pleinen

Ik heb een speciaal talent voor ‘t oversteken van pleinen. Hoewel ik ‘t niet al te vaak doe. Maar ik kan ‘t. Ik zie zelden mensen die in de buurt van mijn gave komen, wat betreft ‘t oversteken van pleinen.

‘t Is een kwestie van je schouders recht. & Kijken waar je je voeten neerzet. Vooral kijken ook waar degeen die voor je loopt naar toe wil. Want dat kan onvoorspelbare situaties creëren. Bij een minieme beweging kan je overwicht verloren gaan. Rekening houden ook met de stenen waarop je je voeten neerzet. Want pleinen willen hun eigen stenen & voeging hebben. Dat maakt ze uniek. Pleinen willen uniek zijn.

Ik heb wel eens een plein gekruist met achter me een steekkarretje. Daar hadden de mensen niet van terug. Vooral als ik iemand passeerde kon ik vreemde reakties verwachten. Jaloezie, dacht ik dan maar. Had ik per ongeluk de schenen van ‘t meisje geraakt. Of haar schenen die van m’n karretje, zei ik dan. Maar ja, ik ben behoorlijk wat breder & imposanter met een steekkarretje achter me aan. Dat vond ‘t heerschap uiteindelijk zelf ook.

Goed je voeten optillen, heb ik mezelf bijgebracht. Vanaf ‘t 1e moment dat ik een plein betrad, had ik dat devies in m’n hoofd zitten. Goed je voeten optillen, want anders schuif je er niet soepel overheen. Over de richels, de randen, ‘t reliëf, dat een modern plein nu 1maal tegenwoordig dient te hebben. Zonder reliëf is zo’n plein nl niets. Een beetje modern plein heeft reliëf. ‘t Kost geld, maar dan heeft de gemeente ook wat. Zonder plein met reliëf, geen allure.

Terwijl anderen met moeite, met vermoeide benen vaak, zo’n plein kruisen, meestal van de ene straat die op ‘t plein uitkomt, naar de andere die ervan weggaat, weet ik me ogenschijnlijk moeiteloos, zonder een zichtbaar doel, dwars tegen de gangbare stroom van de massa, een weg te banen.
Geef mij een willekeurig plein, ik wijs u de weg.
Er is nl geen weg. Geen 1duidige weg. Je kan gaan waar je wilt op een plein. Dat is nou juist waar de gemiddelde pleinganger geen weet van heeft. Onbeholpen verlaten begeeft men zich op een plein. Onwetend van de onbegrensde mogelijkheden.

Er zijn nog vele pleinen te gaan voor mij. Veel mensen zullen zich in de toekomst nog voorbijgestreefd zien door een toevallige, schijnbaar anonieme passant, als ik mij begeef op hun stadse variant van ‘t fenomeen. Maar zogauw ik voorbij ben, zal men geen weet hebben van de professionaliteit waarmee ik over ‘t plein gestruind ben. Struinen, dat is misschien ‘t beste woord er voor. Ik struin voorbij de mensen, als ik ‘t plein doorkruis. Zoals andere mensen rommelmarkten afstruinen, zo benader ik een vreemd plein. Maar ook een plein dat ik al ken.
Men zal niet beseffen dat ik ‘t ben, als ik passeer. Dat ligt aan de rechte schouders. & ‘t Optillen van de voeten. Net ff dat beetje hoger met de wreef. Daar gaat ‘t om.

Soms droom ik wel van een plotse dans. Midden op ‘t plein, zonder dat iemand ‘t verwacht, een plotse dans van 10 personen. Een 10-tal personen die weten wat voor moeite ‘t kost ‘t plein ‘t plein te laten zijn.
Ogenschijnlijk onbekommerd steken zij ‘t plein over. & Ineens is daar een dans. Als een aanbidding van ‘t fenomeen.

Ik hou van pleinen. De pleinen houden ook van mij. Ze weten ‘t alleen nog niet. Daar ben ik te anoniem voor. Niets zo mooi als anoniem een plein te bewandelen. & 5 Minuten later nogmaals terugkeren. Om te kijken naar de sporen. De sporen die mijn voeten daar hebben achtergelaten.

Zijperspace is 1 groot agora.

ruis

De laatste tijd zit ik vaak slechts in ‘t gezelschap van m’n machines. M’n ruisende machines. Net als ‘t ruisen van de wind buiten. M’n machines zeggen niks, tenzij ik ze iets opdraag. Ik ben de enige die echt geluid maakt. Door ‘t tikken op ‘t toetsenbord. Of ‘t openen van een deur.

Als ik buiten zit zingen de vogels nog een deuntje mee. Soms hoor ik buren wat gerucht maken. Meestal is dat niet meer dan een gesprek; gisteren bij wijze van uitzondering een zangeres die haar stem aan ‘t oefenen was. Maar dat stierf weg in de leegte van ‘t ruisen. De bladeren schuiven over elkaar op commando van de wind. Al naar gelang de zin van de wind. Vandaag heeft de wind echter niet zoveel zin. De bladeren houden hun mond. De zangeres ook. Een enkel balkon verkondigt nog een klein verhaal. Onder begeleiding van een merel.

Ik heb zelf ook niet zoveel zin meer in ‘t geven van commando’s. Ik laat de muziek maar uit als ik binnen zit; m’n hoofd is al druk genoeg. De telefoon rinkelt een enkele keer; hooguit 1 keer in de 2 dagen. De tv maakte gister overuren door een film voor mij te vertonen. Maar vaak staat-ie uren achter elkaar op ‘t neutrale blauwe scherm, waarbij ruis ontstaat. Die ruis hoor ik alleen als ik heel stil ben. Zelfs ‘t toetsenbord moet dan z’n mond houden, de verhalen mogen slechts in m’n hoofd afspelen.

Ik ben wel tevreden met de ruis. Hoewel ‘t vaak betekent dat ‘t stormt in m’n hoofd, geeft de ruis een relatieve rust. Als de deuren openstaan dringt de ruis van buiten nog een beetje tot me door, maar ook dat is slechts tot genoegen. Met zo af & toe een brom van een insekt. Die wapper ik tijdens m’n pauze naar buiten, zodat-ie niet in m’n mensendoolhof gevangen raakt.

Enkele jaren geleden, misschien moet ik zeggen: een jaar geleden, had ik niet kunnen denken dat ik zoveel rust zou kunnen vinden met de ruis die ik op de achtergrond meemaak. Als continue aanwezigheid. Vroeger had ik steeds een ander geluid nodig; was 1 geluid me niet genoeg.
Ik ben thuis, denk ik tegenwoordig vaak, bij ‘t horen van m’n ruis.

Thuis, dat zal wel Zijperspace zijn.

demonstratie

Ik moet ‘m altijd ff demonstreren, als ik ‘m bij me heb. ‘t Is toch ook een beetje een speledingetje. Betekent vaak dat je een gespreksonderwerp van zeker 5 minuten hebt.

‘Zit er dan een bandje in?’ volgt vaak de vraag.
‘Nee, ‘t geluid wordt op op een chip opgeslagen.’
Hoeveel ‘t nou gekost heeft is daarop volgend. & Waarvoor ik ‘m denk te willen gebruiken. Ondertussen zet ik de voice recorder aan, zodat-ie ‘t hele gesprek opneemt. Niemand die dat doorheeft, tenzij ik ‘t vermeld. Onderwijl gaat ‘t gesprek er over verder.

‘Als ik op m’n werk loop,’ zegt Sjaak, ‘& iemand van kantoor belt op: “Jongen, kom ff naar boven.” Dan moet ik ‘t opschrijven. Want ik maak af waar ik mee bezig ben, loop ff rond. & Dan denk ik: “Iemand belde me op. Wat moet ik ook alweer doen?” Dan ben ik ‘t alweer kwijt. Dan kan ik ‘t met zo’n ding ff inspreken, dan luister ik ‘t af & weet ik ‘t weer.’

‘Frank krijgt een nieuwe leraar,’ vertelt Pes, ‘& die man die flipt af & toe, zeg maar. Dat is niet echt bekend. Ik had al bedacht: dan geef ik ‘m gewoon zo’n recordertje & dan neemt-ie ‘t gewoon op, zogauw dat gebeurt.’

Zo raak ik de dag na ‘t gesprek ook weer op de hoogte van de schoenmaker, die de hele tijd in z’n raamkozijn naar buiten zit te staren. Hij hoeft slechts een klein stukje te stikken, hoor ik nogmaals, maar hij blijft liever daar staan, dan dat-ie z’n klanten snel helpt.
Interessante gesprekken, heb je tijdens zo’n middagje op ‘t terras. Daar heeft ‘t nageslacht wat aan, denk ik bij ‘t afluisteren.

‘Wat wil je drinken?’ vraag ik voor de 3e maal, vlak voor ‘t eind van de opname.

Uiteindelijk komen we toch bij de essentie in Zijperspace.

schemering

Eigenlijk moet ik er gewoon voor zorgen dat ik niet na ‘t avondeten in slaap val. ‘t Geeft een ontheemd gevoel. Ik weet nog net waar ik ben, zogauw ik wakker word, maar daar is dan ook alles mee gezegd.

‘t Kan best gezellig zijn, ouwehoeren in ‘t t-shirt-dunne weer. Vooral als zich dat nog niet al te vaak heeft voorgedaan, dit seizoen. ‘t Geeft de mogelijkheid tot ‘t weerzien van een x-vriendin, ‘t in real-life bijpraten met een internet-vriendin, & ‘t visueel op de hoogte stellen van ‘t verder uitdijende heelal van een vroegere bedgenote. Heb ik daar een bijdrage aan geleverd? Vroeg ik me bij de laatste confrontatie af. Nee, daarvoor is ‘t véél te lang geleden.
De gezelligheid vertroebelt de gewaarwording. De wereld is nog wel de wereld, maar toch ietwat rooskleuriger dan de voorgaande ochtend, gemoedelijker dan de start van de middag. Alles wordt door een gekleurde bril gezien, zelfs als de zon niet ‘t terras beschijnt.

Op een gegeven moment moet er echter gegeten worden. & Liefst in de ontspannen omstandigheid die ook wel thuis genoemd wordt. Iedereen zwermt uiteen. Eenieder heeft z’n eigen plek van bestemming. Kusjes, tot ziens, we bellen, we melen, ik hoor gauw van je, prettige vakantie, &zovoort.

Eten bereiden, consumeren & in slaap vallen. Een logische volgorde. Gezien ‘t voorgaande.

‘t Is een vreemde houding waarin ik me bevind, als ik wakker word uit de after-dinner-dip. Wat is ‘t nog donker voor zo vroeg in de ochtend, bedenk ik me als ik enigszins bij kennis ben.
& Dorst, vooral veel dorst. Een neus die vol zit & een mond waaruit al ‘t vocht verdampt lijkt. Langzaam sta ik op, met m’n kilo’s wegend hoofd. Tastend wijs ik mezelf de weg tussen de chaos van alledag, die in deze nog-maar-net-ontwaakt toestand bijna onoverkomelijk lijkt. Ik schrik op, doordat m’n blik die van de klok kruist: 5 voor 5! Vandaar die schemerige toestand, niet alleen in m’n hoofd. ‘t Minieme licht van buiten beschijnt m’n kamer, waardoor ik nog net kan zien wat ik doe.

‘t Is lang geleden dat ik de zonsopgang heb kunnen meemaken, ‘t is lang geleden dat ik de nacht heb oveleefd.
Ditmaal heb ik echter niet de nacht overleefd, laat staan dat ik de kans krijg de zonsopgang mee te maken. Maar dat besef ik me pas een ½ uur later, als ik bemerk dat ik in m’n slaapdronken, m’n middagdronken kop de kleine wijzer met de grote wijzer heb verwisseld.

We leven somtijds in een andere tijd in Zijperspace.

weblog

Ik wil een schrijver zijn zoals de schrijvers die boeken schrijven. Zo simpel ligt dat. Alleen ben ik niet geboren voor dat stramien. Ik ben geboren voor ‘t stramien van een weblog. Laat ik ‘t maar zo noemen. Ik zou meer willen, maar ik weet niet of ik meer kan. In mijn pogingen meer te willen, probeer ik dat in ieder geval hard. U heeft daar last van, lezer. Ik schrijf nl veel. Zodat er zo af & toe wat goeds uit m’n toetsenbord tevoorschijn komt. Maar veel vaker vooral veel.

Ik schrijf, dat staat vast. Ik schrijf geen boek; ik schrijf stukjes, die hooguit ‘t predikaat column in de betekenis van vandaag de dag zouden kunnen wegdragen. Ik schrijf ook niet voor iemand; ik heb niet een speciaal iemand op ‘t oog. Ja, ik heb m’n moeder als meetlat genomen. In die zin dat ik niet wil dat zij aanstoot neemt aan wat ik schrijf. Ik wil dat zij kan begrijpen wat ik schrijf. Ik wil dat ‘t haar iets doet. De rest zou me eigenlijk een zorg moeten zijn. Als ik daar toe in staat was.

‘t Liefst zou ik helemaal onafhankelijk willen funktioneren van ‘t publiek. Ik zou niet konstant de tellers in de gaten willen houden, geen complimentjes willen verwachten, geen reakties. De bezoekcijfers zou ik willen laten zijn voor wat ‘t was. Maar ik sta nou 1maal niet stevig genoeg daarvoor in m’n schoenen. Als dat een afdoende verklaring is voor m’n afhankelijkheid van de statistieken. Goed, ik ben altijd gek geweest van cijfertjes & bijbehorende tabelletjes & curves, maar m’n eigen kijkcijfers duidend, roept dat een xtra sensatie op.

Weblogs hebben de belangstelling van de media op dit moment. & Dan vooral enkele daarvan. Ik merk dat ik zelf momenteel continu moet uitleggen wat ik met m’n weblog doe, dat ik moet uitleggen wat ik ermee wil bereiken & waarom ik met m’n eigen stukjes in die belangstelling wil staan. In de belangstelling van 80 bezoekers per dag. Waarom ik steeds meer wil dan de bezoekers die ik op een bepaald moment trek. Waarom ik anders ben dan al die andere weblogs. & Waarom ik twijfel aan de kwaliteit van m’n schrijfsels als ik merk dat ik minder bezoekers trek dan andere blogs, die absoluut niet voldoen aan de criteria die ik mezelf stel; mijn kwaliteitscriteria.

Ik twijfel. Ik twijfel altijd. Ik twijfel over m’n zijn, over m’n persoon, & ik ben onzeker over de kwaliteit van ‘tgeen ik produceer. Uren achter elkaar speelt dat door m’n hoofd. Als ik niet over m’n weblog zou twijfelen, als ik bijv geen weblog had, zou ik wel om iets anders onzeker zijn. Niets is normaal, niets is vanzelfsprekend. Alles moet zich bewijzen, alles moet bevestigd. & Indien iets bevestigd is dmv een compliment, begint ‘t moment daarop de zoektocht naar ‘t volgende compliment, want alles moet geconsolideerd.
Ik vind mezelf minstens zo vermoeiend als ‘t scherpste oordeel.

‘t Zorgt er wel voor dat ik uren, soms wel dagen achter elkaar m’n eigen teksten bekritiseer. Steeds weer moeten er kleine wijzigingen plaatsvinden. Steeds vloeiender dienen de teksten, steeds beter omschreven ‘tgeen ik bedoel.

Ik heb een weblog. Of misschien moet ik zeggen dat ‘t weblog mij heeft. Ik ben degene die ‘t vult, met heel m’n persoonlijkheid. & Niet zonder trots kan ik zeggen dat er wat meer persoonlijkheid in lijkt te zitten dan in de meeste andere weblogs. Misschien moet ik zeggen dat ik wat meer intiem ben dan persoonlijk. Zonder daarbij af te willen keuren wat anderen doen. Ik kan nou 1maal niet anders dan sterk m’n persoon achter laten in ‘tgeen ik schrijf. Sterk m’n hele zijn aanwezig laten zijn in ‘t weblog. Daarom heb ik ‘t gevoel dat ‘t sterk gelijkt op een boek. Men mag ‘t daarom wat mij betreft een dagboek noemen. Hoewel ik meer ‘t gevoel heb dat ik schrijf over dingen die zich laten voegen in een verhaal. Ook al is ‘t een verhaal op de vierkante cm. Dat heeft een dagboek niet. Dagboeken verhalen dagen die lijken op meters, misschien wel 10-tallen meters, in de lengte.

Ooit heb ik besloten dat ik romans wil schrijven. Ooit bedacht ik dat ik daar niet toe in staat was. Ooit kwam ik ‘t medium weblog tegen. Ik zag dat dat mij gegoten zat. Alleen wil ik meer dan gewoon een weblog zijn. Ik wil schrijven zoals schrijvers een boek schrijven.

& Dan de handtekening van Zijperspace achterlaten.

bierproever

Ik word genoemd in de laatste editie van ‘Den Bierproever’, ‘t blad van de belgische bierconsumentenvereniging OBP (‘de Objectieve BierProever’). Daar zou ik trots op moeten zijn, want ‘t is ‘t meest serieuze blad over bier van België. Misschien wel van de Benelux.

Eigenlijk had ik liever niet in ‘t blad willen staan, na lezing van ‘t stuk dat handelt over de wederwaardigheden van een belgisch bierschrijver in Amsterdam. Vanaf ‘t moment dat m’n naam in ‘t artikel genoemd wordt stapelt de schrijver Jan Louies fout op fout. Terwijl ik ‘m enkele dingen zelfs gedicteerd heb. ‘t Schaamrood stijgt me naar de kaken als ik lees dat wij ons bier 2 weken laten lageren nadat ‘t al op fles & in de warme kamer is geweest (voor de bierleek: dat gebeurt over de hele wereld over ‘t algemeen precies andersom). Daarbij wekt-ie de schijn dat-ie ‘t uit mijn mond opgetekend heeft. Vervolgens noemt-ie de naam van een bier, dat absoluut niet bestaat, zeker wordt ‘t niet gebrouwen door ons. Dat bier vergelijkt-ie met een stout, waar onze bieren in stijl mijlenver van verwijderd zijn.

De heer Louies fluisterde me na afloop van de rondleiding toe dat-ie m’n vergelijking van de aktiviteiten van ‘t biergist met die van de mens erg treffend vond. Hijzelf maakte die vergelijking nl ook wel vaker, bij rondleidingen die hij zelf in brouwerijen gaf, maar bouwde die dan wat verder uit. Zou ik ook moeten doen, was de gratis tip die hij me gaf.

Ik zal de tip opvolgen zogauw ik te horen krijg dat de heer een kursus journalistiek heeft gedaan & anderszins ontheven is van de bevoegdheid mensen iets te vertellen over mijn vakgebied.

Vooralsnog zie ik m’n naam liever verschijnen in Zijperspace.

lachebekje

(Hier stond een icoontje van blogchalk. De restanten ervan heb ik moeten verwijderen wegens puinhoop die ze veroorzaakten.)

Ik snap de strekking ervan nog niet helemaal. ‘tGeen ze ter uitleg schrijven dringt niet tot me door. Maar ik ben nou 1maal ook een blogger. Dat gaf me een reden om mee te doen. ‘t Was in ieder geval geen testje, waar ik inmiddels een broertje dood aan heb gekregen. Wat ik er voor de rest mee opschiet weet ik niet. Er staat nu een lachebekje op m’n blog. Da’s beter dan ‘t smoel dat ik op dit moment zelf trek. ‘t Is waarschijnlijk de bedoeling dat ik straks vrolijk ga kijken als ik andere lachebekjes tegenkom. Ik zal m’n best doen.

Ik schijn ihkv de juiste indexering van alle blogs, of ihkv de volledigheid, de volgende mededeling alhier te moeten plaatsen:

Google! DayPop! This is my blogchalk: Dutch, Netherlands, Amsterdam, Oost, Ton, Male, 36-40!

Wederom snap ik niet waarom. Voor de zekerheid, & voor ‘t onderscheid met m’n eigen bijdrages heb ik ‘t maar scheef gezet. Ik hoop dat de heren/dames achter dit initiatief me dat niet kwalijk nemen. Ze moeten maar denken: die jongen heeft er echt niets van begrepen. Dat klopt dan ook. Ik heb ze slechts een dienst bewezen. Ben voor mezelf slechts nieuwsgierig wat ‘t oplevert. Op dit moment echter niet nieuwsgierig genoeg. Ik doe maar wat.

Ik denk dat ik morgen ga wandelen. 2 Dagen achter elkaar, ergens in Nederland. Ik pak morgenochtend m’n rugzak in & ga ervandoor. Met tent & al. Op zoek naar een lachebekje in real life.

Of eigenlijk een lachebekje in Zijperspace.
Update: Dat gaat niet door. Ik blijf thuis, want ik krijg visite.

magnificent

Ik moest ‘Magnificent 7’ kijken vanavond. Ook al was ik te laat daarvoor uit m’n werk. Vond ik ook weer niet zo erg, want de aktie zou toch pas aan ‘t eind komen. Uiteindelijk, na enkele jaren film & tv-wetenschap, na altijd verkondigd te hebben dat de alternatieve film aandacht zou moeten krijgen, na jarenlang slechts filmhuizen bezocht te hebben, na slechts de ‘intelligentere’ films geprogrammeerd te hebben voor Filmhuis Zevenskoop, trekt de aktie-scene me ‘t meest.
Ik zit mee te tellen hoeveel van de bad guys worden neergeschoten. Ik voorspel voor mezelf welke van de good guys ‘t loodje zullen leggen. & Ik keer me af van ‘t tv-scherm zogauw de conclusie, de goede boodschap doorgegeven wordt. & Ik keer me af zogauw de liefdesscene gespeeld wordt.

Ik moest ‘Magnificent 7’ kijken op V8 vanavond, ook al heb ik ‘m op video in de kast staan. Ook al heb ik ‘m al 2 keer eerder gezien. Ook al vind ik de versie van Kurosawa (‘7 Samouraï) stukken beter. Maar ik heb slechts fragmenten nodig, die me doen beseffen dat ‘t meesterlijk is. Ik besef me daarnaast weliswaar dat ‘t niet m’n favoriete western is, maar ‘t is een western.
Ik hou van westerns. Niets zo simpel als ‘t verhaaltje van een western. Juist als dat simpele gegeven goed wordt verwerkt, ontstijgt de western speelfilms in andere genres. Ik vind de platte vormgeving van de bad & de good guys heerlijk om naar te kijken. & Op ‘t juiste moment aktie. Precies op ‘t moment dat je ‘t verwacht.
Een goede western is een weldoordachte choreografie. Een choreografie van de verwachting. Waarbij elk lichaam beweegt zoals ‘t van te voren bedacht is, & waarbij de kleinste beweging bijdraagt aan de gehele indruk van de film.

‘Magnificent 7’ was vooral ook mooi omdat maar liefst 4 van de 7 helden dood gaan. & Je weet van te voren welke.

Er zouden meer ‘t westen uit de kast moeten trekken in Zijperspace.

regels

Ik stel regels voor mezelf op. & Ik houd me aan die regels. Daar ben ik zeer streng in. De meeste mensen hebben die regels niet door, zijn zich niet bewust van m’n angstvallig vasthouden eraan. Leven gewoon door & trekken zich niets van mij aan. Zoals ‘t hoort. Want dan kan ik me tenminste concentreren op m’n regels.

Norbert & Vincent waren in de tijd dat ik met ze omging op de hoogte van 1 van mijn regels. Daar trokken zij zich niks van aan. Ze zeiden dat ik gewoon mee moest gaan; morgen was er weer een dag om ‘t rustig aan te doen. Ze verdienen ‘t om hier met naam genoemd te worden, want zij hebben ervoor gezorgd dat ik die ene regel uit ‘t oog verloor. Nou ja, ik leefde er op een gegeven moment niet meer naar. Ik wist me ‘m nog wel te herinneren. Er was een pre-Norbert/Vincent tijdperk & een post-Norbert/Vincent tijdperk. Tussen die 2 tijdperken in had ik weinig anderen naast hun waar ik mee omging. Ik voelde me aangewezen op hun gezelschap.

Zeer vervelend overigens. Norbert & Vincent waren nl mannen. Misschien dat ‘t noemen van hun namen dat al verraden heeft. Ze gedroegen zich ook als mannen, of in ieder geval: ze deden ‘t voorkomen dat ze 2 jongemannen waren die met elkaar omgingen. Jongemannen van rond de 22, die bevriend waren met elkaar. Ik was ietsjes ouder & mocht desondanks een poging ondernemen deel uit te gaan maken van deze male-bonding. Dan moest ik niet zeuren over dat ene regeltje. & Me willig slachtoffer tonen van menig zeikerig grapje. Dat hoorde er bij: wie opgenomen wilde worden, hoorde zichzelf als oetlul tentoon te stellen & eenieder uit te dagen zoveel mogelijk oetlullige grapjes over de gebreken van een oetlul te maken. Uitdagen deed je door je zo veel mogelijk ongemakkelijk te voelen, zeg maar oetlul te zijn.
Maar ik mocht wel mee. Bijv biljarten; of drinken bij Norbert thuis; of drinken bij Vincent thuis; of frisbeeën in ‘t park; of naar een feestje. Dat mocht. Ik kreeg al bijna ‘t idee dat ik vrienden had. Alleen dat ene regeltje zat me nog dwars.

Dus heb ik ‘t regeltje opzij gezet: ipv 1 dag wel, 1 dag niet, ben ik elke dag gaan drinken. Zodat er bij mij ook snel zeikerige grapjes in m’n hoofd ontstonden. Weliswaar nog steeds niet snel genoeg, maar de grapjes waren er wel.
Gelukkig verhuisde Norbert toen naar Utrecht. Snel daarop werd Vincent opgenomen bij de mariniers & kon hij vertrekken naar Curaçao. Ik was weer alleen in m’n vriendschappen & m’n regels. Daar kon ik weer xtra aandacht aan geven. Vooral ‘t pakket regels had die aandacht nodig. Behalve dan die ene. Die was niet meer opgenomen in ‘t totaalpakket.

‘t Pakket is sindsdien wel xtra voordelig in Zijperspace.

beeld

Ik lees in een boek over iemand die door ‘t park naar huis gaat, z’n fiets aan de hand. In ‘t park komt hij een meisje tegen. Onbereikbaar ver weg lijkt ze, in zijn beleving.
Ik zie ‘t voor me, zoals ik wel vaker beelden levendig voor me zie. Ik krijg echter ‘t beeld niet meer uit m’n hoofd. Alsof er een melodietje zich in m’n hoofd heeft genesteld, dat er niet meer uit wil. Dat eeuwige melodietje is nu een beeld, dat zich steeds maar weer herhaalt. Omdat ‘t herhaling nodig heeft.

In een vochtig Vondelpark liep er een meisje naderbij. Ze bleef me aankijken. Dat vind ik prettig, vrouwen die me aan blijven kijken. Zolang ik m’n gulp niet open heb staan, of zolang ik niet plots er achter kom dat ik al de hele dag naakt over straat ga. Dan hoeven vrouwen mij niet te zien.
‘Waar ken ik jou nou van?’ vroeg ze.
‘Dat vroeg ik me nou ook al af,’ xcuseerde ik m’n blik terug. Ik herkende haar natuurlijk ook wel ergens van, maar ik voelde me schuldig. Ik zat haar nl vooral aan te kijken omdat ik haar mooi vond. & Mensen die je mooi vindt, denk je altijd te herkennen. Er zit in je hersens ergens een schema die ervoor zorgt dat je knappe mensen onmiddellijk herkent. Puur instinktief, eigenlijk. Heeft ook iets te maken met de drift van ‘t wezen zichzelf te willen voortplanten. & Dat allemaal op een druilerige dag in ‘t Vondelpark, niet echt weer om met voortplanting bezig te zijn. Ik was per ongeluk onbewust bezig met ‘t voortbestaan van ‘t menselijk ras, op die druilerige Vondelpark-dag.

‘Heb je communicatie-wetenschap gedaan?’ vroeg ze verder.
‘Nee, skandinavistiek. Zweeds. Maar misschien heb jij een vak bij film & tv-wetenschap gedaan? Daar ben ik op overgestapt na 2 jaar zweeds.’
‘t Leek me echter sterk. Ik moest haar van voor die tijd kennen. Alle vrouwen die ik bij film & tv was tegengekomen, kende ik in een bepaalde kontext. Bepaalde kontexten komen vanzelf tevoorschijn als je een bijbehorend gezicht tegenkomt. Zij kwam uit een andere kontext. Ja, oa uit de kontext van mooie vrouwen, maar daar moest ik toch ff vanaf. Dat zou betekenen dat ik hele tijdschriften vol kende.

‘Ik ken je ergens anders van. Ben je misschien mijn mentor geweest?’
Kijk, zo oud ben ik al, dacht ik. Dat mensen meteen zien dat ik inderdaad ouder ben dan hun. Normaliter kon ik daar niet mee zitten. Op dat moment zou ‘t echter toch wat leuker zijn geweest als ze in mij niet een mentor-persoon zag. Als je 1maal een opvoedkundige, lesgevende, leidinggevende in iemand hebt gezien, krijg je dat er niet zomaar uitgeramd. Dan blijft die funktie bestaan in de beeldvorming, in de behoefte van die persoon. Ik was blijkbaar zo iemand in haar herinnering. Ik ben niet in de wieg gelegd om zo’n funktie uit te oefenen tov mooie vrouwen die zich aan mij willen binden. Mocht deze vrouw zich aan mij willen binden. In dit druilerige Vondelpark. Waar ik sta met m’n fiets aan de hand.

‘Mentor? Ik heb geen communicatie gedaan.’
‘Nee, dat weet ik nu. Maar heb jij misschien medeleerlingen begeleid ergens?’
‘Oja, ik ben begeleider tijdens de Intree-week geweest. Ik had de leiding over groep 114.’
Ik ging haar herkennen. Was zij niet dat verlegen meisje dat niet zo goed in Amsterdam durfde te gaan wonen? Ze had nog jeugdpuistjes vrij rond wandelen op haar voorhoofd toendertijd.
‘Ja, zie je: jij was m’n begeleider. Da’s nu alweer 7 jaar geleden.’

Ja, & kleine meisjes worden groot. Zij durfde toendertijd niets. Met moeite kon ze overtuigd worden mee te gaan naar de Mazzo op de 1e avond van de Intree-week. Waar ze, net als de andere meisjes in de groep, slechts cola dronk. Ton haalde rondjes. 2 Bier, 1tje voor de enige jongen die mee was gekomen, de rest wilde bij ‘t korps, & 4 cola voor de meisjes. Oja, & 3 keer niks, voor degenen die ‘t met een 10tje de rest van de week moesten doen. Ik was blij als deze verplichte gebeurtenissen voorbij waren & ik me in ‘t ware feestgedruis kon begeven. Wat de Intree-week toch zou moeten zijn. Aaneengesloten feestgedruis. Meestal wisten slechts de organisatie & enkele begeleiders dat.

Nu was ‘t een druilerige middag in ‘t Vondelpark. Beginnende studente was verworden tot afgestudeerde mooie vrouw. Begeleider was naar z’n eigen bescheiden mening nog onweerstaanbaarder geworden dan toendertijd. Maar wist voor de rest niets te zeggen.
‘Leuk je nog ‘ns te zien.’
‘Ja, leuk. Wat was je naam eigenlijk ook alweer?’
‘Marion.’
‘& Ik ben Ton.’
‘Tot ziens, hè.’
‘Ja, tot kijk.’

‘t Vondelpark is op druilerige middagen ‘t meest afschuwelijke park om jonge meisjes van vroeger, of mooie vrouwen van nu tegen te komen. Met je fiets in de hand. Wat deed die fiets daar eigenlijk? Wat deed die Marion daar? Of anders ik? Ze had eigenlijk best wel dat soort onderwerpen kunnen aansnijden. Dan had ik verteld over schema’s in je hoofd & hoe je daar onderuit kunt komen. Hoe je je leven kunt veranderen. Ik had vast ook ‘t onderwerp aangesneden dat leidinggevende personen in hun eigenlijke leven best wel behoorlijk geen behoefte kunnen hebben aan die rol. & Hoe je je leven lang bepaalde plekken blijft herinneren, alsof ze altijd ‘tzelfde zijn, ook al ben je daar vaker onder andere omstandigheden geweest. Maar dat ze toch ‘tzelfde blijven, die herinneringen, vooral op druilerige middagen.

Dat beeld speelt nog steeds in Zijperspace.