verminkt

‘De officierskamer’ heet ‘t boek. Van Marc Dugain. Op de voorkant staat een foto van 4 gewonde militairen. Duidelijk van de WO I. De ene militair heeft een doek voor z’n ogen, de ander z’n oogleden gesloten, alsof er niks achter zit, de 3e zit in een rolstoel, nr 4 heeft z’n rug gekeerd naar de fotograaf. Stelt nog niet zoveel voor, deze foto, weet ik inmiddels.

Vanochtend wist ik niet of ik ‘t boek wel verder durfde te lezen. Ik was niet zo lekker wakker geworden, had eigenlijk nog wel een uur willen blijven liggen. Een sjachrijnig gevoel van gister leek me bovendien dwars te zitten.
De hoofdpersoon in ‘t boek was, op ‘t punt waar ik gisteravond m’n boek had neergelegd, net gewond geraakt, nog tijdens de 1e uren van de oorlog. Hij beschreef hoe zijn verwondingen op hem overkwamen, hoe andere mensen er op reageerden, wat de dokters er aan dachten te gaan doen.

Ik was al een beetje gewaarschuwd. Vlak voor de titelpagina was nog een foto geplaatst. Een groep mannen aan een eettafel. Stuk voor stuk keken ze ongegeneerd de camera in. & Daardoor toonden ze hun verminkingen. Of eigenlijk de afdekkingen daarvan. Lappen voor ogen, neus, ½e gezichten verborgen achter zwachtels, gezichten waarvan een groot deel van ‘t aangezicht verdwenen was. Hoewel deze foto meer dan de plaat op de voorkant een introductie geeft op ‘t verhaal dat verteld gaat worden, had men wijzelijk deze foto pas binnen in ‘t boek geplaatst. Omgeven door een kaft & titelbladen. Indien ‘t op de voorkaft had gestaan had ik ‘t boek waarschijnlijk niet aangeschaft.

Ik ben nog niet echt ver gevorderd in ‘t boek, maar juist die ene foto, tezamen met ‘tgeen de protagonist tot nog toe heeft meegemaakt, maakt ‘t boek intrigerend. Iemand wist mij bovendien te vertellen dat tijdens die WO I ongelooflijk veel mensen verminkt waren geraakt in ‘t aangezicht.

De hoofdpersoon liep daarnet langs de bedden die naast ‘m bezet waren geraakt, hij was de 1e die tijdens de oorlog op de zaal van aangezichtverminkte officieren was komen te liggen. Hij beschreef hoe de mannen die net gearriveerd waren er uit zagen. Uit de zaal waren alle spiegels verwijderd. De mannen die er tijdens de loop van de oorlog terecht zouden komen zouden de funktie van elkaars spiegel gaan vormen, had de man bedacht.
& Ik ben verbaasd dat ik zit te wachten tot ik de beschrijving van ‘t volgend verminkt gezicht voorgeschoteld krijg. Ik wil alleen maar meer gapende gaten in hoofden voor m’n geestesoog zien.
Ondertussen drink ik een biertje. Ik zet de kachel nog wat hoger. Volgende blz.

Men mag ‘t vooral niet koud krijgen in Zijperspace.

versleten

Ik had u vandaag met m’n nieuwe comp willen aanspreken, zo was m’n bedoeling. ‘t Was allemaal bijna rond. De financieën bedoel ik dan. De rest ook wel, maar dat wil ik u pas vertellen zogauw ‘t zover is.
Ik had een kopie van m’n arbeidsovereenkomst bij me. Van m’n ene baan. Ik had een schriftelijke bevestiging van m’n arbeidzaam leven bij m’n andere baas mee. Misschien leuk om die te citeren:

L.s.

Hierbij verklaart ondergetekende dat Dhr. A.F.B. Zijp, geboren 10-04-1964 te Den Helder, woonachtig te Amsterdam, sinds jaar en dag werkzaam is bij (…), Amsterdam. Zijp is in dienst voor gemiddeld 16 uur per week, zijn kontrakt geldt voor onbepaalde tijd.

Dat accepteerden ze bij de bank. Konden ze goedkeuren voor ‘t eventueel verlenen van een doorlopend krediet. Leek me wel ‘ns nodig: een doorlopend krediet. Leek me een stapje verder in m’n weg volwassen te worden. Financiële onafhankelijkheid. In zoverre een doorlopende lening daar een bewijs van kan zijn, natuurlijk.
Maar de bank accepteerde de arbeidsovereenkomst niet. Van die andere baan dus. Er stond niet in vermeld dat ‘t ½-jaarlijks contract steeds weer verlengd was. Dat ik er zogezegd nog steeds werkte. ‘t Zou niet rechtsgeldig zijn. Ook al was ik vanaf 1997 in dienst & kon ik alle salarisstortingen overleggen.

Ondertussen ben ik woedend op m’n werkgever, u weet wel die ene, omdat hij z’n papieren mbt mijn arbeidzaam leven in zijn dienst niet in orde heeft, al jaren niet, zonder dat ik er iets van afweet. Ik heb ‘m vanmiddag verzocht dat in orde te maken, maar op ‘t laatste moment liet-ie blijken daar niet toe in staat te zijn. In ieder geval niet voor sluitingstijd van de bank.

Ik heb geen zin om afhankelijk te zijn van slordigheid & heb derhalve besloten die comp uit andere gelden te bekostigen. Daar was ik vandaag nog niet toe in staat, daar de alternatieve gelden nog niet onmiddellijk beschikbaar waren.

Vandaar dat u verhalen te lezen krijgt, mocht men ze verhalen willen noemen, geproduceerd op een oude versleten comp, allang aan vervanging toe. Een comp die bij mij vanavond geen inspiratie oproept.

Waarvoor verontschuldigingen vanuit Zijperspace.

tea-time

Ik had ‘t nog nooit eerder gedaan. Dat vond ik vanzelfsprekend. Zoiets doe je niet, hoor je niet te doen, & daarom had ik er tot nu toe ook nooit over nagedacht ‘t wel te gaan doen. Net zoals je niet ontbijt op de wc, nuttig je er ook geen kopje thee. ‘t Toilet is bestemd voor andere bezigheden, volledige concentratie is daarbij vereist (hoewel een boek of tijdschrift ter ontspanning wel weer een voorschrift is), & je vult niet ‘t ene gat als vanuit ‘t andere gat de boel juist geloosd wordt.

Ik had net m’n thee uitgeschonken, suiker er aan toegevoegd, toen plots de drang kwam opzetten. Acute drang. Zoiets gebeurt me elke ochtend; ik ben er aan gewend. Maar meestal niet net na ‘t thee uitschenken. Ik bedacht me daarbij echter dat men nou 1maal alles in ‘t leven voor de 1e keer moet meemaken. ‘t Was eigenlijk een kwestie van slechte timing van mijn darmstelsel. Waarschijnlijk had die wel overlegd met de rest van m’n lichaam, ik neem aan dat een bepaald onbewust proces in m’n hersenen ook een bijdrage heeft geleverd, maar waren de verschillende betrokken onderdelen vergeten ‘t voor te stellen aan ‘t bewuste gedeelte van mijn lichaam. Dat deel dat overzicht heeft over de totale planning, zeg maar.

Daar stond ik dus met een kopje thee. Net uitgeschonken, zoals reeds vermeld. & De thee is op z’n lekkerst als-ie op z’n heetst, net onder kooktemperatuur, wordt genoten. Hartverwarmend, verkwikkend ook, zo ‘s ochtends vroeg, net uit bed tevoorschijn gekropen, de kachel nog maar net op aangenaam, slechts t-shirt aangetrokken met sokken.
Met samengeknepen billen heb ik m’n boek gepakt, nog steeds die zware van over de 700 blzs, op m’n wasmand gelegd (die heb ik geselecteerd op boekvriendelijkheid; ik zet ‘m elke keer dwars voor de pot, zodat ik precies op schoothoogte m’n boek voor me kan neerleggen; ideale leeshoogte), snel een beetje geroerd in ‘t kopje, geproefd & met brandende lippen vlug goedgekeurd op de juiste hoeveelheid zoet & ‘m balancerend naast ‘t boek geplaatst. Op de wasmand dus ook.

Ik moet zeggen: ‘t beviel me wel. Ik was een ietwat bevreesd dat ik ‘t kopje uit balans zou brengen & de thee zich zou verspreiden over m’n boek. Net zoals ik gisteravond met een glas bier had gedaan doordat ik in slaap was gevallen in m’n stoel. Eigenlijk ‘t gevoel dat ‘tgeen je ‘t meest vreest uiteindelijk ook zal uitkomen, maar dit bevroeden over de loop der dingen kwam niet uit.
‘t Beviel me volgens mij vooral omdat ik ‘t kopje reeds leeggedronken had voordat de geuren zich deden gelden. Ik denk dat de genotscurve er totaal anders uit had gezien, was dit niet ‘t geval geweest.
Enig nadeel was dat de hoeveelheid suiker bij nader inzien toch niet juist gedoceerd was & ik geen mogelijkheid had dit te corrigeren. De suikerpot stond tenslotte in de kamer & ik was gedwongen mijn taak te voleindigen.
Dit brengt mij tot de conclusie dat ik deze situatie de volgende keer koste wat kost zal moeten mijden, zodat ‘t kopje thee voortaan ten volle genoten zal worden.

Een negatief navolgingsadvies vanuit Zijperspace.

eckerö

‘t Was een hele reis naar Åland. Vooral omdat ik liftend ging. Via Duitsland richting veerboot naar Denemarken & vandaar weer een volgende veerboot naar Zweden. Vervolgens omhoog, steeds verder omhoog, tot voorbij Stockholm. Ter hoogte van Uppsala kon ik pas weer richting ‘t oosten verder reizen. Maar toen was ik er ook bijna. Ik denk dat ik er totaal 4 dagen over gedaan had, vanuit Nederland, om uiteindelijk om 6 uur ‘s avonds in Grisslehamn aan te komen.

Ik voelde me een held op de boot. Vooral dankzij de beleefde avonturen. ‘s Nachts in een recordtijd de Autobahn beracet, vervolgens slapend van Puttgarden naar Rödby. Samen met een deense jongen in de auto gezeten, bestuurd door een dronken vent. Met een stel jeugdkampbegeleiders m’n 1e rit door Zweden meegemaakt. Op ‘t jeugdkamp zelf geleefd van wat die begeleiders me aan fruit te eten gaven. Door een lilliputter de volgende dag aangesproken. Hij vroeg me met een bezweet gezicht hoe hij aan ‘drugs’ kon komen. Maanden later kwam ik er pas achter dat hij medicijnen bedoelde. Met een handelsreiziger kriskras door Skåne gereisd. Als beloning voor ‘t gezelschap een blikje lättöl gekregen. Een vader & 2 kinderen richting pretpark begeleid. De verhalen van een geflipte economie-student 100 km zitten aanhoren. Een bezorgde vader & moeder gerustgesteld door hun pasgeplukte wilde aardbeien aan te nemen. Een studentenkamer in de universiteitsstad Uppsala aanschouwd.
& Opeens overzag ik de scheren voor de kust, de kleine eilandjes die de ‘kust’ uitmaakten van Åland. Voorovergeleund in de langzaam ondergaande zon. Zeer langzaam. Zo ver noordelijk was ik nog nooit geweest. Zo lang had ‘t nog nooit geduurd voordat de dag ten einde was.

Ik was trots. Ik had m’n doel bijna bereikt. Dit zou men nooit meer van me af kunnen nemen. Volle zee: de Oostzee. Op weg richting Finland, maar ik zou bij de 1e halte de veerboot al verlaten. Ik zag 1000-en eilandjes langs me heengaan. Eilandjes die ik op kaart al bestudeerd had. Meermaals had ik weg zitten dromen bij de kleine stipjes die mijn kaart van Åland vertoonde. Elk stipje was wéér een eiland. Al dan niet bewoond. & Ik zag ze nu allemaal aan me voorbij varen. Meer dan de stipjes zelfs die ik op de kaart had kunnen ontwaren.

Ik verliet de boot toen ‘t nog licht was. Liet m’n paspoort zien aan de beambte die er stond. Niet al te serieus keek-ie er naar. Hij wilde me zelfs vertellen waar de camping van Eckerö was, terwijl hij dat deed. Daar rechtsaf, & dan de weg maar volgen. Maar wel doorlopen, vertelde hij, want ze zouden vast dichtgaan bij zonsondergang.

Een ½ uur later stond ik bij een gesloten receptie. Zenuwachtig keek ik om me heen. Ik had zover gereisd & nu was er geen slaapplaats voor me?
‘Zet je tent daar maar neer,’ vertelde de man die z’n caravan ‘t dichtst bij de uitgang had staan. ‘Daar staan de trekkers altijd. Morgenochtend kan je je wel bij de receptie aanmelden.’
In de intredende duister zette ik m’n tent op. Steeds minder op m’n gemak. Doodop, lege maag, behoefte aan een douche & een borrel. Alles tegelijk.

De volgende ochtend had ik nog even een moment van trots. Ik hoorde de dames van de receptie tegen elkaar praten, ik kon hun zweeds verstaan, dat ze nog nooit eerder een nederlander op de camping hadden gehad. Ik was de 1e.
Maar daarna was ‘t weg.
Ik liep terug naar Eckerö, om te verkennen wat ik allemaal zou kunnen gaan doen. Ik staarde over de scheren, daar aangekomen. Bekeek de fietsenverhuur, maar durfde geen geld uit te geven, bang dat alles te duur zou zijn & ik geen geld over zou houden voor de terugreis. De plattegrond van Åland bestuurde ik nogmaals. Voor de zoveelste keer. Ik kon geen doel meer op de kaart voor mezelf ontwaren. Er was plots geen aantrekkingskracht meer. De rest van de eilandengroep bestond slechts uit angst. Ik wist dat alles wat de kaart aangaf te maken zou hebben met m’n komend falen. Niets zou nog leuk zijn. Ik wist in ieder geval geen reden te bedenken waarom leuk nog im sprache was.

Eindelijk op een eiland. Een ver eiland waar ik een jaar van had gedroomd. Waar niemand mij voor was geweest, zo voelde ‘t. & Ik voelde niks dan angst. Op de 1e dag dat ik er doorbracht.

Ik belde Pamela. Ze vertelde me dat ze op vakantie zou gaan. Toch. Ze zei me dat ik door moest zetten. Hier had ik immers van gedroomd.
Maar ik zei dat ik niet meer durfde. Ik wist niet meer waarom ik op ‘t eiland was. Ik moest zo snel mogelijk terug.

‘s Avonds laat, ik had de beslissing genomen terug te keren, keek ik naar de ondergaande zon. Ik zat op de stenen voor de kust van Eckerö. Ik had me neergelegd bij m’n nederlaag. Ik was geen held, geen avonturier. Ik durfde geen wandeling te maken over een eiland waar bijna geen andere nederlander mij was voorgegaan. Ik wilde naar huis. Die avond laat, ‘t was tegen 11-en, zag ik de mooiste zonsondergang ooit meegemaakt. Ik durfde weer even te genieten. Ik vulde 10 blzs van m’n dagboek om die zonsondergang te beschrijven. & Ik waagde ‘t heel kort mezelf gelukkig te voelen.

Maar dat was vooral omdat ik wist dat ik de 1e boot terug naar Zijperspace zou nemen, de volgende ochtend.

heimwee

Jan is achter m’n i-meel-adres gekomen via een reaktie die ik op een andere weblog heb geplaatst. Ik weet allang niet meer welke, ‘t is al een tijd geleden. Ik kan me nog wel de strekking van de reaktie herinneren, ‘t ging over heimwee & dat ik blij was bij anderen ‘tzelfde verschijnsel te herkennen, maar daar is ook alles mee gezegd. Ik kon me voor de rest weinig herinneren over de inhoud van ‘t bijbehorend stukje.

Ik reageerde meteen op ‘t meeltje van Jan. Belde ‘m op. Z’n telefoonnr stond tenslotte onderaan ‘t berichtje. Maar kreeg naar aanleiding daarvan zelf niets te horen.
Een xcuus-meeltje leek noodzakelijk. Je moet mensen niet te snel storen, dacht ik. Kleine correctie van m’n impulsiviteit.

Impulsief als ik ben heb ik afgelopen zondag, meteen na binnenkomst van je meeltje, via je mobiel gereageerd. Waarschijnlijk heb je dat ook wel gehoord. Zo niet, dan ben je nog steeds in afwachting van een reaktie. Bij deze dan.
Ik vind ‘t prima om er ‘ns over te praten. Ik weet ondertussen wel een beetje waardoor ‘t heimwee-gevoel bij mij veroorzaakt wordt, hoewel ‘t waarschijnlijk meerdere oorzaken heeft. Ingewikkelde materie is ‘t in ieder geval zeker. Zeker voor een onbenullig meeltje als dit.

Jan stuurde me een meeltje terug. Ik belde vervolgens opnieuw z’n mobiele nr.
Tijdens dat gesprek legde ik ‘m uit hoe ‘t verschijnsel heimwee zich bij mij uit. Ik legde ‘m uit waarom ik me er ondertussen prima bij voel. Ik heb m’n eigen methode ontwikkeld, vertelde ik ‘m, om er zo min mogelijk last van te hebben.

Ik vertelde ‘m eigenlijk verschrikkelijk veel. In nog geen kwartier. Ik wijdde uit over m’n hyperactiviteit; ik bracht ADHD ter sprake, & m’n vraagtekens of ik dat wel zou hebben; ik vertelde ‘m hoe geordend bepaalde delen van m’n huis zijn, & waarom; & vervolgens nog veel meer.
Jan vond ‘t machtig interessant. Hij had er tot dan toe niet bij stilgestaan. ‘t Leek ‘m verschrikkelijk interessant er een onderwerp van te maken. Maar hij moest nog overleggen met de redaktie van ‘Kaap de Goede Hoop’.

‘t Leek mij ook verschrikkelijk interessant.

Maar ondertussen zit ik te denken aan al die verloren vakanties buiten Zijperspace.

dictee

Vantevoren had ik de DDD (Dikke Duizend Dicteewoorden) gedownload & zelfs uitgeprint om op een rustig moment tot mij te nemen. Zodat ik zomaar ‘ns niet onbeslagen ten ijs zou komen. Ik kwam er helaas niet aan toe ze door te nemen. Hoewel ik de 24 kantjes wel in m’n dagelijkse bagage had opgenomen. Opgerold, met een elastiekje eromheen, had ik ‘t 5 dagen achter elkaar meegenomen naar m’n werk voor ‘t geval een verloren moment mij de gelegenheid zou gunnen er een blik op te werpen. Zodat ik eindelijk 1maal geconcentreerd aandacht zou kunnen hebben voor die vanzelfsprekende maar onbegrijpbare & onverwachte manier van ‘t spellen van de nederlandse woorden. Ik wilde eindelijk wel weer ‘ns minder dan 35 fouten behalen. Ik geloof dat m’n laagte-record 30 was; ‘t 1e jaar dat ‘t dictee werd gegeven.

Ik had ze tenslotte bij me, dus ik kon ze net zo goed tonen aan de vaste klanten die vanmiddag aan kwamen waaien om een biertje te nuttigen. Natuurlijk was dat aanleiding voor anekdotes, wijsneuzigheden, citaten, voorbeelden & correcties. Eenieder had er wel iets over te zeggen, of wist anders wel moeilijke woorden te berde te brengen.
Waaronder ‘t zinnetje: ‘De impresario aplaudisseerde’, of we dat allemaal ‘ns op wilden schrijven, waarna ik maar liefst 3 fouten in dat korte zinnetje wist te stoppen. Overigens was dat niet de enige aankonding van mijn dreigend falen.

Maar toch wilde ik op tijd thuis zijn voor ‘t Groot Dictee der Nederlandse Taal.
Door allerlei besprekingen, natuurlijk op ‘t laatste moment op m’n werk, vergat ik de tijd, fietste ik voor mijn doen op trage tempo naar huis, & zette ik de tv pas aan toen de uitzending reeds begonnen was. Ik had nogeneens m’n jas uit, de kachel aan, of m’n gedachten laten gaan over een mogelijke maaltijd.

Terwijl de ‘dicteetor’ z’n introducerende zinnen verkondigde, bedacht ik me plots dat ik er eigenlijk helemaal geen zin in had. ‘t Dictee was iets van m’n vader & mij. Hij zat in z’n stoel, z’n werkplank over z’n schoot geschoven, & ik zat op de grond, voorovergebogen over de lage stenen tafel. Beiden fanatiek schrijvend, klagend als Philip Freriks weer eens te snel overging naar de volgende zin, absoluut geen blik werpend op andermans blaadjes & uiteindelijk uitgeput de pen neerleggend. Waarna mijn vader, in onuitgesproken triomf, z’n resultaat van toch zeker 10 fout minder aan mij liet zien.

Mijn vader zou dit jaar waarschijnlijk niet ‘t Dictee bekijken, bedacht ik me terwijl ik m’n jas uittrok & een blik wierp op ‘t publiek in de zaal van de 1e Kamer. & Als hij dat wel zou doen, dan zou hij niet weten hoe hij de woorden moest schrijven. Ik kan me inmiddels zelfs niet meer voorstellen dat m’n vader nog schrijft. Z’n trillende hand zou z’n handschrift niet meer aankunnen. Z’n motoriek laat ‘t niet meer toe. Maar ik denk dat m’n vader inmiddels niet meer weet hoe hij de woorden moet spellen. Ik zou een makkelijke overwinnaar zijn. Een wel zeer stille triomf. Hij bij m’n moeder. Z’n mond dicht, verwonderd over de dingen die hij vroeger met veel gemak kon. Ik hier in Amsterdam, verlangend naar een vader die beter is.

Ik had er geen zin in, voor een kort moment.
Toen las Philip 1st de volledige tekst voor. Ik herkende woorden waarvan ik zeker wist dat ik ze juist kon spellen.
Ik gooide snel de kachel hoog. Sleurde ergens pen & papier vandaan. Een biertje uit de koelkast. Keerde de meest makkelijke stoel richting tv. Sleepte er een plank bij, net zoals m’n vader ooit een werkplank voor zijn stoel had. Schreef, m’n pen op ‘t papier gelegen op de plank boven m’n schoot, zo snel ik kon. & Maakte 34 fouten.
Da’s lang geleden, Pa, dacht ik vervolgens.

& Op die herinnering vinden geen correcties plaats in Zijperspace.

comp

Ik moet zsm een nieuwe comp hebben. De huidige staat op ontploffen. Tenminste, de harddisk zal ‘t waarschijnlijk 1 dezer dagen gaan begeven. ‘t Kondigt zichzelf aan door allerlei getik in de behuizing van de comp. Al ‘ns eerder aan de hand gehad, ik kon m’n harde schijf toen weggooien. Alle gegevens erop waren verloren.
Ik heb bij MyCom een comp samengesteld naar mijn wensen. Zonder beeldscherm, toetsenbord, muis of besturingssoftware. Dat bespaart geld. Maar wel met Intel Pentium 4, 512 Mb geheugen, 80 Gb harde schijf, een dvd-speler & cd/dvd combo rewriter, etc. Bij elkaar € 912,50. Veel te veel, mijns insziens. Dat moet goedkoper. Ik heb nogeneens naar de geluidskaart & de videokaart gekeken. De aanschaf van een scan heb ik ook al uitgesteld.

Dus: ik heb advies nodig. Welke winkel? Waar (in Amsterdam)? Waar moet ik op letten? Is er misschien zelfs iemand bereid (met meer verstand ervan dan deze leek hier) een comp voor mij samenstellen?
& Dat zo snel mogelijk dus. Liefst deze week wil ik de comp aanschaffen.

Voordat alle gegevens opnieuw verloren zijn gegaan in Zijperspace.

puist

Ik vind eigenlijk dat ‘t zich overal mag manifesteren. Voor zover ik er nu over kan oordelen natuurlijk. ‘t Moet niet zo zijn dat ik onmiddellijk spijt krijg van deze opmerking. Maar tot op dit moment vind ik dat ‘t zich overal mag manifesteren, behalve dan bovenaan de binnenkant van m’n been. Maakt niet uit welke van de 2.

Naarmate je ouder wordt kom je te weten dat je net als ieder ander op een gegeven moment er rekening mee zal moeten houden. Sommigen komt ‘t in de loop der jaren wel zeer duidelijk voor ogen te staan. Letterlijk, want de pokdaligheid lijkt bij hen ‘t gehele gezicht te overwoekeren.
Bij mij in de klas heette dat slachtoffer Arnold. Dezelfde naam als de knappe Arnold, die er totaal geen last van had, maar die werd pas in de 2e aan onze klas toegevoegd. De lelijke Arnold bestond na toevoeging van de knappe Arnold aan onze klas opeens niet meer, iedereen leek zijn van jeugdpuistjes vergeven gezicht uit ‘t oog verloren te hebben; z’n flauwe opmerkingen, waarmee hij z’n reden van bestaan probeerde te vergoelijken, leken verstomd.
Lelijke Arnold leek van onder tot boven overdekt te zijn met datgene wat wij vetpuistjes pleegden te noemen. We wisten niet beter. Ook bij ‘t omkleden voor de gymles werden we met deze eigenschap van zijn lichaam geconfronteerd. In onze uit onwetendheid ontstane wreedheid wilden wij nooit bij hem in ‘t team zitten, de meisjes niet gekust worden & durfden we niet met ‘m mee te lachen als hij z’n hikkend geluid liet horen, uit angst dat we door de rest van de klas gezien zouden worden als 1 van z’n zeldzame maatjes.

Mijn huid bleef gaaf. Tot grote opluchting van mijn jeugdig brein dat ‘t gruwelijk voorbeeld in Arnold zag van hoe gemeen de natuur wel kon zijn. & De gevolgen hiervan voor zo’n persoon in ‘t sociale verkeer.
Een enkele keer ontstond er bij mij wel ‘ns een wit puntje (‘Daar moet je vanaf blijven,’ probeerde m’n moeder altijd, ‘des te meer je zit te poeren, des te makkelijker de puist zich verspreidt’), maar duim- & wijsvingernagels losten dat probleem alras op. Dat leverde gelijk de enige lol van de pukkel op: ‘t leegspuiten ervan in de vorm van een kleine hoeveelheid witte pus. Men is er waarschijnlijk allemaal genoegzaam mee bekend.
‘Moet je maar niet zoveel zoetigheid eten,’ waagde een enkele tante plagerig te verwijten, terwijl juist ik 1 van de weinige kinderen was dat allerhande snoepgoed slechts zelden kon waarderen.

Dat soort puistjes komen, hoewel in steeds mindere mate, nog steeds voor op mijn huid. Vooral als ik me weer ‘ns geschoren heb met een bot mes, wil m’n gezicht een ondergesneeuwde verschijning rond m’n kin vertonen. & Ik zal maar niet uitwijden over de effekten van zoenen met een haargroei op de bovenlip van 3 dagen oud. Maar ook dat laatste doet zich steeds minder vaak voor.

Een enkele keer vertoont zich iets wat zich laat aanvoelen als een pukkel op m’n schouder, meestal aan de achterkant ervan. Nog net bereikbaar. ‘t Kost mij over ‘t algemeen teveel moeite om deze veronderstelling te kontroleren in de spiegel. & Daarnaast heeft 1 van mijn nagels meestal ‘t pukkeltje van z’n rode of anders witte kop ontdaan, tijdens de zoektocht van m’n vingers naar akelige jeukerigheden verspreid over m’n lichaam. Deze kreaturen Gods (mijn vingers) hebben tenslotte grote behoefte te bewijzen dat ze op deze aarde enige funktie kunnen uitoefenen. Al is ‘t maar ‘t verwijderen van koppen van puistigheidjes.

‘t Verschijnsel van de huiduitslag gaat meestal gepaard met niet te weerstane jeuk. Nou is mijn lichaam geheel & al bekend met dit verschijnsel, maar in geval jeuk de gedaante van een puist heeft aangenomen nodigt dit zeer snel uit tot maatregelen. In geval ‘t zich op de binnenkant van m’n bovenbeen manifesteert, waar mijn huid toch in bepaalde mate strak staat, neigt de jeuk zelfs naar een zekere vorm van pijn. Ik wil hierbij niet overdrijven, kleinzerig overkomen evenmin, maar de huid lijkt aldaar oiv ‘t ontstane wilde vlees, om ‘t maar ‘ns plastisch uit te drukken, onder hoogspanning te komen te staan. ‘t Wegkrabben met m’n nagels resulteert niet in verlichting in deze. ‘t Lijkt eerder gelegenheid te scheppen tot ‘t opnieuw ontstaan van een pukkel. Zodoende kan een dergelijk verschijnsel weken achtereen mij dermate irriteren dat ik de neiging heb eigenhandig mijzelf te opereren met ‘t aardappelschilmesje.
Vandaar dus dat ik liever niet wil dat een puist zich verstigt op m’n bovenbeen, de binnenkant ervan welteverstaan.

Zodat men weer wat meer begrijpt van de omstandigheden in Zijperspace.

vlek

Ik moet maar ‘ns een tijdje geen boeken kopen, vindt Pes. Dat vindt ze overigens al een paar jaar. Ze heeft ook wel gelijk; ik ben ook, mede door haar aandringen, weer lid geworden van de bieb, maar de drang om zo af & toe een boek te kopen kan ik niet altijd bedwingen.
Maar nu zal ik ‘t toch echt moeten zien te voorkomen, vindt Pes. Ze heeft weer gelijk. Ze had gelezen dat ik vorige week een boek had gekocht, verbond daar voor de rest geen veroordeling aan, behalve toen ik zei dat ik er wel 3 had aangeschaft.
‘Joh, dat kan je toch ook uit de bieb halen?’ Hum, ja, denk ik dan, maar voel ‘t niet.

‘Wat?’ zei Max terwijl hij ‘t boek oppakte dat ik aan ‘t lezen was, ‘Maak jij ezelsoren in je boeken?’
‘Ja,’ zei ik nonchalant, ‘dan kan ik tenminste zien waar ik gebleven ben.’
Max kan ‘t zich niet voorstellen. Een boek dat je zelf aangeschaft hebt. Iets dierbaars, iets van jezelf, dat kan je niet verminken. Max leest dan ook z’n boeken terwijl hij ze op een minimale manier openzet. Hij leest door een kier zogezegd.
‘Als je vlak voordat je ‘t boek dichtdoet je een kort moment concentreert, ‘t nr van de blz bekijkt & die in je hoofd opslaat, dan hoef je geen ezelsoor te maken.’
‘Nee, ik heb ‘t toch altijd te druk als ik ‘t boek opzij moet leggen. Bovendien vind ik dat een boek gelezen moet zijn. ‘t Mag er aan ‘t eind best verfomfaaid uitzien. Dan heb ik bij mezelf tenminste ‘t gevoel dat ‘t voor mij geleefd heeft.’

Stapje voor stapje vorder ik in ‘t boek dat ik momenteel aan ‘t lezen ben. Voor de zekerheid, om toch iets te lezen te hebben als ik de deur uit ben, heb ik aldoor een dunner boek bij me. Minder gewicht, minder omvang. Ik heb zodoende evenoed altijd wat te lezen bij me.
Een boek van over de 700 blz vergt veel inspanning van me. Ik raak makkelijk afgeleid. Met hoofdstukken van over de 100 blz gebeurt me dat regelmatig. Op zoek naar niet in de dichtbij liggende toekomst aanwezige witregels laat ik me snel afleiden door een geluidje uit de comp, trek in thee, of de afstandsbediening van de tv.
Maar midden in ‘t boek, op blz 335/336 (‘t schijnt door de blz heen) zit er een vlek. Terwijl ik ‘t boek nieuw gekocht heb. Gepakt van een grote stapel van dezelfde titel. Een bruinige vlek. Van nog geen cm², maar zeer duidelijk aanwezig. Zeer zeker niet van mij afkomstig. Ik blader nooit naar voren, of anders hooguit om te kijken waar ‘t eind van ‘t hoofdstuk is. Bij dat lichtjes bladeren kan ik geen vlek veroorzaken.
& Toch zit er een vlek. 1 Cm van de bovenkant van de blz af, 2 cm verwijderd van ‘t midden. Op blz 335/336.

Een zwarte vlek is verschenen in Zijperspace, & hij zuigt alle aandacht naar zich toe.

klantvriendelijkheid

‘Heb je ‘t gehoord?’ vroeg ik aan m’n collega.
‘Wat gehoord?’ reageerde hij.
‘Nou, dat van daarnet, bij de kassa.’
Niks gehoord dus.

Een man komt binnen. Duidelijk onder de drugs. Zoekende ogen. Z’n ogen weten zelfs niet waar ze moeten zoeken. Draaien rond. Zo onopvallend mogelijk, want ‘t is de bedoeling dat ik ‘t niet merk. Daarom vraagt-ie maar aan mij of-ie een blikje uit de koelkast mag.
‘Tuurlijk. Pak maar,’ zeg ik, ‘ik kan er niet bij, want de deur gaat aan die kant open.’
We lopen naar de kassa. Onderweg zie ik door ‘t raam dat iemand op ‘m staat te wachten.
Hij wil met € 20,- betalen.
‘Sorry. Dat kan ik niet wisselen. Dan moet je naar de Albert Heijn gaan. Ik heb niet genoeg wisselgeld. Dan zet ik je blikje wel hier neer totdat je terugkomt.’

Een minuut later komt de man binnen die daarnet nog buiten stond te wachten. Loopt direkt naar de koelkast om ‘tzelfde blikje weer er uit te halen. Haalt ‘tzelfde briefje van 20 tevoorschijn.
‘Je vriend was hier daarnet ook al om dat briefje te proberen te wisselen,’ zeg ik, ‘maar ik heb geen zin om de hele tijd voor jullie pillenhandel te gaan wisselen.’
‘Ik wil alleen maar een blikje bier.’
‘& Dat wil je betalen met de € 20,- van de jongen die daarnet bij me binnen was. Ik ben hier niet voor pillen. Ik probeer bier te verkopen.’
‘Ah, toe,’ smeekt-ie.
‘Nee. & Nou moet je weggaan. Geef mij dat blikje.’ Ik pak ‘t gelijk uit z’n handen. ‘& Wegwezen. Ik heb geen zin in je. Ik heb andere klanten waar ik aandacht aan moet besteden.’
‘Ik heb niks gedaan. Je kan m’n adem ruiken.’

Dat was info die ik nog niet eerder had gehad. Dat ‘t gebruik van pillen te ruiken was. Ik wilde ‘t ook niet weten. Ik heb ‘m een duw gegeven naar buiten.
De vrouw die eigenlijk aan de beurt was verzuchtte: ‘You just gotta know how to handle those people.’
‘I’m used to it,’ zei ik geruststellend, ‘I see people like them every day.’

‘Heb je deze nou gehoord?’ vroeg ik nogmaals aan m’n collega.
‘Wat bedoel je?’
‘Heb je niks gehoord? Ik had 10 klanten in de rij staan die ‘t allemaal hebben meegemaakt. & Jij hoort niks?’

Deze man komt luid ouwehoerend binnen. Duidelijk ook net een leuke deal voor de Albert Heijn gesloten. Hij praat al met klanten voordat-ie de deur heeft gepasseerd. Een ouwe bekende, denk ik, maar hij komt niet meer zo vaak. In de gaten houden, besluit ik, voordat ik ‘t weet ben ik iets kwijt.
‘Zo, wat hebben jullie te drinken?’ vraagt-ie aan jongens met indiaas bier. ‘Nou, dat zijn wel flessen naar mijn smaak,’ wijzend op de grootte.
‘& Wat gaat u drinken?’ vraagt-ie vervolgens aan de man die ik net aan ‘t helpen ben. Hij heeft onmiddellijk 1 van z’n flessen beet. & Dat net bij de man die vindt dat je flessen bier zo min mogelijk moet beroeren. & Met ‘t meest vernietigende hypochondrische karakter van al m’n vaste klanten.
‘Afblijven jij,’ & de man trekt de fles terug.
‘Nou meneer, ik kijk alleen maar naar uw flesjes.’
‘Je hebt met je klauwen van m’n spullen af te blijven.’
‘Meneer, u kan ook ff normaal tegen me doen.’
Maar hij reageert al niet meer. Tot grote frustratie van de vrolijke Albert Heijn-klant. De fles die hij eigenlijk voor consumptie bestemd had heeft-ie al te pakken om mee uit te halen. Dreigend kijkt hij naar de man die een kop boven ‘m uitsteekt. Hij wacht tot-ie nog wat gaat zeggen om uit te halen.
‘Wat nou normaal doen?’ roep ik naar ‘m. ‘Jij moet normaal doen.’
Ik reik met m’n hand naar de fles die hij klaar houdt om te gaan slaan. ‘Jij moet je niet bemoeien met mijn klanten. Hoe haal je ‘t in je hoofd om aan zijn flesjes te zitten? Geef die fles hier die je in je handen hebt.’
Terwijl hij ongemerkt de fles loslaat zegt-ie: ‘Ik deed toch normaal? Ik wilde alleen maar kijken wat voor fles ‘t was die daar stond.’
‘Je moet van andermans flessen afblijven. & Als je dat niet kan dan kom je hier nooit meer.’
‘Ik wist nogeneens dat ‘t zijn fles was.’
‘Niks mee te maken. Je blijft voortaan overal vanaf. Nou wil ik meteen € 1,- voor die fles van je & dan ga je weg.’
‘Maar die meneer deed raar. Ik wilde alleen maar een flesje bier kopen.’
‘Nee. Jij deed raar. Ik zag ‘t. Je hield die fles bijv heel raar vast. Als ik nog 1 keer zoiets van je zie dan kom je hier nooit meer. Begrepen? & Nu € 1,-!’

‘M’n xcuses,’ zeg ik tegen de man die wil dat z’n flesjes bier zo min mogelijk beroerd worden.
‘Niks aan de hand,’ zegt-ie.
Er is verdomme heel wat aan de hand, denk ik. & Dat stomme gedoe met ‘t niet bewegen van flesjes daar word ik ook niet goed van. Ook al geef je € 46,60 uit.
Maar ik ben al weer bezig met de rest van de rij. Hij loopt nog even sjachrijnig de winkel uit als dat-ie ‘t betreden heeft.

‘Hoe kan jij nou niks gemerkt hebben?’ vroeg ik m’n collega na afloop van ‘t werk nog eens.

Alles staat strak in Zijperspace.