druk

Vanaf heden heb ik weekend. Maar liefst 2 dagen achter elkaar vrij. Elke week dinsdag & woensdag. M’n weekend valt midden in de week. Ik zal er vandaag nog ff voor moeten werken (& voortaan elke zaterdag), maar dan heb ik voor ‘t 1st weekend sinds m’n jeugd. Op regelmatige basis dan.

Ik heb me wel ‘ns zitten afvragen of kinderen ‘t niet drukker hadden dan ouders. Op momenten dat ik over m’n boeken gebogen zat. Pogingen ondernemend op ‘t laatste moment rijtjes engelse woorden in m’n hoofd te stampen, wiskunde-opgaves uit te werken, of 3 hoofdstukken voor economie te bestuderen.
Ik had natuurlijk een krantenwijk. ‘t Bezorgen van kranten begon al op m’n 8e met ‘t dagelijks 2 kranten aan de overkant in de brievenbus stoppen. 2 Adressen die bij de wijk van m’n broer hoorden. Bouwde zich steeds meer uit, tot ik elke dag een uur lang m’n ronde moest doen.
‘s Zaterdags naar de padvinderij. Verdienden we niks aan, maar we moesten wel elke week heen. Eindelijk wat rust in huis voor m’n moeder.
Op maandagavond gym. Een uur lang lichamelijke oefening in je vrije tijd. Eeuwig zonde, vonden we, maar we moesten iets aan lichaamsbeweging doen van onze ouders.
Dan hadden we nog tussendoortjes als folderwijken. Verdienden we goed snel geld mee. Op woensdagavond de hobby-club. Was niks voor mij, heeft dus niet lang geduurd. & Natuurlijk de kerk op zondag. Daar konden we niet onderuit.
Vanaf m’n 16e werkte ik in de bieb. Verdiende goed. Daardoor kon ik stoppen met de krantenwijk, maar de zaterdagochtend was voortaan wel altijd bezet.

Elke dag van de week was ik wel ergens mee bezig. & Als ik niet op school zat, moest ik er ook nog ‘ns voor zorgen dat ik m’n huiswerk gedaan kreeg. Men had ‘t wel over weekend, maar als kind had je ‘t te druk om je daarmee bezig te houden. Weekend betekende nog ff wat xtra werken, & dan zo snel mogelijk naar de clubs waar je ingeschreven stond. Voordat ‘t weekend aanving moest je al gezorgd hebben dat ‘t werk voor school klaar was. Anders kon je daar zondagavond nog ‘ns aan beginnen. Dat betekende dan ‘t toppunt van stress.

Maar vanaf heden heb ik dus weekend. Weliswaar als iedere andere nederlander werkt, maar dat kan bij mij de pret niet drukken. Ik zou echter niet weten wat ik met dat 1e weekend moet doen. Waarschijnlijk heb ik er uiteindelijk te kort tijd aan.

De Sire is momenteel bezig met de campagne ‘Kinderen hebben het druk’. Ik had daar misschien wel in gepast, toendertijd. Maar mij hoorde je vroeger niet klagen. Behalve dat de docenten ‘ns wat minder huiswerk moesten opgeven.

Dan hadden we meer tijd om geld te verdienen in Zijperspace.

spruiten

Vanavond heb ik zomaar weer ‘ns spruitjes gegeten. Kant & klaar-maaltijd van de Albert Heijn: ‘Spruitjes stamppot met rookworst’.
Die rookworst hoort er eigenlijk niet bij te zitten. ‘t Hoort zelfs geen stamppot te zijn. Hoewel we dat later wel wisten te waarderen. Dat werd er in gebracht, omdat we steeds meer behoefte kregen aan variatie. M’n vader had daar niet perse behoefte aan. Die wilde net als vroeger spruitjes, gewoon met aardappelen, liefst daarbij klapstuk met veel vet eraan, zoals we ‘t vroeger allemaal ‘t lekkerst vonden.

Volgens mij waren de 1e spruitjes van ‘t jaar ‘t best te genieten. Nog niet te wrang, lichtjes zoet van smaak. De kroontjes, de kontjes van de kroontjes, moesten nog een klein beetje knapperig om in te bijten zijn. Net niet helemaal gaar. & De spruitjes hoorden niet uit elkaar te vallen. Maar wel net zacht genoeg om te kunnen prakken. Geprakt met de aardappelen bedekten ze ‘t bord. Met in ‘t midden een kuiltje. Voor de jus.

Naarmate ‘t seizoen vorderde werden de spruitjes kleiner. M’n moeder hield bijna niks over van een kilo bij de groenteboer. ‘t Werd uiteindelijk een klein pannetje vol, waar m’n vader ‘t 1e recht over had. & Als je vroeg genoeg op de dag had gezeurd dat je ook een hapje wilde, had je kans dat je de andere helft kreeg.
‘Ja, ik heb ‘t Ton beloofd,’ zei m’n moeder dan tijdens ‘t opscheppen, ‘de volgende keer ben jij aan de beurt.’
Juist die kleintjes konden verrassend lekker zijn. In tegenstelling tot wat de verwachting was. Al ‘t genot van de spruit leek geconcentreerd in een klein groen kogeltje. Heldergroen. Met een lik mosterd erop zag de spruit temidden van de aardappelen, tezamen geprakt, er perfekt uit. Mooier kon m’n bord eten er niet uit zien.

M’n vader dacht daar iets anders over. Die at spruitjes ‘t liefst de dag erna. Kon ‘t opgewarmd worden. & Lichtjes aanbranden. Waardoor ‘t een bruin korstje kreeg. Niemand anders die ‘t dan nog lustte.
M’n vader had de mosterd & peper naast z’n bord staan. Hoewel er al genoeg peper op zat, volgens m’n moeder. Maar ook al hoorde m’n vader ‘t, hij verstond ‘t niet, wilde ‘t niet verstaan. Peper moest er op. ‘t Ging ‘m alleen al om ‘t gebaar van ‘t strooien van de peper. & Daarnaast dan nog de mosterd.

Ik stopte m’n maaltijd vandaag in de magnetron. In 6 minuten klaar. Gloeiend gelijkelijk verdeeld heet. Ik weet niet of m’n vader wel jaloers op me zou zijn. ‘t Zou ‘m veel te weinig moeite hebben gekost. & ‘t Werd bovendien nogeneens knapperig bruin. M’n vader weet vast niet wat een magnetron is, heeft ‘m in ieder geval nooit gebruikt. De spruitjesstamppot heeft-ie waarschijnlijk uit z’n geheugen gebannen.

Er wordt geprakt, niet gestampt, in Zijperspace.

leeg

‘t Voelt leeg, zo’n hoofd. Een hoofd van gister, teveel aan gister heeft sporen achtergelaten in m’n hoofd. Die moet eigenlijk gevuld worden met vandaag. De dingen van vandaag zullen dat vervelende gevoel wel ‘ns overstelpen. Tenminste, dat zouden ze moeten.

Ik merkte ‘t ook niet terwijl ik naar muziek stond te luisteren die me overdonderde. Ik moest me dwingen langzaamaan te drinken, steeds in m’n achterhoofd houdend dat de maaltijd slechts uit heel veel boterhammetjes & bolletjes tussendoor had bestaan; beslist geen goede bodem. Maar als ik mezelf wilde dwingen daartoe, moest ik m’n gedachten er bij houden.
Dat lukte me niet tijdens ‘t optreden van 2 bands, gisteravond. Een geluk was ‘t nog dat ik m’n plek, m’n riante doorkijk naar ‘t podium, niet wilde verliezen, zodoende geen gelegenheid had me naar de bar te begeven. Pech daarentegen dat ik daar van te voren aan had gedacht & een dubbele portie bier had ingeslagen.
Dus elke keer als ik dorst had, nam ik een slok.
Ik had veel dorst, zoals ik altijd veel dorst heb.

Pas onderweg naar ‘t toilet merkte ik ‘t. Niet tijdens ‘t gesprek met een kennis in de grote zaal. Girls Against Boys walste dat gevoel oorverdovend weg. Ik moest xtra hard schreeuwen om mezelf verstaanbaar te maken. Waardoor ik m’n evenwichtsoorgaan overschreeuwde.
Wat is er met me aan de hand, dacht ik kort staande voor de pisbak, maar ik herinnerde me ‘t volgende moment de hoeveelheid bier die door m’n keel was gegaan. Nog 1 biertje & dan naar huis.

Gek genoeg merkte ik ‘t ook niet toen ik op de fiets zat. Zogauw ik 1maal de gang te pakken heb, ‘t plaveisel schiet onder me door, de medeweggebruikers laat ik al snel ver achter me, verdwijnt elk gevoel van beneveling uit m’n hoofd. Of ‘t zou dat gevoel moeten zijn dat me ertoe aanzet steeds harder te gaan fietsen, adem moet bij elke keer in/uit optimaal benut worden, m’n beenspieren mogen geen moment rust hebben.

Thuis aangekomen was ik door de inspanning schijnbaar dermate ontnuchterd & m’n keel verdroogd, dat daarvoor nog wel een biertje ter compensatie uit de ijskast gehaald kon worden.
‘t Is altijd dat laatste biertje dat ‘t lege gevoel de volgende ochtend veroorzaakt. Die heeft ‘t gemis teweeggebracht, wat geleid heeft tot een grote bel lucht in m’n hoofd, die er perse uit wil. Uit m’n schedel. ‘t Bonkt tegen de binnenwand. Lijkt alleen maar groter te worden.

Voordat ‘t zover was, werd ik echter 1st midden in de nacht wakker. Helder, nog geen koppijn, nuchter genoeg, maar ook met nog ruim voldoende alcohol in m’n lichaam om niks te voelen.
Ik heb iets geschreven voordat ik ging slapen, schoot me te binnen op dat moment.
Ik ben uit bed gestapt & heb ‘t onmiddellijk vernietigd. Zulke lege teksten hoefden niet gelezen te worden. Meteen gecontroleerd of iemand dat toevallig in de tussentijd wel gedaan had.

Maar in die enkele uren tijds was niemand langsgeweest in Zijperspace.

(ver)zoeken

Als ik de kijkcijfers mag geloven, komen er op elke 100 bezoekers ong 30-40 dankzij zoekmachines bij mij langs. Neemt u vooral ff een kijkje. Mocht dit geen duidelijkheid scheppen, dan kan men natuurlijk ook nog bij m’n andere teller poolshoogte nemen. Uit die gegevens zou men zelfs kunnen afleiden dat de verhouding tussen geïntendeerde & gedirigeerde bezoeker nog wat meer in de richting van de laatste neigt.

Vind ik niet zo erg. Blijkbaar gebruik ik ontzettend veel verschillende woorden & gevarieerde zinsconstructies, waardoor men gelooft dat men juist hier kan vinden wat men zoekt. Of ‘t nu over lantaarnpalen gaat, afscheiding, marokkaanse meisjes of gothic jassen, men denkt de oplossing bij mij aan te kunnen treffen.
Ik vind ‘t slechts jammer dat ik de mensen moet teleurstellen.

Ik betreur ‘t echter ook dat de mensen blijkbaar niet kunnen zoeken. Dat ze de logica van de zoekmachines niet begrijpen. Gaarne wil ik dan ook van ‘t schrijven over dit onderwerp profiteren door te verwijzen naar Voelspriet. Daar wordt in de nederlandse taal, op een intelligente manier uitgelegd hoe de div zoekmachines werken & hoe men er uit kan halen wat er in zit. Men heeft mij daarbij niet nodig.

‘t Wordt weer Sinterklaas-tijd. Men gaat weer op zoek naar allerhande leuke plaatjes, afbeeldingen, foto’s, etc van de Goedheiligman. & Komt natuurlijk bij mij terecht. Groot is de frustratie als men niet vindt wat men zoekt, zo blijkt uit de verzoeken die men vervolgens bij mij neerplempt.
Vanochtend kreeg ik ‘t verontwaardigd & dwingend klinkende ‘Sinterklaasafbeelding’ binnen.

Enkele weken geleden vond er reeds een conversatie via meel plaats van een ander persoon die een wat specifieker plaatje nodig had: de Sinterklaas-afbeelding gemaakt door Joost Swarte (volgend jaar komen op deze mededeling minstens 100 bezoekers via zoekmachines binnen). De persoon in kwestie had er een persoonlijk meeltje van gemaakt.

gaarne een afbeelding van een ‘orginele -sint plaat van joost
swarte!? gevonden via google-zoeken
echter op je site niets van de vinden
in woord noch beeld helaas

Ik heb ‘m geantwoord dat ik ‘m niet kon helpen & dat-ie de zoekmachines misschien wat beter zou moeten gebruiken. Waarop hij obstinaat reageerde dat ‘t toch zeker niet aan hem lag dat-ie bij mij terecht was gekomen. Hij stuurde daarbij de tekst mee die hij bij google had aangetroffen.
Ik ben toen maar voor hem gaan zoeken. 10 Minuten later had ik z’n plaatje gevonden. Dat had ik eerder moeten doen: na 2 dagen meel-conversatie hoorde ik plots niets meer van de goede man.

De andere persoon, Pascale schijnt-ie te heten, wordt echter wat ongeduldig. Tijdens ‘t intikken van deze tekst, voelde hij zich genoodzaakt een 2e reaktie bij mij achter te laten, (of moet ik ‘t interpreteren als een verzoek?) ditmaal ‘Sinterklaasafbeeldingen’. Hij wil blijkbaar meer dan slechts 1.

Maar kinderen die vragen die krijgen niks van Sint in Zijperspace.

tijdeloos

Ik heb de tijd weer ‘ns aangezet. Voor de 3e of misschien wel 4e keer dit jaar. Dat dient handmatig te geschieden. Af & toe hou ik de tijd gewoon niet bij tijdens ‘t plassen. Je kan niet altijd de boog gespannen houden tijdens dit soort werkzaamheden. ‘t Vergt wat concentratie om gedichtjes te lezen van een scheurkalender die tegen de muur van ‘t toilet hangt. Vooral als je je slechts voor die bepaalde bezigheid daar begeeft.

Voor volgend jaar laat ik de tijd bepalen door de geschiedenis. Elke dag een nieuwe vraag over iets historisch, elke dag op de achterkant van ‘t datum-blad een antwoord. Misschien dat ‘t bij tijd & wijle minder moeizaam zal verlopen als de klassieken van afgelopen jaar. Wat mogelijk gelegen heeft aan ‘t feit dat de klassieken vertolkt werden in de vorm van gedichten. Waarbij Hans Warren ‘t niet kon laten zijn naam ‘t meest te laten verschijnen. Bedoeld misschien om genereus zelf de gaten op lege data te vullen, maar oervervelend als je hangend boven de pot een gedicht moet lezen om de volgende dag te laten beginnen. Officieel te laten beginnen, bedoel ik dan.

Ik ben altijd wel opgelucht dat niet zoveel mensen mijn huis visiteren. Dan zouden ze toch alleen maar zien dat ik kwa tijd er een beetje achteraan loop te hobbelen. (Ik zal ‘t maar niet hebben over de familie-verjaardagskalender; die staat al meer dan een jaar gewoon helemaal stil; doordat iemand op mijn verjaardag zo vrij was geweest enkele bladen van afzonderlijke maanden te bestuderen, is-ie nog wat opgeschoven in de tijd, maar de juiste maand geeft-ie slechts 1 keer in ‘t jaar aan).

Ik zal u alvast een voorproefje geven. Weet men vast wat er ‘t komende jaar gebeuren gaat, of eigenlijk al gebeurd is.
De vraag voor volgend jaar 13 november luidt:

Waarom vergeleek de engelse dichter sir Thomas Overbury (1581-1613) adel met aardappelen?

(Ik zou niet weten wat ik daarmee moet. Gelukkig kan ik stiekem op de achterkant ‘t antwoord bekijken.)

& Nu ik naar ‘t gedicht op 2 oktober dit jaar kijk (ik loop achter, zoals ik al zei): veel te lang om hier zomaar te plaatsten. Net niet te lang om een plas bij te doen. Nou wil dit gedicht toevallig over Dyonisos gaan. Prettig, denk ik, aan die god moet ik me ook maar ‘ns wijden vanavond. Veel te veel sores aan m’n hoofd gehad vandaag. Bij de volgende plas, noodzakelijk waarschijnlijk door ‘t respekt die ik Bachus vanavond getoond heb, zal ik dan ‘ns aandacht aan de 3e oktober besteden (gaat lekker nog steeds over Dyonisos; dat wordt een heerlijke nacht).

Op zich vind ik ‘t wel grappig: de tijd laten verglijden door ‘t verleden te laten passeren. Wellicht dat ‘t passeren van de tijd me beter bijblijft. Wat ik daar dan weer aan heb, weet ik dan ook weer niet.

Ik heb ‘t antwoord op de aardappelkwestie overigens stiekem alvast bekeken. Niet schokkend, ‘t verhaaltje op de achterzijde van de datum, hoewel de man ‘t uiteindelijk met z’n leven heeft moeten bekopen.

Volgend jaar verloopt de tijd vast sneller in Zijperspace.

overblijven

Nou moet ik zeggen dat ‘t geen onaardig uitzicht is. Een tuin waarin een groot gedeelte inmiddels bruin tot lichtelijk zwart ziet, een verdere verrotting tegemoet; nog een restant roze springt eruit van een late roos; voor de rest slechts groengele tot gele bladeren die zich laten wapperen door ‘t ongure weer.
Ik moest opeens bij mezelf bekennen dat 15 minuten onafgebroken er naar kijken misschien een ietwat overdreven was. Ik heb dwarrelende gedachtes, zei iemand laatst tegen me. Zo dwarrelend als wat nu buiten gebeurt, zeker, dacht ik daarnet.

Kijk, weer zo’n vallende wind. Enkele staken die daarnet nog overeind stonden trillen nu bijna verticaal op nog geen 20 cm van de grond. De laatste bladeren aan de struik in de hoek lijken er afgerukt te worden, zich te vermengen met ‘t losse gebladerte in de lucht. M’n tuin ziet er bij dit weer zo troosteloos uit, dat zelfs de vogels zich er niet in wagen. Ze hebben ook bijna geen tak meer om op te zitten. Slechts een enkel overblijfsel van afgelopen lente/zomer steekt nog boven de meter hoogte uit.
Ik moest misschien maar ‘ns een wandeling gaan maken.

Do pakte me bij dit weer vast bij de schouder, gaf een ruk aan m’n trui & met een gebarend vingertje zei ze dat ‘t tijd was om naar de dijk te gaan. Hup, in haar autootje tuften we de wind tegemoet. Naar de plek waar ‘t allemaal vandaan leek te komen.
Bovenop de dijk bij Huisduinen, er stonden altijd wel auto’s op uitkijk, werd ‘t karretje geparkeerd. 1st Acclimatiseren & kijken of we ‘t aandurfden. Nou ja, Do dan. Ik stond al buiten voordat zij ‘t idee had dat ze de zee kon zien. ‘t Kon mij niet ruw genoeg.
Als Do bereid was, de situatie kon overzien & mij dapper genoeg achtte om in te grijpen zogauw zij op de wind wegvloog, stapte ze uit & maakten we een ommetje onderaan de dijk.
Waarbij niets gebeurde. Tot grote verbazing van Do. Er waren slechts 4 voeten die stap voor stap hun 2 lichamen voortduwden. Op de natte dijk, tussen de natte spetters van de zee, & onder aanmoediging van natte vette druppels die als hagelstenen de wangen striemden.

2 Jaar geleden maakte ik een wandeling langs de Gein. Er was gewaarschuwd dat er windstoten van orkaankracht konden plaatsvinden, maar dat bericht was totaal aan mij voorbij gegaan. Om me heen vlogen de takken van de bomen. Om de 100 meter lagen er lange takken over ‘t smalle weggetje. Als er geen takken lagen, was er geen beschutting van bomen die aan de oever stonden & kon ik me met moeite staande houden. De enkele auto’s die mij passeerden konden niet anders dan stapvoets vooruit.
Bij een boerderij kwam er een jongetje van een jaar of 8 naar buiten.
‘Ik moest u van m’n moeder waarschuwen dat er om de hoek een boom over straat ligt. Straks komt de brandweer. Die hebben we net gebeld.’
Ik bedankte de jongen. Wierp een vriendelijke blik naar z’n moeder die lekker warm voor ‘t raam stond. Ik ging verder. Met moeite liep ik om de boom heen. Ook al omdat ‘t leek alsof de wind me met klappen van de weg probeerde te vagen.
De auto’s die ik onderweg tegenkwam attendeerde ik op de verderop gelegen obstakel door met m’n armen een boom te imiteren die omviel. Ze reden meteen wat langzamer. Ik voelde me als ‘t jongetje dat trots was mij gewaarschuwd te hebben. Ik keek ze na zoals hij me daarstraks nakeek.

Dit zijn van die dagen dat ‘t van binnen lijkt alsof er buiten heel wat aan de hand is. De natuur lijkt druk in de weer te zijn met de herinrichting. Alles wordt gesloopt om ruimte te maken voor ‘t ontwerp van volgend jaar. Eigenlijk heeft de natuur daar geen pottenkijkers bij nodig.
Op de kleuterschool mochten we bij dit weer overblijven.

Eigenlijk zou ik naar buiten moeten gaan om te kijken hoe ‘t werkelijk is.

Maar liever leeft men in een illussie in Zijperspace.

toekomst

Ik weet ‘t nu. Daarnet ben ik op ‘t idee gebracht. Zodat ik ‘t weet. Ik kan nu m’n eigen plan trekken. Ik heb geen inspiratie meer nodig. Ik hoef me slechts te wijden aan 1 ding.

Dan zal men echter wel aan mijn eisen moeten voldoen. Of de juiste behuizing voor mijn persoon moeten zien te vinden.
Er moet bier aanwezig zijn; desnoods begin ik zelf een brouwerij. M’n collega’s moeten ieder voor zich een brede verschijning hebben (zodat ik ietwat af kan steken, & m’n snor kan drukken). Men moet open staan voor de moderne media. Liefst nog moderner dan we nu al hebben, zodat ik tijdens de vespers de mogelijkheid heb m’n binnengekomen meel te bestuderen. De rest van de dag verstuur ik ‘t zelf wel. Ik moet in de gelegenheid worden gesteld familie te ontvangen. Ik wil pen & papier tot m’n beschikking hebben. Zodat ik gedichtjes, verhaaltjes op kan tekenen. Die ik dan in ‘t net uitwerk op de comp. Ik moet die comp tenslotte ergens voor gebruiken. Alleen op m’n kamer zal ‘t toegestaan zijn in m’n neus te peuteren. Die kamer moet zo afgesloten zijn dat niemand dat kan zien. Laat staan dat men mijn scheten zal kunnen ruiken. Ik wil rust, geen geluid, de wind die waait, de vogels die fluiten, & ‘t gras dat ruist. Verder ook nog een winter & een lente; die andere 2 slaan we over. Winter met veel sneeuw. Lente met veel groen & een zachte bries. Ik wil een open neus, zodat ik die bries daadwerkelijk kan ruiken. Vooral inlandige. Hoewel dat natuurlijk ook niet nodig is, want gezeten op dat eiland is alles inlandig. Heb ik ‘t al gehad over de boekenplanken, de bieb? Daar wil ik ook moderne boeken hebben. Die zich steeds laten vernieuwen, zoals Jezus de brood- & wijnvoorraden continu kon vernieuwen. Ik wil veel zee kunnen zien. & Kunnen liggen in ‘t zand zonder dat ‘t in m’n haren blijft hangen. Ik wil een kapper die snapt wat ik bedoel, zodat ik geen psych nooit nodig zal hebben nimmer. Ik wil dikke muren die alles afsluiten, muren die trillen van eeuwige duurzaamheid, maar wiens trillng niet hoorbaar is. Hoge torens om alles te overzien. Ook de overkant. & M’n delicatessenleverancier moet ook gelijk maar meekomen. Af & toe moet ik ‘t idee hebben dat er een moord gepleegd is, ver van me vandaan. Soms wil ik ook wel een ruzie, of dat ik ‘t ergens niet mee eens ben. Maar altijd heb ik gelijk. & Achteraf gaan we met z’n allen boerenkool eten met heerlijke hema-worst. Die winkel hebben ze bij ons afgeschaft, maar ze zijn de voorraad worsten vergeten. & Anders zijn er natuurlijk ook de vlaamse friet, met Andalucia, slechts 1 keer per week leverbaar, want de luxe moet niet te gewoon worden. De kinderen krijgen elke dag een winegum van me, & m’n buren drinken gezellig met me mee.

Slechts heel af & toe, als ‘t moment daar is, zeg maar op ‘t hoogtepunt, als je denkt dat zoiets niet kan bestaan, wil ik muziek horen. & Denken dat vroeger alles beter was.

Ik wil de muziek horen wegsterven terwijl ik langzaam wegkwijn.

Ik weet dat er iets vergeten is in de toekomst.

Maar dat geeft niet, dat houdt ‘t spannend voor de lezers in Zijperspace.

Dit ihkv geleverde suggesties nav ‘t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van Kika. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt.

peertjes (de finale)

Nav een enquête van Puck besloot ik me ook maar weer ‘ns te verdiepen in de materie van de peer. Ik liet me zelfs verleiden tot de aanschaf van 3 van zulke xemplaren. Die verlangden echter nog wat geduld van mij, wegens hard.

Da’s niks voor mij: iets aanschaffen & daarvoor geduld betrachten. Ik ben een impulsieve koper; ik schaf iets aan om onmiddellijk te consumeren. Met etenswaren weet ik me nog wel enigszins te beheersen, maar enkele dagen nadat een bepaald produkt mijn domein heeft betreden zal ‘t toch genoten moeten worden. & Die dwangmatigheid ontstaat niet uit de vrees dat ‘t zou kunnen bederven.

Met een werkelijk onvoorstelbaar geacht engelengeduld beoordeelde ik 3 weken later de 1e peer als zacht genoeg.
Bij afwezigheid van m’n moeder.
Dan had ik beter geweten.
Er kwam weliswaar wat vocht los, ‘t droop zelfs gedeeltelijk m’n nek in, maar de materie was dermate hard, dat ik vreesde voor enige ontsteltenis van mijn toch al zo gevoelige darmstelsel.
Ik heb ‘t bij 1 partje gelaten.

1½ Week geleden waagde ik me aan de 2e peer. Inmiddels zagen ze beiden al lichtjes bruin (niet meer dan een gloed van bruin, maakt u zich niet ongerust) & als ik met m’n duim in 1tje drukte bleef m’n vinger erin afgetekend staan. Mocht ik iets vileins met de peer van plan zijn, de politie zou me makkelijk kunnen achterhalen door achtergelaten sporen.
Al snel schoten mij beelden te binnen van rondvliegende perenpartjes, waarvan een enkeling zelfs in de juspan terechtkwam. Hoe stevig m’n moeder de peer ook in bedwang hield, er glipte er altijd wel 1tje door haar vingers.
Dat te binnen schieten gebeurde echter te laat: 1 stuk schoot reeds door ‘t luchtruim rakelings langs m’n oren om uiteindelijk in ‘t kopje thee te belanden. Hoewel ik vanaf dat moment beter kon spreken van kopje. Geen thee.

Ik heb ondanks dit voorval zeker genoten van ‘t vloeiende vocht, de perfekte zachtheid & de heerlijke smaak van de peer.
Ik moest ‘t laatste xemplaar maar ‘ns meenemen richting Puck, besloot ik. Om haar te tonen hoe goddelijk lekker geduld kan zijn. & Om haar mee te laten genieten van de uitvloeisels van een door haar geïnitieerde enquête.

Ergens onderweg, ‘t moet ong ½erwege de reis zijn geweest, besloot ik een kijkje te nemen naar de peer. Controleren of de kwaliteit van deze peer mogelijk de andere kon overtreffen. Inspecteren op soepelheid, handvastheid, ouderdomskreukels, vochtverlies, etc. Een heus voorbeschouwend kwaliteitsonderzoek.

Meer dan een papje peer kon ik niet vinden in m’n rugzak.

Voorlopig laten we Zijperspace niet meer door een peer verlichten.

omlaag

De wc-bril hoort naar beneden. Sterker, niet slechts de bril; ook de klep die afdekt, hoort in zo’n houding te staan. Vraag maar aan m’n moeder. Da’s hygiënischer. Dat hoort zo. Dat stinkt minder. Heeft m’n moeder me toen verteld.

Ik heb ‘t Max div keren proberen duidelijk te maken, maar ‘t wil er niet in. Dat van die bril dan. De klep hebben we nogeneens op m’n werk. Waarvoor dan, vraagt-ie. Da’s hygiënischer. Dat hoort zo. Dat stinkt minder. & ‘t Ziet er voor de dames netter uit. Tenminste: alleen als je ‘t doet nádat je je plas hebt gedaan. Vergeet je die regel, dan veroorzaak je een averechts effekt.

Max wilde er niet aan. Hij kon m’n argumenten niet begrijpen. Hij kon ze stuk voor stuk weerleggen, zo dacht-ie. & Anders vergat-ie ‘t gewoon. De bril weer neer te leggen na gedane arbeid.
Buiten dat: Max gebruikt nogeneens een bril. Thuis hangt-ie gewoon boven de pot. Bril vindt-ie nergens voor nodig. Is onhygiënisch, zegt-ie. Blijven alleen maar dingen aan hangen. Wat voor dingen weet-ie niet. Ze blijven echter wel hangen. Daarom gebruikt-ie geen bril.

Ik ben natuurlijk geïndoctrineerd door m’n moeder. Zij heeft me van kindsbeen aan bijgebracht dat ‘t vies was. Wij dachten toen ook: onzin. Maar ja, je moeder is de baas. Ook al luister je niet. & Uiteindelijk wel na dreigementen dat je anders de wc de hele week zal moeten schoonmaken.

De spetters van mannen op de wc-rand blijven duidelijk zichtbaar staan. Da’s een belangrijk motief om de wc-bril omlaag te houden. Die spetters vangen xtra veel stof op (& andere viezigheden, waarover ik hier niet wil uitwijden), want vochtig. Nog viezer, betekent dat. Ik vind dat de voornaamste reden om de wc-bril omlaag te houden. Een vrouw hoeft niet te zien wat ‘t resultaat ‘s mans bezigheid is. Zo ouderwets ben ik ook wel weer. Dankzij m’n moeder.

Max wilde er niet aan. Ik ken nog wel meer van dat soort mannen. Allemaal op bepaalde leeftijd. Ze zijn ‘t niet gewend de bril omlaag te doen. Te weinig vrouwen in ‘t gezin. Of misschien te veel. Werd ‘t stilzwijgend voor ze schoongemaakt, omdat ‘t bij de vrouwen in ‘t gezin in ‘t oog viel. Vanwege de opstaande bril.

Max werd afgestrafd. Op m’n verjaardag.
‘Wie heeft die bril omhoog laten staan?’ vroeg m’n moeder.
‘Oh, dat zal Max wel weer zijn geweest,’ zei ik.
Max begon meteen ‘t verhaal dat-ie thuis helemaal geen bril gebruikte. Dat-ie dat hygiënischer vond. Blijven alleen maar dingen aan hangen. Wat voor weet-ie niet, maar ze blijven wel hangen. Daarom gebruikte hij geen bril.

Nou, m’n moeder heeft ‘m toegesproken. Nogeneens onder straffe van een week lang schoonmaken. Ze sprak ‘m gewoon toe.
Vrouwen vinden dat gewoon niet lekker, vertelde ze ‘m. Ze was helemaal gewend aan ‘t feit dat ze de enige vrouw was in een gezin met allemaal mannen, maar bij haar thuis mocht ‘t niet meer.
Nee, dat wist ik: dat mocht niet meer. De bril moest omlaag.

Max vindt dat tegenwoordig ook. Alhoewel hij nog steeds geen bril op zijn wc heeft. Vindt-ie onhygiënisch.

Maar de bril staat altijd omlaag in Zijperspace.

Dit stuk is tot stand gekomen dankzij Mijnheer Lijstje, welk verzoek hiertoe geplaatst is bij ‘t stuk drenkeling ipv ‘t normaliter te gebruiken artikel: wachten. Niet getreurd: ‘t is geplaatst; ik heb aan ‘t verzoek voldaan. Tot voller tevredenheid naar ik hoop. Ik wacht op verder commentaar.

verleiding

Vanaf heden zij er dan besloten dat de vrouw mijn kinderen niet voort zal brengen. Enig welke vrouw ook. Noch enig kind. Ze zullen mij niet meer pijnigen met de verleiding. Wederom vrouw noch kind. Dan maar geen nageslacht. ‘t Geslacht der Zijpen van de tak Ton zal uitsterven voordat ‘t besefte dat ‘t begonnen was. (Hoewel ik mij wel zeer bewust was, & zodoende ook nog steeds ben, van mijn bestaan).

Mede daarmee is besloten dat de vrouw niet meer in staat gesteld moet worden met adem of enigszins blazende verplaatsing van de lucht dmv mondtuiting mijn oor te beroeren. & Daarmee de rest van m’n lichaam, wegens golfslagbeweging die deze doet veroorzaken in de opeenvolgende zenuwen & bijbehorende prikkels in de hersens door openstaande synapsen & verdergaande anatomisch bepaalde stuiptrekkingen.
Waarvan ik geen kaas gegeten heb.

Ik zal de rest van mijn dagen doorbrengen in tonen, klanken uit eigen mond, nietsbevroedende klanken, die ik tijdens de dagelijkse, misschien wekelijkse, mocht ik mijn bewegingsvrijheid in die wijze willen indelen, wandelingen, ommegangetjes, tot mij hoor komen. Waarvan ik de neiging zal hebben ze voluit over straat te doen schallen. Kenbaar makend dat ik m’n eigen taal heb, m’n eigen bevolking, m’n eigen gebruiksaanwijzing.

Een vrouw zij daar beter niet in gemoeid.

Haar vreemde lichaam doet rare associaties oproepen van vertes & vlaktes, die niet op die van holland, ‘t vaderland, lijken. Een ongekend spel is dat lichaam, waar men zich uren mee zoet kan houden. Waar vertes verleidingen lijken, & holtes diepe spelonken van geheimenissen. Waar glooiingen uitnodigen tot onverhoeds balanceren, roekeloze pogingen ‘t evenwicht te verliezen & zelfoppofferend gedrag.
Men kan er beter niet vertoeven.

Zeker niet zo’n gestel als 1 afkomstig van Zijperspace.