gymzaal

‘t Moest geen gewoonte worden, dat gymmen op zondag. Ik denk dat m’n ouders ons ook weer niet te veel wilden verwennen. Wie had er van de leeftijdsgenoten, zowel die van m’n broers als van mij, nou een gymzaal tot z’n beschikking? Een volledige gymzaal, waar op zondag dan wel verjaarspartijtjes alles tevoorschijn gehaald kon worden & de kindergeest zich een paar uur uit kon leven.

Volgens mij droomde elk kind ervan dat een bowlingbaan (jongens) of een manege (meisjes) in familiebezit zou zijn. Van een gymzaal durfden de kinderen niet te dromen, want dat behoorde tot de absolute onmogelijkheden. Dus dachten kinderen daar niet aan.
Totdat ze de familie Zijp tegenkwamen.

Hoewel m’n vader slechts directeur van de huishoudschool was. Hij bezat niks. Maar zo deden we ‘t wel graag voorkomen. Vooral naarmate de verjaardag dichterbij kwam.

‘Niet vergeten je gymbroek mee te nemen naar m’n verjaardag woensdag, hoor.’
Naar andere verjaardagen moest je zwembroek mee. Niets zo afschuwelijk als dat soort partijtjes. Dan wilde iedereen mijn duikbril gebruiken, vooral ‘t verwende jarige neefje, terwijl ik ‘t water niet in durfde zonder die bril.
Nee, voor mij geen verjaardagen met zwembroeken. Daar ging ik niet meer heen. Zeker niet die van m’n neef. Dan kreeg ik toch weer op m’n donder van m’n tante. & M’n duikbril zag ik nooit meer terug.

Gymmen was veel democratischer. We haalden alle instrumenten uit ‘t materiaalhok, plaatsten ze overal in de zaal, de klimtouwen werden uitgedraaid, de knotsen & ballen uit de kasten gehaald & iedereen kon vervolgens z’n gang gaan. ‘t Enige wat de vriendjes hoefden te doen was de wil van de jarige gehoorzamen.
Touwklimmen dus.
Daar was ik nou 1maal de beste in. Of anders gingen we apenkooien. Kon ik weer de touwen gebruiken. & Won ik weer. Tsja, de jarige moest tenslotte winnen. ‘t Was zijn verjaardag. & Zonder mijn verjaardag was er ook geen gymzaal.

‘t Nadeel was alleen dat m’n vader vond dat we alles weer op moesten ruimen. Zoals we ‘t hadden aangetroffen moest alles terug in ‘t materiaalhok. Ook de touwen & knuppels & ballen. ‘t Moest gebeurd zijn binnen een kwartier nadat m’n vader ons kwam waarschuwen. Dan moesten we bovendien aangekleed & gewassen, indien noodzakelijk, klaar staan bij de deur.

Probeer dat maar ‘ns uit te leggen aan al die rotvriendjes die de hele middag al niet gedaan hadden wat de jarige wilde. Die totaal hun eigen gang gingen. & Bovendien rotcadeautjes hadden meegebracht. Hoe moest je dat groepje tuig van de bovenste richel wijs zien te maken dat m’n vader gehoorzaamd moest worden?

Blijkbaar was ik de enige die bang was voor m’n vader (& de toevallig meegekomen broer), want uiteindelijk hielp niemand van de vriendjes mee met opruimen. Totaal geen dankbaarheid hoefde ik van die jongens te verwachten; ‘t enige waar ze aan dachten was ‘t zo snel mogelijk aantrekken van de kleren & schoenen. Zonder een douche te nemen (tjemig, wat stonk Andrew; die lieten we op de terugweg lekker voorin de auto naast m’n vader zitten).
Ze dachten alleen maar aan de patat die m’n moeder inmiddels thuis had bereid. Ik praatte m’n mond altijd voorbij. Een week van te voren was ‘t programma in de gehele klas genoegzaam bekend. Met rode koppen & haast, want hun moeders wilden vast niet dat zoontjelief zo lang van huis was, werd de feestmaaltijd verorberd.
& Bij de deur stond m’n moeder met voor iedereen een zakje vol met snoep.

Toen wisten we al wat feesten was in Zijperspace.

Dit ihkv geleverde suggesties nav ‘t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van Theo. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt.

slavendrijver

Ik heb er al eerder over geschreven, omdat ‘t me inmiddels al enkele malen overkomen is. Eigenlijk had ik me ook al voorgenomen er geen woord meer aan vuil te maken, zoals ik mezelf wel vaker probeer te beschermen tegen herhaling.
Soms is herhaling echter niet te vermijden, vooral omdat ‘t geheugen feilbaar is. Soms ook omdat er een kleine wijziging heeft plaatsgevonden in de situatie die betrekking heeft op ‘t reeds aangestipte onderwerp. & Een enkele keer kan er een kleine variatie op ‘t thema worden gegeven.

Niets van voornoemde redenen doet mij momenteel bewegen tot ‘t opnieuw aanroeren van onderstaand. ‘t Is slechts dat de emotie zo heftig & frustrerend is, dat ik niet anders kan dan dat van me af te schrijven. ‘t Liefst had ik momenteel de tuindeuren ingetrapt, ‘t beeldscherm op straat gegooid, de tuin platgewalst, ‘t behang van de muren geschraapt, alle boeken uit de kast getrokken, de cd-rekken voorovergestort, de bankbedekking overgoten met hete thee, m’n lunch in ‘t cd-rom-lade gepropt of anders een poging ondernomen mezelf te stenigen.
Bij gebrek aan stenen heb ik besloten de aggressie vanwege frustratie om te zetten in tekst. Nieuwe tekst.

Ik was van plan ‘t te negeren. Net als gisteravond. Toen heb ik onmiddellijk m’n boek gepakt (nadat ik nog snel enkele zinnen die ik me nog letterlijk wist te herinneren op m’n toetsenbord ramde), ‘t laatste slokje bier sloeg ik achterover & ik ben in bed gaan liggen. Door ‘t late tijdstip viel ik vrij snel in slaap. Negatie van gevoel geslaagd.
Gisteravond was dat. Inmiddels is ‘t vandaag.

Weet men hoe ‘t voelt om verlaten te worden door de tekst die je net geschreven hebt? Hoeveel gedachtes heb ik er wel niet aan besteed, hoeveel tijd zou een comp erover doen tot ‘tzelfde resultaat te komen? Hoe groot is de kans dat dezelfde zinnen in dezelfde constellatie opnieuw tevoorschijn komen? Is de kans dat dezelfde bytes in dezelfde hoedanigheid terugkomen niet groter dan de kans dat dezelfde atomen ‘tzelfde lichaam weer vormen?
Ergens, ooit, misschien geschreven door iemand anders, wellicht in een andere taal, zou de tekst kunnen weerkeren, maar dan zodanig dat ze wel gelezen worden.

De tekst gaat een eigen leven leiden. Je gaat er een wezen achter vermoeden. ‘t Lijkt te beschikken over een groeiende, maar daarnaast ook over een destruktieve kracht. Een lust bezittend om zichzelf op te bouwen, te vermenigvuldigen in zichzelf, zich te voegen naar de wensen van z’n schepper, om vervolgens achteloos onverwachts, in een fractie van een seconde, zichzelf te vernietigen. Schaterend vervluchtigt ‘t in de grote massa van omringende bytes. Alsof ‘t probeert te tonen dat ‘t onafhankelijk over z’n eigen bestaan kan beslissen.

Ik ben tegen deze euthanasie. Ik ben de schepper des woords, ik ben de vader, ik ben de hoeder van m’n eigen kroost.
Ook al waart er een demonische kracht door m’n eigen nakomelingen, ik vind dat slechts ík ‘t recht heb te beslissen over hun leven, hun dood.
Mocht ik niet toerekeningsvatbaar zijn, dan kan men mij corrigeren. Dat is echter nog lang niet zover. Ik weiger dat te bekennen.
Ik acht de tekst ontoerekeningsvatbaar als ‘t zichzelf uitwist. Er had een xtra beschermingsclausule op toepasbaar moeten zijn.

Nadat de tekst, ten 2e male zorgvuldig opgebouwd, zichzelf door een vermomming (een allesverhullende vermomming) onherkenbaar had gemaakt, waardoor ik (of moet ik zeggen: mijn bewustzijn) dacht dat ze een ander scherm was & abuiselijk door mijn vinger (mijn vinger die zich van niets bewust was, een geweten had als een schone lei) had laten vernietigen door de simpele aanraking van de verkeerde knop; na die voor buitenstaanders waarschijnlijk als doodgewoon ervaren handelingen, gebeurtenissen van alledag, ging er walging door me heen.
Dit alles was onderhevig aan nog meer faktoren, maar om complexiteit te voorkomen, ‘t leven is al zo overbodig ingewikkeld, laat ik ‘t omschrijven als voorgaande zin.

Ik greep in dezelfde negerende beweging als de avond van gister naar m’n boek, om mijn gedachten te kunnen richten op iets opbouwends, iets met meer duurzaamheid. Maar ik voelde slechts ‘t keren van m’n maaginhoud. M’n ogen zagen hossende letters die giebelend over de dansvloer van vluchtigheid hun vrijheid tegemoet gingen. Ik voelde me de slavendrijver die ten tijde van Spartacus z’n slag probeerde te slaan.

De tekst heeft voor de 2e maal de hand aan zichzelf geslagen in Zijperspace.

slijtage

Ik slijt zogauw ik groei. Ik verstop me op momenten dat ik de langverwachte aandacht krijg. Ik geneer me voor applaus. Ik beweeg als ik probeer stil te zitten. Ik groei, & gloei nog meer dankzij een compliment. Juist nav complimentjes waarvan ik ooit droomde. Ik wil aandacht geven & wend me af. Ik ga kapot aan degeen die mij liefheeft. Ik wil aangeraakt worden, maar schrik bij ‘t tippen van de vingertop op m’n schouder. Ik schaam me om m’n eigen vrijpostigheid. Ik kan praten als brugman, er komt geen geluid uit m’n mond. Na een feest heb ik een kater. Ik kan beter de hele dag bewegen, dan word ik tenminste niet moe. Ik verlang naar gezelschap, maar trek m’n mond niet open. Ik heb vrienden, maar zie ze nooit. Als ik verliefd ben beleef ik de mooiste afschuwelijke dagen. Er staan 3 telefoons in huis, m’n telefoontikken zijn echter op 1 hand te tellen.

Ik kan de mooiste dagen beleven & er uitkomen als een geestelijk wrak.

‘t Was weer zo’n dag in Zijperspace.
(maar ik heb er van genoten)

Johnny is dood

‘t Is vrijdagnacht. Ik lees net dat Johnny is overleden. Vanzo. Afgelopen dinsdag.

Ik haal z’n rol uit m’n herinnering tevoorschijn die hij speelde op de weblogmeeting. Z’n mooie rol. Z’n beige pak, gele blouse. Z’n stijl vet achterover gekamde haar. Z’n snor & sik.
Hij schijnt speciaal daarvoor deze kleren te hebben aangetrokken. Hij zou de wereld, de kleine wereld van weblogland, wel ‘ns laten zien dat ‘t zichzelf niet serieus hoefde te nemen. Hij zou wel ‘ns laten zien dat hij elke rol aankon. & Een spiegel voorhouden.

Johnny kon schrijven. Maar hij wilde niet zo schrijven zoals iedereen dat wilde. Hij was dwars, moeilijk, onnavolgbaar & waar andere onnavolgbaren hun eigen volgelingen krijgen, wist Johnny zelfs die van zich af te schudden. Hij had een plan, zo leek ‘t. Een plan voor zichzelf.

Ik had een schrijf-wedstrijd uitgeschreven speciaal voor de weblogmeeting. ‘Waarin iets kleins groot kon zijn’. & Ik liet m’n moeder jureren. Men kan van mij aannemen dat mijn moeder iets oprechts herkent. Zij vondt ‘t stuk van Johnny de beste (samen met ‘t stuk van Suffie). Moeilijk, maar wel echt, zei ze.
Ik heb nu een uur zitten zoeken naar z’n stukje in m’n meel-archief, maar kan ‘t niet vinden. Laat staan dat ik in z’n archief terecht kan.

Ik kan niet zoveel over Johnny zeggen; ik ben ‘m slechts 1 keer in levende lijve tegengekomen. Behalve dat mensen ‘m vaag vonden. Men wilde dat-ie eens duidelijke taal ging spreken. Maar zelfs in ‘t antwoorden op dat soort verzoeken bleef Vanzo, zoals iedereen ‘m in Weblogland kende, een slag om de arm houden. Hij wilde niet begrepen worden. Hij wilde blijkbaar miskend blijven.

Ik hoop eigenlijk dat ik ongelijk heb. ‘t Lijkt me moeilijk leven. ‘t Is vechten tegen de bierkaai. Altijd een andere visie op de dingen geven. Altijd onbeantwoord, op de juiste manier onbeantwoord blijven.

Ik hoop dat-ie momenteel de juiste antwoorden gevonden heeft. Ergens. Ik weet niet waar. Hij verdient ‘t. Hij was een strijder. Voor een zeer bijzondere zaak, zo begreep ik.

Johnny is dood.

Een dag stilte in Zijperspace.

reuk

Nu zit ik op een bank. Mijn bank. Te staren naar de rugzak die nog steeds een ander onderkomen moet vinden dan in de woonkamer. Evengoed vindt er een zucht van opluchting in mij plaats dat ik in ieder geval de slaapzak van de week heb op durven ruimen. Zodat-ie niet verstofde. Ik ben weer op de plek waar niets veranderd, of anders zeer langzaam. M’n jas hangt te drogen vlak voor de kachel, m’n sweater met kapuchon hangt over de eerder genoemde bank. Ze bereiden zich voor op wat morgen komen gaat.

Daarnet kwam ik met dezelfde jas aan in Paradiso.
‘Van ‘t begrip ‘regenjas’ heb je zeker nog nooit gehoord?’ zei de jongen van de garderobe.
‘Dit is een regenjas,’ was mijn tegengas.
‘Misschien 1tje aanschaffen die waterafstotend ipv -doorlatend is,’ zei de chef de garderobe wijs.
‘Ik ben anders erg blij met m’n jas. Ik loop er graag mee,’ luidde mijn verdediging.
De jongen vertrok geen spier in z’n gezicht. Alleen z’n handen funktioneerden. Om m’n jas aan te pakken, aan een haakje te hangen, & deel te laten worden van de jassenbergplaats van Paradiso.

Nog iets langer geleden zeiden mijn collega’s mij dat ik makkelijk om ¼ voor 9 kon vertrekken. Anderen deden dat ook zo vaak. Dan moest ik dat ook wel een keertje kunnen doen. Zij deden de rest wel met z’n 3-en.
Ik pakte m’n spullen. Stap voor stap. Elke beweging moest optimaal effekt geven, zodat m’n collega’s ten volle van mijn vertrek konden profiteren, zo min mogelijk last ervan ondervonden.
1st M’n shirt aan. Dweiltjes mee naar achter. Vervolgens m’n sweater. Bezem in ‘t rek. Pet op. Fooi op een andere plaats. Jas aan. Licht uit achter de bar.

Tijdens ‘t concert zag ik vooral meisjes die, veel kleiner als ik, over alle schouders moesten kijken. De hoofden haalden ze nogeneens. Behulpzaam ging ik maar dwars staan. Zo onopvallend mogelijk. Ze moesten eens gaan denken dat ik dat voor hun deed.
Voor de rest lange mannen. Jonger dan ik. Maar langer. Lange mannen die niet stil konden staan. Onverantwoordelijk gedrag tegenover de kleine meisjes achter ons, want zij moesten met hun hoofden heen & weer zwaaien om toch nog iets te zien.
De lange mannen roken. Ik stond ernaast, zodoende weet ik ‘t zeker. Ik vroeg me af of ik ook zo rook.

Ik was van plan geweest een ander t-shirt aan te trekken. Had ‘m speciaal daarvoor meegenomen naar m’n werk. Daarnaast zou ik een italiaanse douche nemen.
In de haast van ‘t straks beginnend concert, de drukte van ‘t opruimen, ‘t perse willen helpen van m’n collega’s, ‘t snel enkele boterhammen naar binnen schransen, was ik dat allemaal vergeten.
Werkt dat net als bij knoflook? Als je knoflook hebt gegeten ruik je de andere gebruiker niet meer. Nu ik die lange mannen rook, betekende dat dat ik die geur niet met me meedroeg?

De kleine meisje stonden achter mij. Niet achter de lange mannen.
Ik ben niet zo lang als lange mannen.
Mijn jas zou waarschijnlijk ook wel ruiken zogauw die vriendelijke garderobe-jongen hem mij weer aan zou reiken.

Daarom heb ik ‘m meteen te drogen gehangen. Hij mag morgen niet ruiken.

De rest wassen we wel in Zijperspace.

ijdelheid

‘t Is slechts ijdelheid wat er aan de hand is met mij. De uiterlijke schijn moet op & top zijn. Zoverre ‘t in de mogelijkheden ligt er iets aan te verbeteren, zal ik mezelf niet verhinderen aldus te doen.

Zoals de gulp die gisteren open stond. Ik kwam uit ‘t hok achter de bar, net na afloop van ‘t werk, & bemerkte tijdens ‘t openslaan van de klapdeurtjes dat ‘t behoorlijk tochtte. Sas stond vreemder te kijken van de rare beweging die ik tijdens ‘t binnentreden maakte, dan van ‘t feit dat m’n gulp waarschijnlijk al 5 minuten m’n kleur onderbroek showde. Ik dacht daar anders over.

Vanochtend kwam ik er achter dat ik gister tevens de hele dag 2 rechtersokken heb gedragen. ‘t Was blijkbaar m’n dag niet. Er staat nl een duidelijke ‘L’ dan wel ‘R’ op m’n sokken gemarkeerd. Een kind kan de was doen, zou je kunnen zeggen. Kwaliteitssokken van ong € 15,- ‘t paar. Dan wil je ook de juiste sok aan de juiste voet. Waar voor je geld, heet dat.
Beschaamd, hoewel ‘t natuurlijk niemand opgevallen is, heb ik beide sokken vanmorgen bij constatering in de wasmand gegooid & 2 uur eerder dan normaal een schoon paar aangetrokken.

‘t Is net als scheren. Hoewel ik zo goed als zeker weet dat niemand kan zien dat ik dat ene haartje hebt overgeslagen, daar rechts onder m’n kin steekt ‘t een mm uit, heb ik toch de neiging rechtsomkeert te maken, me desnoods ziek te melden (enigszins overdreven; nog nooit gedaan, maar ‘t gevoel bekruipt me wel) & met ‘t scheermes enige korrekties aan te brengen. Om vervolgens de gehele dag niet meer buiten te komen.

Daarnet heb ik me geschoren. Terwijl ik dit schrijf, wrijf ik angstvallig over m’n kin, wangen & bovenlip om toch vooral vandaag niet iets dergelijks te hoeven constateren. Stel je voor dat ik zodirekt iemand tegenkom die dit stuk gelezen heeft. Zodadelijk volgen enige handelingen, gewoon voor de zekerheid, zodat ‘t er gladder dan ooit tevoren uit zal zien.

Maar tegenwoordig, men wordt een dagje ouder, men krijgt te maken met verschijnselen die nou 1maal schijnen te horen bij ‘t bereiken van ouderdom, groeien er ook haren uit mijn oren. Op zich hoef ik niet te klagen, andere mensen hebben last van een buitenmatig grotere neus op bepaalde leeftijd, of krijgen te maken met een uitzonderlijke vergroting van de oorschelpen. Men kan zich de beelden waarschijnlijk wel enigszins voorstellen, indien men eens heeft rondgekeken in ‘t bejaardentehuis. Daar zal men mij voorlopig niet vinden, maar voordat ‘t zover is zal ik zeker pogen er ook nog niet zo uit te zien.
Bovendien heb ik een blonde haargroei aldaar, zodat ‘t niet al te veel opvalt. ‘t Geeft eerder een donsig effekt, dan dat je verstoord opkijkt bij aanschouwing van mijn haargroei op die toch wat private plek. Tenminste, dat hoop ik dan. Ik stel ‘t me zo voor om vooral niet slapeloze nachten er aan over te houden.
Ik knip ‘t dus weg. Speciaal daarvoor een schaartje aangeschaft (tevens bruikbaar voor de neusharen, maar ik vond dat ik ‘t vandaag maar bij de oorharen moest laten). Daarmee ga ik voor de spiegel staan & onderneem dan ettelijke pogingen in spiegelbeeld te mikken.
‘t Ging zowaar in 1 keer goed.

Zijperspace ziet er piekfijn uit vandaag.

muziek

Opeens wist ik dat ik kon dansen. Als ik m’n handen maar los liet. & Tegelijkertijd m’n hoofd. & Benen. Vooral m’n benen. Was ik ook nog in staat de mensen los te laten, in zoverre: was ik niet bang dat ze zouden kijken, of beter nog: verwachtte ik zelfs dat ze naar me zouden kijken, dan ging ‘t goed. Ik zweefde over de dansvloer & wist dat ik kon dansen zoals nog nooit iemand gedanst had. M’n hoofd naar beneden, m’n armen zwaaiend langs m’n lichaam. Ik was de doemmuziek in beweging.

Hoe vaak had ik tot dan al niet zitten praten met Mirjam? Ik had haar gevraagd mij duidelijkheid te geven, maar wel op zo’n zachte toon dat ze niet perse antwoord hoefde te geven & nog een keer wilde vrijen met me. Nog 1 zoen, dacht ik, & dan laat ik haar los. Nog 1 kus, & dan laat ze mij gaan. Nog 1 omhelzing, & ik ben definitief van haar. Ik was blaadjes van een bloem aan ‘t plukken. Met elke keer een goede uitkomst.

Alles wat we deden was op haar zolderkamer zitten. Een beetje thee drinken. Dat deed iedereen in die tijd, gedurende ‘t bezoek aan elkander. Ons achterste geplant op een stapels kussens, ik kan me geen anders ingerichte kamer van vrienden herinneren, hangend met de elleboog op de volgende stapel. Vervolgens keken we zo verlangend mogelijk naar elkaar & praatten we over de dagboeken die we nooit aan iemand anders zou laten lezen. Terwijl we zeker wisten dat we van elkaar hielden & tegelijkertijd wisten dat dit een hel was waar we doorheen gingen.
Liefde was iets afgrijselijks, ze hadden ‘t nooit moeten uitvinden, zeker niet voor ons, & de muziek verbeterde de sfeer ook al niet. Maar dat was de bedoeling van de muziek die we uitzochten.

Zaten we niet te hangen, onderwijl muziek draaiend, dan vreeën we wel, onderwijl muziek draaiend. We waren jong, elk moment moest benut worden, & elk moment moest vooral een eeuwigheid of daaromtrent duren zolang we aan elkaar vastgeplakt zaten. We waren in de war & wisten ook zeker dat de wereld in de war was. Daarom draaiden we muziek, & lieten we die muziek ons wegvoeren zoals we elkaars lichamen wegvoerden. Wat moesten we anders in die onoverzichtelijke kaart die men de maatschappij noemde, maar waarin men vergeten was de lijnen der emoties van een opgroeiende puber weer te geven. De muziek was zekerheid; van te voren opgenomen emoties, die elke keer bij afluisteren bij ons dezelfde gemoedsstemming veroorzaakte.

Uiteindelijk heeft Mirjam besloten dat ze op iemand anders verliefd was. Kon ze tenminste de knoop doorhakken. Zichzelf ervan vergewissen dat ze geen loopje meer met me nam. Vanaf dat moment hoefde ze geen vragen meer te beantwoorden, maar kon ze gewoon zeggen dat ze niet van me hield. Ze hoefde me niet meer aan te raken om de wereld met z’n 2-en overzichtelijker te maken.

Ik kon alleen nog maar in m’n 1tje dansen, onderwijl de schijn ophoudend dat ik de tekst niet hoorde.

& Wachten tot er iemand keek naar de bewegingen in Zijperspace.

Dit ihkv geleverde suggesties nav ‘t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van Marc. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt.

boomdood (vervolg)

Gisteravond heb ik ook wel naar buiten gekeken, maar dat was om te zien waar al dat licht toch vandaan kwam. Heel Amsterdam zonder stroom, & toch kon ik in de keuken zien wat ik deed. Geen maan die door de wolken heen zichtbaar was. Evengoed was ‘t niet licht genoeg om me ten volle tot ‘t besef te komen dat de boom weg was. Dat bemerkte ik vanochtend pas.

Nu voelt ‘t alsof er bij me ingebroken is. Met goede bedoelingen weliswaar & zonder dat ik er gevolgen van ondervind, maar men heeft toch iets gedaan waar ik bij had willen zijn. Ik had de deur voor de man open willen doen, hem de tuin laten zien. Ik had willen zien hoe hij te werk zou gaan. Waar-ie de kabels ging bevestigen. & Hoe. Bovenal had ik willen zien hoe de boom over m’n huis uit zou torenen & aan de andere kant terecht zou komen.

Terwijl ik gister zomaar ‘ns ‘t grootste gedeelte van de dag thuis was. Ik moest wachten tot de was klaar was om ‘t zo snel mogelijk te drogen te hangen. Er moet wel een volgende schone broek beschikbaar zijn om aan te trekken. & Na de kapper ben ik onmiddellijk naar huis getogen. Om de vieze gel uit m’n haar te wassen, ‘t weer te laten drogen & m’n eigen wax erin te kunnen smeren. Daar ging ook makkelijk een uur overheen.
Wellicht dat ‘t toen al gebeurd was. De was ontnam me ‘t zicht op de boom. Die schuin in ‘t linkergedeelte van ‘t beeld hing.
Of heeft ‘t eergister al plaatsgevonden? Heb ik gewoon niet opgelet? Heb ik niet gezien dat de waslijn doormidden op de grond lag? Dat kan niet. Dat zou me meteen opgevallen zijn. Denk ik.

Alleen al die waslijn geeft een droevige aanblik. Hing er al jaren. Ik heb wel ‘ns geprobeerd ‘m te verwijderen vanwege enkele tuinaktiviteiten, maar dat lukte niet op een subtiele manier. Nu ligt-ie geveld door een mannetje van de kraan (of misschien ‘t geweld van de boom) met de knijpers er nog aan op die ene rij tegels die m’n tuinpad vormt.

& Waar ik een gapend gat had verwacht, zie ik nu een stronk. Een afgezaagde stronk. Plat, glad afgezaagd.
Ik had liever gehad dat ze ‘m in ‘t geheel weggehaald hadden, dan kon ik volgend jaar iets voor de boom in de plaats planten. Nu moet ik jarenlang tegen een restant van een boom aankijken.
Ik weet ‘t wel: ‘t zou veel meer moeite hebben gekost, met wortels & al, veel riskanter bovendien. Maar ‘t zou toch prettig zijn geweest. Nu herinnert ‘t plakkaat me er elke keer weer aan dat ik die boom uit m’n tuin wilde hebben. Een groot ding waar leven in zat.

De grootste bewoner van Zijperspace is niet meer.

knie

Ik heb m’n opa niet anders gekend dan als een oude man, met dun wit haar aan de zijden, kaal op de bol. Hij was voor die tijd een uizonderlijk lange man. Maar buiten dat was-ie vooral te herkennen aan z’n wandelstok. Die was noodzakelijk, doordat-ie slecht ter been was.

Op 7-jarige leeftijd was m’n opa van een stoel gesprongen, zo ging ‘t verhaal, & met z’n knie in een speld terecht gekomen. Dat is nooit meer goed gekomen. Vanaf die tijd liep-ie mank. Dat heeft er echter wel voor gezorgd dat-ie als 1 van de weinigen van ‘t gezin verder kon gaan leren dan de gebruikelijke lagere school.

Z’n linkerschoen was xtreem groot. ‘t Leek alsof er een zool van 10 cm onder zat. Een soortemet olifantenvoet kreeg-ie daardoor. Gehuld in leer. Vervaardigd door schoenmaker Rieswijk, de enige die in de wijde omtrek dat soort schoenen aankon.

Hij heeft z’n knie wel ‘ns laten zien. Tegen ‘t eind van z’n leven raakte hij meermaals in ‘t ziekenhuis terecht. Moest er weer 1 of ander gezwel verwijderd worden uit z’n been.
Als we voor visite in ‘t ziekenhuis langs kwamen kon ‘t voorkomen dat-ie z’n knie toonde. Z’n schaamtegevoel verdween meer & meer naarmate hij ouder werd. Te veel naar m’n moeders zin. ‘t Staat me bij dat ‘t een verschrikkelijk dun been was. & Bruin, dat weet ik zeker, net als z’n hoofd die nooit wit wilde worden. Alsof m’n opa geen nederlands bloed, geen blanke huid had.

Bij ‘t wandelen steunde hij op z’n stok. Een oerdegelijke stok, met een kromming aan de bovenkant voor de greep, zoals vroeger stokken altijd waren. Er moeten in die tijd al krukken hebben bestaan, maar blijkbaar weigerde hij die te gebruiken. Met z’n stok kon-ie immers alles.
Hij kon bijv de asbak dichterbij manoeuvreren, terwijl-ie in z’n stoel zat. Met een simpele beweging van de stok, die altijd z’n zitplaats lag, trok hij de asbak naar zich toe. Een staande asbak. Drukte je op de knop boven ‘t asgedeelte ervan, dan draaide alle as weg. Als ik aardig was geweest, & lang had gezeurd, beter dan m’n broers, mocht ik de knop indrukken. Zodat alle peuken & as verdwenen.
Soms trok hij de tafel dichterbij. Dan kon hij bij z’n kopje thee, die oma te ver weg had neergezet. Of om bij z’n sigaren te kunnen, die per ongeluk op tafel lagen ipv naast ‘m in ‘t dressoir.

Op ‘t laatst gebruikte hij de stok ook om uit te kunnen halen naar m’n neef. Dat was in de tijd dat m’n oma in ‘t ziekenhuis lag & m’n neef de enige was die tijd & zin had om m’n dementerende opa te verzorgen. In z’n vlagen van wantrouwen jegens die onbekende onbetrouwbare vlegel (‘Je hebt m’n sigaren zeker verstopt, hè!’) haalde hij soms uit als m’n neef te dichtbij kwam. Gezeten in z’n stoel. De stoel waar-ie altijd in zat. Z’n ene, manke, voet gelegen op een bankje dat een soort verlengde van de stoel was. M’n neef moest daar niet te dicht bij in de buurt komen.

Hij zat altijd voor ‘t raam. We konden z’n hoofd nog net boven de vensterbank uit zien steken als we met de auto aan kwamen rijden. Dan krulde z’n lach, & stak-ie z’n stok naar boven ter begroeting. Al snel kwam oma dan ook bij ‘t raam staan.

Een enkele keer kreeg Opa voor z’n verjaardag een nieuwe stok. Opnieuw 1e kwaliteit hout. Klassiek. Stevig. Gebouwd op zijn lengte.
Daar was-ie volledig mee in z’n nopjes. Z’n oude begon inmiddels te slijten, zei hij.
& Van z’n kleinkinderen kreeg-ie dan een pak biscuitjes & een doos sigaren. Daar was-ie nog veel blijer mee, ook al had-ie beide goederen altijd op voorraad naast z’n stoel. Dat belette ‘m niet om ons enthousiast vast te pakken & te omhelsen. We hingen voor een moment voorovergebogen over z’n stoel, terwijl-ie luidkeels lachte. Boven een plek waar we anders nooit mochten zitten.

Iedereen heeft z’n eigen ‘eigen’ plek in Zijperspace.

Dit ihkv geleverde suggesties nav ‘t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van Theo. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt.
(Overigens: m’n broers blijven maar doorgaan met mij onderwerpen voeren. Dat moet andere lezers niet beletten daarin mee te doen, natuurlijk. Ik heb weliswaar genoeg om over te schrijven, maar ik hou van schrijven nav een ‘opdracht’.)

tijdelijk

De tijd drinkt het geduld op.
(Pelicano)

De tijd gaat voor mij veel te snel. Ik kan er te weinig in kwijt. ‘t Vliegt voorbij zonder dat ik daadwerkelijk ervan geprofiteerd heb. Denk ik dan.
Er zou in de Openbare Bibliotheek door een psycholoog een lezing gehouden worden met als onderwerp: ‘Waarom de tijd sneller gaat naarmate je ouder wordt’, of iets van die strekking. Ik wist meteen al dat ik er niet aan toe zou komen; ik had belangrijker dingen om m’n aandacht aan te besteden. Ik kom al nergens aan toe.

Ik verzuchtte vorige week tegenover m’n moeder dat ik er steeds meer last van lijk te krijgen. Een dag heeft veel te weinig uren, zei ik. Dat was bij haar ook de moeilijkheid, vertelde ze. ‘t Leek alsof ze, naarmate ze ouder werd, minder op een dag voor elkaar kreeg. Ondertussen moest ik zo snel mogelijk een kijkje nemen op haar comp. & Misschien kon ik ook de telefoonsnoer repareren?
Er is veel te doen & te bepraten als ik bij m’n ouders ben, & onderwijl ben ik alweer in gedachten onderweg naar de volgende bestemming.

Toen ik begon te studeren, 13 jaar geleden, dacht ik een oplossing gevonden te hebben voor m’n niet-aflatende zucht alles te weten te komen. Ik stopte gewoon meer uren in de dag. Als ik maar consequent volhield, zou ik vanzelf wel wennen aan die 3 uur die ik mezelf aan slaap in mindering bracht.
Maar na 2 weken ‘t met 5 uur nachtelijke rust proberen te doen, sukkelde ik boven m’n studie-boeken in. Als ik dat wist te voorkomen, door overmatig koffie-gebruik & grote hoeveelheden druivensuiker, drong de tekst niet meer tot me door.

Misschien dat ik te veel dingen in de dag wil stoppen. Ik wil te veel boeken tegelijk zo snel mogelijk uit hebben. Met veel belangstelling heb ik wel ‘ns aankondigingen voor cursussen snellezen bekeken. Maar ik was bang dat de beleving van ‘t gelezene dan minder zou worden. Er moest natuurlijk wel intens genoten worden. De ervaring moest wel ‘t toppunt van z’n mogelijke xtase bereiken.

Op dit moment zijn er alweer meer dan 3 uren van m’n dag vervlogen. Ik weet niet beter of er is nog niets zinnigs uit m’n handen gekomen. Ik heb slechts een 10-tal blzs gelezen. Er wachten nog 3 boeken op beëindiging, misschien wel 4. & Er bestaat al een grote trek naar de bieb te gaan, alsook de boekhandel, om nieuwe titels in huis te halen.
Er is niemand die me dwingt, behalve ikzelf. ‘t Is een innerlijk stemmetje die konstant in m’n hoofd staat te drammen dat er geen tijd te verliezen is. Straks ben je dood & dan weet je nog niks. & Terwijl ik alles in me opneem, begin ik mezelf steeds meer te beseffen dat ‘t wel verschrikkelijk tijdelijk is. De boeken van een jaar geleden ben ik inmiddels alweer vergeten.

Daarom is men ‘t maar gaan opschrijven in Zijperspace.