Instaspaced (LXVII)

We zagen een zonsondergang die nog lang niet zonsondergang kon zijn terwijl Fret naar z’n buuv riep: ”t Wordt vast mooi fotoweer’, terwijl dat reeds gaande was & ik voor de zekerheid maar pakte wat ik pakken kon & z’n buuv geduld betrachtte of gewoon haar hond nog ff z’n uitlaatbeurt gaf, want later werd alles beter, een mens gelooft zo graag wat anderen suggereren want zelf beslissen kan wel eens vermoeiend lijken, terwijl ik ook een luie donder was met de gedachte dat ik ‘t dan alvast had gehad.

Van de dingen die vast wat korter mogen zijn in Zijperspace, waarbij de er achteraan hobbelende wroeging steevast te laat z’n intrede doet.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)

Vader-aan-Moeder-brieven (V)

Ik ben opgegroeid in de Martinus van der Hamstraat. Oud-Den Helder.
Hoe groot die straat leek & hoe dat tot normale proporties werd teruggebracht, dat korte corrigerende proces gebeurde me toen ik met m’n vader een wandeling maakte, omdat er iets in ‘t huis moest gebeuren. Hij kon op dat moment beter niet in de weg staan.
Hij was stram. Hij viel onhandig toen we de trap van de dijk af moesten dalen. Ik heb ‘m op moeten vangen, moest proberen hem weer recht overeind te zetten, want zijn lichaam, zijn coördinatievermogen ook, kon dat niet meer, want Parkinson woekerde in zijn hoofd.
Ik was verbaasd, mijn gevoelens waren verbaasd, zijn oude lichaam omhoog te moeten trekken. De rollen waren niet zo bedoeld, dacht ik.

We liepen een stukje door de buurt waar we hadden gewoond. We waren afgezet bij de Texelse Boot & daalden de dijk af achter de huizen die aan ‘t Carillon waren gelegen. ‘t Oude gemeentehuis aan de overkant.
‘t Is nu alweer meer dan 15 jaar geleden, maar waarschijnlijk is er weinig aan die situatie veranderd. Een stenen monument met klokken, gelegen tussen wat perkjes, waar ‘t fijn spelen was.
Bankjes waren er ook, maar behalve mijn manke opa heb ik er volgens mij zelden mensen zien zitten. Ik was waarschijnlijk met m’n broers te druk bezig met spel.

Op 19 juli 1952 schrijft m’n vader dat dit z’n laatste brief van deze reis wel zou zijn. Hij heeft de Rode Zee achter zich gelaten & schat in dat een volgende brief te schrijven & posten wel niet meer zal gaan lukken.
Hij maakt deze keer geen gebruik van ‘t 4e kantje van zijn briefpapier. Waar hij bij de andere brieven nagenoeg elke cm heeft benut. Maar dat kan hij blijkbaar ook niet meer na bedacht te hebben wat zijn laatste zin zou zijn.

Het allerliefste en ik hoop weer gauw eens met je op de bank bij het Carillon te zitten.

We zijn daar opgegroeid, om de hoek. We hebben gesprongen, gerend, indiaantje gespeeld, papieren pijltjes op elkaar gemikt met onze blaaspijpen. Slechts een enkele keer maakten we gebruik van de bankjes, om op adem te komen & dan weer verder te gaan, want iemand had ‘Tikkie’ op iemands schouder gedaan & toen snel ervandoor.
Allemaal rondom dat Carillon, waar hij, kijkend hoe dat rode woestijnzand de zee kleurde die hem thuis moest brengen, maar aan bleef denken.

Hij heeft vast meteen ‘Ja’ gezegd toen dat huis om de hoek van de dijk vrij kwam.

‘t Carillon in Zijperspace oogt anders nu.

Zijperspace.2.0.21

Ach, denk ik in m’n allerrustigste doen, misschien ben ik wel niet zo van de lijstjes. Ik ben wel van overzicht creëren, grijp alles aan wat me daarbij te hulp kan zijn, soms in de vorm van dergelijke lijstjes, van opsommingen aan ‘t eind van ‘t jaar, of met elkaar gedeelde herhalingen, maar als ik me er in moet gaan verdiepen, de essentie van dergelijke optelsommen probeer mee te pikken, raak ik uiteindelijk geërgerd, opstandig & een enkele keer mistroostig.

Dat ligt niet aan u.
Ik pas er gewoon niet in. Er wordt in dergelijke samenvattingen van ‘t overheersend algemeen gevoel te vaak vergeten waar mijn ik staat, overblijft & stand houdt.
Geen eigenwijzigheid, want als dat zo zou zijn, dan zou ik me continu ongemakkelijk voelen.

Ik zou eerder zeggen dat ik altijd de neiging heb om bij me zelf te blijven. Ik snap u niet. Niet volkomen ten opzichte van wie ik zelf ben.
De kloof tussen die 2 entiteiten zijn te groot.
Ik kan met u omgaan, wil ‘t dolgraag, maar wil daar ook niet bij teleurgesteld worden. Me niet te veel hoeven aan te passen, daarbij merken dat ik mezelf er in vergeet.

Ik ben niet op zoek naar ‘uitzonderlijk’. ‘t Overkomt me eerder. Omdat ik andere dingen oppik op de weg van een wandeling of fietstocht waar je vanzelfsprekend dingen tegenkomt. M’n zintuigen staan op scherp & laten elke afleiding binnenkomen. Ze vinden dat lekker, maar zijn binnen de kortste keren tot aan de rand toe gevuld.
Er past niets meer.

Dus moet ik een lijstje maken, & dan wordt dat gevuld door dat wat net niet tot ‘t randje komt. Waarbij de emmer net niet overloopt. Dat de lol tot schateren kwam, de tranen zich laten gevoelen, ‘t instorten nabij is.
Ze omschreven ‘t vroeger als iets van hoge toppen, diepe dalen. Alsof ik daar altijd naar op zoek was. Ik ben daar liever niet. Ik voel me prettig al ik net naast ‘t randje van ‘t ravijn loop, zolang ik vooral de diepte ervan niet hoef te zien, me er ook niet bewust van ben. Als je recht loopt, loop je recht; je valt toch ook niet als je de rechte lijn van aaneengesloten tegels probeert te bewandelen tenslotte.

Maak ik dan een lijstje, zal men vragen. Wil ik dat dan doen. Waar iedereen zich af zit te vragen, berouw wil tonen ook, van wat 2020 ons heeft gebracht.

Ik ben bij mezelf terecht gekomen. Ik ben graag alleen. ‘t Is een opluchting dat Covid gekomen is om mij dat definitief te tonen. Ik wil me graag druk maken, zo blijkt, maar ‘t hoeft niet. Ik wil avonturen beleven, naar Zweden, naar Fårö, naar Åland, & weet dat ‘t nagenoeg onrealiseerbaar is voor iemand als ik.

Daarnaast vind ik bijna iedereen van u allen interessant. ‘t Duurt alleen niet zo lang, de daarbij gepaard gaande aandacht.
Dat spijt me. Er is iets te veel van mezelf waar ik in verdiept ben. & Iets te veel van u allen waardoor ik ‘t overzicht makkelijk kwijt raak.

Dat is ook ‘n overzicht. Daar moet men ‘t maar mee doen.

Dit is Zijperspace.2.0.21.

Vader-aan-Moeder-brieven (IV)

Op 21 mei 1952 is m’n vader nog niet zo lang weg, maar hij is wel de dag ervoor de Golf van Suez gepasseerd. & De dag erna zal hij op de helft van de tocht naar Sydney zijn.

Hij zweet, zoals hij altijd al gedaan heeft & ik hem later na ben gaan doen. Maar dit keer heeft hij ‘t er zwaar onder. Zo gauw hij zich afgedroogd heeft van een koude douche begint ‘t zweten alweer.
Inmiddels weten we dat je in zo’n situatie beter warm kan douchen, maar leg dat die man maar eens uit. Als-ie nog leefde had-ie z’n mond op een gegeven moment gehouden, was rond gaan schuifelen, op z’n vaste stoel gaan zitten, waarbij hij z’n plank over zich heen zou schuiven, & als niemand keek op een gegeven moment ergens proberen te checken of die informatie op waarheid gestoeld was.
& Dan zou ‘t nog de vraag zijn of-ie ‘t uiteindelijk toe zou geven.
Terloops misschien, zoals ik mijn inkeer ook terloops in de levenslijn zou stoppen, zodat men niet zo makkelijk door zou hebben dat er een omslag heeft plaatsgevonden. Heel timide, geen revolutie.

Z’n toekomst wordt belangrijk. Hij maakt afwegingen wat hij ‘t beste kan doen tijdens of na de reis. De boot verlaten, voor een reisorganisatie werken? Tegelijkertijd weet-ie dat de diensttijd er nog aan komt. Maar wil hij daarna veel geld gaan verdienen om te kunnen sparen of een andere uitdaging zoeken?
Blijkbaar hebben ze al besloten te gaan trouwen. Geld is nodig om hun samenzijn te bewerkstelligen.
‘…als je begrijpt wat ik  bedoel.’

Ze waren al bezig definitieve beslissingen te nemen. Ze wisten alleen nog niet welk pad ‘t best bewandeld kon worden om dat snel te bereiken.
De meest definitieve beslissing die ik rond die leeftijd nam was te gaan studeren. & Zo onvoorspelbaar ‘tgeen daar op volgde, zo uitgekristalliseerd lag hun toekomst eigenlijk al klaar.
Alleen die baan, die definitieve baan nog. Toen die kwam, heeft m’n vader een leven gehad waarbij hij altijd uitzag naar vakantie. Minstens 2 eigenlijk.

Terwijl we hier ‘t liefst in Zijperspace bleven.

Vertweet (VII)

Ik typ: ‘De gesteelde (10-15 mm) zwarte bekertjes van 4-15 mm in doorsnede hebben een gladde rand, een glad, dofzwart hymenium en een donzige, zwarte buitenzijde. De 8-sporige asci zijn 150-185 x 8-10µm groot…’ /1

‘…De hyaliene, spoelvormig tot cilindrische sporen van 50-76 x 3-4 µm hebben 12-19 septen en vormen secundaire sporen. Parafysen zijn dun en vertakt met een knopvormig uiteinde van 6-8 µm breed.’ /2

Machtig interessant vind ik dat. Vooral omdat ik van een paar woorden totaal niet de betekenis weet. Van andere woorden twijfel ik óf ik ‘t eigenlijk wel weet. Beetje giswerk. Straks ga ik natuurlijk opzoeken wat ik eigenlijk had moeten begrijpen tijdens typen… /3

…, maar ondertussen vind ik ‘t allang al best dat ‘t in m’n database/notitieblok/archief (iets daartussenin) terecht komt. Dan is ‘t lekker compleet, tenminste wat ‘t onderwerp betreft waar ik momenteel mee bezig ben. ‘t Mooiste echter… /4

…, nou ja, waar ik ‘t meeste plezier aan beleef, is dat ik per ongeluk tijdens ‘t typen, eigenlijk terwijl ik bezig was m’n vinger niet zorgvuldig op de m-toets te plaatsen, er achter kwam dat als je alt + m doet, je µ krijgt. Daar geniet ik al 3 dagen van, van die vondst. /x

& ‘t Suddert nog een tijdje na in Zijperspace, omdat we juist nu in de µ-fase zitten.

Instaspaced (LXVI)

Je zou bijna denken dat ‘t geen toeval kan zijn: 2 gezichten waarvan je weet dat ‘t geen gezichten zijn, zo toevallig naast elkander, ware ‘t barvrienden, de 1 als altijd proestend om de droge talenten van de ander, waarbij de laatste sinds een tijd is gestopt met sigaren lurken, maar waar z’n wangzakken er in zijn blijven hangen; hij een koksmuts opgezet, omdat dat beter paste bij de anekdote, somtijds af vanwege een wending in ‘t verhaal of anders bang dat ‘t z’n kroegmaat fataal zou worden, al een half uur niet gestopt met schater, waarbij ze toch op moesten passen in ‘t schemerdonker niet betrapt te worden op schending, van u-weet-wel, waar moesten ze anders heen, vrouw wilde ze ook niet thuis de hele dag: ja, doe maar dat pikketanussie & kom dan pas terug, kan je leggen bijkomen tot ik je gehaktbal heb opgewarmd & je ziet straks wel wat voor groentes.

De groenten zijn hier op, tijd voor zo’n pikkedinges in Zijperspace.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)

Vader-aan-Moeder-brieven (III)

‘t Is moeilijk me goed voor te stellen dat hij dus 20 is & zij 18. De toon van de brieven, zeker ook deze 3e, klinkt alsof ze al lang een relatie hebben. M’n vader naar Australië, al werkend, m’n moeder… die zal wel al in ‘t naaiatelier van Nijpels werken in die tijd. Hoeden naaien, geloof ik. Meer dan huishoudschool was niet nodig, want ze kon zo aan ‘t werk.

Maar tegelijkertijd, je weet ‘t als je de brieven leest, ook al is ‘t slechts m’n vaders stem, dat ze nu al voor elkaar voorbestemd zijn. ‘t Vertrouwelijke, de losse hand waarop m’n vader zijn relaas vertelt. Hij weet blijkbaar dat alles wat hij zegt op de juiste bestemming komt, op juiste waarde wordt ingeschat. ‘t Missen voel je, maar ‘t lijkt alsof ik de onzekerheid die bij die leeftijd & die situatie hoort niet zie.

Hij vertelt dat hij met collega’s op hun vrije dag aan wal mochten om in Melbourne naar een lunapark te gaan. Een tussenhaakjes legt uit dat dat een soort kermis is. Die blijkt echter op maandag altijd gesloten.
Gelukkig kan er iets verderop ook geschaatst worden. Voor een klein bedrag mogen ze een uur de baan op met gehuurde schaatsen. Als er een wals door de speakers wordt ingezet is ‘t de bedoeling dat iedereen aan de kant gaat om plaats te maken voor de ‘rondrijdende paren’.

Je hoort ze denken op dat moment. Hij schrijvend, zij ontvangend.
Ze zijn 20 & 18, dacht ik op moment van lezen vooral. De halve wereld ligt tussen hen in. Hij op een ijsbaan, zij aan ‘t begin van de zomer.
‘t Verhaal dat m’n vader al schrijvend vertelt moet dan nog de vliegreis maken, nadat hij dat op de volgende haven – hij heeft net de kust van Melbourne achter zich gelaten – op de bus heeft gedaan.
Hij waarschuwt dat haar verjaardag waarschijnlijk niet gehaald zal worden. Dat had ik door de volgorde van de stapel brieven eergister al begrepen.

Hij heeft al 21 platen gekocht, vertelt hij ook. Echte jazz. Die zij misschien wel niet zo mooi zou vinden als hij.
Wij toen nog ongeboren zoons later ook niet.
We moesten ons door de zondagen bijten als hij weer eens toestemming had om aan z’n collectie te werken. Wat er zoal in zijn verzameling zat werd systematisch afgewerkt & aangevinkt in 2 meer dan vuistdikke catalogi, gevuld met alle gegevens over die echte jazz van toen.

‘t Jazzprogramma dat juist op dat moment door Zijperspace dreigt te gaan schallen, wordt fluks weggedraaid.

Instaspaced (LXV)

Ik ben er pardoes in terecht gekomen & er bestaat geen verweer, want ze gebruiken je om zichzelf te vermeerderen & hun geslacht, plus bijbehorende planeet veilig te stellen; men wordt gemanipuleerd als een mier die bovenaan een stengel gaat staan wachten tot ‘t mycelium haar kop doet barsten zodat de sporen voor verder leven zorgt & zoals wij bijten in een appel & slechts denken dat we, door ‘t tussen de bosjes werpen van ‘t klokhuis, onze sporen wissen, wat straks de boom doet groeien, zo ook zijn wij ‘t gewillige gereedschap van ‘t koninkrijk schimmel.

Maar gelukkig bestaat er nog Zijperspace als toevluchtsoord.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)

Vader-aan-Moeder-brieven (II)

Ik weet nog niet goed wat ik ermee moet, wat ik ermee wil doen. & Welke werkwoordsvorm van de 2 genoemde ik wil laten prevaleren. Wel dat ik er structuur in aan wil brengen, voor mezelf, door elke dag 1 brief te lezen.
Waarbij dan de kans dreigt dat mijn vaders stem gaat overheersen.

Dus ik zoek. Ik laat een brief langzaam tot me doordringen & ben vervolgens een stapje verder in de geschiedenis van m’n ouders. Wellicht betekent ‘t een stapje achteruit, omdat ‘t verhaal anders gaat dan verwacht of omdat ik maar heel weinig extra informatie krijg.

Vandaag was m’n vader na een verblijf van evengoed hard werken vertrokken uit Sydney & op een afstand van nog 1 dag te varen tot Soerabaja. 27 Juli 1952, de verjaardag van m’n moeder. Ze werd 18.
Gister dacht ik dat m’n moeder van ’32 was, maar dat was dus hij dus. Verjaardagen, geboortejaren, daar ben ik nooit goed in geweest.
M’n vader blijkbaar ook niet. Hij had haar wel even mogen feliciteren. Of een zin mogen wijden aan zijn gedachten aan haar verjaardag.

Ik weet niet wat er in de andere brieven nog te gaan staat. Ik pak gewoon de bovenste. Ze zijn herlezen, op zoek naar bepaalde herinneringen, vervolgens na haar dood doorgenomen, getoond, teruggelegd, kijken wat er nog meer in de doos zat, waarop de volgorde werd verward.
Zo wil ik ze ook lezen. Op de volgorde zoals ze tot me komen. Als puzzelstukjes die hun weg moeten vinden. Een onoverzichtelijk geheel bij aanvang, maar later te voegen naar iets passends.

Mijn vader noteerde dan altijd aan de binnenkant van de doos ‘t aantal stukjes dat uiteindelijk bleken te ontbreken, met de datum waarop de puzzel was gelegd. Hij gebruikte daarbij altijd zijn potlood, zodat hij de keer daarop de datum kon verwijderen.

Een enkele keer was er een stukje opnieuw aanwezig in Zijperspace.

Vader-aan-moeder-brieven (I)

De Brievendoos

Z’n uithalen bij de ‘g’ & de ‘j’ zijn zwierig. Ze kruizen soms de bovenkrul van de ‘b’, de ‘l’, de ‘k’, de ‘f’ & de ‘h’. Ook wel de spitsige ‘t’ of de scherpe punt van de ‘d’. Dat maakt ‘t niet leesbaarder, die brief, aan boord gestempeld op 5 juni 1952. Ik kan ‘t grotendeels lezen, omdat ik zelf ook met dergelijke letters heb leren schrijven. M’n vader gebruikt echter wat meer van die zwier, vooral in z’n hoofdletters. De ‘D’ is daarbij prachtig, de ‘H’ heeft een bijna onbegrijpbare inzet van de pen, die wel wat minder had gekund. Maar ik vermoed dat in die tijd niet meer dan normaal & goed leesbaar was.

Een flodderig briefje, voornamelijk te danken aan ‘t luchtbriefpapier. Een halve A4. Waarschijnlijk gevouwen volgens de voorschriften, zodat alles wat voorgedrukt was (‘NIETS INSLUITEN! indien zulks toch geschiedt, dan wordt deze brief per boot/trein verzonden’) duidelijk zichtbaar aan de buitenkant terecht komt.
Ik wilde ‘t wegen. Maar de weegschaal, die ik doorgaans voor ‘t bakken van brood nodig heb, geeft geen aanduidingen lager dan 1 gram; waarschijnlijk dus lager dan de helft daarvan.
Dat kostte 35 cent om in Nederland terecht te komen.

Ik heb een hele doos gekregen. M’n broer Jan had ‘t bij ‘t opruimen van ‘t huis van m’n moeder, ergens gevonden. ‘Gered,’ schreef hij van de week.
Of ik daar wat aan had.

Dat is dus mijn kerstkado.
Moest 1st meegenomen worden met de zoon van Jan naar Schagen. Daarna wachten op de uitslag van de Corona-test. Vanochtend negatief resultaat, dus dat betekende een ‘Go!’ voor de doos, want nu kon zoon zijn zus ophalen vanuit Amsterdam & tegelijkertijd de doos komen afleveren bij mij.

Ik was in ‘t Amsterdamse Bos toen Luka me meldde dat vanwege kersteten bij moeder afspreken daar een beetje lang rijden was voor hem vanuit Noord. Hij zou ‘t toch maar afleveren bij mij thuis. Aanbellen bij m’n buren?
Ja, 10 min geleden waren er nog 2 thuis, wist ik van binnengekomen berichten.
Maar ondertussen maakte ik vaart om ook weer terug thuis te komen. Ik arriveerde in m’n straat, toen neef & nicht net weer waren opgestart.

Ze hadden de doos niet al te zichtbaar om ‘t hoekje, vóór de deur gezet, vertelden ze door ‘t raam. ‘t Was dus goed dat ik meteen gekomen was, want de buren waren er uiteindelijk niet.
We moesten ons gesprek afbreken, want 1 auto toeterde ons uit onze kerstbesprekingen. ‘t Laatste stuk conversatie was een belofte om eens met m’n nicht te gaan wandelen.

De doos plus brieven weegt 1728 gram; de lege doos 132. Buiten de brieven zie ik ook enkele (lege?) enveloppen ertussen zitten, maar met deze cijfers moet er wel een schatting te maken zijn van ‘t aantal brieven.

M’n vader was 21 toen de bovenste brief gestempeld werd. M’n moeder moest nog een maand wachten op haar 19e verjaardag. Ze waren verliefd.
M’n vader kon dat beter tonen in geschreven dan gesproken woorden, denk ik. M’n moeder moet hoteldebotel geweest zijn, een kloppend hart bij elke brief die binnenkwam.
Dat zijn vermoedens. Ik weet niet wat verder komen gaat.

Maar er wordt veel prille liefde & grote afstanden verwacht in Zijperspace.