igst

Carel was ‘t grappigst op een gegeven moment. Getraind door z’n vrienden & klasgenoten.
Daarna kwam Quint.
& Ondertussen sudderde Jan door met z’n woordspelletjes. Brand hier is, Brandaris. Ik ben nog steeds geneigd die woorden te herhalen als ze ‘t over die vuurtoren hebben. Maar ik had de betekenis pas door tegen de tijd dat ik zelf begon te roken.

Carel was zo grappig dat meneer de Boer een beetje genoeg van z’n voetbal had die steeds weer over ‘t hek z’n tuin in viel.
Die zou hij doorsnijden, zei hij dan.
Moest-ie maar proberen, zei Carel. Waarna meneer de Boer weken lang met verband om z’n duim rond moest lopen.

& Tijdens ‘t eten maakte Jan daar dan weer een droge grap over. & Theo de woordspeling die daarop moest volgen.
Er was een volgorde in die dingen. Met m’n moeder die ‘t allemaal probeerde in te tomen.
Niek, zeg jij er dan ook iets van!
Terwijl Marc de pap nog een keer met z’n lepel uit ‘t kommetje spetste vanwege de grote mate van lol rond de eettafel.
‘Haha!’, voluit.
‘Hihi!’, op een gegeven moment besmuikt achter een hand.
Afhankelijk van de leeftijd & rank daar in. & Pa die ‘t slabbetje over de kin van Marc sleepte. & Ma die zei dat we moesten stoppen. Plus nog een keer: Niek!
Die ‘t slabbetje aan Jan had doorgegeven omdat die ‘t dichtst bij Marc zat. Op zijn beurt flauw vlaggend ermee, alsof-ie de kapitein was, of matroos.
Elke dag anders. ‘t Moest wel spannend blijven. Ook voor Pa & Ma.

Ik zat aan ‘t hoofdeind. Marc tegenover me in de babysit.
De rest had ook z’n eigen plaats. Maar elke dag was de rolverdeling anders, hoewel we uiteindelijk slechts langzaamaan veranderden.

Pa werd pas grappig als-ie de deur uit was. Dat lag niet aan m’n moeder. Ik weet nu pas hoe dat zit. Terwijl ik altijd heb zitten kijken wat er nou allemaal gebeurde tijdens ‘t eten, dringt ‘t nu pas tot me door.
Zo veel vrouwen voor versleten daarvoor. Voor uiteindelijk begrip.
Maar dan die grapjes die ze nooit begrepen. Die vriendinnen leken wel m’n moeder. Die natuurlijk de liefste was, dat waren ze met me eens.

Misschien dat ‘t daar fout bleef gaan met de vrouwen in Zijperspace.

Spiertje

Niet dat ik prat wil gaan op ‘t feit dat ik een keertje de juiste woorden heb gevonden voor in welke omstandigheid ik me bevind; er zijn mijns inziens gewoon geen andere woorden voor dan dat er geen spierkracht in me schuilt als ik tot daden over zou moeten gaan.
Ik heb ‘t gevoel dat ik door toevalligheden, mensen die de juiste vraag gesteld hebben & me daarna weer in contact gebracht hebben met een andere juiste persoon, waardoor ik enigszins verder kom dan doelloze apathie & struisvogelgehannes.

Ik kom net bij zo’n persoon vandaan. Ze had me enkele suggesties gedaan waar ik mogelijk recht op zou hebben, waarna we vanochtend een afspraak met elkaar hadden om 1 & ander uit te zoeken & aan te vragen.
Dit jaar is geen succes, zo bleek, door omstandigheden die verder onbelangrijk zijn om te benoemen. Volgend jaar, over 3 maanden dus, spreken we weer af & kunnen we meer realiseren.
Ik voel me bij zo’n gelegenheid ‘t angstige, hyperventilerende jochie. Zij de daadkrachtige vrouw die voor niets haar schouders zal laten zakken.

Of ik er koffie bij wil, wordt na binnenkomst op dergelijke afspraken gevraagd. Vaak met de verzuchting dat ze dat wel eens eerder had kunnen vragen. Maakt niet uit wie ik tegenover me vind. ‘t Is een scenario dat je in kan vullen van hoe een ontmoeting in dergelijke situaties doorgaans verloopt.
Nee, want dat drink ik niet. Op een beleefde toon, maar ondertussen pogend ‘t waarom van geen koffie weg te stoppen. Als ‘t achterin m’n keel al zit te kriebelen om er onverwachts toch, ondanks mijn gesputter, uit te rochelen.
Thee dan?
Nee, altijd water bij me. ‘s Ochtends al te veel thee bij m’n ontbijt gedronken, komt er dan alsnog makkelijk uit. Ik heb geen kracht meer onnozelheid uit m’n mond een 2e keer te blokkeren.

Terwijl dat water alleen maar dient om geen ongemakkelijke situatie te creëren.
Te hete thee.
Geen plek om ‘t natte zakje te deponeren.
Een onnodig houten roerstokje ergens kwijt moeten.
‘t Niet lekker vinden & toch door moet drinken: ‘t bekertje moet leeg zijn bij vertrek.

Als er niets te drinken aangeboden wordt, door bijv bijtijds mijn water voor me op tafel, zou, heel tegenstrijdig, voor mij voor meer comfort kunnen zorgen.
Evengoed snap ik dat deze sociale interacties in de meeste gevallen noodzakelijk zijn. De kans is over ‘t algemeen groot dat dit in mijn geval ook zo zou zijn, vanuit hun optiek.

Waardoor ik daarnet enigszins vermoeid, geestelijk in de war geschud, nog meer verworden tot een hoopje van toevallig aan elkaar verbonden slappe spieren, mezelf voor m’n deur vond.
Niets denkend. Door onvermogen. Door de wil dat niet te doen. Maar toch mislukkend omdat de zintuigen ondanks alles overal heen blijven schieten.

Op dat moment van totaal overgeleverd zijn aan allerhande triggers, zag ik hoe vies van stof mijn voordeur was. ‘t Vergelijk met de deur naar de opgang van de bovenburen deed ‘t niet erger lijken, minder evenmin. Irriteren deed ‘t evengoed.
Mijn fiets de fiets gelaten, richting keuken gelopen, dweil plus spons gepakt, spuitfles met schoonmaakmiddel van minstens 5 jaar oud & de alles wat grauw zag er vanaf gewreven & geschuurd.
Dat er geen oneffenheid meer in m’n blikveld stond de komende tijd als ik na dergelijke buitenhuizige afspraken thuis zou komen, gespannen, gekwetst, uitgeblust, welk hokje ik in zo’n geval ‘t liefst aan zou kruizen.

& Dat ik zou weten dat ik toch nog ergens een spiertje had.

Maar dat die nu ook niet meer werkt in Zijperspace.

Steun

‘t Werd daarnet bij me naar binnen gefrommeld. Zo klonk ‘t in ieder geval.
Doorgaans hoor ik dat soort dingen niet. Zittend in m’n woonkamer hoor ik vaak niet meer dan ‘t weer dichtvallen van de brievenbus. Na zoveel jaar moet je dat geluid wel thuis kunnen brengen.
Dit keer had ik de deur van de wc open. Niet echt m’n gewoonte. Ik heb vriendinnen gehad wiens communicatie niet stopte tijdens ‘t bezoek aan de wc. ‘t Halve lichaam van Stella hing zelfs buiten de deur. & Iemand anders, een ander soort relatie, ging op de wc door met ‘t dirigeren van de rest van ‘t huis. Dit moet nog gedaan & kan je daar nog even naar kijken. Dat soort zaken. Bij Stella was ‘t gezelligheid & in ‘t vuur van ‘t gesprek; ik kan me geen moment herinneren dat ‘t stil was als ik bij haar langs was. Bij die ander ging ‘t puur om de efficiëntie.

Ik had de deur dus open. Dat kwam door piepgeluidjes die ik hoorde. Ik vermoedde ze in huis. & Dat was op ‘t moment dat ik de deur dicht zou trekken. Dus in m’n kwetsbaarheid van broek omlaag moest ik toch nog enigszins controle houden, door me zo goed mogelijk op de hoogte te stellen van wat er gaande was.
Nog een piep. Daarna pieppiep. & Toen een tik van de brievenbusklep. Waarop de frommel begon.

‘t Is gek dat je bij de piep nog volledig van niets weet. Slechts vragen, veronderstellingen, spoken door ‘t hoofd.
Maar dan de tik van de klep, die zorgt ervoor dat je plots alle details weet.
Groene sokken.

Groene sokken in te grote maat. M’n steunzolen moesten er in passen. & Thermo omdat ze m’n zogenaamd noorse sloffen gaan vervangen.
Die laatste zaten lekker, ze waren betaalbaar, zeg maar: goedkoop. Nadeel was alleen dat binnen een jaar de 3e laag van de onderkant aan de beurt was voor slijtage. Ze zouden een 2e winter niet meer voldoen.
Buiten dat, ik durfde me er niet mee te vertonen. Snel sloffen uit als er aangebeld werd. Even kijken of de buren van achter doorkijk hadden als ik snel wat in de tuin moest doen. Vuilnis. Of compost.

Kijk, dat soort dingen zou ik dus allemaal met Stella hebben besproken. Alles was even belangrijk. Hoewel ze liever had dat ik vertelde wat ik nou weer met vrouwen had uitgespookt. Maar ik mocht best van wal steken met zo’n verhaal over sloffen. Als ik me maar verloor in die details, dan werd ‘t leuk.

‘O Ton, zoals jij praat, je lijkt af & toe wel een wijf.’
‘Misschien dat ik me daarom zo bij ze op m’n gemak voel.’
‘& Zij bij jou. Ik heb nog nooit een man meegemaakt die met zo veel vrouwen in bed heeft gelegen zonder ze te versieren. Al m’n vriendinnen hebben ‘t met jou gedaan!’
‘Nee, da’s niet waar.’
‘Al de vriendinnen die geen vriend hadden.’
Ook dat was niet waar. Maar ze kon ‘t zo lekker enthousiast vertellen.
‘& Heb ik ‘t nou echt nooit met m’n dronken kop met jou gedaan,’ vroeg ze dan voor de zoveelste keer. Waar Erik bij was, haar toenmalige vriend.
‘Nee, echt niet. Jij was al dronken in slaap gevallen.’

& Nu heb ik nieuwe groene thermo-sokken. Dat had ik haar best willen vertellen. Met alles hoe & waarom. & Dat de vrouwen in de HEMA ‘t mooist waren, maar de sokken niet.

Toen werd er nog niet geleverd in Zijperspace.

Ontdooid

‘t Brood is nog niet ontdooid, dus ik heb nog even.
Hoewel ik betwijfel of ik daadwerkelijk wel tijd heb als ik mezelf een rijtje voorspiegel van wat ik (nu nog) in deze dag wil stoppen.
Kriebel in de keel doet zich niet gelden & als ik ‘t vergelijk met voorgaande jaren lijkt de loopneus mijn lichaams antwoord op ‘t herfstige verschijnsel van de boom verlatende blaadjes. Dat betekent dat buiten een mogelijkheid is & dat ‘t volgens onze MP tot 6 uur nog niet zo streng is daar.

Ik heb dus in m’n hoofd al kilometers gefietst, div parken & bossen bezocht, bomen betast & gallen geregistreerd, zonder daar bewust allitteratie bij te willen combineren. ‘t Is mooi meegenomen, dat laatste, maar ik spreek mezelf toe dat ik beter niet kan dromen & met mezelf oreren, want ‘t leven duurt, de dag nog meer, tenslotte niet al te lang. & In die korte tijdspanne wil ik ook nog even kringloopwinkels inspecteren op de aanwezigheid van natuurboeken.
Routes worden intern gevisualiseerd, & doordat Maps al zo vaak hier is gebruikt. worden vroege suggesties automatisch aangepast omdat ik fietsend A’dam toch zeker beter ken dan zo’n verreweg satellietjesnetwerk.
Al mijmerend & tijd verdoend. Ik had er al kunnen zijn.

Hoewel, m’n brood…
‘t Is jammer dat ik ‘m altijd als is ‘t een taartje moet beleggen. ‘t Zou zeker 5 min schelen als ik gewoon kaas op de met boter besmeerde snee zou leggen, dubbel zou vouwen & na gedane vreetarbeid ‘t huis zou verlaten.
Maar nee, hier moet er van-alles-wat op gelegd & gesmeerd worden, zodat ‘t een perfecte combi wordt van smaak & voedingswaarde. & Die gelaagdheid, waarbij de afzonderlijke elementen ‘t nut niet kunnen inzien van aanwezigheid van zoveel concurrentie, zorgt ervoor dat ‘t in alle rust genoten moet worden, want anders burpt de boterham ipv ondergetekende consument.
Ik heb er ooit over nagedacht & ‘t uiteindelijke tevoorschijn gekomen concept ongemerkt uitgebreid & geperfectioneerd, waarbij ik ‘t resultaat van z’n ingrediënten lekkende boterham over ‘t hoofd heb gezien.

Maar goed, ‘t broodje lijkt ontdooid.

Laat de dag maar beginnen in Zijperspace.

Jeweetwel

Zoals elke ochtend dat ik de deur niet uit hoef, eet ik veel te laat. Ondertussen is ‘t m’n 3e & leef ik in een ander tempo. Vroeg opstaan helpt niet. ‘t Hongergevoel kan ik ondanks zo’n maatregel evengoed uren ontkennen. Ik heb genoeg te doen, word continu afgeleid & vlak voor ik dan toch écht op wil staan uit mijn stoel, besluit ik om te kijken of er nog mail of nieuws heet van de plank klaar ligt.
Wat opnieuw uitstel betekent.

Meestal niets heets dus, plankwijs.
Als je niet precies weet wat de wereld zou moeten horen, vergeet diezelfde wereld dat je ergens anders verkeert. Niet erg, want dan kan ik me concentreren & daardoor lekker zelf dat ontbijt vergeten. Want naarmate ‘t uitstel duurt, wordt de hongerroes groter. Je voelt steeds minder, alleen ‘t wazige van eerder op de dag wakker te zijn geworden gaat steeds meer overheersen, nogmaals uitvergroot.

Plus al die dingen waar ik me in verdiep. Die krijg ik gratis kado. Ze slepen me mee. Er gaan steeds deuren open, terwijl ik de deuren naar buiten nog hermetischer sluit, om mezelf te laten zien dat er nog veuls te veul vragen zijn die ik nog moet bestuderen & dat er orde geschapen moet worden in mijn overzicht van wat ik begrijp.
Als ik m’n archief van eerder als onbegrijpelijk te boek staande aantekeningen zou laten printen kan ik beter zelf een deugdelijke nieuwe printer kopen.

3 Dagen binnen dus. Zelfbewuste lockdown vanwege neus die loopt.
Terwijl ik denk dat ik misschien wat frisse lucht nodig heb, dat m’n stoffige huis de loop veroorzaakt & dat ik de benen beter geschikt vind die taak over te nemen van de neus, merk ik dat tijdens dat korte uithuizig zijn juist dan de verschijnselen zich in alle ernst voor gaan doen.
En plein public van mensen onderweg naar de Super ben ik dan bewust van elke veeg die ik met m’n hand richting lopend snot geef. Alsof straffen, maar heimelijk zoals ouders hun kinderen in ‘t openbaar openbaar proberen terecht te wijzen. Ter voorkoming van openbare wijzende blikken vol verwijt.

Ondertussen gebeurt er veel ondanks mijn gebrek aan beweging. Anderen zitten niet stil & zorgen er voor dat ik begeleiding voor geestelijk kreupelen krijg. Een ‘maatje’ heet één van die mogelijkheden nu gerealiseerd. Die kan straks dan koffie met me gaan drinken. Of een wandelen, kuieren, welk werkwoord ik belief.
Klinkt leuk, uitdagend, of eigenlijk geruststellend, maar dan moet daar halverwege m’n aangezicht eindelijk eens gestopt worden met die vloeibare jeweetwel.
Als je er een zakdoek tegenaan drukt is er niets van terug te vinden. Wrijf je gedachteloos langs de neus dan zit je vinger onder ‘t vocht.

Binnenkort misschien een test doen & dan vragen om een schriftelijk bewijs dat ik toestemming heb om buiten te zijn, aangezien ik snot & kriebel toch ook uitlaten moet.

Alsof ‘t de huisdieren zijn van Zijperspace.

Houdini

Ondertussen heb ik wel door dat een toevallig passerende vlieg niet vanzelfsprekend een doorsnee vlieg is als ‘huisvlieg’ (wordt ook wel ‘kamervlieg’ genoemd), ‘strontvlieg’ of, redelijk moderne tendens bij ‘t benoemen, ‘fruitvlieg’.
Nou zijn de 1e voorbeelden daadwerkelijk soorten. Ze hebben een eigen, wetenschappelijke naam. Op dezelfde volgorde: Musca domestica & Scatophaga stercoraria. De fruitvlieg is onder te verdelen in meerdere fruitvliegen (Drosophilidae), waarbij de in NL meest bekende de bananenvlieg wordt genoemd & de uit Japan afkomstige invasieve exoot de Suzuki’s of de Aziatische fruitvlieg hem tegenwoordig gezelschap houdt bij ‘t doorboren van de schil van diverse soorten fruit.

Maar ik weet dus ondertussen dat als ik een willekeurige vlieg fotografeer, ik er beter niet vanzelfsprekend vanuit moet gaan dat ik de huisvlieg tot stilstand heb bedwongen. Wikipedia heeft me al lang geleden laten weten dat de sterk gelijkende kleine kamervlieg (Fannia canicularis, waarbij ‘Fannia‘ al aangeeft dat-ie tot een andere familie behoort) gemakkelijk verward kan worden met de eerstgenoemde, die zijn soortnaam laat beginnen met ‘t familiegedeelte ‘Musca‘.

Sterker nog, ‘t gebeurt me regelmatig dat ik denk er 1tje voor me te hebben die enigszins verschilt van wat ik eerder heb gezien.
Je neemt in zo’n geval dus een foto, gooit de redelijk goede identificatie-app ObsIdentify (door regelmatige gebruikers inmiddels ‘Obs’ genoemd) er overheen, & krijgt vervolgens te horen dat ‘t niet verder op naam te brengen is dan ‘Fannia spec.’. Waarbij ‘spec.’ zoveel wil zeggen dat ‘t niet op soortnaam te brengen is.
& Dat ‘t van stront houdt, maar daar wilde ik ‘t even niet over hebben. Er zijn momenteel belangrijker dingen om te vertellen.

Dus ik had een aha-erlebnis bij ‘t zien van zo’n dertien-in-een-dozijn-vlieg toen ik iets in m’n keuken zag rondvliegen. Aangezien ik een leesbril zou moeten dragen als ik al dat pietepeuterige dat zich door de mens insect laat noemen wil onderscheiden als iets dat meer is dan gewoon een vlek, neem ik ‘t risico niet iets verrassends te hebben ontmoet & daaraan voorbij te zijn gegaan, & maak, indien mogelijk, daarom een foto. Dat gaat vaak sneller dan ‘t zoeken naar de genoemde bril, ook al ligt-ie in 5 versies verspreid over m’n woning.

Dat leverde mbv van Obs de Houdinivlieg als uitkomst op. Met een in dit soort situaties gegeven zekerheid van juiste herkenning tegen de 100%.
‘t Spijt me, maar ondanks dat er op aan ObsIdentify gerelateerde website werd vermeld dat deze vlieg ‘vrij algemeen’ is, was ik me niet bewust van een eerdere ontmoeting, in levende lijve noch in enige informatievoorziening over ‘t beestje.

Helaas kreeg ik slechts 1 pagina zoekresultaat toen ik op z’n naam naar meer wetenswaardigheden ging zoeken. Waarbij elke voorgeschotelde link me niet meer opleverde dan de bevestiging van ‘t bestaan van deze schijnbare vliegversie van een ontsnappingskunstenaar.

Maar natuurlijk ook z’n wetenschappelijke naam: Cacoxenus indagator.
Z’n soortnaam blijkt in archaïsch engels te staan voor ‘investigator’. Dat dit niets te maken heeft met de man die zijn naam aan de NL-betiteling van deze vlieg heeft gegeven, komt waarschijnlijk doordat Houdini nog ter wereld moest komen toen de wetenschappelijke naam al was geboren.

Verder speurwerk leerde dat dit vliegje een broedparasiet is van de Gehoornde metselbij. Als die laatste even niet oplet, legt de Houdinivlieg eitjes in een broedgang op stuifmeel dat eigenlijk bestemd is voor de kleintjes van de metselbij. De Houdini-ei komt echter eerder uit & eet als larve een groot deel van de voedselvoorraad op.
Aangezien de metselbijlarve zodoende niets anders te eten heeft dan de uitwerpselen van de vlieg, sterft deze. & Uit de nestgangen bevrijdt de van larve tot imago ontwikkelde profiteur zich aan ‘t eind van ‘t groeiseizoen als Houdinivlieg.

Alleen ‘t tijdstip van verschijning roept nog vragen op in Zijperspace.

Botox

Vreemd blijft ‘t dat ik goed ben in ‘t plannen van m’n aankomst, maar slecht in ‘t plannen van m’n vertrek. Op ‘t laatste moment thuis bedenk ik dat ik binnen 5 min m’n tanden moet poetsen, m’n kleren aan moet trekken & daarbij rekening moet houden dat ik vast wel weer op ‘t laatste moment naar de wc zal moeten.
Dat is dan 1 van 2 redenen waarom ik iedereen voorbij schiet in ‘t verkeer, geen meter probeer te verliezen in bochten en schuin oversteek als ik m’n weg aan de overkant moet vervolgen.
De 2e is dat ik niet anders kan. Er zit vuur in m’n fietsbenen.

Dus kwam ik precies op tijd & hoefde ik niet buiten te wachten tot de exacte tijd van afspraak aan zou breken. Covid regeert.
Nr 50 werd sinds 1 september door ‘t nummerschermpje definitief vertoond, leerde ik van een A-4tje aan de muur: voortaan verplicht online de afspraak te maken plus alle andere regels die ik via dezelfde weg uit m’n hoofd had geleerd.
Ondanks dat was er nog 1 wachtende voor me, zo te zien.

‘De heer Zijp,’ werd er evengoed onverwachts geroepen.
Zo nauw hoefde een wachtende ‘t toch niet te nemen met de regels.
Ik had geen woord in m’n boek kunnen lezen. Die moest snel terug & m’n mouw (wilde ik links of rechts; welke ader deed ‘t ook alweer altijd goed?) opgestroopt.
Routineus plofte ik mezelf in de stoel met schuin hangende armbeugels op ‘t moment dat tegelijkertijd je geacht wordt iets te overhandigen aan de bloedprikker.
‘Shit, labbriefje vergeten,’ verzucht ik als verklaring voor m’n gezicht dat in de war zit.

100 Meter voor ik weer aankom check ik hoe lang ‘t me heeft geduurd. Precies een kwartier, zoals ik vergoelijkend had verklaard bij vertrek.
‘Doe rustig aan,’ had hij gezegd.
Maar hij kent ‘t verhaal van m’n fietsbenen niet, noch die van de wegen die scheef staan in mijn optiek & niet recht.

Zo routineus daarnet mijn ploffen, zo ongemakkelijk nu mijn zweet.
‘Pff, & nu begin ik te zweten.’
Hij zal me nu wel onder de zuchters scharen. Hen die altijd iets ongemakkelijks voelen & dat moeten uiten indien iemand in de buurt.
‘Van ‘t fietsen?’ vraagt-ie.
‘Ja, maar ik zweet altijd veel. Ik ben ‘t gewend.’

Terwijl hij mijn buisjes plus de juiste stickers selecteert (‘O, je moet nog even dit invullen,’ tussendoor als opdracht voor mij), noemt hij ‘t woord ‘Botox’.
‘Dat helpt als je veel zweet,’ legt-ie uit.
‘Nou, ik heb van de week Famke voor ‘t 1st gezien, met haar lippen…,’ probeer ik te vertellen.
Maar hij onderbreekt me: ‘Nee, dat is iets anders wat ze in lippen doen. Dat helpt niet tegen zweet.’
Hij geeft ‘t middel van Famke een naam. Z’n licht buitenlands accent maakt ‘t woord voor mij ongrijpbaar. Ik vermijd ‘t door verder te gaan over Botox.
‘Hoe werkt Botox dan bij zweet?’
”t Blokkeert de zweetklieren,’ legt-ie uit. ‘Ik heb last van zweet onder m’n oksels, daarom weet ik dat. Ik laat me er aan behandelen. 1 Keer in de 3 maanden. Dan is ‘t uitgewerkt.’
M’n bloedstroom belandt ondertussen in de buisjes. Ik merk die van m’n zweet al niet meer op.
‘Hoeveel kost zo’n behandeling dan?’
‘Ik denk zo’n € 400,-.’
Zo vaak laat-ie dus niet z’n oksels behandelen. Anders had-ie ‘t bedrag tot achter de komma kunnen noemen, denk ik ‘t salaris van een bloedprikker te kunnen inschatten.
‘Dat is voor mij al bijna de helft van wat ik elke maand krijg,’ sluit ik ‘t onderwerp.
Niet bewust. Maar ik had wel kunnen bedenken dat daarna niemand zou durven reageren.

Zijperspace blijft voorlopig gevuld met eerlijk verdiend zweet verkregen van de snelste route.

Posttroost

Telefoon.
Net nadat ik wakker word van een namiddagdut. Doodop in slaap gevallen van voor de naderbij komende regen uit proberen te fietsen.
De 1e 2 zinnen versta ik wel, maar registreer ik niet. Dat de stem verkeerd klinkt komt wel aan.
‘De hond is weggelopen.’
‘De oppashond?’
‘Ja, wil je helpen zoeken? Ik ga nu naar ‘t Flevopark.’

Snel weer aangekleed. M’n shirt nu nog maar lichtjes nat. 2 Biertjes mee voor als we straks weer opgelucht kunnen zijn. Koelelementen om dan niet geforceerd te hoeven zuchten. Je moet overal aan denken om straks de paniek voorbij te zijn.

Na een ronde in ‘t Flevopark toch maar bellen, want nog geen zoekende hond gezien.
‘Gevonden,’ klinkt ‘t. ‘Hij staat voor z’n huis.’
Niet in ‘t Flevopark dus, vraag ik dom om bevestiging dat ik op de verkeerde plek ben.
Ze geeft ‘t adres door.
‘O, dan moet ik weer terug,’ constateer ik opnieuw overbodig.

Ik stuur een bericht dat ik voor de deur sta. Vreemde deur, maar zij komt ondanks dat toch te voorschijn.
Als ze open doet, komt de spanning los. De paniek van afgelopen uur. De verantwoording voor de hond van iemand anders doen oogrimpels all over the place verschijnen. Ze persen de tranen die bedwongen willen worden toch naar buiten.

Ik stap op haar toe, doe mijn armen wijd. Over haar schouders die nog bezig zijn met schokken.
Ze zijn hoekig. Met mijn armen die aanraking van anderen ook niet meer gewend zijn voegt ‘t niet.
‘Oja,’ schiet ‘t hardop bij me te binnen, ‘afstand houden.’
Armen laten fluks los. Schouders voegen zich weer naar ‘t alleenlichaam.

Maar bij een volgende vloed van naweeënde paniek wrijf ik zacht met m’n vingers over haar wang. Die hebben hun herinnering over hoe dat moet nog niet losgelaten.
Troost ontvlucht ‘t lichaam niet, waag ik te denken.

Je moet er alleen niet vol mee in de aanval tegen tranen na een periode van geheelonthouding in Zijperspace

Nuvveus

Momenteel werkt ‘t nu 1maal zo dat als ik iets gedwongen moet doen, & dan met name iets waar ik niet sterk in ben, of wat ik doorgaans probeer te ontwijken dan wel iets wat in nog grotere kopzorgen zou kunnen uitlopen, dit resulteert in buitengewone stress die neigt naar hyperventilatie. Ik ga rondjes lopen, in zoverre dat mogelijk is in mijn met boeken gevulde binnenshuis, slaak van diep uit m’n lichaam komende zuchten & gooi mijn gedachten in een continu herhalende loop (engelse uitspraak).

Een cv opstellen was ditmaal de oorzaak. Weliswaar had ik die al grotendeels eerder samengesteld, maar er werd gevonden dat er een opknapbeurt nodig was.
‘tGeen waarschijnlijk terecht was, maar geenszins een welkome suggestie. Opschrijven wie je bent, gestaafd door behaalde diploma’s, werkervaring die door naam & toenaam waren na te gaan, plus achtereenvolgende hobby’s & kwaliteiten. & Dat opgesmukt in een modern jasje dat men tegenwoordig een template noemt (engelse uitspraak).

Ik raak dan vast in de techniek. Hoewel ik veel schrijf, ben ik slecht bekend met de veelzijdige trucjes die mogelijk zijn binnen de verschillende onderdelen van word (engelse uitspraak).
Ook vast in de regels. Waar je naam moet staan, waar de opleidingen. Van lang geleden naar onlangs of juist andersom; wanneer welk vrijwilligerswerk & uitgedrukt in procenten; in welke mate ben je die 7 talen machtig?
Cut!
(NL-uitspraak)
(na een korte pauze)
(gevolgd door een volgende)

Die volgende duurde dermate lang dat ik een dag rust moest nemen. Sommige mensen noemen dat een overdosis aan prikkels. Ik kan ‘t niet anders onder woorden brengen dan dat ik niet meer bij mezelf terecht kan.
Men mag mij van alles vragen, maar hoewel ik weet dat ik ‘t antwoord in m’n hoofd heb, ‘t achterliggende verhaal desnoods klaar heb liggen ergens van binnen: ik kan de knop van de la niet vinden waar ‘t uitgebreid beschreven opgeslagen ligt. & Zelfs als ik de kladjes met de uitgebreide notities toch tevoorschijn weet te toveren, vraag me niet hoe, plots spreek ik de taal van al ‘t geschrevene niet meer.

Dus vraag ik me op zo’n moment af of mijn zijn nog wel functioneert, of mijn ik wel in geschreven woorden bestaat. Waar is ‘t begin van mij als ik ‘t 1e woord niet kan vinden, vraag ik mezelf.
Waarbij ik die vraag wél kan formuleren, zie ik geen verhaal, woorden noch interpunctie, om in staat te zijn mijn taal te spreken zodat verteld kan worden waarom ik niet daarover spreek.

Ik banjer in cirkels. Loop denkrondjes. & Voel, daar waar ik uitspook in die spaarzaamheid aan gedachten, nagenoeg niets dan: ‘Stop.’

Welke taal ik maar wil in Zijperspace.

Getypt

Ik heb mezelf een groot deel van de dag vermaakt met typen. Daar heb ik vervolgens een onprettig gevoel in m’n rug aan overgehouden, maar dat had ik er bij elke scheut toch evengoed best voor over.
Dus bij ‘t zoeken naar ontspanning bleef mij niets anders over dan mijzelf op de bank te leggen, weliswaar in de hoop dat de nek niet op zou spelen, maar vooral met als uitgangspunt dat de rug er baat bij zou hebben & dat op zou wegen tegen ander euvel. Zeker aangezien die zich toch nog moest ontwikkelen tot een onaangename gradatie van pijn, stijf of lastig.

Helaas had ‘t typen dermate obsessief plaatsgehad, dat ik ‘t trommelen van m’n vingers nog even niet los kon laten. Ouwejongenskrentenbroodherinneringen borrelden boven & schotelden me beelden voor van correctielinten, tipp-ex & witte velletjes waarvan de naam al een lange tijd uit mijn redelijk omvangrijke schemergeheugen, waar alles geleidelijk aan getrokken wordt naar ‘t nog moeilijk waarneembare, zijn verdwenen.
Hoe gelukkig ik mezelf mocht prijzen dat ik, met dat als meegebrachte bagage, tegenwoordig gebruik mag maken van de mogelijkheden backspace & delete.

Mijn vader prefereerde tipp-ex. Alles wat uit zijn typemachine rolde werd immers 1st middels kopieermachine vermeerderd, waardoor de dikke laag (zeker tegen ‘t einde van ‘t potje) als vanzelf onzichtbaar werd. & Wat er mogelijk nog wel daarvan zichtbaar bleef, viel niet op in ‘t gezelschap van de typeletters, die ook zo hun kuren hadden.

Maar toen mijn tante van mijn neef de opdracht kreeg zijn proefschrift uit te typen, waar ze wel een paar maanden mee bezig was, deed, door de introductie van de electrieke typemachine die neeflief voor deze klus had aangeschaft voor tante, ‘t correctielint zijn intrede in de wereld van ongekende mogelijkheden waar wij inmiddels in beland waren.
We wilden allemaal wel een extra visite afleggen bij Tante Wil, die zonder kracht te zetten een fraaie demonstratie gaf van haar met 65% gestegen typesnelheid. Onderwijl maakte ze ijverig fouten, zodat ‘t correctielint ook in al haar glorieuze efficiëntie getoond kon worden.

Toen de electrische typemachine uiteindelijk ook in ons huis arriveerde, bleek zo’n correctielint echter van een bepaalde prijskaart te zijn voorzien, dat mijn vader zijn grote hobby vakantie in ‘t buitenland bedreigd zag.
We moesten voortaan toestemming vragen om zijn masjien te gebruiken, verantwoording afleggen over ‘t doeleind & daarbij minstens 4 keer ‘t woord ‘school’ laten klinken, liefst gelardeerd met een dreiging van ‘onvoldoende’.
Als we dan maar geen fouten maakten om daardoor overbodig correctielint te gebruiken.
Er was ook nog tipp-ex tenslotte.

& Dan konden we weer aan de gang met ‘t verdunnerflesje, zodat de witte vloeistof uit ‘t tipp-expotje ‘t weer wat langer vol zou houden. Maar tijdens ‘t aanstampen van die druppels in ‘t keiharde wit spoten de correctiedruppels ‘t potje uit, met als doel ‘t schijnend blauw van Pa’s typemachien. Extra verdunner plus wc-papier bleken nodig om weer onschuld op ‘t apparaat te poetsen.

Uiteindelijk was ‘t omdraaien van ‘t correctielint (de spoel links rechts zetten & andersom) de enige oplossing om jezelf te vrijwaren van zonden, daarbij wel zeer goed oplettend dat bij deze wisseltruc de moeilijk te verwijderen witte-lint-vlekken geen bezit gingen nemen van je vingers. Want bij ontdekking kreeg je dan toch nog een verbod van 2 weken met als toetje een week later een toespraak als je uiteindelijk daardoor een dikke onvoldoende voor je Aardrijkskunde-verslag had gekregen.

Wat een zegen voor Zijperspace, die Del & B-space om naar uit te wijken.