hedenmiddag

Wat is een dag als dit uiteindelijk? Behalve een dag lang de fiets niet kunnen gebruiken. Niet alleen omdat-ie nog steeds op m’n werk stond. Behalve dat ik niet achter de tram, de juiste tram, de tram die zou zorgen dat ik op tijd was, aan kan rennen. Behalve dat ik over straten slenter, ipv tijdig de zaal van voorstelling te betreden.

Wie ben ik, buiten een verhaal? Een verhaal van gister, een verhaal van woede, maar ook van angst waarschijnlijk, een uitzonderlijk verhaal. Wie ben ik, zonder de aandacht die ik vraag, altijd maar weer vraag, & soms, als ‘t zo uitkomt, bij hoge uitzondering, krijg?

‘t Is een slingerweg, ingezet door de tram, in stand gehouden door de geldigheid van de strippenkaart. De levensduur van de reis wordt erdoor bepaald. De mate waarin ik me opoffer de vallende druppels op te vangen. Iemand moet ‘t doen.
De confrontatie met ‘t overdagse huis moet uit de weg gegaan worden. In ieder geval uitgesteld.

Ik stel ‘t toetsenbord uit. Ik moet weten wat m’n vingers willen. Voordat ze aan de slag gaan. Voordat ze ‘t rikketikketik laten weerklinken. De muren, de 4 muren, hun funktie van weerkaatsing, holle weerkaatsing van geluiden, bewijzen. Hun twijfels, hun correcties, hun terugkomen op hun woorden, hun liefkozen, hun vergeten, hun vergissen. Die 10 vingers zijn verantwoordelijk voor een vrolijke dans van stilte die anders was ontstaan. Die 10 vingers doen hun dans van olijke pogingen tot een verhaal dat moet ontstaan.

& Ik. Ik loop over straat. Van markt naar markt. Te verlegen om de kroegen te bezoeken. Bang mezelf geen houding, letterlijk geen houding, te kunnen geven. Ik verzin komma’s, desnoods punt-komma’s, om zolang mogelijk de waarheid, ‘t verhaal te verhullen.

Ik loop langs een 50-er jaren-lampenwinkel, ik loop langs ‘t 2e handsgoed op de markt, bewonder geschriften van vroeger opgesteld in een stalletje, & zie gezichten van toen ongemerkt opdoemen. Ik ben de enige die ze signaleert. Ik doorkruis hele wijken, wijken waar ik al jaren m’n voeten niet meer heb neergezet, wijken waar liters drank door ‘t toilet zijn gespoeld. & Ik ben de enige overlevende die hier loopt.
Kom op, wil ik vragen, waar zijn jullie verhalen van vroeger? Waar heb ik al m’n tijd aan besteed?
Maar de enigen die ik zie, zijn de handelaren die verhalen van toen verkopen. Ze hebben hun eigen prijzen op de artikelen geplaatst.

Maar uiteindelijk wacht ‘t toetsenbord ‘t langst in Zijperspace.

een trap in m’n ballen (vervolg)

Ik blijf ‘t een vreemd verschijnsel vinden, internet. & Specifieker: weblogs.
Iedereen doet z’n eigen ding. Ik misschien nog wat sterker dan anderen, krijg ik af & toe ‘t gevoel. Maar men weet, íedereen die een weblog geregistreerd heeft staan bij de loglijst weet, dat men afhankelijk is van de community, weblogcommunity. Als je alleen gelezen wilt worden door vrienden & kennissen, misschien een enkele googlelaar, laat je je weblog niet meedoen aan de immer verversingen registrerende loglijst. Je bent deel van de internet-community die weblogland heet, maakt niet uit wat ‘t doel van je schrijven is, op wat voor manier je de lezer aanspreekt, je bent & blijft afhankelijk van je mede-webloggers. Tenzij ‘t grootste gedeelte van je lezers, een zeldzaamheid overigens, afkomstig is van buiten ‘t wereldje.

& Toch snap ik die webloggers niet. Of ik moet zeggen: soms snap ik de mens niet. Mezelf incluis.
Als er iets ergs is gebeurd, bijv een zeker iemand heeft een ander een trap in ‘t kruis gegeven, is daarvoor net niet gearresteerd, maar ‘t slachtoffer heeft er wel in bepaalde mate last van, wat hij middels een gegeven weg laat weten, op z’n eigen beperkte manier, dan zou je toch verwachten dat er tekens van medeleven worden getoond. Vragen verwachten hoe ‘t met de persoon gaat. Hoe ‘t gekomen is. Of ‘t al wat beter gaat.

Ikzelf verwachtte de andere situatie niet. M’n baas gaf me een zoen. Midden op de Dappermarkt. We kwamen elkaar daar tegen, op ‘t moment dat ik lopend m’n fiets naar huis bracht.
‘Sterkte.’
Ik had eerder verwacht dat-ie zou zeggen dat ik weer buiten m’n boekje was gegaan. Dat ik m’n impulsiviteit moest zien te beteugelen.
M’n baas zei dat-ie zelf aangifte gedaan zou hebben. De man in boeien af had laten voeren. Hem niet de voldoening van z’n trap gegund zou hebben. Boeten moest-ie, volgens m’n baas.
Anderen dachten er vandaag net zo over.

Ik. Ik ben mild. Zo heet dat. Ik loop met een kruis over straat waarvan ik de ganse dag voel dat ik ‘m met me meedraag. Maar aangifte heb ik niet gedaan.
‘Fernando, je bent niet meer welkom hier,’ heb ik ‘m gezegd.
Ik heb ‘m zelfs de hand geschud toen-ie z’n xcuus aanbood.
Ik heb me vergenoegd gevoeld op ‘t moment dat de agente Fernando vertelde dat-ie ‘t aan mijn mildheid te danken had dat-ie niet ingerekend was.

& Toch is ‘t een vreemd verschijnsel.

Hoewel men weet wat internet is in Zijperspace.

een trap in m’n ballen

Ik eet vanavond niet. Ik heb daarnet een ‘lunchbreak’ genomen. Voor ‘t 1st. Ik was van de week nieuwsgierig hoe dat zou smaken, kwam ‘t tegen in de supermarkt. Terwijl ik ‘t pakje aan m’n mond had, kreeg ik ‘t idee dat dat ‘t enige was dat m’n maag vanavond zou accepteren.
M’n maag reageert op alles. Op elke beweging. Zeker ook die van m’n benen. M’n benen moeten wijd hangen, vindt m’n maag. Zo wijd mogelijk uit elkaar.

Ik zal wel weer de schuld krijgen. Ietwat defaitistisch schiet die gedachte steeds weer door m’n hoofd. Hoewel de politie bereid was de man te arresteren. Maar ik zal wel weer de schuld krijgen.

Ik zie slechts shots. Klanten die op me afrennen. Flitsen van jassen die voorbijkomen. Een hand die m’n hand vasthoudt. Een Christa die aan die hand blijkt vast te zitten. & Opeens blijkt ‘t Robert te zijn die me zegt dat ik beter naar binnen kan gaan. Ik had ‘m niet herkend, maar hij lijkt al 5 minuten op me in te praten.
Tijd is uit elkaar gerekt. Tijd is gecomprimeerd. Tijd is alles tegelijkertijd.
M’n collega’s zijn er nu ook, zegt-ie, ik kan beter naar binnen gaan. FF weg uit de confrontatie.
‘Hé, maar ik ben de barman. Ik ben de autoriteit voor hem. Dan ben ik niet degene die weg moet gaan.’

Er zijn vele fases waar je in terechtkomt, in dit soort situaties, weet ik me op dat moment al te realiseren. Ik ben me daar op dat moment zelfs zeer goed van bewust. Want alles wordt beredeneerd. 1st Alle gedachtes, mogelijkheden, standpunten van de tegenpartij de revu laten passeren voordat ik zelf een oordeel vel. Ik voel me verrot, m’n kloten zijn naar de ballen. Of m’n ballen zijn naar de kloten. ‘t Is maar net hoe je ‘t wil zien. Maar ik ga dat wel op een verstandelijke manier verwerken. Dit moet recht gezet worden, mij krijgen ze nu nog niet gek.

Maar plots voel ik me alleen. Al m’n collega’s zijn bezig met de mensen buiten, met de politie, of anders doen ze ‘t werk dat we normaliter met z’n allen zouden doen.
GODVERDOMME! Zien jullie dan niet dat ik ‘t benauwd heb? Ik kronkel met m’n maag in m’n handen.

‘t Gaat om de belevenis dat ik dit opschrijf. Ik ben ‘t verplicht. Hoe vaak heb ik al niet op willen schrijven dat ik nooit wat meemaak? Dat ‘tgeen ik opschrijf nooit de waarheid kan zijn. Want als ik iets beleef, beleef ik nooit een clou, of een conclusie. Ik maak iets mee zonder dat de boodschap er in zit. Die moet eraan toegevoegd worden. Maar dat maakt ‘t nog niet minder waar.
Nu is ‘t echter alleen maar waarheid wat ik meegemaakt heb.

& Toch zit er geen einde aan ‘t verhaal. Ik kan een zinnetje opschrijven dat ‘t geheel afsluit. Ik kan een zinnetje noteren waar ‘t woord Zijperspace in voorkomt, maar de belevenis is nog maar ½ gebeurd. Vanaf heden komt de herinnering, ‘t vervormen, ‘t beeld achteraf van ‘t gebeuren.

Ik heb op de grond gelegen. Alleen. In ‘t brouwhuis. Stoer evengoed, kalm, wachtend op de agenten.
Toen ze weer vertrokken waren ben ik wederom in m’n eentje in ‘t brouwhuis gaan zitten.

Ik weet niet waar ze vandaan kwamen op dat moment; ze waren er opeens. Ik probeerde ze tegen te houden, maar niemand die me daarbij hielp. Iemand omarmde me. Een ander liet me m’n gang gaan.
Je gaat je nu zeker schuldig voelen, dacht ik, of angst krijgen dat je de schuld misschien wel krijgt, of de spanning valt van je af, of je kan je plotseling ‘t moment herinneren & de hulpeloosheid, de onomkeerbaarheid, of is ‘t de hand op ‘t juiste moment die je parten speelt?

Ik eet vanavond niet. Ik heb een vasten ingesteld voor een kort moment.

Er is momenteel geen einde in Zijperspace.

lijflog 11

Ik kreeg de uitslag van ‘t CRANS lichamelijk onderzoek in m’n brievenbus. ‘t Was een mooie dag. De zon scheen ‘t huis in, de kachel hoefde niet aan. Ik besloot op een gegeven moment zelfs de deuren naar de tuin open te gooien. Dan kan de muziek harder, heb ik altijd ‘t gevoel.

M’n glucosegehalte is in orde (= 5.1 mmol/l). *
M’n cholesterolgehalte is in orde(= 6.3 mmol/l). **
M’n triglyceridengehalte is in orde (= 0.77 mmol/l). **
M’n nierfunktie is goed (geconcludeerd uit ‘t meegenomen beetje urine).
M’n bloeddruk is goed (bovendruk: 139 mm Hg, onderdruk: 83 mm Hg). ***
Ik heb geen overgewicht (lengte: 177 cm, gewicht: 65,5 kg, BMI: 21). ****
Ik heb niet te veel vetopslag rond de buik (buikomtrek: 79 cm). *****

Men moet weten: ik voel me goed in m’n lichaam. Ook al adem ik zo af & toe wel wat benauwd. Merk ik overdag overigens niet veel van, behalve dan wat vaker niezen dan een normaal mens.
Voor dat doel, de ademhaling, heb ik mezelf getrakteerd op een tochtje richting apotheek. Lekker nieuw flesje Nasonex. Kan ik weer een klein maandje m’n neus vol spuiten. Vindt-ie wel plezierig.
Maar als je m’n werkzaamheden beschouwd & ‘t weinige last dat ik daarvan lichamelijk ondervind, kan je best concluderen dat dit lijf zich kranig weert. Een stevige rakker, zogezegd.

Ik was dan ook verheugd dit bericht te mogen ontvangen. De zon scheen nog wat beter, hoewel hij reeds achter de wolken had schuilgenomen. Ik overstraalde ‘m blijkbaar.
Ik bedoel: van dat cholestorol & triglyceriden merk je hoegenaamd niet zoveel. Dat schijnt er gewoon te zijn. Pas als ‘t de verkeerde kant op gaat zal je er last van ondervinden. Moet je maar net iemand vinden die je uit kan leggen dat je triglyceriden een beetje in opstand zijn gekomen & zich buitensporig hebben vermenigvuldigd. Of iets dergelijks.

Nog ff de sterretjes verklaren:
*: Suikerziekte is een aandoening waarbij ‘t glucosegehalte te hoog is. Glucose is te hoog als deze groter is dan 7 mmol/l.
**: De 2 belangrijkste vetten in ‘t bloed zijn cholesterol & triglyceriden. Te hoge vetgehalten in ‘t bloed kunnen op lange termijn problemen veroorzaken. De kans op aderverkalking, & dus de kans op een hartinfarct of beroerte, neemt toe als ‘t totale cholestrolgehalte of triglyceridengehalte toeneemt. Cholesterol is te hoog als deze groter is dan 6.5 mmol/l. Triglyceriden is te hoog als deze groter is dan 2 mmol/l.
***: De bloeddruk is te hoog als de bovendruk groter is dan 140 mm Hg &/of de onderdruk groter is dan 90 mm Hg.
****: Om te bepalen of men een gezond gewicht heeft, wordt de BMI berekend. De BMI is een maat voor de verhouding tussen lengte & gewicht. Er is sprake van overgewicht als de BMI groter is dan 25.
*****: Met de buikomtrek wordt gemeten of er te veel vetopslag rond de buik is. Er is sprake van te veel vetopslag als bij mannen de buikomtrek groter is dan 94 cm.

Verder kreeg ik een bevestiging van m’n pensioen-regelaar in de bus. ‘Later begint nu’ stond er bovenaan ‘t schrijven als leus van ‘t bedrijf. Vond ik wel grappig. Ik ben dus maar nieuwe boeken & cd’s gaan inslaan. Je moet toch wat met je geld. Dat is: zolang je dat niet besteedt aan je pensioen-regelaar.

& Laat die zon maar schijnen in Zijperspace.

PS: Beseft u overigens wel dat u hier te maken hebt met de opperste vorm van lijfloggen, een primeur in de webloggeschiedenis? Ik geloof tenminste niet dat een Nederlandse logger de lezer ooit eerder een dergelijke uitgebreide kijk op zijn of haar lichaam heeft gegeven, met zulke details bovendien.

ijskast

Boekenman loopt door de regen voorbij. Hij werpt een snelle blik naar binnen, ziet me op ‘t laatste moment de trap afdalen & komt dan toch ff commentaar leveren.
Nou ja, commentaar. Hij deelt in ‘t voorbijgaan altijd ff iets mee, vaak in de vorm van commentaar, maar dat hoef je niet zo op te vatten. ‘t Kan alle kanten op met ‘m.
Tijdens z’n monologen, een enkele keer geïnterrumpeerd door mijn uitleg van zijn woorden, kan hij kwaad worden, vrolijk gaan lachen, teleurgesteld raken over zoveel onbegrip, maar buiten dat is de uitkomst altijd verrassend.

‘Dit is weer om te drinken, maar dan lekker binnen,’ deelt Boekenman mee, terwijl-ie naderbij komt.
‘Nou, ik heb anders nogeneens zoveel trek,’ reageer ik.
‘Als ik geld had, wat ik zo af & toe best wel heb, maar daar moet ik hard voor werken, dan wist ik ‘t wel.’
‘Dan zou je jezelf een huis kopen?’
Boekenman kijkt me sip aan. Dat kan ik toch niet gezegd hebben?
‘Je weet toch wel dat ik al 14 jaar in Oost woon?’ vraagt-ie me van onder z’n wenkbrauwen.
‘Onee, dat wist ik niet.’
‘Je moet weten dat ik 5 jaar geleden helemaal geen gas, geen stroom, geen licht had. Maar ik ga er nu bijv aan werken dat ik straks een koud biertje uit de ijskast kan halen.’
Hij kijkt naar me. Z’n hoofd laat-ie licht achterover hellen. Van: moet je maar naar me kijken, of je ‘t gelooft of niet, ik ga ‘t doen.
‘Ik ben jullie allemaal te slim af,’ zegt Boekenman na deze korte stilte.
‘Hoe doe je dat?’ vraag ik.
‘Terwijl jullie hard werken om bier te verkopen drink ik thuis lekker op m’n gemak een biertje.’

Boekenman laat een lach horen. Een korte kordate lach. Voldaan mij afgetroefd te hebben loopt-ie richting deur. Hij pakt buiten z’n spullen, z’n handelswaar weer op. & Gaat verder.
‘Dan zal ik xtra hard werken,’ roep ik ‘m nog net na.

Iedereen een ijskast in Zijperspace.

lijflog 10

Eindelijk maakte ik ‘t mee, was ik me er bewust van dat ‘t gebeurd was, ‘t ging zomaar ‘ns niet onopgemerkt aan me voorbij. Eindelijk kon ik daardoor schade voorkomen. Oftewel een wrevelig wrijven over de plek des onheils, waar restanten me de hele dag eraan zouden blijven herinneren (ik heb wel gehad dat ik ½erwege de dag dacht: wat zit daar toch? Dat ik de overblijfsels van ‘t plakken met m’n nagel weg kon krabben).
‘t Betekende wel dat ik langzaam, bedachtzaam moest handelen. Niks impulsiefs, niks met kracht. Traag moest ik ‘t ene deel van ‘t andere aftrekken. Waarbij ik alle beschikbare spieren zou moeten gebruiken. De ene spier om de andere spier in bedwang te houden, de 3e spier om ‘t ontplakken in gang te zetten.

‘t Kon echter ook zijn dat ik droomde. Ik lag tenslotte in bed. Happend naar adem, zoals wel vaker middernachtelijk, lag ik naar ‘t plafond te staren. Dat kon een kwade droom zijn. Zo van: ‘Vannacht had ik een nachtmerrie! Ik droomde dat ik in bed lag.’
Maar goed, de wijze waarop ik dus middernachtelijk naar adem lig te happen, zou voor anderen al een nachtmerrie kunnen zijn.

‘t Was een kwestie van goed reageren. De juiste samentrekking laten plaatsvinden, de juiste spieren bundelen. Niet panikeren, gewoon rustig door blijven trekken, ademhalen, ontspannen & geloven dat ‘t goed zou komen. Achteraf wellicht nog een glaasje water drinken, neus snuiten & wederom te bed gaan.

Ik was er klaar voor.
Langzaam trok ik m’n tong los van m’n gehemelte.

Sterk spul hebben we hier in Zijperspace.

krassers

‘Er is zo weinig werkelijkheid dat maar liefst zo’n twee miljoen mensen in Amerika, de zogenaamde ‘cutters’ (voornamelijk vrouwen) zichzelf met scheermesjes te lijf gaan om nog maar iets werkelijks te voelen.’

Lees ik in ‘Nestor’ van L.H. Wiener. & Hij heeft die uitspraak weer van Carel Peeters. Geciteerd uit een artikel in VN van 8 december 2001.

Die ‘cutters’ worden op z’n nederlands ‘krassers’ genoemd. Zo noemen zij zichzelf in ieder geval, of laten zich zo noemen.
Weet ik zelf ook nog niet zo lang. Nog maar kort eigenlijk. ‘t Werd me door iemand toegefluisterd die zichzelf ook wel ‘ns bewerkte. Ik zat met open mond. Luisterend; ik luisterde alleen maar.

Nou ja, ik luisterde niet alleen, ik dacht ook terug aan toen. & Momenteel denk ik aan ‘t duitse meisje dat een ½ jaar geleden voor me stond met een linkerarm ingericht als scheermessenslijpmachine. Alleen haar linkerarm. Maar dan van boven naar beneden. Scheermessen. Dat kon je zien aan de lengte van de sneeën: ong 3 cm elk. Horizontaal & verticaal.

Mirjam nam me mee naar buiten, buiten school, weg van ‘t schoolfeest. Ik moest wel mee. Ze huilde. Ze kwam er niet meer uit. Ze ademde, maar ‘t ademen leek niet meer op ademen. Meer op een vuurtoren met geluid, of een brandweerwagen op nivo 1 van m’n versterker. Zacht, maar doordringend evengoed. Alarmfase in de centrale aan de andere kant van de stad. Hier diepdoordringende werkelijkheid.

Ik kon best wel goed praten. Iedereen kon ‘t met me vinden. Ton was er immers altijd, Ton was immers altijd bereid tot een praatje. Ton die ouwehoerde de loshangende stukjes wel aan elkaar. Deed ‘t pijn dan voegde ik een zalvend zacht stukje toe aan de conversatie, anders wel een schaterlach.

Met Mirjam lukte dat niet altijd even goed. Daarom vond ze me misschien nog wel aardiger. Daarom werd ze misschien ook niet verliefd, niet daadwerkelijk verliefd op me. & Misschien zat ik daarom wel veel te lang te wachten tot zij dat nou uiteindelijk wel ‘ns werd. Kom op, hoe vaak kom je nog zulke lieve aardige jongens tegen als ik?
Maar ik kreeg geen antwoord, omdat ik zo aardig was die vraag niet te stellen.

Ik moest kijken, buiten. Kijken naar haar armen. Ik moest zien. Ik moest zien wat voor leed er in dat lichaam zich afspeelde. Begrijpen dat ‘t leed in dat lichaam zich wilde vertalen als krassen in haar armen.
& Ik ging begrijpen. Vooral begrijpen. Begrijpt u wel wat begrijpen is? Begrijpen begrijpen?

Ik ook niet. Ik deed maar wat. Ik keek naar de krassen & zei dat ‘t toch echt niet kon wat ze deed. Dat ik toch van haar hield. Daarom was er al een reden om ‘t niet te doen. Dat krassen, waarvan ‘t woord nog niet bestond. Ik omhelsde haar teder & liet me door haar afschudden. Teder. & Ruw. Ik benaderde haar. Ik liet me wegduwen. Ik pakte haar polsen beet.
& Ik zei: ‘Van mij mag je ‘t doen. Ook al wil ik ‘t niet. Als je maar wel weet dat ik van je houd.’

Goh, zoveel heeft een vrouw nog niet opofferend van mij gehouden. Kwam ik later achter. Zoals ik al zei: ik deed maar wat.

Ze zwoegde & steunde, ze huilde & ze legde me uit hoe ‘t krassen ging. Niet met scheermesjes, maar met veiligheidsspelden. Hoe ze ‘t nu dwars had gedaan, maar dat ze zo’n zin had om ‘t in de lengte te doen.

& Nu? Als ik dat duitse meisje weer voor me krijg?
Ik kijk niet. Ik kijk niet als zij kijkt. Ik bewonder haar zonder met m’n wenkbrauwen te trekken. Ik tel de japen zonder de tel bij te houden. Ik denk aan Mirjam, zonder. Gewoon, zonder.
& ‘t Duitse meisje staat daar. Te wachten totdat Mirjam komt.

Zijperspace is al oud, werkelijk.

citatenlog

Goed. ‘t Is zover. Ik heb er nu genoeg van.

Als je een citatenlog opzet lijkt ‘t mij de bedoeling dat er citaten komen te staan. & Citaten zijn opmerkingen, zinsnedes, aanhalingen uit andermans teksten. Die er iets toe doen. Die op zichzelf kunnen staan.

Die laatste 2 zinnen zijn zeer belangrijk. Want citaten moeten nl iets weergeven uit ‘t gedachtengoed van de geciteerde, maar bovendien moeten ze afzonderlijk, losgekoppeld van de moedertekst, van dat gedachtengoed, waarde hebben.

Als ze dus uit de kontekst gehaald worden, uit de oorspronkelijke tekst, moeten ze evengoed nog steeds iets teweeg brengen. Ze moeten emotie creëren, verontwaardiging, lach, traan, weet ik veel wat, maar ze moeten zonder die moedertekst, zonder ‘t omhullend verhaal, er tóe doen. Waarde hebben dus, zonder dat de omgeving er invloed op heeft.

& Dus. & Dat. & Daarom:
Wil ik alleen maar zeggen dat ik Merel fantastisch vind schrijven. Ik vind dat er weinigen zijn binnen weblogland die zo goed kunnen schrijven als Merel. Ik lees haar elke dag & elke dag heb ik lol. ‘t Is smeuïg, ‘t leest, ze kan ‘t. Ze schrijft belevenissen & ondertussen lees je ‘t alsof je niet aan ‘t lezen bent, maar met haar ‘t avontuur aan ‘t beleven bent.

Maar, verdomme. Als je haar citeert, doe ‘t dan goed. Haal iets naar voren wat afzonderlijk geciteerd kan worden. Zoals ‘t er nu staat slaat ‘t nergens op. Je doet Merel geen eer aan. Mensen gaan eerder denken: ‘Nou, iemand die zulke zinnetjes aan elkaar smeedt, die weet waarschijnlijk niet hoe ze met een man moet flirten.’ & Dat mag niet de bedoeling zijn, toch? Van een citatenlog?

Allemaal goed & aardig, citeren uit andermans werk, maar ik verlang dan wel een zekere mate van aandacht van degenen die ‘t samenstellen. & Geen onbenullig gedoe van: ‘Ik heb nu een leuke tekst gevonden, daar moet ik in ieder geval ‘t leukste zinnetje uit plukken.’

‘t Spijt me dat ik deze kritiek moet leveren, maar ik irriteer me de laatste tijd blauw aan de geciteerde stukken. Daarvoor ga ik geen citaten nalezen. De titel dient de lading te dekken. Dat is uiteindelijk alleen maar ten faveure van degene die geciteerd wordt.

& Anders komt er een verbod tot citeren van mededelingen in Zijperspace.

bouw

Ik bedenk me nu opeens, terwijl ik naar verf zit te kijken, verf van 2½ jaar geleden hard werk, terwijl ik veranderingen zie die zich in 2½ jaar hebben plaatsgevonden, dat ik niet kwaad hoef te zijn.

Er hoort een moment in de avond te zijn dat je gewoon slaapt. Geen ruzie meer wilt maken. Verontwaardiging weg. Ongeloof aan de kant.

Ik zie elke veeg. Ik zie de uren van ‘t alleen in een vreemd huis vertoeven, pogingen ondernemend elke veeg met verf mijn veeg te laten worden. ‘t Is mijn kleur, ‘t moet mijn woning worden. Elke glans die de kleur van m’n huis straks afgeeft moet mijn kleur zijn, mijn glans. Ik zie de kwast in de muur, de kwast op ‘t behang, de kwast loopt langzaam de wand af, de plank, de deur. De schaduwen tekenen de moeite, de reden waarom ik hier ben staat beschreven in elke haar die over de te beschilderen achtergrond ging.

Ik mag geen ruzie maken. Ik moet de lieve vrede bewaren. Men moet begrijpen dat de wanden zo geschilderd zijn omdat ‘t niet anders kon. De kwast maakte de dienst uit. De kwast wilde sporen achter laten. Mijn persoon kon niet anders dan gehoorzamen.

Ik heb geduld gehad. Dat is alles. De film speelde ‘t verhaal. ‘t Scenario was geschreven. De filter was reeds bepaald. Men had mij hooguit nodig om de decors te bouwen. Niets meer. Niets minder misschien ook wel.

Zijperspace werd gebouwd van buitenaf.