patrijs

Langzamerhand verdwijnen de spullen uit het huis van m’n ouders. Stukje bij beetje. M’n moeder moedigt m’n vader aan afstand te nemen tot allerhande kleinood. Er wordt toch niets meer mee gedaan door hem, zo luidt haar argument. & Geleidelijk aan begint m’n vader ‘t uit zichzelf weg te geven. Met trage moeite.

1st Moesten de kinderen de deur uit. Vervolgens de stripboeken. Dat gaf wat minder ongemak bij een verhuizing naar kleiner onderkomen. Daarna volgden de verzamelingen, de spoorbaan, ‘t achtergebleven goed van de kinderen, wat meubeltjes; geleidelijk aan werd ‘t huis wat leger, de verhuizing minder moeilijk. Hoewel m’n vader waarde bleef hechten aan spullen uit vervlogen tijden.

Ik krijg zo af & toe wat wandelboekjes in m’n hand gedrukt. ‘t Euregiopad, wandelroute van Emmen naar Den Broam bij Buurse; de Eilandspoldergids; Graaf Floris V-pad, Diemen-Schoonhoven.
‘t Kostte m’n vader vroeger moeite dit soort boekjes uit te lenen. ‘t Mocht niet beschadigd terugkomen, of een nieuw exemplaar ervoor in de plaats. & ‘t Mocht zeker niet te lang duren. Niet op straffe van, maar wel met een aangepraat schuldgevoel.

‘t Is eigenlijk nog maar een paar jaar geleden dat m’n vader regelmatig er in z’n 1tje op uit ging. Met z’n 60+-kaart nam-ie zo vroeg mogelijk de trein, om ergens in ‘t land een dag lang te gaan wandelen. Dan kwam-ie net op tijd terug voor ‘t avondeten. Met weer een etappe van 1 van de wandelroutes achter de rug.

Altijd in z’n 1tje. Wandelen was niet de favoriete hobby van m’n moeder. De kinderen waren ‘t huis uit. & Geen van hen had belangstelling genoeg om een dag uit te sparen voor een wandeling met m’n vader. De gedachte kwam in ieder geval bij niemand op.

De laatste jaren wandel ik zelf graag. Ik wandel met dezelfde boekjes waar m’n vader z’n tochten mee maakte. Hij had ‘t zich vroeger waarschijnlijk niet voor kunnen stellen dat juist ik degene zou zijn die z’n sporen zou volgen. Misschien dat-ie daarom de laatste tijd stiekem naar boven schuifelt, z’n serie boekjes doorspit & bij mijn vertrek er een paar in m’n hand duwt.
Ik kan ‘m natuurlijk niet vertellen dat de boekjes eigenlijk al sterk verouderd zijn. Ik neem ze mee, om misschien later eens te kijken hoe mijn vader ooit op de kaartjes heeft getuurd.

Ik bedacht me laatst dat-ie nog opgezette vogels op zolder heeft staan. Vroeg zachtjes aan m’n moeder of-ie daar nog iets mee van plan was.
Oh, hij zat zich laatst al af te vragen hoe hij ze weg moest doen, vertelde m’n moeder. Hè, Niek?
Op dat moment had m’n vader er echter moeite mee. De opgezette vogels.
Hij had een hele verzameling. Nog groter dan tegenwoordig op de plank boven de zoldertrap staat. Verzameld in een tijd dat er speciale toestemming gevraagd moest worden om vogels op te laten zetten.
Ik kon zien waar m’n vader allemaal aan dacht. Maar waar-ie niet de woorden meer voor kon vinden. Een herinnerende blik met gelijk een speurtocht naar woorden erin besloten.

Niek, je zei gister nog dat je toch maar ‘ns die vogels weg moest doen, zei m’n moeder. Dan kan je Ton toch wel wat geven? Hier doe je er toch niks mee. Ze staan daar maar op zolder.

We liepen naar boven. Met z’n 3-en. Ik wees aan welke ik mooi vond. Een patrijs. & Een plateautje met 3 kwartels in verschillend tooi.
‘t Moest voorzichtig ingepakt worden. Ik moest zeker weten dat ‘t niet beschadigd zou raken. Ik beloofde ‘t plechtig. M’n vader aaide ‘t stof nog van de patrijs. Keek de kwartels in de ogen. In ieder geval 1 ervan. De laatste keer, dacht ik.

Nu staan ze bij mij thuis, boven de schouw. Ik kan nu zien dat de patrijs ooit is aangevallen door de kat. Ik herkende de sporen daarvan pas bij thuiskomst. Ik zag opeens de kat weer op de patrijs afspringen. & Hoe m’n moeder achter de kat aangilde.
Maar meer nog herken ik m’n vaders gezicht die de levende vogels houdt. Ik zie ‘m de kwartels uit de volière halen, hun kopje tussen wijs- & middelvinger uitstekend, een vluchtig aaitje met de andere wijsvinger over ‘t kopje. Ik zie ‘m voorover buigen om de voederbakjes te verschonen. Ik zie m’n vaders gezicht, ‘t levendige gezicht van m’n vader zie ik weerspiegeld in de kop van de patrijs. Zoals-ie vroeger kon kijken. Met ietwat de neus omhoog.
Hoewel m’n vader niet lijkt op een patrijs.

Maar ‘t werd tijd dat-ie een plekje kreeg in Zijperspace.

consequent

Er zijn bepaalde tegenstrijdigheden in ‘t leven, of nou ja: in míjn leven in ieder geval, die ik maar niet kan vatten. & Dan heb ik ‘t vooral over hoe mijn lichaam reageert onder bepaalde omstandigheden.

In schema (kijken of me dat lukt):
Onder situatie 1 bevind ik me in minder aangename omstandigheid, maar trek ik me daar niks van aan.
Bij de 2e situatie is ‘t voor m’n lichaam aangenaam vertoeven, maar voel ik de naweeën van de mindere omstandigheid.

Dat is natuurlijk niet te begrijpen. Ik zal ‘t moeten illustreren. Buiten dat: men gaat niet m’n tekst lezen om zoiets vaags tegen te komen als een mislukte poging iets in een schema te stoppen.

‘t Wordt al wat kouder. De kachel gaat bij mij onmiddellijk aan zogauw ik thuis kom. Belangrijker nog: hij gaat aan zogauw ik ‘t bed uitstap. M’n lichaam heeft een grote voorkeur voor de comfort van warmte, & niet te veel kleren aan.
Die kachel gaat natuurlijk niet aan op ‘t moment dat ik middernachtelijk rondwaar. ‘t Is ondertussen een gewoonte van m’n lijf geworden, ik kan ‘t niet meer tegenhouden, ‘t zit in z’n systeem, een klein ½ uurtje, meestal zo rond de klok van 5, wakker te zijn (bij nalezing een ingewikkelde zin, maar probeer ‘t maar ‘ns anders uit te drukken). ‘t Wordt in 1e instantie veroorzaakt door de grote behoefte de blaas te legen, maar door deze tocht toiletwaarts raakt m’n geest blijkbaar ook ietwat aktief. Niet meer tot slapen bereid. Om die enigszins te kalmeren vermaak ik me op dit godsonvruchtig uur met wat teksten, op papier dan wel op internet.
Een ½ uur lang zit ik spiernaakt, ik pleeg nu 1maal in die hoedanigheid m’n nacht in bed door te brengen, in een ijskoude kamer. Zonder ergens last van te hebben.
Bij ‘t uiteindelijke ochtendritueel, ik ben geheel wakker, de kachel staat al een poos te loeien, ik heb in de koude keuken thee gezet, boterhammen gesmeerd, na al die afzonderlijke delen van ‘t ochtendritueel doorlopen te hebben, verga ik van de kou zogauw ik de kamer, de warme kamer, wederom betreed.

Ander kort voorbeeld: de hoeveelheid boterhammen die ik ‘s ochtends consumeer.
Sta ik vroeg op, men moet daarbij denken aan een uurtje of ½ 9, heerlijke werktijden als ik heb, dan eet ik zeker 3 boterhammen. Heb zelfs trek in de 4e. Ik moet me daarin tegenhouden, want ik weet dat ik ‘t prettig vind om op m’n werk ook nog 3 boterhammen te nuttigen.
Laat opstaan (± 10 uur, soms iets later) betekent slechts met moeite 2 boterhammen naar binnen werken. & Dat niet eerder dan een uurtje of 11-½ 12.

Dat snap ik dus niet. Die tegenstrijdigheden. Kan dat niet wat consequenter, zou ik m’n lichaam willen vragen. Er bestaat toch zoiets als biorithmiek? Dat zelfde verschijnsel dat m’n lichaam dwingt tot nachtelijk ijsberen over ‘t internet/in boeken. Dat zelfde verschijnsel dat me dwingt ‘t toilet te bezoeken tussen de 1e minuut van uit bed gestapt zijn & een ½ uur erna.

‘t Zou me misschien wat geld kunnen besparen, als ik ook overdag in adamskostuum zonder kachel kon leven. Trek ik desnoods een broek aan om de achterburen een enigszins fatsoenlijk uitzicht te bezorgen. ‘t Zou in ieder geval wat consequenter van m’n lichaam zijn. & Mij minder tot peinzen aanzetten.

& Zijperspace valt niet in schema’s te vatten.

winterverhaal

Ik kon zeuren wat ik wilde, maar naar school moest ik. Niet dat ik ‘t erg vond door de sneeuw m’n weg derwaarts te ploegen; niets zo heerlijk, in mijn opinie, als afzien dankzij de weersomstandigheden. Een sneeuwstorm maakte ‘t genot nog wat genoegzamer.
Maar liever had ik onder deze omstandigheden niet aan huiswerk, leren, docenten of klaslokalen gedacht, & des te meer aan hoe ik m’n broers lekker kon inpoeieren met sneeuw.
Als je vader echter in ‘t onderwijs zit, zelfs directeur van een school is, dan zal je nimmer verlost worden van ‘t plichtsbesef op school te verschijnen. Zeker niet op ‘t moment dat moeders de boterhammen besmeerd & thee zet voor ‘t hele gezin. Iedereen diende z’n plicht te doen & Pa nog een tukje.

Onder de barre omstandigheden die de sneeuwstorm schiep, hadden slechts 100 van de ong 1000 leerlingen de tocht naar school durven & kunnen maken. Waaronder 5 van de xamenklas. Die werden door onze directeur evengoed gesommeerd richting tentamenlokalen te gaan. De rest mocht naar huis. Te veel leraren & leerlingen waren afwezig. Lesgeven voor & door een handjevol had geen zin.
Dus ik kwam thuis toen m’n vader nog maar net klaar was met z’n hoofd nog 1 keer omdraaien. Onherkenbaar wit verscheen ik aan z’n ontbijt. De mooiste tocht in m’n leven tot dan toe achter de rug.

Als beloning voor ‘t niet verzaken van m’n schoolplicht mocht ik met Pa mee naar de Lichtbaak. Als we er ooit terecht mochten komen. Via de radio had men geadviseerd de auto te laten staan, binnen te blijven, eten uit de voorraadkast te halen. M’n vader’s plicht op school te verschijnen was echter vele malen groter dan die van een simpele leerling of docent. Als directeur runde hij de boel, zonder hem kon de school niet bestaan, konden leerlingen niet leren, leraren niet onderwijzen. De kondities moesten ook op dit soort dagen optimaal zijn. Voor zover ‘t onder de verantwoordelijkheid van m’n vader viel & hij daar mogelijkheid toe had.
Dus ging-ie naar school om nog wat kopietjes te maken voor de volgende vergadering.
Ik mocht mee om toch m’n moeder niet te veel tot last te zijn. Die had nl nog 5 andere zonen plots onder haar hoede.
‘Neem Carel & Quint ook maar mee,’ zei ze vlak voor vertrek. Maar die gooiden liever sneeuwballen naar elkaar.

‘t Was levensgevaarlijk, maar o zo leuk, die tocht met de auto. Er was weinig tot geen verkeer, waardoor we van de ene naar de andere van de weg konden schuiven, met een ½ rondje af & toe er tussendoor. We zagen weinig, hoewel ‘t sneeuwen inmiddels minderde, maar we naderden toch gestaag de Lichtbaak.

M’n vader vroeg of ik ff de telefoon op wilde nemen. We hoorden ‘m buiten al rinkelen. Niemand aanwezig om de mensen te woord te staan.
Wat moest ik dan zeggen?
Dat er geen les was vandaag. & Morgen wel.
Hij gaf me ook een blaadje. Kon ik turfen hoeveel moeders er gebeld hadden.
Kon hij ondertussen z’n kopietjes draaien.

Rond 1 uur werd ‘t stil. Ik had alle moeders aan de lijn gehad. M’n vader had genoeg papierwerk geproduceerd voor de bestuursvergadering. De storm was volledig gaan liggen.
M’n rechteroor was roodgloeiend. Niet van de kou. M’n vader had tussendoor de verwarming in de kamer van de administratie aangezet. Daar hing de lekkerste telefoon. Met een uitschuifbare & draaibare veer. Kon ik alle kanten op bewegen.
Er stonden 150 streepjes voor me. Ik voelde me de belangrijkste telefonist van de wereld. Ik had de sneeuwstorm overwonnen. Meermaals. & Ik had iedereen te woord gestaan. Ik wist wat ik later ging worden.
1e Vereiste bij mijn latere baan als telefonist vond ik wel een goede drankautomaat. Waar ze net zulke lekkere warme chocolademelk hadden als op de Lichtbaak.
& Daarnaast toch ook maar meer meisjes. Ik miste de aandacht van de meisjes van m’n vader’s school toch wel een beetje. ‘t Was niet leuk om door ‘t gebouw te lopen & niet ‘t idee te krijgen dat je de enige jongen bent. Daarvoor had je gegiechel & gefluister nodig. & Geen moeders die bezorgd vertelden dat hun dochters vandaag niet op school konden komen.

De telefonist hebben we toch maar afgeschaft in Zijperspace.

Dit ihkv geleverde suggesties nav ‘t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van Kika. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt.

ping

Ping-Site Form

Beste mede-webloggers,

Willen jullie allemaal zo vriendelijk zijn je in te schrijven bij Weblogs.com, zodat je mee kan doen met ‘t ‘pingen’, zogauw je een stukje geschreven hebt. Vervolgens ook nog ‘ns lid te worden van ‘t clubje blogrollers, waar ondergetekende zich kortelings ook aan heeft toegevoegd, zodat een eigen blogroll (ik heb er al 1, maar er zijn momenteel nog niet genoeg webloggers onder m’n favorieten die reeds meedoen) samengesteld kan worden.

Waar Zijperspace natuurlijk ook aan toegevoegd moet worden.
(Met dank aan Low)

Update: Ik snap er alleen geen ruk van. Moet je nou dat ding op je eigen blog plaatsen, kan-ie als side-bar funktioneren, & hoe krijg ik ‘t voor elkaar zonder m’n weblog ermee te ontsieren?
2e Update: Nu wordt ‘t dus serieus voor de dames & heren collega’s. Men zal vanaf heden moeten ‘pingen’; via ‘t Ping-Site Form kenbaar maken dat je weblog vernieuwd is. Anders komt men niet bovenaan mijn linklijst te staan, blijft men altijd onderaan de lijst, & krijgt men minder hits. Dat wil je niet als weblogger zijnde. Dus doet uw best, waarde collega’s, & start pinging.

drenkeling

Ik was bijna over de brug toen ik links op de gracht een jongen met een aanloop op een man van middelbare leeftijd zag afstormen. De jongen gaf de man een zet, zodat deze achterover de water in kukelde, & rende vervolgens achter z’n vrienden aan. Lachend over z’n daad.

Iedereen stond stil. De man ploeterde in ‘t water.

Ik rende naar de walkant. Stak m’n hand uit naar beneden.
‘Kan je bij m’n hand?’ vroeg ik aan de proestende man.
‘Ja, ja,’ antwoordde hij timide & pakte de aangeboden hand vast.
‘Hey, help me,’ zei ik met een lichte hoofdbeweging naar de omstanders. Een roze buurt gevuld met massa’s mensen, maar ik was in m’n 1tje bezig een man 1 meter omhoog te trekken.
De opmerking had echter effekt. Een 2e hand werd naast me uitgestoken. Iemand pakte me vast bij m’n middel. & We trokken.

‘Ho, stop, ho, please,’ zei de drenkeling, ‘ho, I have to pee.’
We hadden z’n lichaam al bijna uit ‘t water, alleen z’n benen hingen er nog ½ in, maar hij moest opeens plassen.
De man droeg een bril, ondanks z’n val was die er niet afgevallen. Hij had een tas bij zich. Die had-ie aan 1 van de omstanders gegeven voordat men begon te helpen bij ‘t optrekken. Een plastic tas, met enkele losse spulletjes. Niets van waarde blijkbaar, maar belangrijk genoeg om vast te blijven houden terwijl-ie in ‘t water lag. & Belangrijk genoeg om in bewaring te geven aan de mensen aan de wal. Hij was blond, maar al druk onderweg te kalen op z’n kruinen. Zou dit een hoerenloper zijn, vroeg ik me af, ‘t stereotiep van een hoerenloper?

Ik zat te denken dat-ie nu net zo goed omhoog kon komen & z’n broek aan de kant vol kon pissen. Wat maakte dat met ‘t natte pak nog uit? Niemand die ‘t op zou vallen tussen alle druppels die van z’n natte kledij zou druipen. Maar hij wilde blijkbaar die xtra vernedering niet aangaan. Hooguit tegenover z’n redders, die ‘m al in deze ontredderde situatie meemaakten.
We hoorden ‘t zachte geklater in ‘t water gelaten aan. Terwijl we ‘m een ½e meter boven ‘t water uit hielden. Ondertussen namen er hele drommen mensen vanaf alle kanten ‘t schouwspel waar. Ze bleven er voor stil staan. & Wij lieten de man net zo stil hangen. ‘t Werd slechts door ‘t licht geklater verstoord.

‘Waarom gebeurde ‘t nou?’ vroeg ik ‘m.
‘Ik weet ‘t niet.’
‘Kende je die man?’
‘Nee, ik had ‘m nog nooit gezien.’

‘Yes, I’m ready,’ zei hij.
Hij sprak engels zogauw ik ‘m niet aansprak. Ik was de enige medelander onder de groep mannen die ‘m er uit zou trekken. Hij kon in z’n eigen vertrouwde taal spreken, maar hij gaf er in deze toestand de voorkeur aan engels praten. ‘t Schiep een afstand, zo leek-ie te voelen. Een afstand tot z’n schande.

We trokken ‘m omhoog. Hij was klaar met z’n plasje. ‘t Lichaam moest zich nog ff plooien in de stap die ‘t moest maken om veilig aan wal te kunnen stappen. Hij stak z’n voet uit; we trokken ‘m nog wat hoger; wal; op ‘t droge.

Hij kreeg z’n tas aangereikt.
‘Thank you.’
‘Gaat ‘t een beetje?’
‘Ja hoor.’
Hij keerde zich om. Hij verdween dezelfde kant op als de engelse hulptroepen. In de massa die over de Oudezijds Achterburgwal trok. Hij keek me nog heel ff aan. Een korte glimlach. Een glimlach van een slachtoffer die niet wilde dat iemand ‘t te weten zou komen. In z’n hand hield-ie z’n plastic AH-boodschapentas. Niet bij de handvaten, maar gekruld afgeknepen. ‘t Droop, net als z’n kleren.

Ik stond in m’n 1tje op de plek waar de man zoëven had gestaan, voor de tuimeling ‘t water in.
Ik zocht m’n gezelschap. Iedereen was verdwenen in nog geen 10 seconden. Er was niks dan een schuivelende massa, anoniem wederom.
De herinnering leek vervlogen met de verdwijning in ‘t publiek. Ik kon niemand meer vragen of ‘t echt gebeurd was. Behalve Pes, die ‘t geheel vanaf de brug had staan observeren. Precies op de plek waar ik was begonnen met rennen.

Waardoor de werkelijkheid nog net lijkt te bestaan in Zijperspace.

zondag

De zon op zondag is anders dan die van doordeweeks. Ongemerkt beïnvloedt-ie je stemming, doet de dag langzamer verlopen & zet-ie de wereld in een zachtere kleur. De zon op zondag is een trage zon.

De zon op zondag heeft al veel op z’n geweten. M’n vader kreeg er zin van om jazz-platen te draaien, de ganse dag. Waarop wij zo snel mogelijk de deur uit wilden of de neiging kregen te stampen op onze eigen kamer. Stampen op André van Duin of de sprookjes van Grimm. Mocht niet van Ma, maar we hielden ‘t zeer dwars zo lang mogelijk vol. We konden de jazz niet aanhoren.
‘t Kwam door de zon, wist ik later pas. M’n moeder zou dat vast nooit geloofd hebben.

De zon op zondag scheen door de ramen van de kerk. Glas in lood tekende een frivool spel van kleurtjes op de tegels & ‘t altaar. ‘t Deinde mee op de liederen die gezongen werden. ‘t Besprenkelde stiekem de jurk van de pastoor. Speciaal daarvoor droeg-ie een crème-kleurige jurk, waar men alle kleurtjes op kon ontwaren. In ‘t geniep was de pastoor op zondag net zo ijdel als de zon.
‘t Vrolijk dansen van de kleuren was ‘t enige dat afleiding gaf naast de tekening op de voorkant van ‘t misboekje. Maar omdat de zon ‘t elke week wéér deed, ging ‘t spel vervelen. De mis duurde steeds langer.
Dat kwam door de zon, realiseerde ik me later. De zon deed de tijd stil staan.

De zon op zondag valt langgerekter, verwarmt je tot slaapverwekkend, & laat traag de dag aan je voorbij gaan. ‘t Vergt meer concentratie ‘s zondags een boek te lezen, de bladzijden lijken aan elkaar vast te plakken door de trage letters, die pogingen doen m’n oogleden tot slaap te hypnotiseren.
Weet je doordeweeks hoe de dag er uit ziet, alles staat in volle schijn van ‘t weer van de dag, op zondag zie je ‘t verschil niet meer tussen geel & geel. Alles heeft diezelfde laag vernis, zacht gelig dof glanzend vernis, over zich. ‘t Doet je verlangen naar een winterse sneeuwstorm. Maar dan op een doordeweekse dag.

De zon op zondag is een duinlandschap. Een heuvel zand waar kinderen oorverdovend van af komen rollen. Een moeder onderaan wachtend met de ijsjes-beloning. Een vader die de ongehoorzame zoon een tik op de billen geeft. Een wandeling door lage bomen over kms schelpenpaden. Een ‘Kijk, kijk, kijk daar nou eens’ vele malen over natuurevenementen die bijna altijd aan mijn waarneming dreigt voorbij te gaan.
De zon die leert dat de zondag beter voorbij kan zijn dan ooit begonnen.

We hebben nog steeds een abonnement & hij verschijnt 1maal per week in Zijperspace.

schaduw

Jahahaha.
Dan komt men zomaar terecht op Zijperspace. Alsof ‘t niks is.
We kunnen overal komen, de sky is de limit, dus Zijperspace behoort aan ons.
Wij zijn stoer, we beloven de toekomst te hebben & Ton die schrijft ook.
Hij belooft ‘t te doen. Zo zegt-ie.

Ik heb bomen, & schaduwen in grotten die mijn eigen wezen niet beschrijven. Zeker niet zoals Plato ‘t bedoeld zou hebben.
Heeft u uw eigen werkelijkheid al via schaduwen proberen te benaderen? Ik geloof daar niet in. Mijn schaduw vertelt nl niets over ‘tgeen zich afspeelt met m’n buurvrouw. (Als ik zo vrij mag zijn haar buuv te noemen). Alles is verborgen, overdreven, in nachteljike duisternis, misschien wel niet waar. ‘t Schijnt dat schaduwen dat kunnen vertellen.

Ik geloof in plots oprispende niet-weterige overdonderende behoeftes van de mond vol willen plakken met eigen lippenstift. Ook al draag ik dat dan nooit.
Ik geloof in verwarrende taal. Vooral als ik dat zelf presenteer. & Men poogt te luisteren.
Daar geloof ik echter dan weer net niet in.
(ik moet eerlijk zeggen: ik geloof in gesprekken met vrouwen, langzaam leunende lichamen die mij bekend voorkomen; geschuif van herkenning, een schaamte van een stap te dichtbij: een golf van vrouw, een golf van man, een golf van een stap verderweg).

Ik heb mijn 14 dagen van verwarrende bezigheden. Ik ben nu al zover dat ik ‘t zelf niet meer wil begrijpen.
Ik wil al hilarisch zijn. Ik wil al terecht komen in net alsof ik beter weet. Ik wil al slepen met m’n rechterbeen, tentoonspreidend dat ik ‘t niet meer bijhoud.

Daarnaast zou ik willen dat ik m’n eigen woorden niet herhaal. Gewoonweg daar zijn.
Er zijn.
& Snappen.
(vooral dat snappen, dat kost mij grote moeite; heeft u al geleuter over snappen volledig begrepen?)

Men zou eigenlijk alleen maar moeten begrijpen dat ‘t best moeilijk is. Een man. Een vrouw. (heb ik dat al gezegd?) & Daar verschrikkelijk veel variaties op.

Ik kan composities maken. Ik zoek alleen de juiste noten.
Pardon.
Als ik u lastig val, mevrouw. (ik wil u terug)

Over rondzwervende ongeleide projektielen in Zijperspace.

dubbel

Zal ik een paracetamolletje nemen of zal ik ‘t bier op ‘t bockbierfestival z’n herstellende werking laten doen?
Zal ik me nu gaan douchen of zal ik nog een tijdje zwelgen in de geuren van gister?
Zal ik boodschappen gaan doen of zal ik ‘t gewoon maar een beetje aan laten waaien de komende week?
Zal ik nog een stukje schrijven of is de waarschuwing van gister op zich al voldoende?
Moet ik me tevreden voelen met ‘t feit dat de omgewaaide boom volgende week uit m’n tuin zal worden getakeld of is ‘t eigenlijk ook weer iets droevigs?
Hebben bomen gevoel? Of is iets dat niet denkt dood in ‘s mensens geest?
Moet ik wel blij zijn met de grotere hoeveelheid zon die voortaan in m’n tuin & huis zal vallen?
Zal ik me nog gaan scheren vandaag?
Was ‘t gisteren leuk of begint de lol vandaag pas?
Waarom draai ik de cd van the Libertines nu alweer voor de 5e maal, terwijl ik weet dat ik heel snel verveeld van pas aangeschafte muziek kan raken?
Moet ik alvast voorbereidingen treffen op ‘t bezoek van familie volgende maand? & Al m’n t-shirtjes gaan vouwen, stapelen, opruimen? Terwijl ‘t misschien meer zin heeft dit vlak voor de visitage te laten plaatsvinden.
Hoe bepaal ik waar ik gaatjes moet boren voor de boekenkast? Zal ik ‘t toch maar uitstellen tot een onverlaat met technisch inzicht langswipt? Bestaan die wel in m’n kennissenkring?
Waarom heb ik 1½ jaar geleden een kast van Bas aangenomen, terwijl ik er niets in wegstop?
Zou T-Jo wel tevreden zijn met ‘t resultaat van zijn suggestie? Of ben ik vandaag gewoon te lui, te doorleefd, te vermoeid van uren comp & drank & redeneren om er nog iets van te maken? Had ik beter kunnen beginnen aan de wintervertelling voor Kika? Terwijl de zon akelig veel ‘t zicht op de comp verduisterd? Is dat laatste een mooie tegenstelling?
Heb ik een dip? Wie zegt dat?

Moet ik nog maar ‘ns na gaan denken over de dubbele gevoelens die heersen in Zijperspace?

Dit ihkv geleverde suggesties nav ‘t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van T-Jo. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt.

schaamte

Wat mij betreft is ‘t bij deze afgelopen. Ik verzoek de redaktie van ‘t citatenlog, vriendelijk, maar o zo verschrikkelijk dringend, zinsnedes, uitlatingen, ‘citaten’ zogenoemd, van oorsprong van Zijperspaciaanse afkomst, te verwijderen.
Ik wil niet meer dat ze hier genoemd worden.
Ik wil niet meer geassocieerd worden met de rest.
Zonder beledigend te willen zijn tegenover m’n medewebloggers. Ik weet, ze doen hun best, ze schrijven allemaal op hun eigen persoonlijke manier. Ze zijn allemaal vast reuze blij dat hun uitingen hier in verkorte vorm te lezen zijn. Met een leuke verwijzing naar hun eigen website. Gratis er bij kado.

Maar ik wil niet goedkoop leven. Ik wil niet voor een dubbeltje op de 1e rij. Ik wil niet dat men mij associeert met citaten die geen citaten zijn.
Ik wil dat men uit mijn teksten gesprokkelde citaten ziet als oorspronkelijk, vindingrijk, ontroerend, verrassend, spitsvondig, eigenwijs, gevat, kortom: van enigerlei kwaliteit. Zodat men tijdens ‘t lezen ervan voor een moment stilstaat & denkt: ‘Hé, ik besef opeens dat ik denk.’
Simpel als wat. Men moet beseffen dat ‘t schrijven van een zin niet iets vanzelfsprekends is. Men moet kunnen zien dat er op een manier geschreven kan worden zoals de meeste mensen niet dagelijks hun eigen papier hanteren. Laat staan hun toetsenbord.
Ik zou willen dat dát naar voren treedt, bij een citatenlog. Dat mijn opgenomen zinsnedes niet zomaar vanzelfsprekend daarvan deel uitmaken.

Dat doet ‘t niet. Ik vind dat mijn stukjes door ‘t slijk gehaald worden (zo arrogant ben ik inderdaad) als ze in dezelfde verzameling staan als dat de laatste tijd alhier verzameld wordt.

Stelt u zich voor: ik zou een hit gecreëerd hebben, & die komt uiteindelijk zonder mijn toestemming terecht op een verzamelaar als ‘Alle 13 goed’ (zo heetten dit soort verschijnsels in mijn tijd); ik zou 2 weken lang de straat niet meer op durven. Ik zou m’n moeder al die tijd niet onder ogen komen. Uit angst dat ze zou kunnen oordelen dat ik enig kwaliteitsbesef ontbeer.

Wederom verzoek ik de redaktie, vriendelijk, maar o zo verschrikkelijk dringend, mijn bijdrages (voor zover ik kan zien: niet vrijwillig geleverd) te verwijderen. Ik wil niet meer hiermee geassocieerd worden.

Een groeiende ergernis over ‘t ontbreken van kwaliteit in de selekties van de heren WA & Patrick heeft mij tot dit besluit doen komen.

Ik schaam mij dood.

& Schaamrood is fataal voor ‘t voortbestaan van Zijperspace.

overuren

Ik ga een drukke tijd tegemoet. Ik ga mij onder de mensen begeven. Buiten ‘t werk om, in m’n vrije tijd, tussen nu & de 17e oktober staat m’n agenda (die ik natuurlijk in ‘t geheel nooit hanteer, daar er normaliter geen noodzaak toe is) vol. Ik zal tussen massa’s mensen staan, vrienden ontmoeten, feesten vieren, orkesten bezoeken, festival genieten. Toevallig omdat ‘t zo uitkomt.

Een dergelijke drukke tijd moet je geestelijk van te voren grondig aanpakken, terdege jezelf bewust zijn dat ‘t een uitputtingsslag kan zijn, dat er roofbouw op je lichaam gepleegd gaat worden.

Ik heb me in zoverre voorbereid dat ik de was alvast gedaan heb. Ik heb minstens 100 t-shirtjes tot m’n beschikking, 4 broeken, 10 paar sokken, 20 onderbroeken (waarvan ik hoop dat ik ze niet allemaal zal hoeven te gebruiken), & nu wilde ik verder gaan met de opsomming, maar dat was ‘t. Ik had natuurlijk uit kunnen wijden over m’n jassen; is niet interessant, want ik gebruik er toch maar 1; & ‘tzelfde geldt voor sweaters, die bij mij de funktie hebben als onderjas.

Daarnaast heb ik voor 2 weken de afwas gedaan. Waarmee ik bedoel te zeggen dat ik hooguit 1 keer in de 2 weken normaliter de vaat doe. Ik heb de vuilniszak vervangen. Een nieuw potje medicijn aangevraagd (‘Nasonex?’ vraagt m’n huisarts. ‘Ja, nasonex.’ ‘Dat gebruikt u al een paar jaar, toch?’ ‘Nou, iets minder dan een jaar volgens mij; 1st had ik flixonase. Maar volgens de specialist in ‘t ziekenhuis kon ik ‘t m’n leven lang gebruiken.’ ‘Oh,’ zegt-ie verwonderd, ‘Volgens mij zit er pretnison in. Dus dat waag ik te betwijfelen.’ Hoe een huisarts je humeur kan bederven, denk ik dan, zo vlak voor een periode die slechts plezant hoort te zijn.), genoeg voor nog een maand spuiten.

& Enkele dagen van te voren ben ik begonnen met grote hoeveelheden drank tot me te nemen. Ik moest reserves opbouwen, anders val ik ergens ½erwege neer. We beginnen immers met ‘t bockbierfestival. Dat vergt energie & kracht van de lever, tenslotte. Die gaat overuren maken.

Men begrijpt ‘t: ik ga niet onbeslagen ten ijs. Tevens staan de voorraden wc-papier klaar. ‘t Toilet is schoon. ‘t Bed verschoond. De ijskast vol, incluis de vriezer. Boeken uitgelezen (hoewel er nog een stapel ongelezen klaarligt). Schoenen gepoetst. Accept-giro’s bij de bank ondertekend ingeleverd. Kaartjes gekocht. Afspraken gemaakt. Maaltijden op voorraad. Fietsketting gesmeerd.
Men kan ‘t zo gek niet bedenken of ik heb er wel aan gedacht.

Tot zover de berichtgeving. Ik hoop dat ik tussendoor nog tijd overhoud om verslag te doen van m’n wederwaardigheden gedurende deze roerige tijden, of dat ik verder kan gaan met de stukjes op ‘verzoek’, maar vooralsnog weet ik niet hoe ik mij daar toe in staat moet stellen. Een dag telt immers slechts 24 uur, zo luidt een oude volkswijsheid, waar ik overigens een gloeiende hekel aan heb.
Ik ga.

Over een kwartier wordt de afvaardiging van Zijperspace verwacht.