Instaspaced (XXX)

Ik krijg al denkbeeldige pijn in m’n liezen als dit me doet herinneren aan m’n zaterdagse werkgever die wel even mee zou dansen & onverhoeds een spreidstandje te dicht op de grond deed, waar we hartelijk om lachten, bucolisch, want drank; & hij verkrampend & gepijnigd kijkend hoewel hij waarschijnlijk niets kon zien dan toegeknepen oogleden van de binnenzij die hij nog minstens 3 weken moest verdragen, maar wij konden dat bucolische niet vergeten, want ‘t was de baas; dan moest je wel lachen, ook al was ‘t pijn, toch?

‘t Is goed voor de zaak zonder spagaten in Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Instaspaced (XXIX)

Niet met voorbedachte rade heb ik me hier een collage gemaakt, tijdens ‘t warrelend & botsend zoeken hoe men op dit uur een hemels licht heeft kunnen ontsteken, terwijl de grote sprintende watertor (waar deze normaliter spint) haastig zich aan dit stilleven in progress probeert te onttrekken, dat de Merians borstel moet missen, de naam ontleend aan Maria Sibylla die hier ten huize in boekvorm boven de rest van papieren natuur uittorent, wel aanwezig, maar niet rap genoeg om aan een still van onrust deel te kunnen nemen.

Sibylla komt bijna aan ‘t plafond van Zijperspace.

(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)

Vijfentwintig

Ik heb 25 jaar bier verkocht vandaag.
Hoewel ‘t laatste jaar vanuit m’n ziektewet.
Ja, een woordspeling, die laatste. Want ik heb niet meer in bed gelegen dan voorgaande 24 jaar.

Ik vroeg aan Paul: ‘Zouden ze nog barmensen nodig hebben hier?’
Waarop hij me verwees naar 1 van de barmensen die op ‘t terras ‘t bier zat te drinken dat ze meestentijds verkocht. Zij nam me mee naar 1 van haar collega’s achter de bar. Die schreef m’n naam & telnr op & de volgende ochtend werd ik gebeld.

‘t Werd op 31-jarige leeftijd m’n 2e sollicitatie-gesprek ooit. Aan de bar, waar men de navolgende jaren mijn aanwezigheid niet over ‘t hoofd kon zien.
De zaak werd al snel beklonken, hoewel ‘t me tegenviel dat er geen bier aan te pas kwam. Dezelfde middag werd de deal nog even extra bekrachtigd door een 2e belletje met de vraag of ik de volgende dag wilde helpen bottelen.
28 Mei 1995 was ‘t die dag dat ik met een romantisch gevoel flesjes bestudeerde om te zien of ze wel goed schoon waren.
Bier! Ik had nooit gedroomd dat m’n droom werkelijkheid zou worden.
Maar 2 weken later had ik wel besloten dat ik nooit van z’n leven zelf bier wilde maken. Die romantiek was er door ‘t stompzinnige schoonmaken wel afgesloopt.

Ik weet ondertussen waar ‘t aan ligt dat ik dit soort momenten wil gedenken. Ik hoop er straks een verhaal op een verstopte plek ergens in Amsterdam voor 5 mensen over te vertellen. Op gepaste afstand, hoor je daar tegenwoordig bij te zeggen.
Maar mijn stem kan dat nog wel aan. Want onbescheiden mag ik wel zeggen dat mijn stem dankzij zijn volume 1 van de bekendste was van drinkend Grootstad. Aan de overkant van de straat schrokken mensen als ze me op de seconde precies luid hoorden verkondigen dat de bar gesloten was.
Van m’n vader geërfd. Hij jaagde huishoudschoolmeisjes daarmee de stuipen op ‘t lijf. Ik maakte bierdrinkers hardhorig & als ze dat al waren nog iets meer.

Op m’n 50e verjaardag afscheid genomen. Na bijna 19 jaar.
Maar ondertussen werkte ik ook alweer 17 jaar bij een bierwinkel (‘Best assorted beerstore in the world’ omschreef ik mijn werkplek op onbescheiden wijze, maar naar waarheid).
2 Banen werden 1. De bedoeling was die winkel met 2 collega’s over te nemen door daar voltijds te gaan werken.
Maar om beurten gaven de collega’s na enige tijd de moed op & vertrokken.
Ik werd uiteindelijk door mezelf gevloerd.

Gister een mailtje ontvangen dat een bedrijf contact met me op gaat nemen. Een ‘mobiliteitsprogramma’ wordt ingezet, ter introductie van ‘t 2e spoor.

Vandaag negeer ik dat maar. Ik ga fietsen langs 5 brouwerijen. Een afscheidstournee.
Bij aanvang van m’n biercarriëre heb ik me niet voor kunnen stellen dat je op de fiets op 1 dag 5 amsterdamse brouwerijen kon bezoeken.
Ergens onderweg komt een speech, voor vijf toehoorders. Een speech die eigenlijk een tekst is die hier ooit is gepubliceerd.
Oorspronkelijk was ‘t plan dit voor een veel groter publiek voor te dragen. De meesten van de beoogde genodigden voor die gelegenheid op 10 april jongstleden zouden ‘t wellicht ietwat absurd hebben gevonden. Corona behoedde hen daarvoor.
Ik geloof dat de 5  die de keuring van voorkeur, nabijheid, beschikbaarheid & toevalligheid hebben doorstaan ‘t vandaag wel enigszins zullen begrijpen.

Op gepaste afstand van Zijperspace.

Cursus Lijfloggen: Deel 3

Associeer!

Het menselijk brein heeft een kader nodig. Van kindsbeen af vergelijkt de mens de ene gebeurtenis met de andere om het te kunnen duiden, waarde te kunnen geven. Het ene moment voelt iets erger dan de andere keer. Of juist minder erg. Of een bepaald gevoel lijkt op een gevoel dat al eerder is doorgemaakt. Net niet hetzelfde, maar het lijkt er op. Waardoor de ervaring in perspectief gezien gaat worden.
Naar gelang de jaren die het doormaakt wordt de belevingswereld van de persoon in kwestie rijker, met meer kleuren geschakeerd. Alles blijkt z’n nuances te hebben, niets toont zich als slechts zwart-wit. Tussen geel en rood blijkt oranje te zitten, tussen blauw en geel groen. Maar om dat te weten te komen moet je je wel eerst beseffen dat blauw, geel en rood bestaan.
Ik wilde laatst een zak belgische friet hebben. Een kleintje, want ik zou een uur later bij iemand gaan eten. Evengoed moest mijn maag een ietwat gevuld worden, anders zou ik de reis naar die persoon toe niet kunnen volbrengen.
Ik bestelde een kleintje patat.
Hadden ze niet. De kleinste die ze hadden was ‘medium’. Zo noemden zij de kleinste maat. En anders werd het een ‘large’ patat.
Dat kan helemaal niet, probeerde ik de heren patatboer uit te leggen. Je kan geen medium verkopen als er daarnaast ook geen kleinere maat bestaat. Medium hoort tussen twee eenheden in te zitten: klein en groot. Als één van beiden niet bestaat, dan bestaat medium ook niet. Ik wilde m’n maag een klein beetje vullen, niet een medium beetje.
Ze keken me met vragende ogen aan. Nooit gehoord van die redenatie.

Deze heren hebben geen kader meegekregen. Geen vergelijkingsmateriaal. Ze weten niet dat ze pas iets kunnen beoordelen als ze weten wat de waarde is van hetgeen ze tot dan toe hebben ervaren. Mocht het zo zijn dat mijn conclusie in deze niet juist is dan kan men in ieder geval vaststellen dat ze geen juist referentiekader hebben: ze weten niet wat groot is en wat kleiner dan groot, of andersom. Ze snappen niet dat een belevingswereld in eerste instantie wordt opgebouwd uit extremen: klein en groot, waarop dan pas de tussenruimte kan worden opgevuld. Zij zijn halverwege begonnen met die ruimte opvullen. Waardoor iets kleins plotseling niet zou mogen bestaan?

Dit als introductie op mijn thema van deze aflevering: het associëren. Om aan te geven dat het één niet zonder het ander kan bestaan. Haal je het één weg, dan bestaat het ander niet meer. Dan stopt de beleving. Dan denkt een mens niet meer na.
Alles wat een mens gebeurt doet hem vergelijken met hetgeen hem eerder is overkomen. Als er een tand getrokken moet worden, komt de herinnering aan de bolle wang na trekking van de verstandskies als vanzelf tevoorschijn; bij eventuele pijn komt de lange wachtende rij bij de apotheker in herinnering, wellicht ook de man die de apothekersassistente schoffeerde, of het benauwde gevoel tijdens de hittegolf, waardoor het een opluchting was je te mogen bevinden in de koele atmosfeer die de airconditioning in de apotheek creëerde.
Een mens staat niet stil, zeker zijn gedachtes niet.
Terwijl ik bezig ben dit te schrijven, zit ik bij tijd en wijle, wachtend op inspiratie voor de volgende zin, voor me uit te staren. Ik leun achterover in mijn stoel, verschuif mijn voeten, en bemerk plotseling dat ik mijn tenen door op en neer bewegen kan laten ‘knakken’. Een lichte tik laat zich horen als ik mijn grote teen op een bepaalde manier van gebogen naar recht strek.
Was er niet een tijd, zo schiet me onmiddellijk te binnen, dat iedereen in mijn omgeving, en dan vooral de jongens, bezig was geluiden te maken die zo eng mogelijk moesten klinken? Vincent kon z’n duim op een bepaalde manier lichtelijk uit de kom trekken, waarbij een geluid veroorzaakt werd dat door merg en been ging. Als hij z’n best deed lukte het hem ook met zijn wijsvinger. Dan zag je bij wijze van spreken z’n botten verschuiven onder de huid. De rillingen liepen over de rug. Vooral doordat het geluid de inbeelding versterkte; de inbeelding van wat zich onderhuids bij Vincent plaatsvond.
Vincent was ‘cool’. Want Vincent kon iets dat je deed huiveren. Waarop iedereen cool wilde zijn. En in die pogingen minstens zo cool te zijn ging men zover dat de leraar er op een gegeven moment genoeg van had en mensen de klas uit stuurde als zij hun vingers lieten knakken. Om die maatregel aan te kondigen trok hij snerpend met zijn nagels over het krijtbord. De leraar was een engerd.

Het één roept het ander op. Een geluid kan mensen doen terugdenken aan iets wat lang geleden heeft plaatsgevonden. Een geur doet dat nog sterker; in veel mindere mate gebeurt dat met de smaak van iets (heeft te maken met waar de verschillende hersenfuncties zich ten opzichte van elkaar bevinden).
Waarmee ik maar bedoel te zeggen dat geen enkele gebeurtenis op zichzelf staat. Men heeft al iets eerder meegemaakt, en dat verleden tekent, of kleurt zogezegd, de belevenis van dat moment. Men anticipeert door díe eerdere gebeurtenis op hetgeen men later meemaakt, men motiveert daarmee zijn verder handelen. En de mate waarin dat handelen afwijkt van het handelen van anderen in een soortgelijke situatie tekent het karakter van de persoon. Het laat zien wie men is.
Als men schrijft over wie men zelf is, schrijft over hetgeen men beleeft, dan kan men zijn eigen stempel op die schrijfsels, de ogenschijnlijk voor derden niet ter zake doende belevenisjes, accentueren door te refereren naar iets dat eerder heeft plaatsgevonden.
Laat zien waar je aan moet denken, geef het beschrevene meer kleur, meer diepte, door te putten uit hetgeen dat jou tot dat moment gevormd heeft. Maak het geschrevene minder plat, minder ééndimensionaal, en laat het tot leven komen door er iets bij te halen dat het in perspectief zet. Je gaat er zelf meer van leven.
Huiswerk: Stoot je grote teen tegen een uitstekende tafelpoot en wordt je bewust van de herinneringen die de pijn oproept. Pijn werkt erg associatief. Poog die associaties de komende maand in je lijflog te verwerken.

(Deel 2 van de Cursus Lijfloggen die ik voor ‘t weblogmagazine about:blank geschreven heb, is niet terug te  vinden. ‘t Zou goed kunnen dat die nooit bestaan heeft. Afl 0 staat hier; ‘t zou goed kunnen dat ik die als Afl 1 ben gaan zien, Afl 1 als Afl 2, waardoor bovenstaande Afl 3 werd. De gehele Cursus Lijfloggen bestaat uit 50 afleveringen, die ik door ‘t verwijderen van ‘t archief verloren had gewaand. De komende tijd zal ik de rest van ‘t materiaal gaan publiceren. Alle 50 afleveringen heb ik nl inmiddels teruggevonden. Op Afl 2 dus na…)

Tijdsmeting

Ik had de opdracht over ‘t hoofd gezien. Dat is de onschuldige verklaring.
Eigenlijk had ik alle toegestuurde teksten genegeerd tot de deadline kwam, maar die eerdere verklaring is gemakkelijker & voorkomt een te uitgebreide uitleg. Een mens moet ook rekening houden met hoe iets aankomt bij de toehoorder.
& Omdat ik zo laat was heb ik snel simpele testjes verzonnen.

Ik keek naar rechtsonder m’n beeldscherm om te zien in welke minuut ik leefde, noteerde dat ik dacht 10 min over m’n boterham te moeten doen & zoefde richting keuken.
Zoeven is natuurlijk overdreven, maar de snelheid waarmee ik ‘t deed was evenzo. Onderweg bijv vergat ik zowaar bijv m’n pillen noch m’n snijplank & in andermans ogen div onnodigheden die voor mij essentieel waren in ‘t ritueel.

Ik legde later uit, in een bijzin, dat een boterham bereiden (vroeger noemde ik dat smeren, maar de handeling dekte de lading niet meer &, met m’n neiging naar waarheid te spreken, om ellenlange verhalen te willen voorkomen, mbv een uitweiding bijv, had ik een snel zogenaamd synoniem gevonden) nogal lang tijd kost bij mij.
‘t Volgend stuk heb ik bij de bespreking van de opdracht dus maar overgeslagen. De lezer is nu slachtoffer van m’n neiging tot volledigheid.

1st Moeten alle spullen te voorschijn. De ingrediënten, bedoel ik dan.
Ze passen bijna niet op ‘t aanrecht, dat stomme druiprek moet altijd nog een van tevoren onmogelijk gewaande cm wijken, maar stapelen helpt. Liefst in de juiste volgorde, zodat ‘t laatste onderop staat; de rest alweer in de koelkast als dat uiteindelijk aan de beurt is.
Dan komt laag voor laag aan bod. Waarbij onderscheid gemaakt dient te worden voor ‘t stukje brood voor zodadelijk & dat-wat-op-moet-voor-de-avondmaaltijd.
Als men ooit heeft gezien wat m’n broodje zo ong bevat, begrijpt men mijn inschatting beter.
M’n ex noemde m’n broodjes ‘taartjes’. Die aanhalingstekens betekenen dat ik ‘t haar hoor zeggen. ‘t Woord dekt tevens de lading van m’n broodjes.

‘& ‘t Bleek inderdaad 10 min te duren…’
Waarbij ik verzweeg dat ‘t eigenlijk 11 min waren geweest. Maar ik mocht van mezelf ‘t heen & weer lopen plus ‘t checken van de klok aftrekken. Ik was immers de enig mogelijke scheidsrechter langs de zijlijn, ook al stond ik tegelijkertijd in de arena.
‘…dus dat heb ik goed ingeschat.’

Een mailtje versturen kostte me 8 min minder dan tevoren geraamd. Ik geloof dat als ik ze vraag of ze dat onthouden hebben… Nee, dat hoef ik niet te vragen.
Die boterham, daar hebben ze vast een beeld van. Ik heb dat lange verhaal niet nodig.

Herkauwen wordt zeer gewaardeerd in Zijperspace.

Weblogmeeting 3.0

We zouden samen komen. Zoals toen, vroeger, zoals altijd zo leek ‘t, want onze herinnering had veel vervormd: in ‘t Vondelpark, Amsterdam.
Maar terwijl we met onze eigen onbenulligheden bezig waren, daar zijn niet alleen bloggers goed in, zo’n beetje elk mens, maar god heeft de blogger geschapen om onbenulligheden zichtbaarder te maken & dat voor anderen te laten stralen, werden we ingehaald door wat ondertussen geschiedenis is.

Je vraagt je dan af hoe ‘t zou zijn geweest als de crisis een oorlog was, of 1tje in wording, of een ramp, een evacuatie wellicht. Zouden we dan nog wel verslag blijven geven, in ‘t openbaar, met een instant verbinding naar andermans beeldscherm, van hoe ons leven doorgang vindt?

Nu was ‘t een ziekte met een serieus te nemen verspreidingsfactor & een bedreigend hoog percentage slachtoffers.
De deur ging op slot. Denkbeeldige rantsoenering begon, hamstering volgde. Dichtbij elkander werd een verleden tijd, tenzij familie, aanraking slechts voor ouders & kinderen, doctoren & andere verplegenden. Met steeds ‘t risico ziekte & dood dreigend op de achtergrond.

In die atmosfeer was bloggen nog wel mogelijk. ‘t Onbenullige, dagelijkse, kleine, dat kreeg opeens veel grotere proporties. Met je neus bovenop iets zitten doet ‘t groeien, daar heb je geen vergrootglas voor nodig: ‘t constant er naar moeten kijken zorgt al voor maximalisatie van ‘t pietepeuterige. & Als iets groter wordt ervaren is er over schrijven gemakkelijk.
De lijflog herboren.

We zouden meeten. Elkaar ontmoeten, voor hen die de blogtaal niet machtig zijn.
Opnieuw meeten. Er stond ergens in een boek, Bloghelden van Frank, wanneer we dat voor ‘t laatst hadden gedaan.
Oproepen werden geplaatst, Datumprikker ingevuld, favoriete datums werden zichtbaar.
Maar toen we de meest favoriete hadden bereikt was die datum vergeten & vervangen, verdrongen door zaken die belangrijker waren, waaronder de intelligente opsluiting die inmiddels gemeengoed was geworden. Social distancing was er ook, een vertaling om de afstand nog wat groter te maken. Of eigenlijk de ontwijking van vertaling hoewel die bestond, met een subtiele dwang tot gevolg, zodat die afstand kon worden gevoeld.

We zijn gister uiteindelijk gaan meeten, middels ‘t hulpje Zoom. Een clubje van 4.
De deuren waren inmiddels op een kier. Er mocht alweer legaal buiten geleefd worden. Borrels genoten. Natuur beleefd.
Maar ondanks dat, wellicht ook door ‘t slechte weer, haalden we ‘t getal van vier.

Zo’n getal lijkt onbelangrijk, want niet groot genoeg waar 30, misschien wel 50 er niet waren om ook te ontmoeten. Maar ‘t deed me wat meer beseffen waar we mee bezig waren, al die tijd.
We schreven een document van onze tijd, uitgespreid over een kleurig tapijt van weblogs van divers allooi, teint, smaak, doel. We schreeuwden, fluisterden, proefden van iets & maakten dat kenbaar door ons privé-kanaal naar openbaar.

Zojuist, terwijl ik schrijf, gooit Nico van 1-hoog een gieter om. Een korte stortvloed golft, spettert, druipt uiteindelijk naar beneden.
‘Emmertje omgevallen?’ roep ik door de keukendeur naar boven.
Hij legt uit, excuses & even bang voor schade. Ach joh, kan gebeuren.
Zo maken we contact. Zien we weer dat we leven. Een onverwachte beweging doet dat gebeuren.

Maar soms wil je groter zijn dan dat je bent. Daarvoor is er dat weblog, een venster van een kleine wereld de grote in. & Dan merk je soms dat mensen zien dat je leeft. Dat ‘t waarde heeft dat er geschreven wordt. Een verslag van alles, ook al lijkt ‘t soms niets. Waar ‘t onbelangrijke weer belangrijk wordt, er wordt immers geleefd.

& Bijna niets, dat is Zijperspace, bijna.

Cursus Lijfloggen: Deel 1

Overdrijf!

Net als de kinderen op de kleuterschool. En dan doel ik op de kinderen die altijd overdreven netjes in hun stoel gingen zitten. De meest brave kinderen van de klas, zo leek het toen we tezamen met hun de schoolbanken bevolkten. Zij kregen altijd als eerste de beurt, mochten het bord schoonmaken, kregen de meeste & leukste complimentjes, hoefden niet in de rij te staan voor hun bekertje melk, en dat allemaal alleen maar omdat ze zo fantastisch overtuigend de armen over elkaar konden vouwen, hun mond een strakke horizontale lijn vormend van samengeknepen lippen.

De juf had heus wel door dat die kinderen bijna van hun stoel afvielen van ijver, van het dwepend tonen van hun gehoorzaamheid aan de leidster, maar het verhaal van die gehoorzaamheid, zo moest de juf waarschijnlijk concluderen, van het zich willen voegen naar de wensen van de autoriteit voor de klas werd nu eenmaal duidelijker afgebeeld door zo’n zogenaamd overijverig kind. Het stille, gedweeë kind in het hoekje van het leslokaal werd voor even vergeten en bleef zwijgzaam voor de rest van z’n leven.

Er is geen extra vraag nodig bij het overdreven gedrag van het jochie vooraan. Geen extra uitleg. Alles wordt getoond. En nog iets meer zelfs.

Een mens maakt zich vaak drukker om z’n lichaam dan men van de buitenkant kan zien. Hij wordt er immers dag in dag uit mee geconfronteerd. Met alle kleine nuances, rimpels, kreuken, beschadigingen. Een pleister is over het algemeen afdoende om een bepaald euvel te verhelpen, om geen noemenswaardige last van een sneetje, splinter of loszittend velletje te hebben. Soms hoef je helemaal niets aan een wonde te doen om ervan af te komen. Zit het niet in de weg. Slijt het vanzelf wel.

Maar vanuit die wetenschap heb je geen verhaal. Er moet wel iets mee te delen zijn aan het publiek dat zit te smachten op de volgende belangrijke gebeurtenis in jouw leven. Wij lijfloggers leven een openbaar leven, iedereen heeft toegang tot hetgeen wij meedelen. Laat ze er dan ook van genieten als er een moment even niets gebeurt. Of in ieder geval niets noemenswaardigs.

Men dient de noemenswaardigheid zelf te creëren. Al of niet op waarheid gebaseerd.

Momenteel gaat het vrij goed met mijn lichaam. Geen centje pijn nergens.
Behalve aan mijn middelvinger.

Er is altijd een ‘behalve’, altijd een ‘maar’. Als je maar leert voelen wat er met je lijf aan de hand is. Daar heb je geen fysiotherapeut, masseur, of mensendieck voor nodig. Inspiratie haal je desnoods uit je kleine linkerteen.

Aangezien ik in de grote stad woon, waar het verkeer, waar de rode stoplichten en de nimmer aflatende haast die vooral te negeren, mij regelmatig nopen tot het gebruik van die middelvinger omdat de taxichauffeur nu eenmaal ongeveer dezelfde motivatie hanteert om zo snel mogelijk door de stad vooruit te komen als de fietser, maar dan met een groter omhulsel om zich heen; aangezien mijn middelvinger een onmisbaar hulpmiddel is in deze stadsjungle, heb ik besloten vooral niet te veel achter de computer te zitten. Muis moet genegeerd. En het veelvuldig gebruik van het toetsenbord draagt helaas ook nog steeds toe aan het pijnlijk gevoel dat ervoor zorgt dat ik ‘m niet kan opheffen.

Overleven in de stad verdient de voorkeur, schrijven kan altijd later nog wel.

Ziedaar een verhaal. Wellicht een ietwat korter dan men van mij gewend is. Maar dit dient slechts om te illustreren dat het verhaal zich als vanzelf vormt. Als men maar durft te associëren, er dingen bijhaalt die niet vanzelfsprekend zijn, die net even wat langer de aandacht van de lezer vasthouden. Niet alles dat je op het internet achterlaat hoeft volledig naar waarheid te zijn. Men mag de waarheid best verfraaien. Of naar z’n hand zetten.

Eigenlijk wordt de waarheid reeds geweld aangedaan zogauw je een letter op papier zet, of er eentje aanslaat op ’t toetsenbord. Je wordt altijd gedwongen keuzes te maken in hoe je een verhaal vertelt; jouw selectie van die grote hoeveelheid waarheid is daardoor bij voorbaat subjectief. Jouw beeld, niet die van degene die naast jou staat. Die voelt ’t leven altijd net even anders aan. Waarom zou je dan niet een stapje verder mogen gaan door het verhaal wat extra opsmuk mee te geven? Een taart wordt tenslotte ook aangekleed met krullen en tierelantijnen om het er nog smakelijker uit te laten zien.

Dus maak van je teen iets meer dan een teen, ook al is ’t slechts je kleine linkerteen.

Huiswerk: Doe verslag van de belevenissen van je kleine rechterteen op de dag dat je dit eerste deel van de cursus lijfloggen hebt gelezen.

(Deel 0 staat hier, als introductie op wat ik 50 afleveringen lang heb volgehouden te schrijven voor ‘t weblogmagazine about:blank, maar verloren was gewaand. De komende tijd zal ik dat materiaal dat nog beschikbaar is alsnog hier gaan publiceren.)

Huishandleiding

Stel nou, bedacht ik, dat ik iemand moet uitleggen die niet per se op m’n huis moet passen, wel op m’n spullen moet letten, hoe alle dingen werken hier. Dat een persoon alle functies, die ik zelf hier in dit kleine rijk dat mijn woning heet onderhand uitentreuren beheers, over moet nemen, zeg maar dat iemand mijn persoon tijdelijk over moet nemen & dat op zo’n manier ‘t beste kan doen dat de logica, de ongemakkelijkheden, de reden waarom; ieder aspect van mijn leven hier kortom moet begrijpen om in de tijd van ‘overname’ te snappen dat dit ‘t beste zo gedaan kan worden.

Ik weet ook niet waarom ik ‘t bedacht. ‘t Kwam eigenlijk door de ongemakkelijkheid bij ‘t idee dat iemand zou vragen of ik misschien tijdelijk onderdak voor hem/haar heb. Niet dat ik zoiets iemand niet gun; nee, ‘t is eerder andersom. Hoe de dingen zo zijn gekomen zoals ze nu zijn & zodoende ‘t best behandeld kunnen worden zonder daarvoor een schriftelijke uitleg te hoeven lezen kan ik zelf heel gemakkelijk duiden. Sterker nog, bedacht ik ook, ‘t zou nog best kunnen dat ik ze niet eens onder woorden kan brengen.

Laat ik eens beginnen, gewoon als poging, met wat spullen die hier rond mijn beeldscherm & toetsenbord staan.

1. M’n Chrome Book, die ik voor ‘t gemak verder m’n laptop zal gaan noemen, staat rechts naast ‘t beeldscherm omdat dit de handigste plek is voor als ik m’n pc niet te veel wil belasten. Die crasht nogal eens. Hij lijkt daar onhandig te staan, bovenop 2 boeken, die weer bovenop m’n scanner staan. Zodoende staat-ie precies op ooghoogte. De boeken moeten ooit terug naar de Naturalisbieb, maar ik moet nog heel veel lezen over insecten in bossen, waar ze over handelen. Daar wil ik meer van weten, me in specialiseren. Maar aangezien ik veel te veel boeken om me heen heb die ik ook nog nader moet bestuderen, of gewoon wil lezen, kom ik er niet aan toe. Ze staan daar om me er aan te herinneren dat ‘t binnenkort toch echt moet gebeuren. ‘t 3e Geleende boek over ‘tzelfde onderwerp staat daarom tegen de rugleuning van de bank, zodat ik die, op elk moment dat ik me los heb weten te weken van ‘t beeldscherm & in leeshouding wil liggen, kan pakken. Die staat daar net zo lang als de andere 2 hier onder de laptop liggen.
M’n scanner gebruik ik voorlopig niet. Ik heb er een tijd geleden een blad van een boom in gescand, zodat ik een duidelijk plaatje had, met een fijne definitie dus veel detail, van een mijn die in dat blad zat. Vervolgens heb ik dat blad 2 maanden daar laten liggen. Toen ik de klep optilde voelde ik daar een week, traag drogend beetje vocht verspreid over de glasplaat liggen, die bij de geplande scan een bruinige waas aan de randen opleverde.
Sindsdien gebruik ik ‘m niet meer, want ik weet niet hoe ik dat probleem op moet lossen.

2. Laten we even naar de rechterzijde gaan van waar ik zit.
Die kant wordt over ‘t algemeen gebruikt om spullen neer te leggen die ik tijdelijk nodig heb, niet meer nodig heb, straks misschien wel weer nodig heb, tot ik een moment heb gevonden dat ze daar lang genoeg hebben gestaan.
Van de week is daar paracetamol terechtgekomen. 1 Pil was genoeg om de verpakking deze tijdelijke plek te bezorgen.
De spierbalsem staat daar alweer 2 weken. Ik dacht m’n muiselleboog daar wel mee te kunnen behandelen. Geen resultaat. Maar ik heb ‘m daar laten staan omdat ik van plan was op de tuin spullen op te ruimen. Daar zou ik vast spierpijn aan over houden, dacht ik. Is niet gebeurd. Nu nog de beslissing nemen ‘t in de medicijnkast in de keuken neer te leggen.
De bonnen liggen daar omdat ik nog een Tikkie moet vesturen voor de sojamelk, die in de persoonlijke bonus waren voor mij, die ik voor Tineke heb gekocht. Ik hou niet van financiën. ‘t Ligt daar tot ik daar wel van hou of mijn geld binnenkort dreigt op te raken.
Een pakje zaad is een overblijfsel van al ‘t zaadgoed dat Tineke & ik voor de volkstuin hadden verzameld. Alle gegevens van die zaadzakjes heb ik in een Excelsheet verzameld, heel overzichtelijk, maar dit doosje bevat een zaai-mengsel, waar waarschijnlijk de houdbaarheidsdatum van is verstreken. Bovendien twijfel ik of dit wel een inheems mengsel is zonder cultivars. Maar om ‘t dan rücksichtslos weg te gooien…
Oh, die kussen, dat is een zogeheten ‘bookseat’ die ik een tijd lang gebruikt heb om teksten uit boeken over te typen die handelden over de wisselwerking tussen bomen & andere organismen. Lezen & al typend iets archiveren is een hobby van me waar ik veel van leer. Maar helaas geen tijd voor vind.

3. ‘t Beeldscherm zelf is m’n oude televisie. Zeer modern was dat: ik kon, ‘t lijkt inmiddels een eeuwigheid geleden, bij ‘t afschaffen van tv m’n oude pc-scherm 2 x zo groot maken door ‘m te vervangen door deze, inmiddels ouderwetse, breedbeeld.
‘t Oude beeldscherm staat er achter gekneld. Ik heb ooit bedacht dat die ooit nieuw leven ingeblazen zou worden als ik daar een roterend beeldbehang van ingescande schilderijen van zou maken. Dat mijn ooit te kopen supersnelle computer de mogelijkheid zou hebben 2 beeldschermen tegelijk te bedienen.
Bovenop m’n beeldscherm staat een camera. Ook prehistorisch. Gebruikte ik vroeger nog wel eens voor Skype. Dat was nieuw, deugde nog niet, of in ieder geval niet altijd, dus de fascinatie voor, tijdens een gesprek, bewegende beelden van bekenden aan de andere kant van ‘t internet is in dit relatieve tijdsbestek bijna net zo lang alweer weggeëbd.
Ik gebruik nu m’n laptop met ingebouwde camera voor die spaarzame, maar sinds kort noodzakelijke, verre-afstandsbijeenkomsten.

Daar gaat er nu 1 van aankomen, bedenk ik me nu. Terwijl ik me tegelijkertijd besef dat er allerlei zaken om me heen staan die anderen helemaal niet hoeven zien. Dat vergt nog veel langere verhalen, die mensen zonder vaagheden, er-omheen-draaien, aanwezigheid ontkennen & nog wat guerilla-tacktieken om nieuwsgierigheid van de straks aanwezige voyeurs te onderdrukken, zullen kunnen begrijpen.

‘t Doek wordt voor even gesloten in Zijperspace.

Toetsen

Ik heb ‘t vast al eerder gehad over dat ik ‘t niet kan laten te schrijven.
Hier.
Onder ‘t alziend oog van menigte die voorbij kan komen & mij in m’n naaktheid toeren uit kan zien halen met m’n toetsenbord, dat ze denken, nou, als hij zo verder gaat, dan zijn die letters zo versleten.
Klopt! Ze zijn in ieder geval onderweg geleidelijk onderweg meer & meer op m’n vingers te zitten (waste ik niet mijn handen bij regelmaat) dan op de toets die bij hun hoort.

Ooit heeft iemand m’n teksten door een online tool gehaald, die toentertijd massaal de markt opkwamen om blogs & andere sites mee op te sieren, want onzinnige weetjes over jezelf of anderen, dat kan tenslotte leuk zijn voor de gemakkelijk te verleiden toevallige passant. Aankleding van je blog zonder toegevoegde inhoud eigenlijk.
Deze tool plaatste de inhoud van je site geabstraheerd in een wolk (later ging dat ‘tagcloud’ heten) van veel gebruikte woorden. Des te groter & centraler ‘t woord in je wolk verscheen des te belangrijker deze was in de teksten die je produceerde.
Je gebruikte dergelijke woorden gewoon bovengemiddeld veel.

Mijn weblog, een lijflog, zoals ik dat zelf noemde (& anderen met mij), waar alles gaat over ‘t dagelijks leven van degeen die ‘t blog beheert, werd een wolk dat als groot & allesbepalend hart ‘t woord ‘IK’ centraal stelde.
Daar werd nog een grapje bij gemaakt dat mij niet zo beviel.
Nog jaren moeite gehad die persoon opnieuw weer aardig dan wel grappig of iets anderszins te vinden.

Ik moet toegeven dat de ‘K’ een schilfertje heeft verloren. Maar dat is lang niet zo erg als de ‘E’ die z’n bovenste horizontale streepje inmiddels heeft verloren, of de ‘S’, wiens slang die ‘t personifieert onthoofd moet zien. ‘t Meest gehavend is de ‘D’ er aan toe, die onzichtbaar tussen de woorden & zinnen van m’n toetsenbord richting beeldscherm glipt.
‘t Is maar goed dat Scheidegger mij heeft geblindeerd bij zijn lessen sneltypen. Ik hoef de gemankeerde letters niet constant in hun traag vorderende weg naar vervaging te aanschouwen daardoor.

Ik heb even gecontroleerd, een tel mijn vingers opgetild, & heb kunnen constateren dat ‘IK’ zich nog steeds glorieus onder de rechtermiddelvinger bevindt (ja, deze ‘t’ als vervoeging klopt in deze)(overigens een grappige constatering: links middelvingerbelangrijk is DE, z’n rechts slijtgevaarlijke broeder is IK, maar dan van boven naar beneden gelezen). Daarbij moet ik voor de ‘I’ een wipje omhoog maken & kan die dus doorgaans vrij ademen, terwijl de ‘K’ gevangen zit zolang er geen beweging zit behalve als zijn aanwezigheid op ‘t toetsenbord nodig is.

Ik heb via Marktplaats enkele maanden geleden een nieuwe deze kant op laten komen. ‘t Was een koopje, zeker als ik ‘t vergeleek met de andere aanbieders van de Microsoft “Natural” Ergonomic Keyboard v1.0.
Ik heb nog geen behoefte aan een nieuw toetsendom. Al bestaat de ‘D’ al een tijdje schijnbaar niet meer, ik weet ‘m vrij regelmatig te verzoeken zijn essentiële daad voor mijn Ik-heid te verrichten: mijn drang mijn talig bestaan voort te zetten zolang mijn vingers mij dienen alsook die olijk klapperende toetsen die ‘t stomme geluid uit m’n hoofd met hun tikkend ritmiek tot een mogelijk stilzwijgend verhaal in elders hoofd kan vormen.

‘t Maakt een waarlijk lawaai, de & ik in Zijperspace met elkaar als je ‘t allemaal bij elkaar optelt.

Instaspaced (XXVIII)

Ik vind dit wel als des sprookjes, verteld middels Technicolor, als John Ford in staat was geweest andere natuur te filmen dan zijn Monument Valley, waar ik aan voorbij wil gaan, hoewel zeer gewaardeerd, omdat je niet van zand alleen kan leven, maar schijnbare leegte wel; ik draai een knop om, elke dag opnieuw & zet de mensen uit, geen widescreen meer, maar naarmate vaker wordt wat ik nog om me heen zie meer des Fords, maar dan vooral de spaarzame oases.

& Dan m’n donkerbruine stem van weleer die ooit schallend door de bibliotheek van Zijperspace klonk & elk boek sloot.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)