passeren

6 Boeken van Cesare Pavese bij de Slegte in de ramsch: per stuk slechts € 6,-!. Uit ‘t schap pakte ik 4 delen waarvan ik zeker wist dat ik ze nog niet in m’n boekenkast had staan. De andere boeken die ik reeds in handen had, heb ik maar teruggezet; ze haalden ‘t toch niet bij Pavese.
Ik moest zelfs aan een medewerker vragen of ik ‘t inkijk-xemplaar mocht nemen als dat de laatste was. Onee, nee, hij was nog maar net begonnen met Pavese in de kasten te zetten. Ze stonden nog op ‘t karretje.

Voldaan over de vondst & ‘t feit dat ik er zo vroeg bij was, begaf ik me richting kassa. Terwijl ik door ‘t meisje geholpen werd, vroeg ik me af of ik een opmerking durfde maken. Zij was druk bezig met scannen, kassa bevelen geven, papiertje pakken, boeken erin leggen, plakbandjes plakken, al ‘tgeen een kassa-medewerker in een boekenwinkel doet. Ik was druk bezig met gedachtes die klanten normaliter niet bezigen.

‘Loop jij wel eens door de Paleisstraat?’
Ik durfde ‘t. In de euforie van de vondst van Pavese voor geen geld, had ik genoeg moed blijkbaar in m’n lichaam verzameld om haar de meest onnozele vraag te stellen. Nou ja, wist zij veel dat ik dondersgoed wist dat zij al minstens 2 jaar 2-maal per week heen & weer m’n winkel voorbijging.
Ze keek me vragend aan. Paleisstraat? scheen ze te denken.
‘O, dat is de straat van O’Reilly’s & van Dale?’

Ze had me dus nog nooit zien staan. Noch ín de winkel, naar buiten starend vanachter de kassa, noch er vóór, op mooie dagen, als ik m’n lunch verorberde, zittend op een kratje. Terwijl ik haar wel vaak genoeg had geregistreerd. Niet omdat ze nou een wonderschone verschijning was. Ze moest ‘t meer hebben van de algehele uitstraling. Uitstraling die mij blijkbaar aansprak, want ik zou me niet voor de geest kunnen halen hoe haar vriendinnen er uit zien.

‘Nou, ook van de Bierkoning, want ik zie je daar wel ‘ns voorbij gaan als ik sta te staren door ‘t raam.’
‘Ja, ik studeer daar om de hoek,’ dat had ik ook wel door, ‘dus als we ff niks te doen hebben gaan we koffie drinken bij van Dale of O’Reilly’s.’ & Dan kijkt ze niet wie ze zoal passeert.
‘Zoiets vermoedde ik al,’ zijn m’n laatste woorden. Je moet ‘t nog wel een beetje spannend houden. Hoewel: ik zei d’r ook nog gedag.
Zij lachte breeduit, geheel gecharmeerd van ‘t feit dat ze herkend was. Ze zou niet zo snel meer onoplettend m’n winkel passeren.

Thuis heb ik alle kasten afgezocht naar m’n reeds verworven boeken van Pavese. Ik moest al snel tot de conclusie komen dat ik ze toendertijd waarschijnlijk allemaal van de bieb geleend heb, want slechts ‘Leven als ambacht’ vond ik terug.
Nu staan er nog 2 boeken op me te wachten in de Slegte, maar ik weet niet of ik wel deze zelfde dag nogmaals durf te gaan.

‘t Koopgedrag in Zijperspace laat zich door onnavolgbare aspekten beïnvloeden.

devo

& Geen opmerkingen over 'at your service' nav 't plaatje!

Een stel limburgers zag voor aanvang van ‘t concert hun kennis Leo bovenin de zaal zitten.
‘Leo!’
Leo reageerde niet.
‘Leo!’ maar ditmaal geen limburgs accent.
‘Leo!’ klonk de stem er vlak naast.
‘Hé Leo!’ riep iemand vanaf de andere kant van Carré.
‘Leo!’ ‘LEO.’ ‘Leeeeooooo.’ ‘Leo!’ Leeééejoooo!’
Overal vandaan werd Leo aangeroepen. De hele zaal deed mee. Z’n vrienden doken gehaast weg in de massa.
Ik kon ‘t zelf ook niet laten ff Leo te roepen. Kreeg daarop al snel een por van Lange Ton, die er niet van hield de aandacht te trekken.

Dan was Lange Ton in zijn kledij toch ff op de verkeerde plek, vond ik. Een concert van Devo, waar geheel alternatief Amsterdam op afkwam, & 2 jochies uit Den Helder, waarbij iedereen, op 1 na, de burgerlijke kledij van ribbroek & blokjesblouse & degelijke zwarte schoenen allang al had afgezworen. Alleen de linnen schoudertas was een concessie die Lange Ton naar de moderne tijd had gedaan. Omdat hij daarmee nou 1maal makkelijker z’n platenaankopen kon dragen. & Af & toe er een hengst mee kon geven als ik een te snedige opmerking over hem maakte.

‘t Was een prachtig concert, dat 1e concert van ons in de grote stad. We liepen verdoofd gehaast naar de laatste trein bestemming Den Helder terug. Zelfs toen ik 2 uur later in bed stapte was ik nog verdoofd; ‘t bleef piepen in m’n oren.
M’n 1e concert, m’n 1e gehoorbeschadiging.

Maar we zijn allang niet meer devoot in Zijperspace.

adem

Esther bleef een nachtje bij me slapen. Zeer gezellig. We hadden reeds een gezellige avond achter de rug, maar dat ze bleef slapen maakte ons samenzijn kompleet. Zo’n nacht van niet makkelijk te vergeten.
Bij ‘t ochtendgloren, hoewel die officieel allang verworden was tot middagschijnsel, werden we wakker & kwam ik erachter dat ze uit haar mond stonk.
Dat soort verschijnselen hebben geen positieve invloed op de gevoelens die zich juist op dat moment dienen te ontwikkelen bij mij. Alles werd afgemeten aan de geur die ze verspreidde. & ‘t Werd drastisch beïnvloed door de mate waarin ik haar gezicht durfde te naderen.
Ach, ‘t was in ieder geval gezellig geweest, daar moesten we ‘t maar bij laten.

Een maand later kwam ik Esther weer tegen in de Buurvrouw. Na afloop van ‘t Eurovisie Songfestival. Ze was daar met al haar vrienden. Dat bleken er nogal wat te zijn: een groep vrienden die elk jaar bijeenkwam voor ‘t gezamenlijk in stijl bekijken van ‘t gebeuren. & In stijl betekende met ornamentjes, versiering, frivoliteiten, drank & vooral veel gejoel. & Achteraf doordrinken in de stad. De stad zijnde de Buurvrouw. Ook mijn stamkroeg in die tijd.
Gezeten bovenop ‘t biljart stelde ze me voor aan 1 van haar beste vriendinnen. Vertelde waar ze vandaan kwam, vertelde waar ik vandaan kwam. & Liet ons toen in de steek. Hele avond niet meer gezien. Waardoor ik wel aangewezen was op een gesprek met haar vriendin, die voor de rest niemand kende in Amsterdam.
Gesprekken met mensen die je niet kent kunnen onnoemelijk saai zijn, vooral als je ertoe gedwongen wordt.

& Ik bleef maar denken: ‘Hé, ik was de 1e die dacht dat ‘t niks zou worden. Ook al heb ik dat niet laten merken. Behalve dat die afscheidszoen misschien wat huiverig was. & Ik merkte op dat moment ook niks van enig enthousiasme bij jou. Maar op dat moment wilde ik ‘t nog wel een kans geven, maar niet nogmaals die adem m’n gezicht ingeblazen krijgen. Hé, ik dacht dat ik de 1e was, dus moet je mij niet zo stoer afschepen.’

& Toch zijn we blij dat we normaal kunnen ademhalen in Zijperspace.

rooie (vervolg)

Ze kwam vlak na mij binnen. Ik in m’n vrije tijd & zij blijkbaar ook.
‘Hoi Rob. Hoi Peet. Hoi Piet,’ was mijn binnenkomst. Zij liep rechtstreeks naar de opening van de bar om te vertellen hoeveel flesjes ze wilde hebben. Waarop ik zo snel mogelijk vertrok naar achter om haar vooral niet in de rij wachtenden te hoeven ontmoeten. FF vanuit ‘t voorraadhok achter de bar met m’n collega’s die wel werkten communiceren.

Marien plaatste de door haar bestelde flesjes bier in haar tas, kon ik zodoende zien. Maar 1st schudde hij ze ijverig: ‘Ze zat alweer te zeuren over ‘t schuim.’

Ze bleef langer hangen dan gewoon doordat ze in contact raakte met oud-collega Rob, die toevallig langs was. Ze gingen zelfs gezamenlijk aan een tafel zitten, waarbij Rob bier voor hun beiden haalde.

‘Liefde op ‘t 1e gezicht,’ zei ik voor de grap tegen Marien.
‘Als ze dat maar laten,’ zei Sas, ‘dan kom ik nooit meer bij Rob langs.’
Ze zaten inderdaad net ff te knus tegenover elkaar.
‘Als dat wat wordt,’ ging Sas verder, ‘dan neem ik ontslag.’
Ongemerkt dachten we ‘tzelfde als Sas.
Gelukkig komt Rob niet meer zo vaak langs, bedacht ik er snel achteraan.

We hebben nl ook een boterham nodig, naast bier in Zijperspace.

10e ergernis over ding dat z’n eigen ding doet

Alle vroeg me of ik schreef om dan alles van me af te schrijven.
‘Nee. Ik schrijf. (…) Gewoon.’
Ja, Alle schrijft als hij schrijft van zich af. Alle krijgt blijkbaar ‘t gevoel dat ‘t probleem in z’n hoofd dan minder wordt. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat-ie probeert te schilderen. Dan kan-ie z’n gevoelens uiten.

Niet dat ik er niet in geloof; ‘t zou best kunnen dat ‘t juk van de wereld op m’n schouders lichter wordt, ‘t schrijven therapeutisch werkt. Ik merk ‘t echter niet daadwerkelijk. Dus ga ik er vooralsnog niet vanuit.

De ergernis blijft nl. Ook al maak ik er melding van. ‘t Blijft irritant dat er straaltjes uit de douchekop eigenzinnig in m’n oor spuiten als ik m’n oksels probeer te spoelen. & ‘t Blijft irritant dat je een straaltje denkt recht te hebben gestreken (‘t lijkt te helpen: ff met de vinger over de plek waar dat verminkte straaltje z’n oorsprong heeft), waarna ‘t plots met onverminderde energie rechtstreeks je oog probeert te belagen.

We proberen de wilde waterstromen te reguleren in Zijperspace.

vrijheid

Ik ga proberen weg te gaan. In ieder geval 1 dag plots de deur uit te zijn. Weg van huis, weg uit Amsterdam.

2 Dagen vrijheid overvallen me een beetje. Ieder ander is gewend een weekend te hebben, die over ‘t algemeen bestaat uit 2 vrije dagen achter elkaar. Zoiets gebeurt mij slechts zelden.
& Als ‘t me gebeurt, heb ik de tijd al lang van te voren bestemd. Ik weet dan wat ik ga doen. Nu moet ik plots bedenken wat ik ermee wil; pas afgelopen donderdag werd dat me duidelijk.
Ik weet in ieder geval dat ik mezelf niet wil isoleren in weer dezelfde ruimte. Die smalle ruimte die steeds smaller wordt naarmate ik meer vrije uren heb, op ‘t moment dat ik er niet aan gewend ben.
Ik moet ervaren dat ik vrij heb. 2 Dagen achter elkaar.

Er is echter de angst dat ik morgenvroeg de stap niet aandurf. De ontwaking niet over me heen wil laten komen, ‘s ochtends in bed, zodat ik vroeg de deur uit kan. Om ‘t weekend inderdaad ook ‘t weekend te laten zijn. Daar moet ik nl vroeg in de morgen mee beginnen, anders vliedt ‘t weekend van mij weg.

‘t Begint nu al, die angst voor ‘t durven. ‘t Kost me al moeite ‘t boekje tevoorschijn te halen met de beschrijving van ‘t wandelpad. Een pad waar ik m’n tijd, m’n energie op kan botvieren.
Tuurlijk ben ik niet bang voor regen, voor gemiste paden, leegtes in landschap, zwijgende bomen, rillende bladeren. ‘t Enige waar ik bang voor ben is de stap te maken.

Die grote stap weg uit Zijperspace.
Update: ik ben uiteindelijk een wandeling wezen maken ‘volgens ‘t boekje’, waar ik ‘t eerder over had. Slechts 1 dag; nu nog op naar de volgende.

rooie

We hebben allemaal een hekel aan haar, maar ik nog een beetje meer dan de rest. Eigenlijk moet ik zeggen dat we geen van allen zin hebben om haar te helpen, we gaan ‘r uit de weg. & Ik nog een beetje meer, omdat ik door m’n andere baan de mogelijkheid heb haar nóg 2 dagen in de week te zien. 5 Dagen in de week iemand moeten helpen die je liever niet ziet, omdat ze je niet ligt, is te veel.
Ze heeft ondertussen al de bijnaam ‘de Rooie’, niet alleen om haar rode schoudertas. Vooral door haar rode kop die ze heeft, terwijl ze op haar flesjes bier zit te wachten. De volgende dag heeft ze ze alle 8 alweer op. ‘t Laat zich raden waar ze die rode kop van heeft.

We kunnen er elke keer niet over uit: hoe ze elke keer overal onderuit probeert te komen. Heeft ze weer geld tekort: ‘Mag ik dat misschien morgen bijbetalen?’ Wil ze koud bier dat eigenlijk voor gebruik in ‘t proeflokaal bestemd is; ze krijgt ‘t voor elkaar enkele mee te krijgen. & Achteraf is iedereen heftig verontwaardigd. Hoe heeft dat nou weer kunnen gebeuren?
‘Nee,’ luidt onze botte reaktie tegenwoordig.
Ook al staat ze geduldig te wachten op haar beurt & laat ze desnoods mensen voorgaan, ‘t vergroot slechts onze afkeer van haar. Want dan komt ze weer met haar zijïge stem zeuren om enkele flesjes. & Moet haar weer opnieuw verteld worden wat de prijs van de div soorten bedraagt. & Welk bier welke smaak, welke kleur, welk alcoholpercentage heeft.
Je bent daardoor zowiezo 5 minuten met haar bezig.

Al zou ze dit soort gedragingen niet vertonen, dan nog zou de hekel aan haar verschijning vanzelf ontstaan. Ze roept ‘t op zichzelf af; ‘t ligt aan haar uitstraling, haar houding, haar stem. Zogauw je haar ziet, zie je een onverzorgd huis voor je; stel je je haar lichaamsgeur voor zogauw je in de nabijheid van een meter komt, die gedachte alleen al doet je terugdeinzen; denk je dat ze weer een poging gaat wagen alles zo goedkoop mogelijk te krijgen.

Ik help haar niet meer. Ik ben verdwenen zogauw ik haar aan zie komen, heb opeens wat anders te doen. M’n collega’s accepteren dat, waarschijnlijk omdat ze weten dat ik haar nog wat vaker zie dan de rest. Ze ontzien me, zogezegd.

Tegenwoordig wil ze er ook meteen een biertje uit de tap bij. Die ze dan in een rap tempo achterover slaat.
Vanmiddag begon ze echter te zeuren over dat er te veel schuim op haar bier zat.
‘Kan er misschien wat minder schuim op?’
‘Ik heb ‘m normaal getapt. Iedereen krijgt zoveel schuim,’ antwoordde m’n collega.
‘Ik hou niet van zoveel schuim.’
‘Ik ga niet met een spatel ‘t schuim eraf scheppen. Dit is een goed getapt biertje & zo willen we dat ons bier er uit ziet.’

Ze hield haar mond & dronk haar glas leeg.

‘Een beetje zitten zeuren over teveel schuim,’ vertelde m’n collega na afloop van ‘t werk, ‘nou, ze moet niet zeuren, want toevallig heb ik met alle flesjes die ze kocht in ‘t hok een tijdje staan dansen. Ze zijn heerlijk door elkaar geschud. Kijken of ze thuis dan nog klaagt over schuim op haar bier.’

& Elke keer denken we dat ‘t haar laatste keer was in Zijperspace.

drugs

Alle vertelt over hemzelf & z’n familie.
‘Ik was altijd al ‘t pispaaltje. Zeiden ze dat ‘t nooit wat met mij zou worden. Maar moet je nou kijken. Ik gebruik nog steeds wel methadon, maar ik leid voor de rest nog een redelijk normaal leven. Ik kom tenminste nog buiten. M’n broer & m’n moeder bijna helemaal niet meer. Die kunnen nog nauwelijks voor zichzelf zorgen.

‘M’n broertje, m’n broertje die dronk op 8-jarige leeftijd de fles sterke drank van m’n vader leeg. Dat was gewoon lachen, vond-ie. Ik kon er ook wel om lachen, dus moest ik ook een slokje nemen, zei hij, maar ik verslikte me al bij ‘t 1e slokje. ‘t Brandde verschrikkelijk in m’n keel. Misschien is dat wel m’n redding geweest, want ik durfde daarna niet meer de sterke drank aan te raken. Nog steeds niet trouwens. Terwijl ik wel allerlei soorten drugs m’n lichaam heb ingebracht kan ik niet tegen sterke drank.
M’n broertje wel. Die vertelde dat-ie juist dat brandende gevoel zo lekker vond. Dat vertelde hij op z’n 12e. Moet je nagaan. Toen was ‘t al een gewoonte van ‘m om stiekem slokjes te nemen als m’n ouders er niet waren.
Hij omschreef ‘t alsof-ie dat gevoel van hete sambal lekker vond. Dat besefte ik me pas later. Hij was gewoon verslaafd aan die tinteling in z’n keel. Net als dat je als kind gek bent van een snoepje. Voor hem was ‘t dus een snoepje. ‘t Was ‘m nooit verteld dat ‘t kwaad kon. Dat kwam dan weer doordat m’n moeder altijd al dronk.

‘M’n ouders scholden me uit toen ze er achter kwamen dat ik drugs gebruikte. Alsof alcohol geen drugs was, & zij niet verslaafd waren daaraan. Alsof alcohol geen kwaad kon.
Ik mocht niet meer thuis komen. Wat ik allemaal niet fout gedaan had. Ik was volgens hun niet te vertrouwen.
Nou klopte dat ook wel toendertijd, maar kijk eens hoe ‘t nu met me gaat.
Terwijl er door andere mensen boodschappen gedaan moeten worden voor m’n moeder & m’n broertje. Bijna niemand wil dat nog. Want dat huis dat stinkt, verschrikkelijk. Ze maken er bijna niks schoon. ‘t Enige wat ze doen is drinken & voor de tv hangen. Ze zitten alleen maar opgezwollen te zijn in hun stoelen.
Dat is ook ‘t enige zo’n beetje wat er aan boodschappen gedaan moet worden, maar zeg nou zelf: dat zou jij toch ook niet doen. Alleen maar flessen wijn halen voor een stel dat niet meer ‘t huis uitkomt vanwege die drank.

‘1 Keertje, man, 1 keertje, ‘t was op een feestje van een buurmeisje. Hij wist niet hoe hij normaal met mensen om moest gaan. Hij dacht dat ‘t stoer was als je dronk. Dus hij had een fles sterke drank van de tafel genomen. Terwijl iedereen bier dronk, dronk hij die fles leeg. Gooide ‘m zo achterover. & Weer naar iedereen lachen dat ‘t ‘m niks deed. Hij dacht dat ‘t stoer was. Maar hij zag niet dat mensen dat raar vonden. Hij dacht dat ze bewonderend keken. Dus de volgende fles pakte hij ook. Zo is-ie gewoon doorgegaan; hij had de hele avond een fles sterke drank in z’n handen. Nou ja, de hele avond: na 3 flessen was voor hem ‘t feest afgelopen. Lag-ie buiten voor pampes. Hij had geen normaal woord met anderen gewisseld.

‘Hij was op z’n 15e al hartstikke alcoholist. Z’n lever moet nu wel helemaal kapot zijn. Ik denk ook niet dat ze nog lang leven, die 2. Samen in een woning & ‘t enige wat ze nog kunnen is drinken.
& Dan zaten ze op mij te vloeken.’

Daarna raakten we niet meer zo snel sterke drank aan in Zijperspace.

vinden

De opdracht was zoveel mogelijk plaatjes van muziekinstrumenten, met liefst bijbehorende verhalen, te halen uit kranten & tijdschriften. We moesten dat uitknippen & opplakken in een schrift, een speciaal daarvoor bestemd schrift. & ‘t Zou leuk zijn als we daar ook nog wat bij schreven. Dat we dat schrift dan meenamen naar de muziekles, zodat we er over konden praten. Over de plaatjes & de getoonde instrumenten.
Mijn ervaring met muziek was niet meer dan dat. ‘t Was niet eens droogoefenen; ‘t was slechts ‘t verzamelen van plaatjes & dan praten over die plaatjes. Verder mocht ik ook nog wat noten bekijken, maar niet meer dan dat.

& Toch ging ik enthousiast aan de slag. Vertelde iedereen in de familie dat ik plaatjes nodig had. Plaatjes van muziekinstrumenten. Uit tijdschriften. Ja, kranten mochten ook, maar vooral zoveel mogelijk. Want ik wilde natuurlijk wel laten zien dat ik de grootste verzamelaar van muziekinstrumenten-plaatjes was.

‘t Schrift was niet zo’n probleem. Mijn vader had ze in alle soorten & maten. Moest ik ‘m wel lief aankijken, want niets ging vanzelf, maar toen ik vertelde dat ‘t voor muziekles was, was ‘t schrift binnen. Ik had desnoods een klapper kunnen krijgen, of een schrift op A3-formaat, of een kladblok van gerecycled papier; m’n vader had beschikking over alles.

Maar ach, die plaatjes. ‘t Was dat er tijdens de 1e week van m’n zoektocht een orgel vanwege recente restauratie in ‘t nieuws kwam. Ik geloof een kerkorgel in Alkmaar, of anders Haarlem. Hij was in ieder geval zeer groot.
Had ik alvast m’n 1e duidelijke foto te pakken.
Een maand later volgde pas de 2e. Precies dezelfde foto. Daarna niets meer.

Ik wilde niet meer naar de les. Waarom ik geen praktijk mocht volgen, was m’n vraag aan m’n ouders. Waarom moest ik muziekles als een buitenstaander volgen? Niets dan theorie kreeg ik voorgeschoteld.

Daar moest ik aan denken toen ik ‘t orgel van ‘t Concertgebouw zag. Een orgel minstens zo groot als de orgel die ik als krantenknipsel in m’n schrift had geplakt. & Die leek al immens groot.
Ik had ‘t orgel natuurlijk wel eerder zien staan, maar hij was nog nooit in mijn aanwezigheid bespeeld. Nu raakte iemand de toetsen aan & dat onnoemelijke ding kwam tot leven. Net als de herinnering aan eerdere zoektochten.

Harry gaf een voorbeeld in ‘t engels & vertaalde die meteen in ‘t zweeds. Met diezelfde wonderlijke zinsopbouw.
‘The friend you can rely on.’
‘Vännen man kann lita på.’
Misschien iets anders, ik wil ‘t me eigenlijk niet al te goed herinneren.

Of we 10 soortgelijke zinnen wilden halen uit kranten & tijdschriften. Waarbij we moesten vermelden waar we de zin vandaan hadden. Zinnen die op dezelfde manier waren opgebouwd: met een voorzetsel als afsluiting. Iets wat in de nederlandse taal niet mogelijk was.
Daar was Harry op afgestudeerd. In Zweden, cum laude. Hij had er ‘t meest saaie boekje over geschreven dat er op dat taalgebied bestond.

Ik heb 3 weken lang alle zweedse kranten & tijdschriften die wij studenten Skandinavistiek ter beschikking hadden doorgenomen, hele archieven doorgespit. Een ouderejaars vertelde me dat hij er toendertijd gewoon 7 verzonnen had. Maar ik kon die 1e 3 nogeneens vinden.
Ik kon er slechts 1 vinden.

& Ik besloot dat zweeds een te saaie taal was voor Zijperspace.

colberts

We weten ‘t vaak al van te voren. We hebben er in ieder geval een vermoeden van dat er iets mis zal gaan met zo’n groep. Een vermoeden bestaat dat ze bij sluitingstijd te snel te veel sterk bier gedronken blijken te hebben. ‘t Zou kunnen dat ze ruzie met een reguliere klant krijgen. Of mogelijk worden ze te luidruchtig. Er is altijd wel iets waardoor je aan ‘t eind van de avond niet blij bent geweest dat zo’n groep is langsgeweest.

Er komen gerust wel vaker mannen in pak langs. Er is zelfs een geregeld weerkerende groep die aan ‘t eind van hun vrijdagse werkdag bij ons hun weekend komen inluiden, in werktenue. De tijd dat dit soort mensen met een scheef gezicht werden aangekeken ligt al ver achter ons. Degene die toendertijd schampere opmerkingen maakte, loopt tegenwoordig zelf regelmatig in dergelijke kledij. Stropdas & al, strak tot in de puntjes.
Vanmiddag had-ie zich toevallig thuis verkleed. Dus lachte hij slechts minzaam: zoveel pakken had-ie nog nooit tegelijkertijd in ‘t proeflokaal bijeen gezien.

Ze bleven steeds ‘bier’ bestellen. Ondanks dat ik steevast bleef vragen: ‘Wat voor bier?’ Of voor de variatie: ‘Bedoel je dan Pils?’
Slechts een ½ uur voor vertrek had ik enkelen van de groep zover dat ze ‘t bier bij de naam gingen noemen.
& Men had de neiging om gewoon te roepen wat ze wilden hebben op ‘t moment dat ik voorbij liep, bezig anderen te helpen, waarna ze zich omkeerden & wel zagen of er uiteindelijk iets arriveerde.

De meesten lieten hun colbert aan. Slechts de engelse heren durfden zich ervan te ontdoen. Maar die waren dan ook met meer stijl gekleed, hadden een net wat duurder pak, zo leek ‘t.
Er was er zelfs 1, die onder z’n colbert nog een vestje droeg ook. Als 1 van de weinigen had deze zich bovendien niet in de auto van z’n stropdas ontdaan. Ik kan me nog steeds niet voorstellen dat dat een prettig gevoel is; op dat moment had ik ‘t in m’n t-shirt al warm, terwijl de grote drukte nog lang niet begonnen was.

Als men elkaar ontmoette wisselde men visite-kaartjes uit. De 1 nog mooier & groter dan de ander. Waarbij verteld werd wat de taak was binnen ‘t bedrijf, & geïnformeerd of daar ook nog xtra taken bijkwamen. & Af & toe begroette men elkaar, van: ‘Ha, met jou heb ik bij een eerdere borrel kaartjes zitten uitwisselen.’
De organisator was zelf ook niet anders gewend. Bij de vraag op welke naam ik de rekening moest schrijven, zei hij: ‘Wacht, ik geef je wel ff m’n kaartje.’
‘Nee, joh,’ zei ik, ‘wij doen hier niet aan kaartjes. Ik moet alleen maar je voornaam weten.’
Toch drukte hij z’n kaartje in m’n hand. Ik heb op ‘t bonnetje er ‘Hans VJ’ van gemaakt.

Ik krijg de kriebels als ze me met ‘u’ aanspreken. Dat hoort niet in de horeca. & Zeker niet in een gelegenheid als die waar ik werk.
‘Mag ik nog een biertje van u. & Geeft u er nog maar een cola bij ook.’
‘Ik heb geen cola & ik ben bovendien geen ‘u’. Dus zeg maar ‘je’. Ik zeg nl ook ‘je’ tegen jou.’

Hans VJ had me vooraf € 200,- overhandigd.
1st Had-ie geïnformeerd of-ie met credit-card of pin kon betalen. Nee dus.
Ik had ‘m uitgelegd dat als ze buiten wilden gaan staan er geen bonnetje gemaakt kon worden, tenzij hij van te voren al geld stortte. Grif stopte hij me de 4 biljetten in de hand & bleef vervolgens met de hele groep 2 uur lang binnen staan.

Om ½ 8 vroeg Hans VJ of ik de rekening wilde opmaken. Ik kwam op € 138,20 (‘t kan ook € 138,80 zijn geweest). Ik liet ‘m ‘t totale bonnetje zien & overhandigde ‘t geld dat-ie van de € 200,- had overgehouden.
Of ik er een geschreven bonnetje van kon maken.
Ik liet ‘m zien wat voor bonnetje ‘t zou worden, maar vertelde er wel bij dat ik er een stempel van ons op zou zetten. Daar was Hans VJ tevreden mee.
Maar door al ‘t heen & weer-geloop & ‘t schrijven & ‘t stempelen was ik ‘t kwijt.
‘Sorry, nou ben ik ‘t kwijt. Was ‘t nou € 138,20 of € 138,80?’
‘Weet je wat: maak maar een nieuw bonnetje. & Zet er € 160,- op.’

Zo, da’s een leuke fooi. Ik had helemaal niet verwacht dat die Hans fooi zou geven. Dat verwacht je niet bij dit soort groepen & zeker als personen als deze Hans VJ moet afrekenen. Nee, dit viel me toch reuze mee: meer dan € 21,- fooi! Snel maar ff een nieuw bonnetje schrijven, stempel er op, datum erbij, ach, paraafje er ook maar opgetekend. Dan lijkt ‘t tenminste wat, ook al is ‘t maar de achterkant van een etiket.

‘Alsjeblieft.’
‘Ja, dankjewel.’
Ik bleef nog een moment staan, in de verwachting dat z’n hand, die ‘t bonnetje in z’n binnenzakje opborg, ook wat mee zou nemen op de terugweg. Maar je hoort niet te wachten op fooi. Ook al weet je dat ‘t er aan gaat komen.
Plots besefte ik echter dat ‘t anders zat. & Ben ik maar aan ‘t werk gegaan.

We zouden graag minder aardig willen doen tegen onze medemens in Zijperspace.