Op Zijperspace!

Ik zou ‘t in verband kunnen brengen met ‘t feit dat dit jaar m’n weblog 20 jaar oud gaat worden. Of bijkomend kleinood: dat ‘t volgende maand een jaar geleden is dat ik er nieuw leven in bracht.
Maar tegelijkertijd wordt de Ziektewet komende maart omgezet in een uitkering, waardoor ik nog minder dan de 70% van m’n laatste salaris maandelijks ga ontvangen. Een traktatie wordt daardoor nog meer een feest.

Oja, ander heuglijk feit: vanaf 7 september 2001 heb ik 3343 stukken geschreven & op Zijperspace achtergelaten ter lezing. Waarschijnlijk wel meer, want van de 1e periode (die enkele maanden duurde), toen Zijperspace nog was ondergebracht bij Blogspot, zijn de posts bij een verhuizing zoek geraakt. Maar goed, laten we evengoed dat getal 3343 vasthouden & dat verminderen met zeg maar 10 (alle teksten die ik uiteindelijk niet geplaatst heb, maar wel als ‘concept’ staan opgeslagen), dan heb ik ook nog een mooi getal.

Ik wil ‘t geen feest noemen, evengoed. Eerder een kleine handreiking voor nagenoeg elke dag proberen te bedenken waar ik over zal schrijven, hoe ik vervolgens ijverig m’n toetsenbord bevingertrommel, twijfelend ‘t resultaat beschouw & vaak ondanks die onzekerheid of men hier wel op zit te wachten toch ‘t knopje publiceren be-‘muis’.
(waarmee ik maar probeer te zeggen dat die 2 instrumenten ‘werk’-woorden voor me zijn; overigens zonder negatieve connotatie)

Als er elke dag iemand zou zijn die mij symbolisch op een biertje trakteert, dat ik vroeger dankzij mijn werk vaak genoeg gratis kreeg toegeschoven (oja, ik zat afgelopen 28 mei, voor degenen die dat hebben gemist, 25 jaar in ‘t biervak), word ik daar natuurlijk niet rijker van. Maar ik kan na gedane arbeid naar de keuken lopen, een fles of blik opentrekken & tegenover ‘t beeldscherm proosten op een gulle schenker & me beseffen dat wat ik schrijf aangekomen is & op een zekere ‘waarde’ geschat.
Bij dat laatste dient men dat symbolische aspect in gedachten te houden.

Zijperspace bestaat overigens niet alleen dankzij m’n wil te schrijven. Zonder Irene van Ipixitude was dit blog waarschijnlijk, door slecht onderhoud & gebrek aan kennis van blogtechnische zaken, jaren geleden al ingestort. Zij heeft gelijk met mij een banner geplaatst met de vraag of men haar verhalen een biertje waard vindt.

Dus vanaf heden heeft de tevreden bezoeker de mogelijkheid om middels bovenstaand plaatje, dat natuurlijk ook aan de linkerkant van Zijperspace staat, een link te openen naar Paypal. Daar kan men op eenvoudige wijze een zelf te bepalen bedrag invullen & naar mij overmaken, zodat ik diezelfde avond een proost richting ‘t ons verbindende beeldscherm kan uitbrengen.

Daar gaat-ie: op Zijperspace!

Instaspaced (LXX)

Tijdens de cursus had ik bij winterexcursies al snel versteende vingers & toppen van tenen die op afbreken stonden; zelden maakte ik de bedoelde 2 uur vol – tegenwoordig merk ik de kou vaak pas op nadat de foto is genomen, de determinatie onderweg is, betere kwaliteit noodzakelijk & afgeleverd in de app & ik m’n handschoenen opnieuw aan heb, maar ook dan zit ik nog te diep in gedachten van wat zo’n korstmos nou uiteindelijk is & sterf ik pas onderweg naar huis, nadat ik heb gemerkt dat m’n vingers de aan een braam losgetrokken veters niet meer kan strikken.

Toch heelhuids aangekomen in Zijperspace, hoewel je dat niet meer kon voorspellen.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)

Instaspaced (LXIX)

Ik drink Bokma jenever & heb me een stuk hout overhandigd om mezelf een paar minuten te geselen met concentratie & ampele pogingen meer/minder licht, idem contrast, scherpte & wat zo meer toe te voegen om m’n gedachten over plotse hitte, 1 shirt uit, doorzettend zweet, broek omlaag, panikerende wervelingen, rommelende buik, drang tot toiletbezoek, wat uiteindelijk resulteert in die kop die stil moet, laat dat lichaam maar, hij weet niet wat-ie doet & gooi er liters verdoving in zodat de niet aanwezige dosis pillen daadwerkelijk overbodig: stop – slok.

Rust weert keer in Zijperspace.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)

Vader-aan-Moeder-brieven (VII)

De stempel op de envelop geeft de datum 20 mei 1952 aan, bovenaan de brief heeft m’n vader nog even ‘P. Saïd Maandag’ toegevoegd.
De boot zal nog diezelfde dag de reis richting Australië voortzetten, maar voordat ‘t zover is heeft m’n vader nog een dienst aan ‘t B-dek.
Dus schrijft hij nu aan m’n moeder, want nog net een beetje tijd daarvoor.

Hij heeft de 2 brieven van Annie, m’n moeder, ontvangen. Plus een brief van ‘thuis’.

Zie je wel dat je schrijven kan.

Schrijft m’n Pa.
Waardoor ik teruggetrokken word naar haar schemerende onzekerheden. Er waren diverse, maar ik herinner me vooral die van ‘t schrijven. Haar loopbaan van huishoudschool, naaister, moeder & huisvrouw, moet haar dwars gezeten hebben.
Niet dat ze er onder leed, maar ze liep er ook niet mee te koop. & Op 17-jarige leeftijd moet ze met haar opleiding al geen hoge dunk van bepaalde aspecten van haar capaciteiten hebben gehad, vermoed ik, bij gebrek aan onderwijs.
Haar 5 broers mochten studeren. Pas de jongste van haar 5 zussen mocht iets meer doen dan de huishoudschool. Die kon typen uiteindelijk.

Jaren later plakte & schreef ze enkele vakantiealbums vol. Waar we zoal geweest waren & hoe hoog de rekening was voor ‘t boerbuffet op onze vaste plek in Zwitserland.

Buiten die ene zin reageert m’n vader niet op de inhoud van de 2 brieven van m’n moeder. Hoewel hij aan ‘t eind toch even opmerkt dat hij liever niet heeft dat ze de brieven aan anderen voorleest.

Zo een enkele brief wel, maar intieme brieven niet.

Ik zal wel een bril van bijna 70 jaar later op hebben, maar buiten zijn verlangen op ‘t bankje bij ‘t Carillon te zitten, heb ik nog niet iets gelezen wat ik niet met anderen had durven delen als ik ‘t geschreven had.

Of nee, dat bankje zou ik ook delen. Dat had de hele wereld mogen weten.

Bij die gratie bestaat Zijperspace tenslotte.

Kleed

Ik weet niet hoe de dag er uit ziet. De gordijnen zijn nog toe. Er kiert slechts zuinig licht tussendoor 2 van de 4 delen ervan. Alsof een voorproef. Of een lokmiddel van wat er gaande is.
Zo las ik daarnet een aankondiging van sneeuw. Waarbij ‘t kleed van wit me al vrolijk tegemoet trad in m’n hoofd. Hoewel ik niet eens registreerde voor welke tijd die voorspelling gold.

Maar ik was moe. Had behoefte aan languit. Nog wat langer languit, want m’n bed was nog maar net geleden.
Gister deed zich gelden, opnieuw. Van een lange tocht te voet. Van zoeken & tegelijk verscholen zijn in m’n hoofd.
Ik zei de mensen wel gedag, maar wenste ze voorbij: ‘t bos was mijn. ‘t Verborgen leven dat daar deel van was eveneens.

& Dan ben ik verbaasd, al liggend, mezelf peinzend wakker ontmoedigend, dat ‘t kleed, ‘t laken (beter wellicht, want die is in ‘t oorspronkelijk concept altijd wit)(maar dunner), me vrolijk, huiselijk stemt, terwijl de herinneringen juist over kou & sneeuw in de bek gaan. Op de oogleden ook, op de muts, de handschoenen, & tussen de spleten van de lippen dus.
Probeer maar eens een krant uit een fietstas te frummelen terwijl alles van ijskristallen vergeven is & de handverpakking te dik om iets te kunnen voelen van wat de inhoud doet. & Dan ben je nog niet over ‘t tuinpad gegleden om ‘t vervolgens schier onmogelijk droog in de bus te proppen.

Zo’n dag is ‘t vandaag. Waarin alles mogelijk is, maar ‘t voorlopig nog even opgebouwd wordt uit wat was & waarschijnlijk niet komen gaat. Met valse geconditioneerde herinneringen.
Ik ben de hond wiens tong druipt bij ‘t verleden van een vooruitzicht & zie dat lichaamsvocht tot glibberig ijzel omvormen. Verheug me bij voorbaat op m’n val.

De realiteit moet maar iets meer dan kieren doen in Zijperspace.

Cursus Lijfloggen, Deel 15

Verjaar!

Tja, iedereen verjaart. Elk jaar weer. Zolang je blijft adem halen zal daar niet zoveel aan veranderen.
Het ene jaar telt 365 dagen, een enkele 366. We hebben nu eenmaal afgesproken, dit naar aanleiding van een vroege ontdekking in de menselijke historie, dat een jaar op zodanige wijze ingedeeld overeenkomt met onze gezamenlijke tocht rondom de zon. Voor het gemak delen we dat jaar ook nog even op in seizoenen, maanden en weken, zodat we over het geheel van 365 een beter overzicht krijgen en een beter besef hebben van het voorbij gaan van de tijd. Maar daarvan zou men kunnen zeggen dat het slechts arbitraire delingen van het overkoepelende jaar zijn.
Feit blijft staan dat we elke keer dat we op hetzelfde plekje teruggekomen zijn die wij innemen ten opzichte van de zon, we kunnen spreken over het verstrijken van weer een jaar. We zijn weer verder gekomen (we zijn in onze beleving nog niet dood), weer grijzer, weer dikker, nog een stukje langer, of juist gekrompen, onze ledematen strammer, en wederom zijn we een stukje dichter genaderd tot het onafwendbare moment dat we dat niet meer kunnen vieren.

Ik merk zelf dat ik niet meer de snelste fietser van Amsterdam ben. Mijn longcapaciteiten en daarmee samenhangend de souplesse van de spieren in mijn benen voldoen niet meer om fietskoeriers even een lesje te leren. Ik trek niet vanzelfsprekend als eerste op bij een stoplicht, de politie te fiets houdt me tegenwoordig met gemak bij, waardoor ik dat risico ook niet al te vaak meer kan nemen, of ik zou van te voren eens goed om me heen moeten kijken. Maar aangezien mijn nek ook enige tekenen van stijfheid vertoont, ben ik vooral genoodzaakt me te laten leiden door de grote mate van wijsheid die ik gedurende de jaren heb opgebouwd.
Wat mijn geest graag zou willen, kan mijn lichaam niet meer aan, maar daarentegen geldt ook: wat mijn lichaam niet meer kan, daar is mijn geest in staat dit onvermogen in enige mate te ondervangen. Het is zodoende een genot om een fietskoerier ver achter me te laten door via de middelste ring van een rotonde de weg af te snijden en op die wijze enige straten verder voor een tweede keer door dezelfde, maar ditmaal verbaasde persoon ingehaald te worden.

En om er vooral niet te veel spijt van te krijgen dient elke gelegenheid te baat genomen te worden om kenbaar te maken, om het voortgaan van de tijd, om het verval van het lichaam, later ook de geest, te ontkennen door er een feest tegenover te stellen. Men nodigt vrienden en familieleden uit voor een gezellig samenzijn onder het mom van weer een jaar versleten, drinkt en eet hierbij genoeglijk en bovendien vaak te veel, waardoor men de volgende dag berouwvol van de essentie van het wel en wee van het lichaam doordrongen is.
Men neme daarvoor het passeren van de grens tussen 31 December en 1 Januari of gewoon het bereiken van dezelfde datum als waarop men volgens de overleveringen geboren schijnt te zijn. Voordelen van het kiezen voor de laatste datum zijn o.a. dat men niet perse voor toegang tot een café hoeft te betalen, men de mensen naar zich toe kan laten komen i.p.v. andersom, de visite geneigd is met een aardigheidje aan te komen zetten om het feestelijke feit meer luister bij te zetten, en het tevens zo is dat men niet hoeft te wachten tot het moment van klokslag 12 zich aandient, maar gewoon ’s ochtends vroeg wakker kan worden en de gehele dag in de roes van feestvarken kan voortbewegen. Ik dacht: laat ik de positieve aspecten van dit gebeuren eens belichten, de negatieve negeren, daar ik hierboven reeds enkele nadelen heb genoemd die het tikken van de tijd met zich meebrengt.

Gekomen echter bij dit punt, het tijdstip van vandaag, de dag dat het oude jaar vervangen is door een nieuw jaar, geheel symbolisch en gesteld op een waarschijnlijk volkomen willekeurig moment binnen die ommegang van de aarde om de zon, doet het mij elke keer weer beseffen dat het niet lang meer zal duren of ik mag mijn eigen feestje opnieuw gaan organiseren. Niet dat ik zo bezeten ben van dit besef dat ik me ver van tevoren reeds ga verheugen op mijn verjaring; nee, geenszins. Ik zie al voor me hoe ik na afloop van het gezellig samenzijn mijn huis weer zal moeten ontdoen van allerhande troep die slechts uitnodigen tot het akelig pijnlijk stoten van mijn tenen, de deuren open zal moeten gooien om mijn neus weer normaal zuurstof te kunnen laten snuiven en bij het verschonen van diverse koppen en schotels, schalen, pannen en bestek mijn handen zullen verweken tot zachte kussentjes waar geen eelt meer op zit. Om niet te spreken over de eerder genoemde gevolgen van het in te grote hoeveelheid tot me nemen van verstrooiende middelen.

Nee, ik begin er over omdat ik nu eenmaal op de honderdste dag van het jaar jarig ben en het derhalve zo makkelijk aftellen is.
Ik wilde u opdragen vooral te genieten van het elk jaar weer terugkerende moment dat u zichzelf een jaartje ouder mag noemen, maar bedacht me dat ik dit moeilijk kan verlangen als ik het zelf niet van plan ben. Ik laat die honderdste dag dit jaar zonder al te veel ophef aan mij en mijn dierbaren voorbijgaan. Dit omdat ik vijfentwintig dagen later, te weten: op 5 Mei 2005 (5/5/5), 15.000 dagen oud zal worden. Een mooie datum voor zulk een heuglijk feit. Daarom wilde ik mijn opdracht tot huiswerk ditmaal een ietwat aanpassen. Misschien niet in overeenstemming met het thema van deze maand, maar wel er naar verwijzend daar het evengoed refereert aan het verstrijken van de tijd.

Huiswerk: Bereken op welke datum de 10.000e, dan wel 15.000e dag van uw leven bereikt wordt en breng te zijner tijd verslag uit van de viering van deze gedenkwaardige mijlpaal.

(Deel 0 staat hier, als introductie op wat ik 50 afleveringen lang heb volgehouden te schrijven voor ‘t weblogmagazine about:blank, maar verloren werd gewaand. Deel 1, Deel 3  [daar kan je ook lezen wat er aan de hand is met Deel 2], Deel 4, Deel 5, Deel 6, Deel 7, Deel 8, Deel 9, Deel 10, Deel 11, Deel 12, Deel 13 & Deel 14 zijn reeds herverschenen alhier. De komende tijd zal ik de rest van ‘t materiaal dat ik ondertussen geheel heb teruggevonden alsnog hier gaan publiceren.)

Vader-aan-Moeder-brieven (VI)

Brief gestempeld op 19 mei 1952, z’n 1e brief na vertrek uit Nederland. Waarschijnlijk verzonden in Gibraltar. Dat zou ik misschien kunnen zien aan de postzegel, maar ik heb zojuist bemerkt dat die er niet op zit. Van de voorgaande enveloppen tonen 2 voorbedrukte postzegels. Die waren bij thuiskomst niet interessant voor de verzameling die m’n vader toen blijkbaar al had aangelegd. De andere enveloppen missen allemaal een hoek aan de voorkant.
Zou m’n moeder ze hebben afgescheurd om ‘t m’n vader te geven bij thuiskomst?

Doet me gelijk bedenken dat ik eigenlijk niet weet wanneer hij gestopt is daarmee. Met Parkinson was dat natuurlijk niet meer te doen, maar ik was er niet bij toen hij er uiteindelijk geen aandacht meer aan kon besteden. Waarschijnlijk een geleidelijk proces van verminderde aandacht, van steeds minder kunnen & uiteindelijk bestonden ze misschien niet meer voor hem.

Hij babbelt over z’n bezigheden aan boord. Dat ‘t hard werken is, hij enkele hutten toegewezen heeft gekregen, & hoe hij bij de maaltijd elke dag een vol bord krijgt, waarbij je laat staan waar je minder trek in hebt.

M’n vader heeft onderweg naar Santiago de Compostella een verslag bijgehouden. Natuurlijk heel belangrijk dat iemand zoiets doet. Voor zichzelf. Maar ook voor ‘t nageslacht.
Hij maakte er dan ook kopieën van, bundelde ‘t & gaf ‘t aan z’n zoons.
Waar ‘t ergens hier in huis staat, ben ik kwijt. Wat ik ervan toentertijd heb gelezen, stelde me qua stijl een beetje teleur.
Maar nu ik z’n brieven aan m’n moeder lees, krijg ik ‘t idee dat hij niemand had om zijn pelgrimage-wederwaardigheden aan te richten. Dat was meer een reis in zichzelf, voor zichzelf. De brieven dienen om met m’n moeder te communiceren, de praatjes op een bankje in Den Helder te vervangen.
& Die taal spreekt-ie, is hem vertrouwd. Hij was al jaren kind aan huis bij de familie van m’n moeder door z’n vriendschap met haar broer. Ze waren al naar elkaar toegegroeid. Dat hoor je in die brieven, zo ook in deze 1e.
Maar bij ‘Hou je taai […]’ aan ‘t eind moet ik toch even nadenken of dat een gangbare uitdrukking was richting je vriendin.

Moet nadenken of dat ooit heeft geklonken in Zijperspace.

One-Five-Four

‘t Is allemaal begonnen met ‘t uitkomen van ‘t 3e album van de band Wire. De hoes stond me aan te staren in de schappen van Selbach, onze plaatselijke platenboer.
Ik was 16, moet de naam van de band al gekend hebben, maar ik werd niet door die kennis door de lp aangetrokken maar eerder door ‘t ontwerp. Ik denk dat ‘t op dat moment niet echt paste in de ontwerpen die de new wave-bands ons doorgaans voorschotelden. Dus koptelefoon op & na 2 nrs besloten dat dit waardig was om m’n bollenpelgeld aan te besteden.

Maar waarom heette die plaat 154? Tot 5 min geleden heb ik ‘t niet geweten of anders uit m’n geheugen gewist. Laat ik die zojuist opgedane kennis dus maar niet gebruiken om die de rest van m’n leven sudderende vraag in m’n achterhoofd te verklaren. Waarbij gedurende de verlopende tijd bij elke verschijning van dat getal er druk gezocht werd naar een verband. Geen bewust zoekgedrag, maar een poging dat impulsje in m’n hersenen een plek te geven zodat 2 verschillende momenten, 2 verschillende locaties, zich met elkaar konden verbinden. Dat er iets meer zou zijn dat ‘t getal, de band, de muziek ook, met de gebeurtenis in dat huidig nu gemeen had.

Zoals ik zei geen bewust zoekgedrag aanvankelijk; meer een herkenning als ik op de klok keek & zag dat ‘t 15.40 uur was. ‘Een herkenning van wat?’ ging er dan vluchtig door m’n hoofd, waarop de hoes weer vaag te voorschijn werd getoverd, om tegelijkertijd alweer weg te ‘faden’.

Maar 1 moment wordt 2 momenten & onderwijl loopt de tijd door naar 3, 4, 5 & onnoembaar veel van dat soort plekken in tijd, waarbij mijn kop contact zocht, herkenning wilde zien, de logica daarvan probeerde af te tasten. Waarbij tegelijk enige weerzin ontstond in ‘t zoeken van betekenis daarin. Want betekenis in toevalligheid die tegelijkertijd onontkomelijkheid was (‘t is tenslotte logisch om in jáááren tijd een grote kans te hebben zo nu & dan een bepaalde combi van getallen tegen te komen).

Ik mocht er dus niets achter zoeken. Gebeurtenissen waar de 3 getallen zich voordeden moesten niet meer dan dat worden. Nee: blijven!
& De getallen bij elkaar optellen, een ander zich voordoend getal dat tegelijk met ze opdook ervan aftrekken werd ook verboden terrein. Of ‘t bij mezelf bedenken of ‘t moment misschien een speciale betekenis kon dragen, ook al deed ik dat voor de grap, ook dat moest ik zien te vermijden.

Die getallen ploppen gewoon toevallig op, dat wil m’n hoofd momenteel vooral denken. ‘t Goedgekeurde, vooral niet paranoïde, in een keurslijf getrokken motief om me niet af te laten leiden. Want dat is wat eigenlijk gebeurt: 154 duikt op & ‘t maakt een korte imprint bij mij, wat ik me niet wil laten gebeuren, waardoor ik er toch alweer aandacht aan heb besteed, wat alweer 4 gedachtes door me heen heeft doen gaan terwijl ik eigenlijk bezig was een tekst te schrijven.
Bijv met daarin de zin dat Wire tot ‘t uitbrengen van die plaat 154 keer had opgetreden.

Wat een onnozele titel dan voor wat de gemoederen zo lang bezighield in Zijperspace.

Rem

Ik raak er aan gewend om aan de noodrem te trekken. & Iedereen schijnt dat normaal te vinden. ‘t Lijkt alsof een hele generatie er op is getraind vooral rustig te blijven als ‘t woordje ‘burn-out’ in de arena wordt geworpen. Ze gaan niet zachter praten, ook niet overzichtelijker, maar de mogelijk te hanteren paniekknop, een bij onrust automatisch geactiveerde trilling in de stem, of ‘t stellen van een vraag te veel, 1tje waarbij een zoektocht veroorzaakt kan worden, die dingen komen opeens niet meer voor in de conversatie.

Ik had verteld dat ik na mijn overstap gister naar Freedom.nl mijn Xs4all-mail niet meer kon bereiken. Daarbij was ik gemakshalve ervan uitgegaan dat dit mijn eigen stomme schuld was. Zó lang geen wachtwoord hoeven in te vullen door automatische opslag in m’n mailprogramma, dat ik na een verkeerde handeling opnieuw moest beginnen.
Binnen een minuut van zo kort & bondig mogelijk mijn probleem voorleggen, wat al als een onwaarschijnlijkheid klinkt, besef ik me nu (‘ik’ & ‘binnen een minuut’; die combi), kreeg ik vrij snel de uitslag dat Xs4all afgelopen nacht m’n doorwerkende mailadressen op nul had gezet.
Maar dat konden ze beter op de Klantenservice afhandelen…

Dus leg ik mijn verhaal nogmaals voor.
‘t Verhaal dat terwijl ik in de wacht stond al doorverteld was. Terwijl ik juist van plan was ‘t nog korter enz…

We gingen ‘t een beetje uitpuzzelen. Hij & ik.
Of ik een mail had ontvangen.
Een brief? Ja. Daarin stond dat ik 2 maanden m’n oude mailadres bleef houden.
Maar toen ik vanochtend, dat vertelde ik er meteen maar ff bij, wilde beginnen met alle mensen in te lichten dat ik overgestapt was, werkte mijn wachtwoord niet meer. Dus dacht ik dat ik die blijkbaar vergeten was.
Er staat hier dat u ook een mail van ons ontvangen heeft. 5 Januari. Oja, dat is gister.
Gister heb ik niet meer gekeken naar Xs4all. Ik was te druk bezig met m’n Freedom-account.
Ja, & na 12 uur ‘s nachts kon ‘t niet meer. Wat stond er nog meer in die brief?

Toen wist ik dat die noodrem noodzakelijk werd. ‘t Was de bedoeling dat ik ging graven. Als ik ga graven verliest alles dat omhoog komt z’n betekenis. Als al scheppend een kuil graven op ‘t strand, waarbij alle zandkorrels voortaan zandkorrels gaan heten & afzonderlijke onderdelen vormen in grote hoeveelheid, waardoor benoemen niet meer mogelijk, overzicht kwijt, woorden vermist raken, er niets meer valt te zien door de onnoemelijke veelheid van al dat ‘iets’: er is alleen nog maar een uit elkaar vallend strand.

‘t Probleem is dat ik een burn-out heb, noodremde ik dus maar, als ik iets te voorschijn wil halen, dan blokkeert mijn kop opeens.
Oja, dat is vervelend, reageerde de Klantenservice.

& Vervolgens had ik een ontspannen jongen aan de telefoon, die waarschijnlijk dus Klantenservice was, maar op z’n gemak op zoek ging naar een prettige oplossing, die waarschijnlijk eigenlijk niet zou mogen, maar dit was voor mij de enige manier waarop ‘t zou kunnen & zou een maand genoeg zijn? Ja, dan tot 6 februari heeft u een gratis verlenging.

Hij wenste mij veel plezier, verslikte zich, & voegde daar nog een prettige dag in Zijperspace aan toe.

Instaspaced (LXVIII)

Men kent ze wel, die oudjes waar alles vanaf geschuurd is, waarbij je ziet dat ze wetend daarvan zijn; haar man vaak vervlucht, maar zij houdt toch de eer aan zichzelf, onderwijl wetend van de ijle herinnering aan de blonde lokkengloed: een sprieterig bestaan zij lijden aan onverbiddelijke aantrekkingskracht, harder die kerende ogen naar haar vergeten roem terwijl de monden in concentratie tegen haar praten om te vergeten dat ze iets anders zien dan eens was – dan steekt ze een peuk in mond & bidt ‘t verval van haar ouderdomspruik een voorspoedige kaalheid toe.

Uiteindelijk gaat alles die kant op in Zijperspace, enkelen voortijdig of anders ongemerkt.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)