columbine (dl 2)

Gisteren reeds, ik kwam net uit de voorstelling van The Matrix, Reloaded, dacht ik: ik moet Columbine misschien maar ‘ns op video gaan huren. Ik ben echter niet onmiddellijk richting videotheek getogen, om zodoende de daad bij ’t woord te voegen. Ik vond dat ik nog wel genoeg andere dingen te doen had. Maar toen ik 1maal in een kroeg gezeten was, gelegen dicht bij 1 van de filialen van Amsterdam Movie Centre, kreeg ik trek. M’n dorst had ik gelest, m’n behoefte er uit te gaan, uithuizig te zijn, was ook bevredigd; nu was ’t tijd om iets voor de avond te verzinnen. ’t Was tenslotte weekend, ’t was tijd om mezelf te vermaken, te ontspannen, bezig te houden, zogezegd. Dat kon ook anders dan door alleen maar alcoholische versnaperingen verorberen.
Maar de film die ik zocht was er niet. Uit hoge nood een andere band meegenomen. Iets luchtigs, iets om me mee te vermaken, iets om de gedachten te verzetten.

Vandaag, ’t was rond 13.00 uur, vertrok ik richting Tuschinski. Cinema.nl had mij gemeld dat Columbine om 13.20 uur zou draaien vandaag. Ik leg veel vertrouwen in Cinema.nl. Ik geloof zowiezo bijna alles wat men mij vertelt. Men kan mij veel wijsmaken. Dat beschouw ik als een goede eigenschap.
De dame aan de kassa wist van niets. Ook al had ik er een kwartier voor in de rij gestaan, de film draaide niet. Dat was ook iets waar ik geen rekening mee gehouden had: een rij. & Regen. Ik vind regen niet erg, ik vind ’t zelfs bij tijd & wijle aangenaam. Maar staande in de rij voor de film die reeds begonnen moet zijn, dan kan ’t mij niet bekoren.
Achteraf bleek ’t nog minder te genieten zijn geweest, want de film draaide dus niet. Onvertogen keerde ik terug naar m’n fiets, die ik in gezelschap van enkele soortgenoten met uitzicht op de Amstel had gezet. Ik nam nat plaats op m’n fiets. Niet vanwege de regen, die was alleen maar chagrijn verwekkend bezig geweest. Vooral door ’t haasten richting Tuschinski was mijn gelaat gehuld in vocht. Een kwartier rusten in de rij mocht dat niet doen vervluchtigen.

Ik besloot nog een visite aan de videotheek te wagen. Ik moest tenslotte nog een band inleveren. Nu zou ik echter ook zo dapper te zijn ’t te gaan vragen.
‘Geachte mevrouw (eventueel ‘meneer), zou u zo vriendelijk willen zijn mij op de hoogte te stellen van ’t al dan niet aanwezig zijn, ’t wellicht in ’t bezit hebben van een band door ’t bedrijf waar u hand & spandiensten aan verleend, waarschijnlijk tegen een redelijke vergoeding, waarbij ik geenszins nieuwsgierig ben naar de hoogte van ’t corresponderend bedrag waarmee uw broodheer u beloont, met de naam Bowling for Columbine? Mocht u deze vraag niet in ’t geheel kunnen bevatten, wil ik ’t wel simpeler stellen: heeft u een band met voornoemde titel op de voorkant, & geregisseerd, zoals dat zo mooi heet, maar ’t zou kunnen zijn dat de heer wel meer dan dat alleen heeft bewerkstelligd met als doel ’t realiseren van ’t finale product, zijnde de film reeds genoemd, door Michael Moore? Heeft u die?’
De winkel bleek dicht. In de tijd dat ik mijn dagen nog doorbracht met pretenderen dat ik film & tv-wetenschap studeerde, ging de winkel niet later open dan klokslag 12, maar in deze tijd, de tijd dat mensen niet meer naar bioscopen kunnen vóór noen, blijken videotheken hun deuren gesloten te houden tot aan ’t uur 2 in de middag.

Ik besloot naar de bieb te gaan. Ik moest m’n tijd door zien te brengen tot 2 uur.
Onderweg bedacht ik me dat men ook in bibliotheken videobanden te huur heeft. & Dat wel voor een lager tarief, tevens een langere periode, dan de commerciële videotheken gewend zijn te doen.
Zo kwam ik er achter dat ik nog een hele lading films te gaan heb. Ik heb veel gemist in de jaren van onthouding, de jaren dat ik af moest kicken van de gewoonte hele dagen voor de tv te hangen, dan wel me in ’t donker van de bioscoopzaal te begeven. De bibliotheek aan de Prinsengracht illustreert dat, & dat nog wel dmv een heel bescheiden collectie (die van mij is groter, ik kan ’t niet nalaten dat even te benadrukken, dan wel in ieder geval groter dan op dat moment in de kasten op de 4e verdieping stonden). Ik heb meteen maar, om mezelf van dit feit te doen doordringen 3 banden meegenomen.

Overigens las ik vanochtend dat mensen die lezen ’t visuele gedeelte van hun hersenen uitschakelen. Mensen met dyslexie hebben daar moeite mee. Ik vroeg me af hoe ’t toch kan dat ik als een bezetene films kan kijken, als wel als een geschifte boeken kan verslinden. Roepen die verschillende ervaringen ook niet verschillende belevingen op?

Thuisgekomen bleek de oplossing voor ’t bekijken van Columbine binnen te zijn. Ik heb gelijk gecontroleerd of ’t werkte.
’t Werkte.
Maar ik was moe van de jacht naar beeldmateriaal. Ik ben in de tuin een boek gaan lezen. Ik dronk er een biertje bij. Voordat ik ging zitten heb ik echter 1st de tuin gecontroleerd op slakken. Die moeten zich nergens mee bemoeien. Volgende keer zijn zij weer.

We moeten overal onze tijd voor nemen in Zijperspace.

columbine

Ik wilde Bowling for Columbine (vanaf nu kortweg: Columbine) wel ‘ns een keertje zien. M’n nieuwsgierigheid was reeds lang geleden geprikkeld, maar ik kwam er steeds niet toe de bioscoop er voor te gaan bezoeken. Enkele maanden geleden heb ik met Rachel op ’t punt gestaan erheen te gaan, maar we prefereerden uiteindelijk een film met een strekking die minder met geweld, politiek & opinies te maken had. We hebben ons vermaakt, zeker, maar de spijt bleef dat ik Columbine niet in m’n kijkrepertoire had zitten.
Gister ging ik naar The Matrix, Reloaded. Moest & zou ik zien. Zo snel mogelijk. Tuurlijk had ik ook wel naar Columbine kunnen gaan, maar die begon pas om 13.20 uur. Ik ga ’t liefst naar de vroegste film. Ligt aan m’n impulsiviteit, m’n behoefte me veel te bewegen, ook al zit ik, & ’t gevoel te willen hebben dat zo min mogelijk er last van hebben. Maar tevens m’n dwangmatigheid. Ik besluit naar een film te gaan & van dat idee ben ik niet meer af te brengen. Ik had ’t afgelopen vrijdag besloten & t/m gister bleef dat idee op die manier in m’n hoofd zitten. Ook al bleek Pathé de prijzen van recente films verhoogd tot maar liefst € 9.,50.
Dat brengt een mens aan ’t twijfelen. Zeker een persoon als ik, met een krappe portemonnee, een gebod richting zelf toch zo min mogelijk geld uit te geven, voor de duur van minstens 2 maanden, & slechts geld te besteden aan de allernoodzakelijkste luxe-goederen. Zoals daar is The Matrix, Reloaded. Maar dan wel betaalbaar.
Ik was ook zeker uit de rij gestapt als er niet achter mij, een man & een vrouw ontwaardde ik door sluiks met m’n ooghoeken waar te nemen bij een lichte draai die kant op, steen & been werd geklaagd.
‘Zo!’ kwam mij ter oor. ‘Die durven! Negen Euro Vijftig! Ze denken ook dat ze alles kunnen maken!’
Met 4 uitroeptekens & 6 hoofdletters sprak de man ’t uit. Ik wilde me niet meer laten kennen. Zeker niet tegenover mensen die klagen & dan toch gaan. Heel vervelend als juist die mensen achter je staan.
Bovendien zou ’t nog 1½ uur duren voordat Columbine in Tuschinski zou beginnen. Ook een goed excuus, bedacht ik me. Ik zou niet weten hoe ik me gedurende 1½ uur in hartje Amsterdam zou moeten vermaken. Ik ben geen toerist, laat staan provinciaal.

’s Avonds laat, ik had de dag er op zitten, inclusief ’t bekijken van The Matrix, Reloaded, koppijn, maaltijden, bier & enkele hoofdstukken van De Movo Tapes; ’s avonds laat besloot ik dat ik net zo goed Columbine kon downloaden. Ik heb tenslotte een comp & internet tot mijn beschikking. Stom dat ik daar niet eerder aan had gedacht. & Hoewel ik altijd de ondertitels lees bij films, ook al is ’t in helder & sprankelend engels, zweeds, frans, duits of fries, bedacht ik dat ’t ontbreken ervan toch geen enkel probleem voor mij moest betekenen.
Downloaden dus. (Ze hebben ondertussen een nederlands woord uitgevonden voor spam: plaagpost, maar ’t zou toch eens tijd worden dat een vindingrijk taalpurist zich zou buigen over ’t woordje downloaden; ik ben wars van purisme, maar heb wel een hekel aan dat engelstalig woord, & binnenhalen dekt de lading niet.)

Ik ben gek van getalletjes. Bedacht ik me vannacht weer ‘ns. Ik werd er akelig mee geconfronteerd. Ik bleef kijken naar ’t scherm. Naar ’t tellertje op ’t scherm dus. Naar meerdere tellertjes op ’t scherm eigenlijk. Ik zat mee te tellen, ik berekende percentages, moedigde mede-Kazaagebruikers aan vooral niet offline te gaan & zo snel mogelijk ’t eind van ’t tabelletje te halen, ik rekende uit hoelang ’t minstens nog zou duren, ik vermoedde hoe vroeg ’t misschien wel klaar zou zijn, & leerde ondertussen ’t getal uit m’n hoofd dat stond voor de hoeveelheid bytes dat binnengehaald moest worden: 717236 Kb.
De conclusie van al de getalletjes die ik in m’n hoofd kreeg, geholpen daarbij door de overzichtelijke statistieken die Kazaa zelf me voorschotelde, van alle gegevens die door m’n hoofd dwarrelden, combinaties probeerden te maken, hun eigen, weliswaar kortstondige, leven in m’n kop gingen leiden, was dat ik des ochtends me zelf kon trakteren op een film bij ontbijt.
Ware ’t niet dat m’n screensaver roet in ’t eten gooide.
Maar ik was in ieder geval al halfweg. Gedurende m’n ontbijt heb ik weer kunnen genieten van verder lopende balkjes, een uitdijend universum (Columbine in z’n geheel op mijn comp, dat is), prognoses, teleurstellingen, herboren hoop & de uiteindelijke bevrediging toen ’t programma aan gaf dat alles binnen was. Ik nam terstond de laatste hap van m’n boterham met zelfgemaakte tapenade.

Bleek alleen dat ik geen decompressieprogramma op m’n comp had. Dat gaf ’t programma tenminste aan dat de film vervolgens had moeten afspelen. ’t Enige dat ik mezelf kon voorschotelen was ’t geluid. Geen probleem, zoals reeds gemeld, zonder ondertitels kan ik gerust de engelse taal volgen, maar ik had zo graag plaatjes erbij voorgeschoteld gekregen.

Goed. Om 13.20 uur dus. In Tuschinski. Nog iets minder dan 1½ uur te gaan.

Ik zit nu echter wel gezellig bij mezelf thuis in Zijperspace.

drrrrriiingggg

Bij mij klinkt de deurbel nooit, of in ieder geval zelden, dus ik beweeg me onmiddellijk verrast naar de deur. Een greintje huiver doet me onderweg nog twijfelen. ’t Illegaal in onderhuur wonen zit nog steeds in me, ik schrik een beetje terug. Tegelijkertijd vrees ik de Jehova’s getuigen: hoe moet ik zo snel mogelijk van ze af komen & de avond weer in ’t teken van mezelf krijgen?
Lopend door de gang bedenk ik me ook voor de zoveelste keer dat ik de lamp niet vervangen heb. Te lui om een tafel & een trap de gang in te schuiven. Te lui om een geschikte lamp te zoeken. Te lui. Ik moet me bij de voordeur maar even excuseren voor ’t ontbreken van licht.
Misschien is ’t wel een vriendin. Vroeger, toen ze nog om de hoek woonde, kon Marlies ook plotseling voor de deur staan. Maar ze was wel de enige van m’n kennissen. Hooguit Roen kwam nog ‘ns aanwaaien, diep in de nacht, ik was toch tot laat wakker wist-ie, om wat videobanden te lenen. Had-ie wat te doen.
Of anders 1 van m’n buren. Iets niet meer in huis. Zoals dat vroeger in strips voorkwam. ’t Kopje suiker. Mijn buren zouden bij mij langs kunnen komen om te vragen of ik misschien nog wat bier overhad: plots visite & niets in huis. Kom ook wat drinken, gezellig, dan breng ik morgen je bier terug. Zo zou dat gaan. Ze weten dat ik altijd bier in huis heb. Vandaag nou net even wat minder, maar er is altijd een speciale noodvoorraad in de kelder. Heel duur, & eigenlijk alleen voor speciale gelegenheden, maar nood breekt wet.
Wie zou ’t zijn, daar aan de deur?

Er staan 3 jongens in ’t portaal. 2 Zijn kortgeschoren, stekeltjes, de 3e heeft oor tot tegen de oren. Niet langer. Korte jasjes. Zwart & blauw. New wave zou je zeggen, als ‘t 15 jaar geleden was.
De voorste brabbelt iets onverstaanbaars. Totaal onverwacht onverstaanbaars. Zou hij toch van de Jehova zijn? Herken ik de boodschap niet?
‘Sorry?’
Maar na de 2e zin weet ik dat ik ‘sorry’ met een engelse intonatie moet zeggen. Daarom verstond ik ’t niet meteen.
Hij brabbelt nog iets onverstaanbaars. Met ’t woordje ‘squatting’ er in. Dat woord ken ik. Gebruik ik vaak als ik op m’n werk een rondleiding moet geven.
‘Squatting?’ vraag ik. ‘What do you mean?’
‘Isn’t there a meeting here?’
Eindelijk een zin die ik in z’n geheel versta. ’t Zijn australiërs. Zoveel is duidelijk. 2 Van de australiërs, de achterste 2, schamen zich voor de vraag die gesteld wordt. Ook dat wordt me gewaar. Ze gniffelen, doen een stap terug, ’t portaal uit, & verdwijnen uit beeld, om de hoek.
‘A meeting?’
‘Yeah, there should be a squatmeeting here.’
& Dat dan bijna onverstaanbaar.
‘Can’t be.’
‘Is this a private house?’
Hij heeft ‘t geloof al verloren, ik kan ’t aan z’n lichaamstaal zien, maar maakt ’t geheel voor de vorm nog even af.
‘Yeah, this is private.’
Hij keert zich om, achter z’n vrienden aan.
‘I think you should be somewhere else,’ zeg ik nog even. ‘Good luck.’

Ik loop weer m’n kamer weer in. Wil weer gaan zitten. Maar besluit nog even in de voorkamer, achter de gordijnen, te gaan staan. Als een oud mannetje spied ik langs de gordijnen door ’t raam. Ik hoor de jongen die me aangesproken heeft nog wat zeggen. Ik probeer ze in ’t vizier te krijgen. Maar ik zie noch versta ze. Langzaam sterft ’t geluid van de jongens weg.
Ik loop naar de keuken. Zet ’t water weer aan. ’t Moet nog maar eens koken. ’t Is al te veel afgekoeld. Terwijl ’t weer naar de kook gaat, werp ik een blik op de regen die buiten de sfeer bepaalt. Lekker, denk ik, maar jammer voor die jongens.
Ik pak een theezakje. Met een grote mok thee zet ik me even later weer in m’n stoel.

Dat was een spannende avond in Zijperspace.

woongroep

‘Nou,’ zegt Ina, ‘ik heb zoiets: als Steven ’t huis uit is, mij niet perse meer nodig heeft, dan ga ik op m’n 55e lekker een woongroep in.’
‘Ah,’ zegt Linda, ‘dus jij denkt daar ook zo over?’
‘Ja, wat zou ik nou in m’n 1tje thuis gaan zitten? Zogauw ik de mogelijkheid heb, schrijf ik me in. & Dan zal ik wel door een ballotagecommissie moeten, maar dat vind ik allemaal prima. Ik zie wel of ik er in gestemd word. Ik vind dat ik dan toch net zo goed ’t gezelschap kan zoeken van andere mensen. ’t Enige wat je moet doen is af & toe je opgang boenen, maar dat ook alleen als je er toe in staat bent. Als je mee wil eten, dan kan ‘t, maar je kan ook je eigen eten blijven klaarmaken. Je kan je aanpassen aan datgene wat ze organiseren, maar ’t hoeft niet.’
‘Maar dan wil je dus de stad uit?’
‘Nee, hoor. Een vriendin van me, die zit hier op de Marnixkade. Als je er uit wil, dan ben je zo in de stad, & ertegenover ligt een zwembad. Je doet je raam open & je kan autootjes voorbij zien rijden, dus je zit midden in de wereld. Kijk, die mensen zijn nog zo zelfstandig dat ze elke dag kunnen beslissen of ze een borrel willen gaan drinken in een café of dat ze een filmpje willen pakken. Dat wil ik straks ook. Daar langzaam oud worden lijkt me wel wat. & Je hebt altijd mensen om je heen, terwijl je toch je eigen opgang hebt.’
‘Wie weet komt een mens nog iemand tegen daar.’
‘Ja, dat kan toch ook. Dat zal wel niet gebeuren, maar je hebt in ieder geval contact met iedereen.’
‘Zo dacht m’n vader er in ieder geval over. M’n moeder was overleden & op z’n 80e kwam-ie een andere vrouw tegen. “Ja, wat moet ik dan?” zei hij. “Ik kan toch ook niet bij de pakken neerzitten?” & Elk jaar gaat-ie naar Spanje. Zolang ’t gaat, moet-ie ervan profiteren, vindt-ie.’
‘Ik ken een vrouwtje, ik ga er regelmatig een uurtje langs, ze is 93, die is nog hartstikke bij. Alleen haar lichaam wil niet. Ze zegt: “Ik weet niet waar ik ’t nog voor doe. Ik weet alles, maar m’n lichaam is ’t daar niet mee eens.” Ze heeft kleinkinderen & acherkleinkinderen, maar die zijn allemaal al geboren. Op dit moment staat er geen geboorte op stapel dus heeft ze niets meer om naar uit te kijken. Dan zegt ze: “Ik kan wel blijven leven, maar ik heb alles al meegemaakt, kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen. Ik weet niet waar ik ’t nog voor moet doen.” & Echt: als ik langskom, dan weet ze alles, dan moet ze een foto van Steven zien & zegt ze dat-ie toch wel gegroeid is sinds de laatste keer. Maar eigenlijk wil ze niet meer.’
‘Je zou ook de mogelijkheid moeten hebben er uit te stappen als je wil.’
‘Nou, ik heb ’t tegen Steven gezegd hoor. Als ik er geen zin meer in heb, dan moet ’t afgelopen zijn. Maar goed, 1st ga ik straks naar een woongroep. Dat lijkt me wel wat: langzaam ouder worden in zo’n woongroep.’
‘Ha,’ bemoei ik me er mee, ‘nog 16 jaar & dan mag ik ook naar een woongroep.’
‘Ik zal 1st nog maar even eten klaar gaan maken voor m’n jongen,’ zegt Ina. ‘Aju.’
Ze pakt haar tas op & gaat ervandoor. Ik reken nog even uit wanneer ik me aan moet gaan melden om bijtijds verzekerd te zijn van een plaats op de Marnixstraat, of dat ik toch liever dan op ’t platteland wil wonen.

We zijn nog niet voorbereid op dat wat komen gaat in Zijperspace.

accumulation

Smog - Little Girl Shoes

Smog (oftewel Bill Calahan)(soms pleegt-ie z’n artiestennaam/bandnaam tussen haakjes te schrijven) heeft enkele van de b-kantjes van z’n tot op dat moment verschenen singles verzameld op 1 cd: Accumulation None. Lang niet alles, nog lang niet al z’n bijzonder, moeilijk verkrijgbaar werk. Maar als je echt moeite moet doen om er aan kan komen, dan zal je al tevreden zijn met ‘t kleine beetje dat aangereikt wordt.
Terwijl ik naar enkele b-sides zat te luisteren wendde m’n hoofd zich in gedachten naar boven, richting plafond. Ik zag behang dat niet overal gelijk weggesneden was, ik zag streepjes verf uitgeschoten zitten op plinten in een andere kleur. Als ik goed keek zag ik overal wel onregelmatigheden in de afwerking van m’n woonkamer.
M’n huis is net niet perfect, dacht ik.
Maar ik wil ook geen a-kantje als huis, schoot me meteen te binnen, ik wil geen grote hit zijn. Liever de b-kant van ’t hitje. Een aantal nrs die als toegift gegeven worden bij ‘tgeen de meeste aandach moet trekken. Ik wil een huis waarbij je aan de voorkant niet kan zien hoe de tuin bloeit & groeit. Ik wil een man zijn waarvan al m’n ex-vriendinnen spijt hebben, omdat ze de andere kant, m’n later leven, niet hebben beluisterd. M’n wraak zal zoet zijn als die kant op de markt komt. Moeilijk verkrijgbaar, voor de afficionado. Geen rechte lijnen, geen afgewerkt geheel, geen puntjes op de I. Ik wil die toevallige voorbijganger zijn, die slechts van een bepaalde kant je aandacht trekt, die voorbij gelopen is & er is je iets opgevallen, maar je weet niet wat.
Ik zou willen dat men moeite moest doen om mij te krijgen. & Als ’t dan zover is dat men mij heeft, dat ’t dan nog moeilijk te doorgronden is ook. Een spetter verf, die je niet weg wil halen, omdat ’t de moeite laat zien die je je getroost hebt ’t te maken tot wat ’t is.

& Dat dan op de achtergrond al ’t werk van Smog wordt afgespeeld in Zijperspace.

groen

Ik dacht aldoor dat Marjolijn uit Den Helder kwam. Dat idee kwam ergens vandaan, dat idee zat ergens diep in me. Misschien omdat de zoon van 1 van mijn vroegere docenten wel vaker bij haar zat. Als ze bier kwamen drinken. Maar ik kon haar niet plaatsen, niet precies. Ik dacht alleen dat ze uit Den Helder kwam. Dat kon niet anders. Haar gezicht was ooit voorbij gekomen, Den Helder moest ’t zijn.
& Marjolijn droeg groen.
Ik zei ‘ns tegen haar: ‘Hé, je bent net als ik.’
‘Wat dan?’ vroeg ze.
‘Je draagt groen.’
Maar ik had op dat moment een broek aan waarvan ’t groen goeddeels weggesleten was. M’n t-shirt kende de kleur niet eens. Toch wist ik ’t zeker. Zij droeg groen, net als ik. Vanaf toen lachte ze elke keer als ze ’t herkende. Of juist niet.

Ik kreeg plots meeltjes van Marjolijn & haar vriend Radboud. Nou ja, ze hadden ontdekt dat hun barman de man achter een weblog was. Ik werd gefeliciteerd met m’n verjaardag, terwijl ik niet wist wie zij waren. Hoewel ik ze moest kennen. Ik ging ’t hele repertoire aan klanten wiens gezicht ik voor de geest wist te halen af. Ze kwamen niet tevoorschijn. Totdat er een ‘gefeliciteerd’ uit ’t publiek weerklonk toen ik glazen aan ’t halen was.
‘Hoe weet je dat ik jarig was?’
‘Oh, sorry, ik ben Radboud. Ik heb je een meeltje gestuurd met je verjaardag.’
& Zij was Marjolijn. Ze las de stukjes over m’n vader.

‘Bedankt voor ’t meeltje dat je stuurde nav de stukjes over m’n vader,’ zei ik zondagmiddag tegen haar.
Ze was even daarvoor binnengekomen. Samen met Radboud. Ik had ’t geregistreerd. Ik had haar gedag gezegd. Een blik van herkenning. Een blik die enkele jaren geleden nog niet bestond. Zonder internet.
‘Wij weten iets van elkaar, dat zien andere mensen niet, & dat hoeft ook niet.’
Die blik. Zo ongeveer.
Vluchtig ging die blik voorbij, in de drukte die ’t barwerk vergt. In de drukte waarin een klant z’n bier bestelt & ontvangt.
Maar soms haal ik ook glazen. Vermengd met ’t publiek, m’n weg vindend door ’t publiek, blikken metend, vangend, ontmoetend.

Ik knielde neer naast Marjolijn. Radboud was net naar binnen om bier te halen.
‘Bedankt voor ’t meeltje dat je stuurde nav de stukjes over m’n vader,’ zei ik tegen haar.
& Voelde me ondertussen onbeholpen door de stapels glazen die m’n armen vulden.

Ik had al veel vaker zitten denken hoe ik zou moeten reageren. Moest ik ’t onderwerp aansnijden, als zij binnenkwam, ook al was ’t druk? Moest ik afwachten wat er zou gebeuren? Moest ik begrip tonen? & Hoe toon je begrip? Waar begrijp je elkaar & waar houdt ’t begrip op? Wanneer zou ze binnenkomen & hoe gedraag je je als je met een mond vol tanden staat?

‘Bedankt voor ’t meeltje dat je stuurde nav de stukjes over m’n vader,’ zei ik tegen haar.
Ik zat op m’n knieën bijna. Door m’n hurken, vlak naast Marjolijn. Ik herinnerde me hoe ze plots verdwenen kon zijn als ik enkele tranen had zien glinsteren. Enkele maanden geleden.
‘Ik had ze allemaal doorgenomen, & ik zag allemaal dingen die me aan mijn vader deden denken,’ zei ze. ‘Hoe oud zijn jouw ouders nu?’
‘M’n moeder is 68, m’n vader 70.’
‘Mijn vader was 70 toen hij ziek werd, 71 toen hij stierf.’
Soms zie je geen tranen, maar voel je tranen door alles heen, door ’t gelaat getrokken, verborgen, weggestopt in een hoek, & toch door de houding, door ’t vertrouwen die iemand in je stelt, zie je stille weerklanken van pijn.
‘Hoe gaat ’t nu met ‘m?’ vroeg ze.
‘Ik heb ‘m nu eigenlijk al 3 weken niet gezien. Maar ik geloof dat ’t nu weer wat beter gaat. & Toch gaat ’t heel snel bergafwaarts.’
Ik voelde hoe ik alles had weggestopt, hoe m’n vader wel bestond over de telefoon, in gesprek met m’n moeder, maar niet in levende lijve.
‘Hij is nu opgenomen?’
‘Nee, hij kon een week logeren, zeg maar. Er was een plek vrij voor hem, een week lang. Maar ondertussen is hij weer thuis. We hopen eigenlijk dat er snel definitief een plek voor hem is. ’t Gaat ten koste van m’n moeder.’

Ik zei nog veel meer. In die enkele minuut. Marjolijn ook. Maar niets is belangrijk, & toch alles tegelijkertijd weer wel.

Radboud kwam terug met bier. Net rond ’t moment dat we uitgesproken waren. Ik probeerde overeind te komen, want ook ik moest weer verder.
‘Lukt ‘t?’ vroeg Marjolijn.
‘Nee, eigenlijk niet,’ zei ik.
M’n spieren in m’n bovenbenen waren verkrampt geraakt door de stramme gehurkte houding. Ik stak een hand uit om m’n lichaam & de zware vracht glazen extra steun te geven. Ik leunde daarmee op de schouder van Marjolijn. Moeizaam kwam ik omhoog.

Ik kwam overeind. & Heb de rest van de middag gewerkt. Marjolijn & Radboud hebben op ’t terras gezeten. Af & toe kwam ik langs om glazen op te halen. De dag was voor een groot deel ‘tzelfde als elk andere willekeurige zondag.
Ik droeg een groene broek, die allang niet meer groen was. Maar ‘t voelde groen.

Zoals dingen niet meer zijn in Zijperspace, maar er wel zijn.

grijs

De buurman van de Gay- & Lesbianbookshop heeft nog wat kranten over aan ’t eind van de dag. Die kunnen wij gebruiken om glazen in te pakken. We krijgen ze vlak voordat Frank de deur van z’n winkel op slot doet. Wij hebben nog een klein uurtje te gaan; we blijven altijd een uur langer open, maar aangezien er niemand op dit moment aan bier lijkt te denken, of men zit reeds op ’t terras, kunnen we niets anders doen dan in de zon voor ons uit te zitten staren. Kijken naar wat er gebeurt.
Ik krijg de stapel kranten aangereikt. Frank kijkt onderwijl naar m’n kapsel waar de zon vol op schijnt.
‘Zo, je begint behoorlijk grijs te worden,’ zegt-ie.
Blijkbaar doet de zon de grijze haren duidelijker weerschijnen. Al jarenlang willen mensen opmerkingen maken over m’n verdere vergrijzing.
‘Ja, da’s al jaren aan de gang,’ reageer ik op Frank.
‘’t Begint serieus te worden,’ gaat Frank verder, ‘je jeugd lijkt voorbij.’
‘Ach, vind ik helemaal niet erg. Weet je nog m’n neef? Die had die posters gemaakt voor ’t Gay- & Lesbian Filmfestival. Die was vlak na z’n 20e al helemaal grijs. Bij mij kwamen de 1e grijze haren ook zo rond m’n 21e. ’t Heeft alleen niet doorgezet.’
Frank knikt.
‘’t Staat jou best wel mooi,’ zegt-ie, na me nog een kort moment aanschouwd te hebben. ‘Ik kan me voorstellen dat mensen de grijze haren er uit trekken, maar dat moet jij vooral niet doen.’
Ik glunder een beetje onder ’t compliment. Frank kijkt me nog ‘ns aan & keert zich dan om. Z’n vriend staat voor de winkeldeur ongeduldig te wachten om ’t weekend te laten beginnen.

Thomas, m’n zaterdaghulp, past in leeftijd 2 keer in die van mij. Dan houd ik nog wat jaartjes over ook. Hij werkte bij de Albert Heijn, maar nadat hij bij ons stage had gelopen, & er achter kwam dat ’t uurloon bij ons hoger was dan bij de grootgrutter, koos hij voor onze winkel. We hadden ‘m hard nodig. Hij vindt ’t bij ons niet zo massaal & anoniem als bij de AH. & Dat-ie in een speciale winkel werkt, vindt-ie ook belangrijk.
Hij is jong, maar door z’n lengte zie je dat makkelijk over ’t hoofd. Dit in tegenstelling tot z’n vriendjes & vriendinnetjes, die af & toe komen aanwaaien. Die zijn vaak nog klein & tenger, nog niet volgroeit. Thomas steekt makkelijk 2 koppen boven ze uit. Maar hij steekt ook af, met z’n rossige haar.
‘M’n vader heeft geen rood haar, m’n moeder niet, & ook m’n broer niet,’ heeft-ie wel ‘ns verteld, ‘m’n opa van moederskant wel; ’t heeft een generatie overgeslagen.’
Met z’n vrienden spreekt-ie telefonisch af. Z’n mobiel gaat een paar keer per dag af.
‘Wat ga jij doen vanavond?’ luidt de vraag elke keer weer.
Dan komt-ie de week erna bezaaid met blauwe plekken de winkel in.
‘Er liep een kleuter door de half-pipe toen ik met m’n skateboard naar beneden ging.’
Maar hij werkt door. Behalve als iemand langskomt, dan maken ze een praatje, maar dat mag van mij. Hij moet zich op z’n gemak voelen. Dat werkt prettiger.

Bij sluitingstijd komt Ingo. Thomas had ’t al aangekondigd. Hij komt even een biertje drinken, als ik ’t goedvind.
Tuurlijk.
Maar als ik om 6 uur de spullen naar binnenbreng, sla ik de deur voor z’n neus dicht. Een kleine jongen met een muts op. Tot vlak boven z’n ogen, zoals ’t hoort bij skaters.
‘Oh, daar is-ie al,’ zegt Thomas.
De deur gaat weer open, we wijzen Ingo de koelkast & de trap waar-ie plaats kan nemen, & beginnen met de kas opmaken.
Hoi,’ zeg ik tegen Ingo als we klaar zijn, ‘ik heb me nog niet voorgesteld: ik ben Ton.’
‘Hoi. Ingo.’
We schudden handen in de lucht.
We drinken een biertje voor de deur. Op gekantelde lege kratjes. Met z’n 3-en op een rij voor de etalage. We laten ’t publiek aan ons voorbijtrekken. Indien nodig geven we commentaar. Ondertussen beslissen Thomas & Ingo ook wat ze die avond gaan doen.
Ik zie in de verte 2 dames aan komen lopen. Zijn ze nou ouder of jonger dan ik, vraag ik me af, terwijl ik m’n ogen probeer te focussen. Op afstand gaat dat moeilijk zonder bril. Maar als ze voorbij zijn heb ik m’n conclusie getrokken.
‘Die vrouwen hebben volgens mij ong dezelfde leeftijd als ik,’ zeg ik naar opzij, ‘maar ik heb altijd ’t gevoel bij dit soort dames, dat ze er veel ouder uitzien.’
‘Hoe oud ben je dan?’ vraagt Ingo.
Minstens 2 keer zo oud als jij, denk ik weer, maar ik zeg: ’39.’
’39?’ zegt Ingo. ‘Dan ben je best wel vroeg grijs aan ’t worden.’
Hij haalt z’n moeder als voorbeeld er bij & ik ben alweer bereid ’t verhaal van m’n neef te gaan vertellen. De dames zijn inmiddels uit zicht verdwenen.

Er vindt een vergaande vergrijzing plaats in Zijperspace.

buurttuin

Ik duw de deur wat verder open om binnen te komen. M’n blik zoekt Suze. Ik leun een beetje voorover om dieper de kamer in te kunnen kijken. Voorbij de gezichten die de tafel omgeven.
‘Hé, Ton!’ roept Suze van de andere kant van de tafel. ‘Da’s de buurman van de tuin,’ verklaart ze snel even voor de andere gasten.
Ik loop om de tafel heen om Suze te feliciteren.
‘Leuk dat je er bent, schat,’ zegt Suze. ‘Ik heb ze allemaal verteld dat ’t jouw tuin was. Ze vonden ‘m allemaal mooi.’

Ik buig me voorover over ’t balkon.
‘Even de tuin bekijken,’ geef ik als verklaring aan de man die naast me staat.
Hij werpt ook een blik.
‘Ja, een mooi boeltje daar beneden, hè,’ zegt-ie. ‘Maar kijk, bij de buren hebben ze een fietsenstalling van de tuin gecreëerd.’
Hij wijst naar de fietsen die op de lege plek van de buren staan.
‘Daar heeft een tuinhuisje gestaan,’ zeg ik, ‘maar die mensen zijn verhuisd & er woont nog niemand anders.’
‘O, hoe weet je dat?’
‘Die tuin hier onder is van mij.’
‘Ah, jij woont hieronder? Prachtig, hoor, jouw tuin. Wat ik daarnet zei, moet je maar niet al te serieus nemen, hoor. Toen ik de 1e keer naar je tuin keek, daarstraks, dacht ik: da’s ook niet veel aan. Ik zag alleen maar groen. Maar toen ik beter keek, zag ik allerlei verschillende dingen.’
‘Mijn tuin moet groeien,’ probeer ik te verklaren, maar ik krijg niet de gelegenheid om ’t uiteen te zetten.
‘’t Is 1 & al leven, in jouw tuin.’

Ik zit even later naast Nienke van hierboven & Nienke van hiernaast. Om ’t voor de rest van de visite overzichtelijk te maken zijn ze maar bij elkaar gaan zitten.
‘Nou je dat van de week zei,’ zegt Nienke van hiernaast, ‘over die padden, ben ik er eens op gaan letten. Ik was wat onkruid aan ’t wegwerken. Oja, dat
barstte van de slakken. Je tilt een blad op & ’t zit helemaal vol. Maar er sprong toen een pad weg. Ik schrok wel even, maar doordat jij ’t had verteld was ik er op voorbereid.’
‘Verschrikkelijk, die slakken,’ verzucht ik.
‘Weet je wat je met slakken moet doen?’ vraagt Nienke van hierboven.
‘Hij gooit er zout overheen,’ zegt Nienke van hiernaast.
‘Je pakt ze op & je gooit ze tegen een schutting,’ zegt Nienke van hierboven.
‘Hèègggghh,’ zeggen Nienke & ik tegelijkertijd.
‘Maar ’t zijn allemaal naaktslakken,’ zeg ik.
‘O nee, gatsie. Dan niet.’

Suze kijkt even met me mee naar de tuin.
‘Ik vind ’t van boven eigenlijk een beetje plat,’ zeg ik. ‘Er zit geen diepte in.’
‘Ja, dat is wel zo, maar ’t is wel een mooie tuin.’
‘Ik vind ’t van hierboven eigenlijk een beetje tegenvallen.’
‘Helemaal niet, joh. ’t Is hartstikke mooi. Ik ben erg blij met m’n uitzicht op jouw tuin. Vooral dat hoekje dat je daar hebt opgehoogd, da’s echt prachtig.’
‘Ja, maar vanaf hier zie je toch veel meer kale plekken. Daar aan de linkerkant bijvoorbeeld.’
Ik wijs naar de plek waar ik 2 jaar geleden de coniferen heb weggehaald. Er wil daar weinig groeien.
‘Oh, da’s toch de plek waar de katten aldoor zitten te poepen?’
‘Nee, da’s aan de andere kant.’

‘Ik heb nou nog nooit je tuin van dichtbij gezien,’ zegt Nienke van hierboven. ‘Ik heb er nog nooit ingestaan.’
‘O, Suze wel.’
‘Suze wel?’
‘Ja, ze gaf me een boek over biologisch tuinieren & toen heb ik ‘r de tuin laten zien.’
‘Je moet dus 1st iets geven,’ zegt Nienke van hiernaast, ‘dan mag je pas in Ton z’n tuin.’
‘Nee, dat bedoelde ik niet zo,’ probeer ik te zeggen, maar dat is al te laat: ze luisteren al niet meer.
‘Ik zat te denken,’ zegt Nienke van hiernaast, ‘om in onze tuin binnenkort een barbecue te geven.’
‘Goed,’ zeg ik enthousiast, ‘dan regel ik ’t bier.’

Want we hebben van meer dingen verstand in Zijperspace, dan van tuinen alleen.

mijmeren

Ik kijk voor me uit de tuin in. Dat doe ik wel vaker. Onbewust, ik ben er niet helemaal bij, laat ik m’n gedachten gaan over de guldenroede, die als een brede bos hoog uitsteekt boven de rest van de planten in z’n directe omgeving. Ik ben in opperste conditie om over dit soort dingen te mijmeren. Ik denk niet echt, de gedachte is eigenlijk iets dat me overkomt, niet gepland. Ik zit met m’n blote bast in de ligstoel. (De zon is warm genoeg; ’t wordt tijd dat m’n borst ook ‘ns een bruine teint krijgt. ’t Is weliswaar niet m’n hobby: zonnebaden, maar ik had bedacht dat er tijdens ’t lezen van een boek best een poging gewaagd kan worden, kijken of die buik ook in staat is te veranderen van doorschijnend wit in roestig bruin.) Voor me uitstarend, m’n boek opzij, m’n ogen te moe om de volgende pagina te halen.
Op een gegeven moment moet de guldenroede besluiten om ipv recht omhoog te groeien, al z’n energie daarin te steken, bloemen te willen ontwikkelen. Pluimen van bloemen in dit geval, geel. Wanneer besluit-ie dat? & Tuurlijk weet ik dat een guldenroede dat niet besluit, volgens mij is-ie niet tot denken in staat, maar waarom is ’t wel zo dat alle guldenroedes op dezelfde hoogte daartoe overgaan? Dat zit ‘m in de struktuur van hun dna, hoor ik suggereren, dat ligt daar in besloten, ik weet ’t allemaal, ik heb ’t allemaal al ‘ns horen vertellen, maar waarom, vraag ik mezelf af, waarom? Dat plantje daarnaast doet toch iets heel anders, dat denkt op z’n eigen manier nuttig, efficiënter, weerbaarder, vruchtbaarder te zijn. De guldenroede is eigenlijk een eigenwijs stuk vreten (net als al die andere plantjes, incluis die ernaast), die z’n eigen methode denkt te hebben ontwikkeld. Een eigen overlevingsstrategie.
Ik vermaak me wel als ik in de tuin een beetje om me heen kijk. Met een nietszeggende blik kan ik alles aanschouwen wat zich onberoerd, ik kan geen beweging, ook geen emotie, bij de plantjes waarnemen, laat afspelen in m’n tuin. Verbazingwekkend evengoed, voor iemand die altijd tijd te kort heeft, voor iemand die z’n tijd, elke seconde van de tijd die hij heeft, zo nuttig mogelijk in wil delen, geen moment verloren wil laten gaan, want er moet nog zoveel gedaan worden, beleefd worden, gezien, gelezen, ervaren.
Ondertussen word ik haast in slaap gesoesd door de kalmerende, onderdompelende gloed van de zonnestralen. Ik weet nog net de vrouwtjesmerel te registreren die over de guldenroede vliegt. Baldadig, driftig, met achter zich aan ’t mannetje. Luid kwetterend neemt ze plaats op de schutting. Weet dat beest eigenlijk wel dat ze net over de guldenroede vloog? Ik weet eigenlijk niet eens of vogels onderscheid kunnen maken tussen de verschillende soorten planten & bloemen. Tuurlijk weten ze wat eetbaar is & wat niet, dat hoort bij hun instinct, maar zien ze daadwerkelijk ’t verschil tussen een tulp & een guldenroede? Dat ding waar mijn gedachten al 10 minuten naar uitgaan. (Hoe komt ’t dat ik weet dat dit ’t vrouwtjesmerel is? Heb ik dat geleerd of weet ik dat instinctief?)
Nog zo’n gek ding: 1 van die staken guldenroede steekt zo’n 15 cm boven de andere uit. Ze lijken allemaal een gemiddelde lengte te benaderen, sommige zitten er onder, duidelijk ietsjes later geboren, maar die ene steekt opvallend in z’n 1tje met kop & schouder boven de rest uit. Heeft die beter voedsel, daar onder in de grond, zijn de condities 1 cm verwijderd van buurman guldenroede stukken beter, of is de dna-struktuur bij hem gebaseerd op een vergissing, waardoor hij in een tijdsbestek van een kleine 2 maanden 15 cm sneller groeit?
Ik pak m’n boek & lees verder.

We kunnen niet eeuwig stilstaan bij ongestelde vragen in Zijperspace.

welzijn

‘Hoe gaat ’t met je?’
‘Ach, ’t gaat wel goed.’
‘Dat klinkt niet echt enthousiast.’
‘Tja, ach. ’t Gaat wel.’
‘Wat is er aan de hand?’
‘Niet zo veel, hoor. Ik voelde alleen van de week iets in m’n darmen. Zo, hier, vlak onder m’n ribbenkast.’
‘Zitten daar je darmen wel?’
‘Ja, mij hoef je niet te vertellen waar je darmen zitten. De darmen zijn sinds jaar & dag ‘t spil van m’n onrust. Ik weet ze blindelings te vinden.’
‘Dan zal ’t wel.’
‘Maar ik hoorde van de week een Z-verkoper praten, die altijd bij mij z’n krantje komt brengen. Hij vertelde dat z’n vriendinnetje in ’t ziekenhuis ligt. Je weet wel, die hele dunne. Ze loopt al jaren over straat. Klein zwartharig dametje. Heel dunne junkie. Hij zegt dus dat ze in ’t ziekenhuis opgenomen is omdat haar schildklier niet werkt. Ze werd steeds dunner.’
‘Dan is de schildklier overactief.’
‘Ja, maar ze werd steeds dunner.’
‘Dat heb je als de schildklier te veel werk verricht. Anders word je nl heel dik.’
‘Ze was in ieder geval nog maar 31 kilo. Nou, ik hoorde dat verhaal & ik dacht meteen: dat heb ik ook.’
‘Jij bent opeens veel te dun?’
‘Ik ben natuurlijk zowiezo dunner dan andere mensen. Maar van de week stond ik bij ’t scheren voor de spiegel & toen vond ik dat m’n wangen zo ingevallen waren. & Als ik ’s ochtends bij ‘t wakker worden nog even in bed lag, dan had ik ’t gevoel dat m’n buik niets voorstelde; ik kon alle botten van m’n borstkas voelen. & M’n bekken die staken een minstens een cm uit. Dat gecombineerd met dat gevoel in m’n darmen deed me besluiten om minder te gaan drinken.’
‘Wat heeft dat nou met je schildklier te maken?’
‘Weet ik niet. Maar ik voelde me af & toe ook een beetje misselijk door dat gevoel in m’n darmen. 1st Dacht ik: wat is dit nou weer? Een beetje stekend gevoel in m’n darmen, deed niet echt pijn, ’t leek soms alsof ik honger had, & dan weer alsof ’t een opgeblazen buik was van te veel eten. Een echt prettig gevoel was ’t in ieder geval niet. Op een gegeven moment bedacht ik dat ik dat al eerder had gehad. In een periode dat ik heel veel gedronken had. Dus moest ik maar een beetje minder drinken. Hoewel ik de laatste tijd zowiezo al minder dronk dan voorheen. Op afgelopen vrijdag & zaterdag na dan. Dat verhaal heb ik je al verteld.’
‘Ja.’
‘& Ik ga dus steeds vroeger naar bed. Deels omdat ik dan denk dat ik de volgende ochtend meer tijd heb, nuchterder ben ook, kan ik beter nadenken, om m’n teksten te schrijven. Maar deels ook omdat ik moe ben. Lig ik er al om 12 uur in, lees ik nog een paar blzs & val ik in slaap. Tot ong 7 uur. Word ik wakker, schrijf ik een stukje tekst, ben vervolgens moe, ga weer naar bed & lig dan nog een uur te slapen. Dat klopte ook niet, dacht ik. Daar zullen m’n darmen vast ook mee te maken hebben. Of misschien wel m’n schildklier.’
‘Je maakt je wel druk.’
‘Ja, maar nou komt ‘t. Ik ga dus gisteravond naar bed. Ik denk om ½ 12. Ik had niks gedronken, ik dacht: dat moet ik vanavond maar ‘ns niet doen. Dat zou misschien wel betekenen dat ik slecht zou slapen, maar ik voelde me al zo moe dat ik dacht dat ik dat risico wel kon nemen. Ik lees m’n boek, val na een ½ uur in slaap, zie om ½ 8 pas hoe laat ’t is, & ben plots klaarwakker. Veel te lang geslapen, denk ik, zonde van m’n tijd. Nou, ‘t 1e wat ik ’s ochtends doe, vooral deze ochtend want ik werd ditmaal niet wakker gemaakt door de hoeveelheid bier dat zich in m’n lichaam bevond, is naar de wc gaan. Ik sta voor de pot, sta daar te plassen, kijk naar beneden, & ik zie een bolle buik.’
‘Ja, &?’
‘Nou, ja. Hm. Niks. Ik dacht, tja, dacht ik, hmm .. Heb jij dat dan nooit?’
‘Misschien.’

’t Voelde in ieder geval enigszins bevrijd in Zijperspace.