gekopieerd

Schrikt vooral niet. Weest verwonderd, net als ik. Hoe krijgen ze ‘t voor elkaar? Hoeveel moeite heeft ‘t ze gekost? Waarom hebben ze zich die moeite willen getroosten? Zijn slechts enkele vragen die me te binnen geschoten zijn. Ik weet nogeneens of ‘t wel ‘ze’ zijn; misschien maar 1 persoon. Of een hele club. Waarschijnlijk heten ze ook niet Hessel & Annette.
Ik heb even gekeken. Was verwonderd, zoals ik al zei. Ik heb gekeken of de archieven ook er in opgenomen waren. Dat bleek ‘t geval. De geselecteerde stukjes op onderwerp echter niet. Die verwezen naar Zijperspace zelf. ‘t Lijkt me dat iemand verschrikkelijk z’n best gedaan heeft. Of ik heb er weer ‘ns geen bal verstand van & was ‘t in een poep & een zucht gebeurd.

Men mag vandaag reageren in Zijperspace, suggesties aanleveren, verklaringen afleggen, etcetera.
(met dank aan Cockie)

Update: De oplossing is er. De site van Hessel & Annette moet op mijn server geplaatst worden. Ze hebben daarvoor de ruimte gekregen van 1 van de aangeslotenen bij zijperspace.net (een 4-manschap). Daarbij is per ongeluk ‘tzelfde php-nr gebruikt, begrijp ik, waardoor alles dat ik op zijperspace.net plaats onmiddellijk gekopieerd wordt naar hesselenannette.nl. ‘Onmogelijk,’ zegt onze technische man, maar ‘t is toch gebeurd.

nak

’t Was een jochie van Nak. Zo heette die familie. Een rare naam. Voor een rare familie. Ze waren niet netjes. Niet netjes in onze ogen. ’t Vriendje van m’n broertje liep vaak met een vieze trui & snot tot aan z’n lippen. Je durfde ‘m geen hand te geven, bang dat er iets aan je handen bleef plakken.
Daar had m’n broertje blijkbaar geen moeite mee. Jochie Nak was een tijdlang z’n beste vriendje. Kwam dagelijks over de vloer. Zeker omdat ze in Huize Nak geen snoep bij ’t spelen kregen. Of moeder was nooit thuis. Jochie Nak was 1 van de 1e sleutelkinderen die ik leerde kennen: touwtje om de nek met sleutel eraan bungelend. Dat was bij ons nog lang niet ’t geval. Wij hoefden maar door de brievenbus te brullen & moeder kwam de deur openen.
’t Was een eng jochie, vond ik. Niet alleen veel te vies. Hij stonk ook. & Hij praatte raar, beetje volks besefte ik achteraf, niet al te intelligent. & Z’n kleren waren uit ’t jaar 0. Of anders van toch zeker 10 jaar geleden. De kleren had-ie van z’n reeds lang er uit gegroeide neef, nadat 1st z’n oudere broer ze gedragen had. Een ideaal jongetje om een hekel aan te ontwikkelen.

Of ik ‘m straks naar huis wilde brengen, had m’n moeder gevraagd, als ze uitgespeeld waren.
‘Aaaaahhhh.’
Om daarmee duidelijk te maken dat ik er geen zin in had.
‘Toe,’ drong m’n moeder aan, ‘’t is alleen maar de straat aan de overkant.’
Dus moest ik ’t doen. M’n moeder had nog wat boodschappen te doen & voor de rest was er op dat moment niemand thuis.

M’n moeder was nog niet terug toen jochie Nak & broertje er genoeg van hadden. Ik begeleidde de jongen naar de kapstok.
‘Ik moet je thuis brengen,’ zei ik.
In de hal lag Tasja, onze hond, in de zon. Te lui om op te staan. Ik sprak Tasja aan.
‘Kom, Tasja, sta eens op.’
Ik keek naar jochie Nak die voorzichtig langs Tasja voorover naar z’n jas leunde. Ik begreep dat-ie bang was van honden.
‘Laat je tanden ‘ns zien, Tasja,’ zei ik, terwijl ik ‘m zachtjes porde om ‘m van z’n plek te doen bewegen.
De tanden kwamen dan als vanzelf. Begeleid door een grom.
‘Ojee, als-ie je nou maar niet op wil eten.’
’t Jongetje van Nak deinsde voorzichtig achteruit, z’n jas in z’n knuistjes geknepen.
‘Vorig jaar heeft-ie ’t beste vriendje van Carel opgegeten. Toen we allemaal in de kamer zaten. We hoorden alleen maar een hoop gegrom.’
Hij keek angstig naar de hond. Geen aandacht voor mij, behalve dan ‘tgeen ik vertelde.
‘Toen gromde hij ong als nu,’ ging ik door, terwijl ik Tasja met m’n voet nog wat meer opzij schoof. Nog wat meer gegrom als resultaat. Z’n tanden kwamen weer bloot.
‘We hebben nog wel wat terug gevonden van dat vriendje van Carel, maar niet veel. Dus ik zou maar voorzichtig die jas aantrekken.’
Ik gromde naar Tasja, om ’t nog wat enger te maken. ’t Jongetje van Nak wilde alleen maar naar buiten. Hij wist alleen niet hoe.
‘Misschien moet je maar niet terug komen hier,’ zei ik tegen hem, ‘want ik denk niet dat Tasja jou aardig vindt.’

Ik heb ‘m voor z’n deur neergezet. De rest kon-ie zelf. Z’n tranen waren nog niet helemaal verdwenen, ook al had ik ‘m een paar minuutjes in de hal laten staan. Zonder Tasja. Dus smeerde ik ‘m snel weer naar huis. Zodat z’n moeder niet de kans kreeg mij te zien.
Hij is een week lang niet bij ons langs geweest. Daarna kwam-ie slechts een heel enkele keer. Angstvallig de huiskamer vermijdend, waar Tasja z’n mand had. De hond mocht niet meer in de hal liggen van m’n moeder.

Men is tot alles in staat in Zijperspace.

spreeuwennest

Ik ben nog maar net wakker of ik merk al dat er buiten activiteit gaande is. Niet dat ’t luidruchtig plaatsvindt; eerder in alle stilte, zodat niemand ze zal lastig vallen, zodat niemand zal ontdekken dat ze een goede vergaarplaats hebben gevonden. ’t Meeste lawaai is afkomstig van ’t af & aanvliegen, de gehaaste vleugels die zo snel mogelijk naar ’t te bouwen nest moeten dragen. Maar die korte races worden plotsklaps onderbroken, om even op de hoede te zijn, rond te spieden, verdacht te zijn op gevaar of concurrentie. Dan zit de spreeuw boven op de schutting spitsig voor zich uit te kijken, mij in ’t ongewisse latend waarnaar, snavel vol bouwmateriaal, wachtend op ik weet niet wat, want ik snap niet of ze nou langs hun snavel naar voren kijken of juist vanuit beide zijden tegelijk spieden. Om dat uit te vinden probeer ik er 1tje langzaam vanachter ’t raam te benaderen, onderzoekend wanneer de vogel ’t door heeft & door welke blik ze van mijn sluipende komst op de hoogte wordt gebracht.

M’n oma wist altijd wat nieuws te vertellen over de duif die in de boom aan ‘t broeden was. Ze had er zicht op vanuit haar stoel in de achterkamer, woonachtig op 1-hoog. Ondanks haar beperkte zicht, langzaamaan begon m’n oma blind te worden, haar blik verkokerde tot ze nog slechts een smal rondje gezichtsveld had, kon ze alle activiteiten van de duif, gezeten op 3 meter afstand in een dik gebladerde boom, in haar nest zien. Ze bracht ons wekelijks op de hoogte van de vorderingen van duifjes kroost & hoeveel kinderen de weg naar volwassenheid nog aan ’t bewandelen waren. Schreeuwend om voedsel, dat kon Oma duidelijk horen. Met haar oren was er niks aan de hand, spiegelde zij ons voor.
Wij zagen geen nest, we zagen geen jongen, geen eieren, wij zagen geen duif. Alleen als ze plots voor voedsel eropuit moest, zagen we de duif van m’n oma de boom verlaten. Maar voor m’n oma hield de duif geen geheimen achter. ’t Was ’t enige leven dat oma van dichtbij nog meemaakte, naast ’t wekelijks bezoek van haar zoon, schoondochter & kleinkinderen.

& Als de spreeuw nou plots tegen z’n spreeuwin zou zeggen: ‘Pieppieperdepiep, piep piep, pieppiep.’
Waarmee hij maar bedoelt te zeggen: ‘Dit jaar heb ik er eigenlijk helemaal geen zin in. Je moet ’t maar een jaartje zonder mij stellen. Dat gezanik de hele tijd met jonge kinderen, geschreeuw geklaag gezeur gebedel om voedsel & wij worden steeds maar magerder, dat hoeft voor mij eventjes niet. Als jij nou perse moet, zoek dan voor dit seizoen maar een ander ventje, minder aantrekkelijk als ik, dat spreekt, maar fit & ijverig, zodat jij evengoed je ei kwijt kan, dan neem ik rust & ben volgend jaar weer volledig jouw mannetje.’
Maar dan wat compacter & makkelijker te begrijpen.
Waarop spreeuw de wijde wereld intrekt, nieuwe gebieden ontdekt, heerlijk uitheems voedsel vreet (vogels vreten, mensen eten) & spreeuwinnetje, z’n trouwe echtgenote, ’t voor 1 keertje doet met de spreeuw van de buurvrouw, die aan ’t eind van ’t seizoen daardoor jammerlijk komt te overlijden doordat-ie overwerkt raakt van ’t bevoorraden van 2 nesten kuikens, maar hij had ’t jaar van z’n leven, want zovele keren had-ie anders van z’n levensdagen niet kunnen wippen.
Daarbij ga ik er gemakshalve van uit dat we de poging tot voortplanten van spreeuwen mogen aanduiden met ’t woord wippen.

Maar nee, hoor. De spreeuw is momenteel druk bezig m’n plantenbakken te legen, daarmee aanduidend dat-ie geen wipje aan z’n buurman gunt. Alles wat ook maar enigszins kleiachtig oogt, verovert-ie op de mens, ietwat specifieker: zijnde mijn persoon, om zodoende ’t nest een solide structuur te kunnen geven. Kleiachtig bevindt zich in mijn plantenbakken. Waardoor de plantjes, ze stonden zo koddig vond ik, aldaar geplant, ‘droog’ komen te staan, geheel ontdaan van aarde die ze lekker stevig in ’t bakje lieten leunen. Waarbij ik ook nog moet vermelden dat de spreeuwen, alvorens ze een pluk klei met hun snavel richting nest dragen, 1st woelend & schuddend op zoek gaan naar ’t juiste plakje, de juiste houvast, daarbij de gehele omgeving van de plantenbak onder strooiend met losse stukjes aarde. ’t Is een vies & slordig gezicht. De reigersbek valt bijna uit ’t bakje, de kat van even verderop ruikt door al die activiteit & verspreid liggende aarde de aanwezigheid van spreeuwen & stopt haar neus erbovenop, geheel niet geïnteresseerd in de groei van een dergelijk prachtig plantje, waarschijnlijk onderweg ook nog haar sporen & tekenen van suprematie over de andere levende wezens achterlatend, waarna ik besluit niet meer te genieten van de wonderen van de zogeheten natuurlijke wereld & de kat verjaag, de spreeuw verjaag, m’n plantenbakken verzet & een hekel aan nestvorming ontwikkel.

De spreeuwen worden de nieuwe buren van Zijperspace.

inspiratie

‘Hoe kom je op ideeën om te loggen,’ vroeg Marjanne Dijkstra via een meeltje, dit ivm haar eindscriptie voor haar studie journalistiek.
‘Ik maak ze mee,’ antwoordde ik via terugkerende post, ‘ik zit op de wc & ‘t schiet me te binnen, ik peins & eindelijk is ‘t daar, ik praat met iemand & vertaal dat in tekst, etcetera.’

Dus besloot ik maar naar de wc te gaan. Wat moest ik anders? Na 24 uur lang vervuld te zijn van paniek dat ’t niet meer zou lukken, zeker voorlopig niet, ’t zou vast weer op zich laten wachten & pas komen op een moment dat ik ‘t ’t minst verwachtte, besloot ik inspiratie te zoeken boven de meest onappetijtelijke luchten die mijn lichaam kan produceren. Hoewel ik maaltijden heb verorberd waarbij ’t resultaat desastreus was. Ik wilde ‘t echter wel eventjes proberen. Baat ’t niet, ik heb dan in ieder geval een wens vervuld van mijn lichaam. Wensen zijn er om uit te komen, vertelde m’n kleuterleidster ooit.
Ik verwachtte nl niet dat ik de komende 4 uur, de tijd die ’t zou duren voordat ik te werk zou moeten, nog met iemand een gesprek zou voeren, zeker niet met een bepaalde mate van zinnigheid; m’n activiteiten binnenshuis zouden me dwingen tot avonturen van ’t niveau kijken door ’t raam naar wat er in m’n achtertuintje gebeurt; & ‘eindelijk is ’t daar’, dáár was m’n gepeins al dodelijk vermoeid van & niet meer te motiveren tot nog een poging dit ultimatum te bereiken.
Weet men overigens wel dat ’t zeker geen makkie is een boek te lezen al zittende op de wc? Zovele correcties moeten er toegepast worden op ’t boek, van ‘hé, je blijft wel stil liggen op de wasmand’ & ‘hé, je gaat niet dichtvallen, net nu ik op een spannend moment ben aangekomen’, waarbij ik even in ’t midden laat of dit moment behoort tot de fictie of de werkelijkheid. Ter voorkoming van dergelijke situaties heb ik gereedschappen tot mijn beschikking, allen staande op ’t plankje boven de wasbak, onder de spiegel, die variëren van m’n tandenborstel, dienend als bladwijzer, via m’n pot met wax, voor als ’t een niemendalletje betreft, tot m’n fles aftershave balsem, in ’t geval ’t een volumineus, strak in z’n vel & bladzijden zittende pil is, die met geen mogelijkheid op andere wijze op de juiste pagina blijft liggen. Ik wil m’n handen nl losjes hangend over m’n knieën hebben. Dat zit ’t lekkerst. Ontspanning vóór alles.
Terwijl ik lees begin ik me dan te beseffen dat er niets zo tijdelijk is als ’t menselijk lichaam, vooral ook omdat deze de kennis met zich meedraagt dat ’t ooit voorbij is, ooit komt er een einde & hopelijk stinkt ’t dan niet zo onnoemelijk als ‘tgeen we nu aan ’t produceren zijn. Niet dat ik dat denk, gedurende mijn bezigheden aldaar, maar ’t behoort natuurlijk wel tot de mogelijkheden, & ik zal menigeen op straat zijn tegengekomen die nog geen 5 minuten daarvoor dezelfde situatie in al z’n facetten aan ’t uitoefenen was. Zoals zojuist beschreven, bedoel ik. Met zo’n persoon schud ik dan de hand, zonder me van zijn beleden bezigheden bewust te zijn.
Om weer terug te komen op wat ik wilde vertellen: ik probeer ten allen tijde te vermijden dat ik aan ’t tijdelijke van mijn lichaam moet denken. Paniekgedachten werken verlammend in mijn geval. Obstipatie is 1 van de minder ver strekkende gevolgen hiervan. Alle gevolgen van die paniekgedachten, alle verlammingen werken bij mij deprimerend. Vandaar dat boek. Vandaar ook mijn inspiratie. Angstvallig zoek ik nl naar alternatieve gedachten. Een mens kan vindingrijk zijn indien ’t in ’t nauw gedreven wordt. Men moet ’t in die context zien. Ik word er toe gedreven, zeg maar, ik kan niet anders dan inspiratie krijgen op de wc, ter voorkoming van de paniek. Ik doe ‘t tussen de regels van ’t boek door dat ik op dat moment aan ’t lezen ben. Om vooral niet bezig te zijn met de tijdelijke consequentie van ‘tgeen men leven noemt. Ook niet met die noodgedwongen consequentie.

Waarvan ik de details liever achterwege laat in Zijperspace.

koninginnedag

Ik liep ‘s ochtends over de vrijmarkt. In de Jordaan. Ik kwam m’n buurman Panos tegen. Die stond daar met ene Roos voor ’t Theo Thijssen-museum. Ze kende me wel, vertelde Roos, van de verjaardagen boven, bij Nienke. Ik kreeg een bak thee , die ik na 4 slokken niet meer lekker vond & leegde boven de goot, met een koekje, maar die at ik dankbaar op. Zo’n platte, met rozijnen er in, waar je eigenlijk nog veel meer dorst van krijgt. We praatten een beetje, over dingen die je nou 1maal bepraat op koninginnedag. Niets geks. De 1e spetters vielen, & ik liep verder.
Om de hoek, op de Westermarkt, kwam ik nog een bekende tegen. Jaren niet gezien. Net wat dikker geworden, zoals iedereen van toen dikker is geworden behalve ik. Ik moet ermee zien te leren leven.
We praatten een beetje, ditmaal zoals je met elkaar praat als je elkander enkele jaren niet hebt gezien. Zij werkte in de Rode Hoed, o, daar heb ik vlak na Film & Tv-Wetenschap ook gewerkt, maar dan anders, ik zat tegenwoordig in ’t bier, dat had ze, dacht ze, van Kiki gehoord, want Kiki & Carolien zag ze nog wel, & weet je nog wat je gekregen hebt toen je afgestudeerd was, ja, die bh is nu wel versleten, niet te koop aangeboden op koninginnedag, nee, gewoon weggegooid, ik moet verder, want ik heb een afspraak over een uur, dooeei.
& Ik kon de hele tijd maar niet op haar naam komen.

Later op de dag zat er ook nog een spreeuw op de schutting achterin m’n tuin. Terwijl de regen met bakken naar beneden viel. De spreeuw had z’n vleugels opengezet, wijd. Hij wipte een beetje op & neer, snavel open.
‘Hij geniet van de regen,’ zei Rachel.
‘t Was ook net of-ie lachte, dacht ik.
‘Nee, hij vindt m’n muziek mooi,’ zei ik. ‘Kijk, hoe hij staat te dansen op ’t ritme van de muziek.’
Toen vloog-ie weg.

Koninginnedag was daarmee voorbij voor Zijperspace.

regendruppel

Ik kijk omhoog.
‘Ik voel hier evengoed spetters,’ zeg ik tegen Rachel.
‘Dan moet je iets naar achteren gaan zitten.’
We zitten onder ’t balkon van m’n bovenbuurvrouw. Een meter verderop verregent Koninginnedag. Wij drinken thee. & Blijven droog.
‘Nee, ik bedoelde alleen maar dat de spetters evengoed bij me konden komen,’ zeg ik. ‘Voor de rest heb ik er geen last van.’
‘Ja, ’t is best lekker zo.’
We kijken een beetje voor ons uit. De tuin ruist van neerkomende druppels. Ik kijk even omhoog. Peinzend.
‘Wat is er?’ vraagt Rachel.
‘Ik zat me af te vragen of druppels elkaar konden aanraken. Dat ze, zogauw ze naar beneden vallen, elkaar nog kunnen tegenkomen, voordat ze op de grond bovenop elkaar neerstorten.’
‘Nee, dat kan niet,’ zegt Rachel. ‘Zogauw ze zichzelf gevormd hebben tot druppel vallen ze recht naar beneden.’
‘Ja, maar er kan toch tijdens die val een kleine luchtbeweging ontstaan, waardoor 1 spetter plots een beetje van richting verandert. Dat-ie dan plots opbotst tegen z’n buurman. Bovendien bestaat er ook nog zoiets als cohesie. Delen van een stof, vooral bij een vloeistof als water zijn geneigd om andere soortgelijke delen op te zoeken. Dus als ze met z’n allen onderweg naar beneden zijn, dan denkt zo’n individuele spetter op een gegeven moment vast dat-ie graag wat dichter bij z’n soortgenoten wil zijn. & Dan is-ie plots uit koers & komt-ie op mijn hand terecht, ipv een meter verderop in de tuin.’
‘Ik weet ’t niet, hoor. Ik heb geen natuurkunde gedaan,’ lacht Rachel.
Ik kijk nog ‘ns naar de verticaal passerende druppels. Rachel blijft lachend naar me kijken. Ik glimlach een beetje.
‘Zit je me uit te lachen?’
‘Nee, hoor. Ik lach om je gedachtegang. Heb je nog meer gedacht de laatste tijd?’
‘Nou je ’t zegt: ik zit me al een paar dagen af te vragen waarom m’n suiker niet meer helder is. ’t Is toch kristalsuiker. Stond op de verpakking. Kijk!’
Ik schroef de dop van de suikerpot eraf. Reik de pot aan.
‘Die zijn dof toch?’ vraag ik.
‘O, je bedoelt dat ze niet glanzen?’
‘Vroeger was de suiker altijd helder glanzend. Echte kristalletjes.’
‘Kon je er doorheen kijken,’ vult Rachel aan.
‘’t Lijken nu wel brokjes suiker. Ik heb ’t idee dat ik daarom meer suiker gebruik.’
‘Wat dan?’
‘Ik moet meer keren met de suikerpot heen & weer om suiker in m’n thee te doen. Voordat ik de thee zoet genoeg vind. Deze suiker lijkt minder zoet. ’t Is niet zoals ik ’t een paar weken geleden nog had. Terwijl ik dezelfde zak suiker heb gekocht als anders.’
‘Een pak suiker,’ verbetert Rachel.
‘Nee, een zak. ’t Is verpakt in een papieren zak.’
‘Nee, een zak heeft een hengsel. & Een pak is dichtgeplakt.’
‘& Ik had van de week een Chunky van KitKat waar kuiltjes in zaten. Van die luchtbelletjes.’

De regen valt nog steeds omlaag in Zijperspace.

langpootmug

Ik zou er vroeg op uitgaan. Om vooral niks te missen. Bijzondere koopjes, toevalstreffers. Om vooral ook de tijd te hebben. Moet tenslotte gewoon vanmiddag werken. Vanaf 4 uur. Maar ik werd even opgehouden. Niet bijzonder lang, maar toch wel even. Ik moest ’t nl zeker weten. Straks loop ik de gehele dag een beetje ongemakkelijk. & Niets zo ongemakkelijk als ongemakkelijk lopen & dat iedereen kan zien dat je ongemakkelijk loopt. Da’s dubbel zo erg.
Laten we ’t beestje bij ’t naampje noemen. Ik weet echter zeker dat-ie zo niet heet. Maar dan heb ik in ieder geval een naam om naar te verwijzen. Dan weet men waar ik ’t over heb. Hoewel ik ‘m dan wel 1st zal moeten omschrijven.
Kijk, hij heeft lange poten. Daar is alles al mee gezegd. Als je ‘m ziet vliegen, dan denk je meteen: die heeft lange poten. Z’n vleugels vallen veel minder op. Je beseft je weliswaar dat-ie de vleugels nodig heeft om zich voort te bewegen door de lucht, maar z’n spartelende pootjes vallen daarbij eerder op. & Terwijl ik ‘spartelen’ gebruik, besef ik meteen dat ik nogeneens zeker weet of-ie wel spartelt met z’n poten. ’t Is waarschijnlijk de algehele beweging, ’t totaal aan manoeuvres die ’t beest gebruikt, die mij de indruk geven dat z’n pootjes spartelen. Want echte rechte lijnen maakt ’t niet. De kortste weg van punt A naar punt B moet ’t nog uitvinden. Misschien dat ’t wel weet dat er een kortere weg bestaat, maar zitten die lange poten ‘m in de weg; kan-ie niet goed voor zich uitkijken om te zien of-ie nog op de juiste route zit.
Voor de rest is ’t een magere insect. Doet een beetje denken aan een Ramenwasser. Of noemden we ze vroeger Ruitenwisser? We namen ze onderweg altijd mee naar school, haalden ze van de ramen van bejaardenhuisjes, om de meisjes in de klas daarmee schrik aan te jagen.
Maar dat is ‘m dus niet. Laten we ‘m dus voor ’t gemak een Langpootmug noemen.
Ik had ‘m gisteravond al waargenomen, vlak voor bedtijd. Ik was m’n tanden aan ’t poetsen. M’n tandarts vindt dat ik dat voortaan ook vlak voor slapen gaan moet doen. Meestal kijk ik bij die activiteit in de spiegel, om te kijken of ik ’t wel goed doe, maar gister werd ik afgeleid door de Langpootmug (daar heb je ‘m). Hij zwabberde op & neer, richting licht, richting spiegel, viel mij aan, week uit voor mijn maaiende hand, & verdween naar onbekende contreien. Een plek in ieder geval waar ik ‘m niet meer waar kon nemen. Gerustgesteld heb ik mij te rusten gelegd. Na natuurlijk 1st m’n mond gespoeld te hebben.
Ik zat hedenochtend, volledig op m’n gemak, te doen wat ik elke ochtend zo rond ‘tzelfde tijdstip pleeg te doen. Gezellig met een boekje. Dan vliegt de tijd, ik heb ’t geloof ik wel meer gezegd, & ’t ontspant ook zo lekker. Ik wilde nog even een blz uitlezen, tot aan de volgende alinea, dat leek me een mooie afscheiding om voor mezelf goed te kunnen onthouden waar ik gebleven was, toen daar plotseling die Langpootmug weer tevoorschijn kwam. Vlak langs mijn blote knie had-ie besloten te scheren. ’t Was weliswaar de buitenkant knie, maar enige onrust wist dit aspect niet te verhinderen. M’n enige gedachte die zich vanaf dat moment deed gelden was dat ik de gehele dag van plan was te gaan wandelen, door de straten van Amsterdam, door de drukte, schuifelend, struinend, misschien wel met een Langpootmug in m’n onderbroek.
Vandaar dus. Dat ik zo laat vertrek. Ik moest even zeker weten. Dat vergt tijd. Want nadat ik ’t zeker wist, moest ik ’t ook nog een keer verifiëren. Voor mezelf. Daarna nog even gedubbelcheckt.

Niets zo ongemakkelijk als ongemakkelijk in Zijperspace.

free

Gillian Welch - Everything is Free

‘Kom maar langs,’ had ik de dag ervoor gezegd. ‘In principe ben ik vanaf 12 uur klaar met boodschappen & dergelijke.’
& Dat klopte. Ik had zelfs ’t toilet voor ‘t 1st sinds m’n verjaardag schoongemaakt. Inmiddels was ik m’n tuin aan ’t ontdoen van ’t ongewild woekerend groen toen m’n telefoon ging.
‘Ja, kom langs,’ zei ik. ‘Ik ben ’t onkruid aan ’t verwijderen & ondertussen druk bezig padden te verjagen.’
Geheel naar waarheid. Ik bleef daar nog even mee doorgaan, waardoor ik enkele minuten later geheel bezweet de deur opendeed voor Rachel.
‘Ah, je bent nat,’ zei ze, terwijl ze haar wangen afveegde.

We zaten in de tuin. Muziek op de achtergrond.
‘’t Is best vreemd,’ zei Rachel, ‘zo’n rustige tuin & dan zulke harde muziek.’
‘Ja, maar ’t is mijn tuin,’ zei ik, ‘dus die muziek hoort erbij.’
Maar even later zette ik toch maar een andere cd aan. Tussen ’t plukken van de woekerende winde door.
‘Ongelooflijk,’ zei Rachel, ‘zo snel als jouw tuin bloeit & steeds mooier wordt.’
Daarvoor heb ik dus mijn tuin, eigenlijk, dacht ik, om te laten zien hoe mooi ‘t is. & Toch moet ik er meestal in m’n 1tje van genieten.
‘Ja, mooi hè,’ zei ik.
‘Kijk je vaak naar je tuin?’
‘Hmmpf,’ zei ik. ‘Da’s eigenlijk heel erg belachelijk. Ik kan minuten achter elkaar staan staren naar m’n tuin. Meerdere malen per dag. Ik hoop altijd dat m’n achterburen me niet al te vaak zien staan, want ’t moet best raar zijn om een man de hele tijd voor zich uit te zien kijken. Naar een paar plantjes. Die toevallig groeien.’
‘Da’s toch leuk?’
‘Vind ik wel, maar ik weet niet of m’n buren dat begrijpen.’

Gillian Welch stond aan. Ik kon alleen niet ’t juiste nr vinden. Af & toe liep ik naar binnen, vertwijfeld of ik me misschien had ingebeeld dat er een verschrikkelijk mooi nr op zou staan, om de cd-speler wat sneller over te laten schakelen naar de volgende.

Een kleine vlinder fladderde voorbij.
‘Kijk,’ zei ik, & probeerde met m’n vinger z’n bewegingen te volgen.
‘Wat?’
‘Hier.’
‘O, wat leuk!’
Ik probeerde ‘m in m’n handen te vangen.
‘Niet doen!’ reageerde Rachel verontwaardigd.
‘Ik probeer ‘m alleen te vangen. Niet dood te slaan.’
De vlinder ging rusten op een blad. We keken. Dichtbij.
‘Net een mini-dagpauwoog.’

Ik potte wat plantjes in rieten mandjes die ik van de week had aangeschaft. Terwijl Rachel informatie opzocht in de Flora’s van m’n vader.
‘Kijk,’ zei ze, terwijl ze me een afbeelding liet zien, ‘dit is een gentiaantje. Vind je dat niet leuk?’
‘Ja, ziet er wel mooi uit.’
‘Krijg je er 1tje van me.’
‘Moet ik er nog een mandje bij kopen om ’t in te kunnen zetten.’

‘Dit is ’t nr,’ zei ik.
Ik herkende ’t opeens. Bij de 1e tonen. Ik liep naar binnen om ’t harder te zetten. ’t Schalde door m’n tuin. Met kalme tonen.
‘Mooi, hè?’
‘Ik heb nog amper iets gehoord.’
Ze luisterde.
‘Zullen we na dit nr dan weggaan?’ vroeg ze.
‘Is goed.’
Verder hield ik m’n mond. Floot enkele tonen mee. Rachel deed haar ogen dicht. Ze zat inmiddels in de schaduw. Ze was bang dat ze al verbrand was, had ze gezegd. & Was vervolgens de schaduw ingeschoven. Zonnebril op haar voorhoofd. Ik hield m’n mond. Nog steeds. De tuin wapperde. De pas opgehangen was gaf de langzame cadans van de muziek aan. Bloemen deinden.
‘Mooi, hè?’ zei ik nogmaals & staarde verder.
Rachel knikte & keek mee de tuin in.

De tuin benadert enigszins de vrijheid van Zijperspace.

verliefd

‘Ik ben verliefd,’ zegt JW, onmiddellijk op ‘t moment dat-ie binnenkomt, plots z’n hoofd naar mij kerend.
‘Ojee,’ denk ik, ‘weer een onbeantwoorde liefde erbij.’
JW kijkt blij.
‘Verliefd op een pak. Een pak in stijl. Italiaans pak een beetje. Ik ben ’t net tegengekomen in een etalage & ’t wil niet meer uit m’n hoofd.’
Ik probeer me JW in pak voor te stellen. Iets anders dan ’t bloesje met kleine gaatjes & vage vlekken dat-ie nu draagt.
‘Hij is alleen een beetje duur: € 750,-.’
‘Maar dat geld heb je nu.’
‘Nee, nu nog niet. Ik zou kunnen vragen of de aanbieding ook over een maand nog geldt. Dan komt ’t geld vrij als ’t goed is.’
JW wiebelt voor zijn doen zenuwachtig op z’n benen. Dat uit zich in op & neer lopen, terwijl-ie zo af & toe aan z’n baard plukt.
‘’t Is echt een fantastisch mooi pak. Ik dacht meteen: da’s iets voor mij. Dan hoef ik niet meer in die afgedragen kleren te kopen. Want dat is toch wel een bevestiging dat ik nog steeds een soortement zwerver ben.’
‘Ja, als je zo’n bloesje met van die vlekken draagt als dat je nu aan hebt, dan krijg je dat al snel.’
JW loopt naar de koelkast om een flesje bier te pakken, maar besluit even later toch om ’t weer terug te zetten.
‘Ik twijfel verschrikkelijk,’ zegt-ie na lang nadenken.
‘Ik heb me wel ‘ns laten vertellen,’ opper ik, ‘dat als je aandacht aan je uiterlijk, aan je verschijning besteedt, als je dus jezelf in mooie kleren steekt, dat ’t dan als vanzelf ook beter gaat met jezelf. Je voelt je lekker in je kleren & dat vertaalt zich naar je hele geest.’
JW trekt zich weinig aan van deze opmerking. Hij is verzonken in gepeins. Of-ie misschien toch maar een biertje zal nemen misschien.

‘Ik heb me vergist,’ zegt-ie een uur later als-ie weer terugkeert. ‘Die € 750,- was alleen voor ’t jasje. Als je de broek erbij koopt ben je zo’n € 1000,- kwijt.’
‘Goedzo,’ denk ik, ‘weg liefde. Hij moet ’t ook niet overdrijven. Krijgt-ie eindelijk ‘ns beschikking over genoeg geld, moet-ie ’t natuurlijk niet gehaast gaan spenderen.’
‘Maar ik zat te denken,’ gaat JW verder, ‘als ik 2 van die pakken heb, dan kan ik de hele tijd er ‘tzelfde uitzien. Wissel ik ze gewoon af. Dan doe ik wel een paar jaar met die pakken & dan verdien ik die investering uiteindelijk vanzelf terug. Dan is ’t best redelijk.’

Dan raken we echter al snel verveeld van steeds weer die zelfde verschijning in Zijperspace.

onzin

Hij komt mompelend binnenlopen. Ik was er al bang voor. Ik had ‘m al van ver zien aankomen, slingerend & murmelend over straat. JW deinst een klein beetje achteruit, zodat de man in versleten lompen tussen hem & de toonbank kan passeren. JW kijkt ‘m licht angstvallig na. Beschouwt elke beweging & lijkt zichzelf erin te herkennen. Maar ik zie JW fronsen om de niet aflatende stroom woorden die tussen de baard & snor tevoorschijn komt.
‘Ja, toen zei ik tegen ‘m: “Ja, ik zeg nog tegen je dat moet je niet doen.” & Toen zei hij: “Dat moet ik wel doen.” “Nee,” zei ik, “dat moet je niet doen.” Maar hij bleef maar doorgaan. Ik werd er niet goed van. Hij keek me aan met van die grote ogen. Ik zeg nog: “Kijk me toch niet aan met van die wolvenogen. ’t Lijkt wel of je me op wilt eten.” “Maar je ziet er ook zo lekker uit,” zei hij toen.’
‘Zeg ’t maar,’ probeer ik ‘m te interrumperen.
Hij stopt even met z’n hoofd heen & weer te bewegen. Hij is uit z’n rollenspel voor een moment. Hij praat niet meer tegen de andere persoon. Hoewel z’n ogen nog wel de hele tijd onrustig blijven. Op zoek naar de persoon die hij even kwijt is in z’n hoofd.
‘Ik kom even een biertje halen. De goedkoopste.’
‘Dan kan je ’t beste Alfa nemen.’
Ik wijs. Hij kijkt om. & Begint weer.
‘Een biertje, dat moet toch wel kunnen. Ik heb altijd trek in een biertje. Maar hij wil elke keer iets anders drinken. Dus betaal ik me scheel. Want hij heeft een dure smaak. “Wat moet je nou met dat vieze spul?” vraagt-ie me als ik met een flesje aan kom zetten. “Moet je nou?” “Ja, moet je nou.” “Moet je nou?” “Ja, moet je nou.”
“Lekker.” “Ja, lekker.” “Moet je nou?” “Nee, dat moet je niet willen.” “Waarom niet?” Maar ik pak dat flesje beet & smijt ’t naar z’n kop. Ja, smijt ’t naar z’n kop. Hij ligt daar. Te janken. Ja, te janken. “Moet je nou?” vraag ik. “Ja, moet ik nou,” zegt hij.’
‘Da’s € 0,65,’ zeg ik, als-ie eindelijk voor me staat.
’65 Centen,’ zegt-ie me na. ‘Centen. Hollandse centen. Maar niet van die echte. Nee, hij wil van die andere. Maar daar heb ik een heleboel van gespaard. “Hoe kom je aan zoveel geld?” vraagt-ie telkens. “Hou je bek,” zeg ik ‘m, “want je krijgt een klap voor je kop.”’
Hij kijkt dreigend. Maar slechts naar de man die in z’n hoofd zit. Ik kan ’t nog net zien. Z’n lippen gaan naar de andere kant schuin staan als hij op zichzelf antwoordt.
JW beschouwt ’t gebeuren van achter de man. Hij kan nog net de handen, de vieze handen van de man zien, & de baard die uitsteekt. JW is stil. ’t Verhaal waar-ie vlak daarvoor nog mee bezig was is-ie geheel vergeten. Z’n hoofd hangt schuin om niks te missen van de bewegingen & woorden van de man.
’t Geld komt eindelijk op de toonbank te liggen. Afgepast met centen & stuivers. Hij haalt ze met z’n foezelige handen uit z’n foezelige jaszak tevoorschijn. Af & toe stopt-ie z’n vingers in z’n mond, verstopt tussen baard & snor, om meer grip op de muntjes te kunnen krijgen. Zoals je je vingers natmaakt om de blz van een boek om te kunnen slaan. Straks maar meteen m’n handen wassen, denk ik.
‘Dankjewel,’ zeg ik.
Ik haal de dop van de fles. Hij heeft gebaard dat-ie dat zo wil. Als ik ’t flesje overhandig, beginnen z’n stemmen weer te praten.
‘Hij wilde niet meer dan 1 flesje, zei hij. Dus ging ik er op uit. “Niet meer dan 1 flesje,” zei hij. “Ja, dat had ik begrepen,” zei ik. “Maar je luister niet,” zei hij. “Jawel, ik luister wel.” “Nee, je luistert niet.” “Jawel, ik luister wel.” “Je krijgt een klap op je bek.” “Dan roep ik de politie.” “Dan mag jij niet meer binnen.” “Dan geef ik je een klap op je bek.” “Klap op m’n bek?” “Ja.” “Oja?” “Ja.”’
& Langzaam, heel langzaam verdwijnt-ie uit beeld, & buiten gehoorsafstand.
JW tilde z’n hoofd op. Omhoog uit de schuine luisterende houding.
‘Zo had ik ook kunnen zijn,’ zegt-ie.
‘Oja?’
‘Misschien niet zo erg, maar ze hebben me wel op een gegeven moment van de straat afgeplukt. Omdat ik een bedreiging voor andere mensen kon zijn. Maar dat bleek uiteindelijk alleen maar een bedreiging voor m’n eigen gezondheid te zijn.’
‘Dat wist ik helemaal niet.’
‘Ik zou misschien een telefoonnr moeten achterlaten hier,’ zegt JW plots enthousiast. ‘Zodat jullie dat nr kunnen bellen, zogauw ik me ga gedragen zoals die man. Da’s dan ’t nr van de enige man die ik op zulke momenten nog vertrouw.’
‘Kan natuurlijk,’ zeg ik. ‘Kwaad kan ’t zeker niet.’
‘Ja, dat moet ik dan maar doen.’
JW loopt peinzend rond. Z’n vinger aan z’n neus. Hij wrijft een paar maal over z’n mouw. Plukt kort in z’n baard.
‘Hoewel,’ begint-ie opnieuw, ‘Misschien ook maar niet. Want m’n psychiater is er mee gestopt. Nu moet ik een andere krijgen. Daar wacht ik op. Dan kan ik beter wachten tot ik ’t goede telefoonnr van m’n nieuwe psychiater heb.’
‘Maar ’t gaat toch om ’t nr van de man die je altijd vertrouwt?’
‘Ja, maar de vorige keer, de keer dat ik dus opgepakt werd door de politie omdat ik een bedreiging voor mezelf vormde, toen was die vriend ook vlak daarvoor bij mij langs geweest. Om te zeggen dat ’t niet meer goed met me ging. Toen vond ik ’t ook allemaal onzin wat-ie zei.’

’t Galmde nog uren na in Zijperspace.