘Bedankt voor dit gesprek.’
‘Niets te danken. U weet: u kunt altijd bij me langskomen ingeval u mijn mening aangaande dit soort hoogstaande kwesties wilt peilen.’

’t Was een genoegen u op de hoogte te brengen van de heersende opinie in Zijperspace.

billen

Ik kan me slechts 1 keer eerder herinneren dat ik er een compliment over kreeg. Lex & Loes zaten aan de bar. In ’t hoekje, zodat ze al onze activiteiten volop konden aanschouwen van de zijkant. & 1 Van ons erbij geroepen kon worden als er commentaar was. Ze hadden volop zicht & namen net als anders, minstens zo belangrijk, bijna geen blad voor de mond.
Lex riep: ‘Hé, Ton. Loes wil je wat zeggen.’
‘Nee, hoor,’ zei Loes snel, met een blos op haar wangen.
Lex zat er met een brede glimlach. Z’n vrouw in de maling nemen, dat was z’n grootste sport. Zelf door Loes voor schut gezet worden kwam op een goede 2e.
‘Nee, echt hoor,’ ging Lex verder, ‘Loes wilde wat over jou zeggen.’
‘Ga maar lekker door met je werk,’ zei Loes, licht gegeneerd, ‘dan kan ik daar van genieten.’
Waarna haar blos nog wat roder werd. Haar blik had zich daarbij op een bepaald deel van m’n lichaam gevestigd, waardoor ik ’t vermoeden kreeg dat er een smerige vlek zich ergens bevond, onzichtbaar voor mij.
Ik ging door met m’n werk, maar wist dat ik binnen niet al te lange tijd te horen zou krijgen waar Loes & Lex lol om hadden, wat ’t ook was.

‘Hé, Ton.’
Lex stak z’n neus over de bar. Wuifde met z’n hand dat-ie me wat toe moest fluisteren. Dichterbij gekomen pakte hij me bij de schouder & bewoog z’n mond richting mijn oor.
‘Nee, dan kan ik ’t net zogoed zelf vertellen,’ zei Loes kordaat.
’t Was een warme dag. Mensen zaten in grote getale op ’t terras. Met z’n 4-en konden we de drukte net aan. Om zoveel mogelijk van de warmte kwijt te raken waren m’n collega’s luchtig gekleed. Ik had m’n gewoonlijke kloffie aan. Een t-shirt met lange broek.
Loes leunde iets naar voren, met haar neus naar de benen van Jeroen wijzend, die onder z’n stoere korte broek uitstaken.
‘Jeroen heeft prachtige kuiten, kan ik uren naar kijken; vind ik heel mooi bij een man,’ bekende ze, ‘maar ik ben ook gek op billen. & Jij hebt de mooiste billen achter de bar.’
Ik dacht voor een moment terug aan al m’n ex-vriendinnen. Hun handen. Hun zwoele handen. & Hun commentaar dat ik niets om vast te pakken had, daar van achteren.

Gister, terwijl ze alle spieren & ’t beetje extra vulling dat zich daar bevindt onder handen nam om de beklemde zenuw te ontlasten, zei m’n fysio-therapeute dat ik strakke billen had.
‘Je bedoelt,’ zei ik, om ’t enigszins te relativeren; zij was professioneel bezig tenslotte, ‘voor mijn leeftijd valt ’t nog best wel mee?’
Haar antwoord klonk ietwat bedachtzamer dan haar spontane opmerking: ‘Ik kan meteen voelen waar ik moet zijn. Er zit niets te veel aan. & Ze zijn toch gespierd. Ja, inderdaad dus: je billen vallen best mee voor je leeftijd, lekker strak.’
Ik kon haar blik niet zien, met m’n gezicht van haar af gewend, terwijl ze m’n derrière duchtig onder handen nam, maar ik geloof dat ze licht opgelucht was dat ze ’t correct had weten te zeggen.

Maar de manier van lopen is wel enigszins veranderd in Zijperspace.

straks

Binnenkort gaan we verhuizen naar terrein dat geheel & al eigen is. Waar buitenstaanders niks te zeggen hebben. Waar geen overbevolking der letteren zal heersen. Waar de taal algemeen geldend is, woede niet nodig vanwege disfunctioneren, wanprestatie, of andere gevolgen van de toren van Babel. We zijn druk aan ‘t inpakken, extra faciliteiten aan ‘t inslaan, uitpakken, gemakkelijke stoelen aan ‘t uitproberen, de baan polijsten.

Zodat alles soepel gaat lopen, straks, in Zijperspace.

fysio

M’n huisarts zei (Wijsmüller & Franssen zijn m’n reguliere huisartsen sinds ’t overlijden van Lok; ze wisselen elkaar af lijkt ‘t bij mijn bezoeken aan hun praktijk, maar die zijn op bijscholingscursus; Ubbels, degene die vroeger Lok, later m’n huidige huisartsen-duo, indien afwezig opvangt, is met zwangerschapsverlof; in deze had ik dus te maken met de invaller van de invaller van de 2 vervangers) dat-ie me wel pijnstillers wilde voorschrijven.
Nou, zoveel pijn had ik ook weer niet, zei ik. Ik wilde vooral af van dat doodse gevoel in m’n rechterbeen. ’t Was geen pretje de hele tijd tintelingen in m’n tenen te moeten voelen.
We namen door in welke situaties de pijn in de rug ontstond. We hadden ’t over wat voor werk ik deed. Wat de beroepsziektes waren. Welke houding ik aannam.
Hij liet me testjes doen. Voet omhoog, met gestrekt been. Andere been ook. Voorover buigen, tenen aanraken. ’t Lichaam torderen. Naar links buigen, naar rechts ook.
Ik had een soepele rug.
Pijnstillers dus?
Nee.
Misschien een weekje rust nemen?

Ik reageerde daarop door te zeggen dat dat niet nodig leek. De pijn ontstond vaak op vrijdag, & als ik 2 dagen later weer ‘tzelfde werk moest gaan doen was ’t alweer grotendeels verdwenen. Dan moest ik ’t wel rustig aan doen op m’n andere baan, maar werken kon ik evengoed.
& Naarmate ik ’t probleem, de omstandigheden, afzwakte, minder erg probeerde te doen lijken, kreeg ik ’t gevoel dat ik ’t beter de andere kant op kon overdrijven. Hij was bereid mij legaal een week vrij te geven, ging er door m’n hoofd. Een week vrij, een week vrij, een week vrij, was de enige gedachte die zich nog deed gelden.
Ik moest maar even kijken, zei de huisarts, maar ik kon desnoods op hem rekenen in ’t geval ik toch wat rustiger aan wilde doen. Hij zou me in ieder geval doorsturen naar de fysiotherapeut.

Daar ga ik zo heen. Sinds die woensdagochtend heb ik bijna geen last. Af & toe een kortdurende pijn, maar meestal hoger in m’n rug gelegen dan de oorspronkelijke. M’n voet tintelt slechts een heel klein beetje. Te weinig problemen om een week ziek voor te zijn.
Ik had me voor zitten stellen wat ik in een week tijd allemaal zou kunnen doen. Hoeveel boeken ik zou kunnen lezen, welke verhalen ik allemaal kon opschrijven, hoeveel uren ik typend achter m’n comp zou door kunnen brengen.
Maar nu moet ik naar de fysio. Zij moet gaan keuren of mijn probleem wel degelijk nog een probleem is. & Zo goed mogelijk bijdrages & suggesties leveren voor de snelle & afdoende verdwijning van ’t euvel.

Maar ik had zo graag een week lang alleen maar in Zijperspace verbleven.

wandelstok

Ik had m’n broer aan de telefoon. Om ‘m te feliciteren met de verjaardag van z’n zoontje. Nieuws werd uitgewisseld, terwijl ik wachtte op enige activiteit in de winkel.
Boekenman liep voorbij. Hij keek naar binnen & zag mij op de trap zitten. Dat deed ‘m omkeren.
‘Hoi, Boekenman,’ groette ik.
‘Moet je nou toch ‘ns kijken,’ zei hij, zich niets van de telefoon aan m’n oor aantrekkend. Hij hield z’n wandelstok voor. ‘Ik mocht deze zomaar hebben.’
‘Daar kan je mooi mee wandelen.’
‘Nou, wandelen, ik heb ‘m daar natuurlijk niet voor nodig, want lopen kan ik al. Ik kreeg ‘m van die vrouw waar ik altijd help. Ze verkoopt heel veel van dit soort stokken. Kijk, zei ze, neem jij er ook maar 1. Toen heb ik deze uitgekozen.’
Boekenman zwaaide met z’n stok.
‘Maar als ik dronken ben, dan is-ie natuurlijk ook erg handig.’
Hij ging wankelend op z’n benen staan, met z’n stok houvast aan de grond zoekend. Met een wezenloze blik bewees-ie ’t nut van z’n nieuwe stok.
‘Ja,’ zei ik, ‘dan is ’t natuurlijk reuze handig.’
M’n broer lachte mee aan de andere kant van de lijn. Boekenman sprak ook zonder beeld tot de verbeelding.
‘Ik kan natuurlijk meteen een biertje nemen, nu ik hier toch ben,’ zei Boekenman.
‘Kan je gelijk uitproberen of de wandelstok werkt.’

Alles wordt getest in Zijperspace.