Burn-out, burn-in

In maart zit ik 2 jaar thuis. Ziektewet.
Niet alleen maar thuis, natuurlijk. Hoewel de lockdown, hoe intelligent ook, daar best voor had kunnen zorgen.
Toen de 1e mooie dagen van 2019 zich aandeden, ben ik de natuur in gegaan. Voornamelijk ‘t Diemerbos, hoewel ik een tijdje heb lopen zoeken wat de beste plek was om regelmatig naartoe terug te komen. ‘t Zorgde ervoor, al zoekend naar insecten, dat ik vanaf ‘t moment van aankomst aldaar de wereld, die van binnen & die van buiten, los kon laten. Niets had plots nog invloed op mij.

Tijd gaat door. Er worden door anderen processen in werking gezet. ‘t Is immers niet de bedoeling dat ik voor eeuwig in lethargie zou verkeren. Hoewel mijn onderdeel dat ‘hyper’ doet, er wel voor zorgde dat slapen niet de overhand kreeg.

Je zou denken dat je dan geholpen wordt. Maar als dat gebeurt lijkt dat meer op trekken. Soms iets aanreiken. & Steeds weer moet je ‘t zelf doen. Je mag blij zijn dat er mensen zijn die je dat extra zetje kunnen geven.
Ik kwam er achter hoe moeilijk ‘t is hulp te vragen.

Plots blijkt er dan een instantie te zijn die wél precies ‘t goede doet. Als vanzelfsprekend werd ik op sleeptouw genomen, werden er diagnoses gesteld & kreeg ik therapie. Ze zeiden daarbij tot hoever ‘t zou gaan, hun begeleiding, & gelukkig duurde ‘t toch ietsjes langer.

Ik kreeg een belletje vanochtend omdat ‘t afgesloten moest worden, ‘t document opgesteld. Of wellicht noemen ze ‘t een rapport.
Degene die daar verantwoordelijk voor was, moest mij in ieder geval 1 keer gesproken hebben. Dat was nog niet gebeurd, dus daarom belde ze me.
Of ik iets wilde zeggen…

Dan ga je bij jezelf te rade. Val ik hen niet af als ik kritiek lever? Pakken ze dat wel goed op?
Maar m’n mond was al bezig te zeggen: ‘Ik kreeg tijdens ‘t diagnose-proces al te horen dat ik een coach kon krijgen. Maar uiteindelijk sta ik na 1½ jaar pas sinds kort op een wachtlijst. Als laatste werd ik aan de laatste wachtlijst toegevoegd, omdat volgend jaar alles in Amsterdam gaat veranderen. Maar ‘t zou prettig zijn geweest als er meteen tot handelen was overgegaan in die tijd, als me eerder was verteld dat ik in actie moest komen.’
Dat was goede feedback.
‘t Heette geen kritiek.

Ik heb wel een jobcoach. Wat niet zoiets is als wat ik hierboven bedoelde. De jobcoach is mij toegewezen in ‘t kader van ‘t 2e-spoortraject. Wat zoveel betekent als dat deze persoon mij moet begeleiden bij ‘t zoeken naar werk. Sollicitatietraining plus alles wat daarbij komt kijken.
Met lichte dwang.
Er moet blijkbaar resultaat geleverd worden.
Zo’n jobcoach is anders dan de coach die ik nodig heb om normaal te kunnen functioneren. Om daadwerkelijk stapjes verder te komen. In ‘t gehele leven, zeg maar.
Tijdens de 1e telefonische gesprekken heb ik verteld wat mijn diagnose was, zodat ik een gespecialiseerde jobcoach kreeg toegewezen. Ze heeft ervaring met mijn soort gevallen. Ook een extra cursus gedaan.

Tussen mijn 20e & 24e kreeg ik ‘t regelmatig benauwd. M’n moeder heeft mij toen geholpen door uit te leggen hoe ik rustig moest ademhalen.
Hoofd naar beneden. Doe maar rustig tussen je knieën. Adem in, adem uit.
Terwijl ze over m’n rug wreef. Af & toe hand rustend op m’n schouder.
Mijn vader kon dat niet. Maar hij zag lijdzaam toe. De ongerustheid in z’n ogen als ik even omhoog keek.
Kom nu maar weer overeind, zei m’n moeder. Adem in, adem uit. & Ze liet haar handen nog steeds voelen. M’n hete adem schuurde m’n longen in.

Ik heb van m’n jobcoach opdracht gekregen 4 sollicitaties te schrijven voor de volgende ontmoeting. De 1e vandaag.
Ze weet niet hoe hard mijn longen kloppen & m’n hart ademt.
Ik heb haar in m’n hoofd al uit haar functie ontheven.

De vraag is alleen niet of ik daartoe bevoegd ben in Zijperspace.

Boormachine

De boor klinkt nog niet overtuigd. Alsof-ie niet weet wat-ie aan ‘t doen is, hoe diep-ie moet gaan & wat er na z’n werk komt te hangen.
Zo ongeveer zoals ik een boormachine zou hanteren.
M’n moeder deed vroeger al de elektriciteit, waar wij onze vader uitlachten & hij verzuchtte dat hij al hard genoeg had gewerkt, waarop m’n moeder dat voor hem bevestigde & wij nog grappiger grappen grapten.

Ik heb ‘t dus van m’n vader, dat onverstoorde. Hij ging gewoon door met uitpluizen van wie wij afkomstig waren, vaderskant, moederskant, vaderskant van vaderskant, ook de moedervariant & dat gespiegeld aan onze moeders voorva- & moeders. Onverstoord.
Tenzij je zijn pen even wilde lenen. Of ‘t potloodje dat tijdens z’n hobby-werkzaamheden achter z’n oor stak.
‘In m’n handen terug,’ kwam hij dan uit z’n tot dan toe volledige aandacht voor wat voor hem lag of stond, terwijl hij die zin liet samengaan met een strenge & serieuze te gehoorzamen blik.
Zelfs z’n zondagse jazzmuziek met voor zijn doen olijke begeleidende trommelkunsten met z’n vingers op de plank (snelle uitleg: die lag in dit soort omstandigheden boven z’n schoot, met daarop de typemachine, zijn genealogie-aantekeningen of 1 van z’n andere ontelbare hobby’s) haalden ‘m niet uit z’n concentratie. Die waren juist om die te bekrachtigen, vermoed ik nu.

Ter vergelijking: in een overvolle kroeg was ik in staat om een boek te lezen, ‘t geroezemoes juist een aanmoediging me verder in ‘t boek te verdiepen, heerlijk dat drukke gedruis dat golft als de herfstige zee, & enkel schuin over ‘t randje boek afgeleid te laten worden door vrouwelijk schoon waar ik dan een maand of langer een relatie mee kreeg.
Maar vooral niet veel langer.
Daar was mijn concentratie dan weer veel minder dan die van Pa.

& Dat lag niet aan m’n gebrek aan liefde. Die was er wel. Ik wist alleen niet een vrouw te vinden die me door liet gaan met m’n hobby’s.
Ik was misschien wel zo’n boor als die van de buren, die inmiddels gestopt is, o nee, weer begint, die slechts kort in gebruik wordt genomen, rustig terzijde wordt gelegd, zodat-ie weer in z’n eigen wereld kan treden & als-ie weer nodig is voor wat onrust kan zorgen, maar ach, dat neem je zo’n jongen toch niet kwalijk, want eigenlijk weet-ie gewoon niet waarvoor hij ‘t doet.
Maar er blijft straks wel iets hangen. Leuk plaatje misschien ter herinnering.

‘t Is weer zo’n zondag in Zijperspace.

Collectioneren

‘t Was als ‘t aanleggen van een collectie. Ik ging de deur uit & probeerde nieuwe te scoren. Dan kon ik ze later laten zien aan de anderen.
Van postzegels zou je tenminste nog kunnen zeggen dat elk exemplaar anders was; dat was in dit geval niet echt zo. Alleen met goed kijken, je neus erbovenop.
Daar liep je dan ‘t risico bij door de eigenaar betrapt te worden.

Maar postzegels waren ook verslavend. Dat staat me nu duidelijk bij, maar toen had ik nog niet al te vaak met een verslaving te maken gehad.
In de hoogtijdagen keek ik dagelijks toch even tussendoor hoe ‘t er voor stond met m’n postzegelalbum. Ik fietste desnoods langs om te zien bij de leverancier, waar ik een abonnement voor Noorwegen had afgesloten, of er al nieuwe waren aangekomen.

Met de Canta’s stapte ik ook op de fiets. Ging wijken langs waar ik nog niet eerder was geweest.
Van de week las ik een artikel van een man, een kunstenaar, die een app had ontwikkeld waarbij de straten van Amsterdam verdwenen als iemand daar had gelopen.
Moest je wel de app op je telefoon hebben.
& Zo werd heel Amsterdam herontdekt tot er geen straat of steeg meer onbetreden, dus verdwenen was.

Ik herontdekte Amsterdam. Die bleek groter & warriger.
Maar ik bleek nog lang niet overal te zijn geweest.

Dus arriveerde ik op een gegeven moment in Amsteldorp. Kort geleden. Nieuwsgierig geworden door ‘t omvallen van ‘t café daar in de buurt.
De begeleidende foto bij ‘t artikel toonde een man aan beademing, die klaar stond z’n Canta te betreden. Z’n laatste bezoek zat er op. Hij zou misschien wel een nieuw buurtcafé beginnen in z’n huis, want daar stond een horecavergunning op. Voor na de Omval.

‘t Zaadje was in voedzame aarde terechtgekomen. ‘t Plantje begon opnieuw te groeien.

Ik moet er bij vertellen dat je ‘t liefst enkele tegelijk op de foto wilde hebben. Maar dat voor een ziekenhuis vals spel was. Telde niet mee, want te gemakkelijk scoren.
Misschien dat ik in de loop der jaren, geheel afgekickt van weer een bevlieging, dergelijke mogelijkheden ben tegengekomen. Maar m’n hoofd wilde ze niet meer zien.
Dat is ook zo: als ik ergens mee stop, doe ik dat net zo fanatiek als dat ik er mee begonnen ben. Enkele dagen pijn, maar vervolgens een fris hoofd.

Ik trof er dus 2 in Amsteldorp. Of eigenlijk 3. Nr 3 was dus de 1e keer dat ik ‘t nieuwe model voor ogen kreeg. De 1e keer dat ik me er bewust van was.
Maar ik moest kiezen. Een zomerseizoen had ik ervan gedroomd er 2 tegelijk tegen te komen, samen passend in 1 kader. Nu was ‘t zover & ik wilde kiezen voor ‘t nieuwe model, alleen in een eenzame straat.

Ik herinnerde me opnieuw de eigenaar van de postzegelwinkel. Hij vroeg me plots waarom ik er nu alweer was. Ik had 2 dagen ervoor m’n nieuwe postzegels uit Noorwegen opgehaald.
Maar ik wilde nog even naar de stripboeken kijken, zei ik. Daar had ik de vorige keer de tijd niet voor.
Knalrode kop vanwege de halve leugen.
Dus koos ik voor de versleten kleur van de 2 canta’s oud model. Daar werd m’n afwijking minder van, besloot ik.

Echt rood kleurt niet goed in Zijperspace.

11 11 2020

Ik twitterde gisteren dit:

Maar, bedacht ik vandaag, hoe zou ‘t er vandaag uitzien? Nou, van die gedachte kwam ‘t volgende bericht aan de wereld die Twitter leest.



Ik wil met dit alles niet zeggen dat ik cijfergeobsedeerd ben. Ik vond de cijfers gecombineerd met de woorden die ik er aan besteedde gewoon mooi.
Ik kan natuurlijk alles ongemerkt voorbij laten gaan, maar soms mag ik van mezelf er best aandacht aan geven. Al is ‘t dan alleen maar door mezelf voor mezelf. Tuurlijk vind ik dat die 2 in de datum van vandaag ietwat slordig staat, maar belangrijker vind ik ‘t eigenlijk dat zonder er wat bewuster naar te kijken zoiets aan een mens voorbij kan gaan. Was de dag voorbij gevlogen zonder dat ik had geweten dat de 2 op juist die plek voor een bepaalde verstoring zorgt.

Dat gaat nergens over, zullen vast velen zeggen. Maar ze zouden beter kunnen zeggen: ‘t gaat bíjna nergens over.
Men kan onbewust aan iets voorbijgaan, maar ondertussen wordt wat een mens niet bewust registreert wel degelijk gezien. ‘t Moet daarom dus wel iets in je zintuiglijke waarnemingsgedeelte van je ‘zijn’ geprikkeld hebben. & Dat kan positief of negatief zijn. Dus moet ‘t daardoor, hoe miniem ook, een bijdrage hebben geleverd aan hoe je je voelt: lekker of niet zo senang. Een heel klein stapje 1 van beide kanten op.

& Verder: mijn gedachten stoppen niet. Die blijven, onder welke omstandigheid dan ook, gewoon doorgaan. Om m’n hoofd daarbij vooral niet in algehele dodelijk vermoeiende verveling te laten vervallen, lijkt ‘t bij alsof er continu vragen gesteld worden.
Ik weet overigens niet of dat in andere hoofden ook ‘t geval is, misschien dat die van mij wat actiever & minder geneigd tot rust daarbij is, maar ‘t zorgt er wel voor dat ik me niet snel verveel. Ik & m’n hoofd, we hebben altijd wel wat te doen.
Om een voorbeeld te noemen: als ik lange afstanden fiets & auto’s rijden me voorbij, komt ‘t voor dat ik de passerende nummerborden ga bestuderen. & Van ‘t 1 komt ‘t ander. Dan tel ik de nrs die er in voorkomen bij elkaar op, desnoods met de nrs van de letters, de plek in ‘t alfabet wordt dan ‘t corresponderende nr, die er in voorkomen. Vervolgens kijk ik of dat opgetelde nr iets te betekenen zou kunnen hebben. Niet dat ‘t daadwerkelijk echt betekenis gaat krijgen, maar meer om m’n gedachten iets te doen te geven door vreemde associaties te maken bij doodsaaie nummerborden.

Met als resultaat dat ik gister & vandaag er iets moois van heb gemaakt. ‘t Zijn immers net korte gedichtjes.

We lijsten ze in & hangen ze aan een muur in Zijperspace.

Omnivertellen

Ik ga zo aan ‘t bier. Uit noodzakelijkheid een beetje vroeg. Dat vind ik niet raar als ik in Duitsland ben, op vakantie of voor een uitstapje. Engeland evenzo.
Nu zit ik echter thuis. & Er is niets te vieren, behalve de zon die hinderlijk op ‘t beeldscherm schijnt om te vragen of ik buiten spelen kom.

Misschien moet ik beginnen met te vertellen dat ik uit een gezin van 6 jongens kom. Dat er geen meisjes meedoen in dit verhaal is misschien niet van erg groot belang, behalve dan dat ‘t gemis aan weinig variatie ons nog meer op elkaar doet lijken. Weet je wel: als je iets wil bewijzen dmv experiment moet je zorgen dat bepaalde waardes gelijk zijn. Nou is dat niet mijn bedoeling, maar die basisgelijkheid van 6 broers is groter, ook op de lange duur, dan een situatie van 3 om 3.

Van 1 van hen werd er altijd gezegd dat hij zo lang over zijn te verhalen deed. Kom nou eens to-the-point, werd er dan vaak gezegd. Of er klonk op 1 moment een zucht in stereofonie uit diverse kelen.
De rest van de broers had echter ook te maken met deze onhandigheid niet spits & bondig te kunnen zijn. Ik heb ‘t meermaals moeten horen van de vriendinnen die ‘t bed met me hebben gedeeld. Hoewel ik juist daar er weinig last van had.

Dit staat hier allemaal geschreven omdat ik ‘t idee heb dat als ik ‘t niet allemaal tot leven roep, men ‘t uiteindelijk niet snapt. Net als de meeste van mijn broers mis ik de mogelijkheid, mis ‘t vermogen zo men wil, om verhaaltechnisch de bocht af te snijden.

Ik ben een hamsteraar. Omdat als er iets in de aanbieding is, ‘t meteen gekocht moet worden in grote getale. Dan bespaar ik geld ipv te veel uitgeven als de actie voorbij is.
Dus staat er in de gang een kast waar ik m’n goedkoop gekochte bier verzamel. & In de keuken staat een koelkast waar m’n gehele voorraad zomaar in past. Ik hamster nl niet alleen bier, maar ook andere voordeeltjes. Een grote vriezer was op een gegeven moment een goede uitkomst voor die verzameldrang, niet alleen om maaltijden voor latere luiheid in te bewaren.

Maar nu ik ‘t over ‘bewaren’ heb; ik snap allang niet meer waarom ik m’n vorige fiets, een Kronan, aan ‘t plafond in de gang heb gehangen. Hij hangt daar nu al zeker meer dan 10 jaar, vlak voor m’n jassenkapstok (waar ik zelden of nooit een jas van selecteer voor gebruik, maar ook van hen durf ik geen afscheid te nemen) & benevens m’n al eerder genoemde biervoorraad.
Overigens staan de overige kasten aldaar goeddeels gevuld met boeken & tijdschriften. Men kan zich vast een beeld scheppen hoe ik m’n nek & lichaam moet manoeuvreren om iets van dit alles te kunnen benaderen. Dankzij ‘t ooit genomen besluit m’n (geestelijk reeds afgedankte) fiets op te hangen, plus de nog steeds in gebruik zijnde fiets (een Filibus), die bij thuiskomst er onder geparkeerd wordt.

Goed, we hebben biervoorraad, een koelkast, een fiets staand & 1 fiets hangend &  een verteller die hoofdzaken niet van bijzaken kan onderscheiden.

Ik was mijn ontbijt aan ‘t bereiden. ‘t Is een heel gedoe, want m’n brood bestaat uit lagen van verschillende ingrediënten, zoals humus, boter, chilli pickle, kaas, etc., waarbij ik altijd 1 van hen uit de koelkast vergeet te halen. Zodat ik telkens toch nog een keer moet bukken.
Bij de 3e buk werd me gewaar dat er geen bier meer koud stond. Zonde voor als ik na ‘t buiten spelen in de zon niets klaar heb staan om me te laven.

Broodje werd voor een moment alleen gelaten, want de koelvoorraad diende bijgevuld.
Ik pak 4 blikken tussen de 2 fietsen door, 1tje raakt iets van de Kronan, een sissend geluid ontstaat dat ik zeer door 25 jaar beroepservaring in ‘t biervak onmiddellijk weet te herkennen, & hopeloos pogend niet nog meer te beschadigen houd ik tegelijkertijd mijn duim zo goed als mogelijk op ‘t minuscule gaatje waar met ferme kracht ‘t bier al schuimspuitend de vaart richting wijde wereld maken wil, weet me vervolgens niet meer te herinneren waar ik die andere 3 blikken heb gelaten, maar ben wel zo doortastend dat ik ‘t lekkende exemplaar buiten op een stoel stoom laat afblazen.

‘t Gaatje zat hoog. Er is waarschijnlijk relatief weinig verloren gegaan. Maar des te langer ik wacht, des te minder smaak. Men weet ondertussen waar ik die kennis aan heb te danken.
Ik ga aan ‘t bier. Nu weet men waarom.

‘t Heeft alleen nog best lang geduurd voordat ‘t zover was in Zijperspace.

Cursus Lijfloggen, Deel 12

Verwonder!

Ik lig niet aan één stuk door op mijn rug in bed. Daar ben ik ’s nachts te onrustig voor. Vooral middernachtelijk, als een volle blaas mij weer eens op een mijns inziens schier onmogelijke tijd gewekt heeft, mij heeft gedwongen stommelend de weg tussen tafels, stoelen, en verspreid liggende kleren richting toilet te vinden, en mijn ogen door het daar aanwezige felle licht dermate gewend zijn geraakt aan het wakkere bestaan, dat zij de boodschap aan mijn hersenen hebben doorgegeven dat zij liever zo veel mogelijk genieten van het bewuste, dan van het on- dan wel onderbewuste leven van de sluimering.
Ik lig dan dus wakker en onderneem pogingen deze hoedanigheid te doorbreken. Op alle mogelijke manieren probeer ik te ontspannen om zodoende zo spoedig mogelijk weer opgenomen te worden in de armen van Morpheus. Een verandering van houding is een onderdeel van mijn hierbij te gebruiken strategie. Ik ga op mijn zij liggen. Mijn rechterzij.
Daar begon mijn verwondering. In ieder geval de verwondering van enkele afgelopen nachten. Ik begon mij af te vragen wat zwaartekracht met een mens doet.
Goed, het sprak voor mij vanzelf dat het hem in staat stelt op aarde aanwezig te blijven, met beide benen op de grond te staan, en, om in dezelfde trant door te blijven gaan, het hoofd in de meest voorkomende omstandigheden hoog te houden.
Dat vond ik echter van een dermate voor de hand liggende vanzelfsprekendheid, dat ik me er niet mee bezig wilde houden. Ik was meer gefascineerd door mijn zelf gestelde kwestie of een mens zijn lichaam kon beïnvloeden door constant gebruik te maken van de zich immer doen geldende zwaartekracht.
Mijn houding van dat moment in bed bijvoorbeeld. Zouden mijn ingewanden door de aantrekkingskracht van de onder mij liggende aarde geneigd zijn in de loop van de tijd een andere houding ten opzichte van elkaar aan te nemen? Als ik het maar lang genoeg volhield, vaak genoeg dezelfde houding aan zou nemen. En dan dacht ik aan een miniem effect. Het zou mij geheel niet vreemd voor ogen komen als de lever op gegeven moment, na enkele consequente nachten op mijn rechterzij doorgebracht te hebben, besloot 2 cm opzij te schuiven. Of misschien zou de huid op die bewuste rechterzij besluiten genoeg bescherming te hebben aan het beddengoed dat eronder lag, en zich gaan beperken tot een vliesdun schilletje, waarop daardoor beschikbare stoffen in het lichaam meer doorgang zouden vinden richting huid aan de linkerzij, daarbij een dikkere laag vormend.
Als ik het maar lang genoeg volhield, dacht ik, zou dat best mogelijk moeten zijn. Je zou een heel ander lichaam van jezelf kunnen creëren.
Het is niet vanzelfsprekend, noch voorspelbaar. Vooralsnog, natuurlijk, gezien het feit dat men tegenwoordig vermoedt dat men straks al vóór de geboorte van een mens kan voorspellen welke afwijkingen van het toekomstig lichaam afgelezen kunnen worden aan de genstructuur.
Tot die tijd wil ik mij nog even verwonderen. Wil ik mijzelf vragen stellen.
Waarom doet het lichaam het zoals het doet? Kan het ook anders? Heb ik er invloed op? Kan ik hem vormgeven? Waarom blijft het ondanks alle medische, fysiologische en psychologische wetenschap, alsook de kennis van de bijbel, toch onvoorspelbaar wannéér ik mijn hand ga heffen om op mijn kruin een irritante jeuk weg te krabben?
Ik hoef geen antwoorden. Of in ieder geval niet van die voorgekauwde antwoorden. Ik wil er vooraleerst over nagedacht hebben, mijn fantasie over het onderwerp de vrije loop hebben laten gaan, voordat ik een plausibele oplossing aangedragen ga krijgen van een persoon die weet waar hij het over heeft.
Het is de vraag, niet het antwoord. Het is de reis, niet het doel. Het is het verhaal, niet de plot.
Huiswerk: Zet de wekker op 3 uur ’s nachts en probeer je bij volledig ontwaken te beseffen hoe je houding van dat moment invloed kan hebben op de kriebel die zich ergens op je lichaam bevindt.

(Deel 0 staat hier, als introductie op wat ik 50 afleveringen lang heb volgehouden te schrijven voor ‘t weblogmagazine about:blank, maar verloren werd gewaand. Deel 1, Deel 3  [daar kan je ook lezen wat er aan de hand is met Deel 2], Deel 4, Deel 5, Deel 6, Deel 7, Deel 8, Deel 9, Deel 10 & Deel 11 zijn reeds herverschenen alhier. De komende tijd zal ik de rest van ‘t materiaal dat ik ondertussen geheel heb teruggevonden alsnog hier gaan publiceren.)

Typerig

Laat ik 1st beginnen met te vertellen dat ‘t heerlijk is om af & toe van mezelf te bemerken dat ik heus wel wetenschappelijke namen van al die insectensoorten die aan mij voorbij komen & derhalve in m’n immer groeiend archief opgeslagen dienen te worden (zo heb ik dat bij mezelf nou 1maal ooit besloten), zonder fouten over kan typen. Incl de Ctrl-i, zodat ze zoals-het-hoort cursief gedocumenteerd worden.

Ik heb m’n toetsenbord, een “Natural” Ergonomic Keyboard 4000 v1.0, al voor de zekerheid via Marktplaats opnieuw aangeschaft. Amper gebruikt stond geschreven in de advertentie, maar van de 2 ongebruikten die ‘t stel in de aanbieding had (ze hadden door hun tuin geen tijd meer voor andere bezigheden), was de meest ongebruikte al bestemd voor een eerdere bieder.
Ik was allang blij dat ik me een ‘nieuwe’ reserve aan kon schaffen, eigenlijk uit angst dat ik op een gegeven moment verward zou kunnen raken omdat de letters niet meer door de toetsen schenen. & Dan met name (op volgorde van de mate van toegenomen onzichtbaarheid) de ‘d’, de ‘e, de ‘k’, de ‘s’ & de ‘l’.
Waarbij tegelijkertijd de vastgeplakte stof op zelden door mijn vingers betreden toetsen (of regionen, zoals bijv de zijkanten van de spatietoets of de ruimtes tussen de verschillende groepen toetsen) van een onappetijtelijkheid getuigen die ik m’n beste vrienden niet in een vlaag van onbedwingbare eerlijkheid zou durven tonen.
Dat zou zoiets zijn als aan ‘t aan ‘t eind van de dag je voet uit de sok te pakken, tussen de teenafscheidingen te frummelen & dan nog even een fotootje doorsturen naar de appgroep van wat je daar allemaal vond. Daar krijg je geen extra biertje van tijdens de 1stkomende VrijMiBo, ook al ben je er die keer wel.

Maar ik heb mezelf opgevoed, inmiddels, vooral door te gaan met de dingen te gebruiken zolang ze ‘t nog doen & tegelijkertijd boeken gelezen over alle kleine microben die ongemerkt in je huis ronddwalen, in dermate grote veelvuldigheid, dat de schrijver(s) & ik besloten hebben dat ik (& zij dus nog vóór mij) me er beter niet druk, maar wel nieuwsgierig over kan maken.
Die laatste uitdrukkingsverbinding klopt natuurlijk niet, maar zo begrijpt men mij vast wel.
Ik blijf gewoon ‘t oude toetsenbord gebruiken totdat-ie volledig versleten is &/of ikzelf bijziend & niet in staat meer te zien over welke toetsen ik m’n vingers wil bewegen (ingeval ik ‘t blindtypen op m’n oude dag heb verleerd), vooraleer ik ‘m vervang voor ‘t reserve-exemplaar. Want stel je voor dat men dan reeds lang gelee besloten heeft om geen ergonomische toetsenborden meer te maken.
Of dat Marktplaats niet meer bestaat. Dat kan natuurlijk ook.

Waar dit dan over gaat, zal menigeen ondertussen bedenken, aangekomen op zo ong dit punt hier.

Ik vermoed dat de stoel waarop ik zit, reeds die functie voor mij uitoefenend in ‘t ouderlijk huis, ‘t eerder zal begeven dan genoemd keyboard. Momenteel zit ik ong, heen & weer lopen tussen boekenkasten, keuken, wc, etc, meegerekend, omdat opstaan & neerzitten ook bijdragen aan de slijtage, 12 uur per dag achter m’n beeldscherm. Een groot gedeelte van die tijd liggen 8 van m’n vingers dankzij ‘t 10-vingerig typesysteem van Scheidegger op de voor hen bedoelde toetsen, gereed om in actie te komen.
Wat eigenlijk zo’n beetje continu is.
Tenzij ik peinzend op m’n hoofdhuid zit te krabben.
Of de muziek zachter/harder moet (Chrome Book aan rechterzij die dat beheert).

Waarom ik ‘t daar allemaal over heb, vraagt men zich inmiddels vast nogmaals af.
Ach, beschouw ‘t als een vingeroefening.

Dat ze maar niet te vroeg verkrampen in Zijperspace.

Onwetendheidexporteur

‘t Zou zo maar kunnen dat we naast kaas ongemerkt ook iets anders exporteren, bedacht ik me daarnet in de keuken. Een soortement gevolg van ‘t verkopen van dat ons zo vertrouwde kaas aan bezoekers van ons land, want wat zou jij tenslotte doen als je uit ‘t buitenlandse afkomstig bent & je iets zogenaamd unieks zoekt als aandenken, souvenir, terugkeerpresentje voor de thuisblijvers, & noem nog maar wat redenen op om in de tot voor kort als paddenstoelen oppoppende kaaswinkels in ‘t Amsterdamse te kopen?
Wij weten weliswaar dat alle toeristen dat doen, enkele gladde handelaartjes weten dat nog een stukje beter, maar de onschuldige toerie zelf, de 1e uit 9 geslachten die zo’n avontuurlijke reis naar die seks & drugs & kaasjesstad (op de melodie van Ian Dury) onderneemt, die ‘t natuurlijk vertikt om seksspeeltjes, condooms of nederwiet te exporteren, hoe lief ‘t jongere broertje daar nog om gebedeld heeft. & Bovendien, bedenkt zo’n persoon, in zijn of haar te berge rijzende angst voor vreemde geurtjes uit de terugkeerbagage, die douanebeambtes doet beginnen te vermoeden dat er sprake is van angstzweet die ergere, want strafbare, geuren moet verbloemen.

Nee, dan liever een kaasschaaf, keert de tot inkeer gekomen bezoeker van onze hoofdstad terug bij de cheeseshop, zoals dat in met zijn tijd meegroeiende nederlands tegenwoordig heet, om daar aangekomen al snel te horen te krijgen dat etenswaren, zeker die bij gebrek aan koelkast op de youthhostelroom zijn begonnen geurtjes te doen evaporeren (mooi woord waar je ‘t hebt over een stad die afgekort wordt tot de man die een appel ook best smakelijk leek), niet geruild kunnen worden.
Dat laatste weet elke nederlander, in ieder geval zij die opgevoed zijn met enkele plakjes daarvan op ‘t ochtendlijke brood, zelf van een homp geoogst middels dus zo’n noodzakelijk gereedschap waar de rest van de wereld tot de import van toerie’s totaal geen weet van had.

Zodoende ben ik dus beland op dat andere ding wat wij, zoals hierboven reeds genoemd, ongemerkt exporteren. Je zou kunnen zeggen dat wij onwetendheid uitvoeren bij ‘t verkopen van de kaasschaaf. Of, zoals ‘t door de neringdoende in A’dam nieuwerwets wordt aangeprezen: a cheese slicer, € 14,95.
Voor het mede door de verkoper aangeprezen prijskaartje krijgt de toch nog enigszins gerustgestelde bezoeker (heeft ondertussen ‘t doemscenario voor zich dat voor ‘t 1st een pond – ‘What do you mean?’ was nog de vraag, toen de verkoper kolderiek in hollandse maten begon te praten – oer-dutch food te moeten consumeren voordat ‘t vliegtuig hemhaar op komt halen) een apparaat dat niet stinkt, niet smelt & eventueel nog te ruilen valt, hoewel dat laatste wel uit ‘t hoofd gelaten wordt, weet de tevreden zakenpersoon met verstand van de prijs van een gemiddeld reisticket.

Goed, de wereldreiziger komt weer in land van herkomst aan, geeft kado aan dierbare & ondanks dat ze niet stoned worden van de niet meegenomen drugs slaan hun gedachten op hol over hoe ze kunnen uitproberen hun slicer z’n werk te laten doen. & Daar maakt ‘t niet eens zo heel veel uit wat ze daarvoor te pakken krijgen, wie weet is er wel een importeur van real dutch cheese te vinden, maar buiten dat is er altijd wel iets te vinden om te slicen, zoals ikzelf ‘m ook best handig voor de dagelijkse plakjes komkommer vind.

Maar bij gebrek aan een gebruiksaanwijzing die meegeleverd is bij de productie van de handen, want daar ging ‘t me uiteindelijk om, tijdens die eerdere bedachtzaamheden in de keuken, dat productieproces dat niet had voorzien in ‘t gebruik van een kaasschaaf, waarbij de duim al snel op de verkeerde plek wordt neergezet, zeker in geval van enthousiast een 1e plak uitproberen in weerbarstig materiaal, lopen er over de gehele wereld duizenden onnozelen rond met een plakje duim minder dan dat ze tot verblijf in NL met zich mee hadden gedragen.

Iedereen in Zijperspace weet dat dat op een gegeven je lot is.

Vind je d’r nou van?

‘Vind je d’r nou van?’
‘Tsja…’
‘Dat klinkt als een zucht.’
‘Ik weet niet of ik dat zo bedoeld heb.’
‘Je denkt.’
‘Ja, ik weet ‘t nog niet. ‘t Is eigenlijk dat ik ‘m voor ‘t 1st zie.’
‘Maar hij rijdt al een tijdje rond.’
‘Ik heb er gewoon een tijd niet meer op gelet. Die foto’s waren genomen. De tijd stilgezet. De verhalen op.’
‘Terwijl je toen niet te stoppen was.’
‘Ja, ‘t was leuk om met iets schijnbaar onzinnigs bezig te zijn, maar daar iets meer van te maken dan ‘t onzinnige zelf.’
‘Nou, je kon behoorlijk flauw zijn.’
‘Ja, maar dat was vooral om ‘t een beeld te geven. Om van de mensen, de eigenaars, een beeld te scheppen, zonder ze te zien.’
‘Je zag ze toch wel eens voorbij rijden?’
‘Ja, dat is waar. Dat vormde ook wel eens ‘t begin van een verhaaltje. Werd ‘t vooroordeel over de bezitter sterk uitvergroot & fantaseerde ik een omhulsel van een levensloop eromheen.’
‘Maar vind je d’r nou van?’
‘Hij glanst meer.’
‘Hij is nog niet oud.’
‘Toen de oude nieuw op straat kwamen hadden ze een andere glans. Meer mat.’
‘Ja, je schreef dat er daardoor energie bespaard kon worden. Dat ‘t beter zou werken dan zwart of wit.’
‘Allemaal verzonnen.’
‘Ik dacht dat je niet zo fantasievol was.’
‘Dacht ik ook niet. Maar dan had ik een beeld te pakken van hoe die eigenaars van die wagentjes er uit zagen, of de directeur van de fabriek & dan was ‘t verhaal al geschreven. Alsof ‘t echt gebeurd was.’
‘Nou, wat vind je d’r van?’
‘Ik denk dat andere mensen er in rijden. Niet meer zo dik, niet meer met olifantitis, niet meer met een sigaret schuin in de mond.’
‘Zo keek je er naar?’
‘Nee, zo zag ik ze voor me. Ik heb ze in werkelijkheid nooit goed bekeken. Je ziet toch slechts de bovenkant van ‘t lichaam boven ‘t stuur uitsteken. & In zo’n krap wagentje ga je niet daadwerkelijk roken. Je verstikt jezelf, zelfs met die kleine raampjes open.’
‘Dus dat is alles?’
‘Ja, die oude gebruikers bestaan niet meer. Kijk nou in welke buurt deze staat.’

Niet in Zijperspace in elk geval.

Wasmatigheden

Om enigszins een beeld te schapen denk ik dat ik ‘t ‘t beste kan illustreren met m’n 2-wekelijkse ophangsessie van de was. Dat heeft nl de grootste neiging om te verzanden & rituelen & steeds terugkerende ingebeelde wetmatigheden.

Ik gooi alles tegelijk in de wasmachine. Sokken, shirts, onderbroeken & theedoeken. Etc. Ik hoef me niet te bekommeren om kleuronvastheid is mijn motivatie. Dus alles gaat er in.
Dat zorgt er voor dat ik bij ‘t ophangen kan tellen hoeveel dagen ‘t geleden is dat de vorige wasbeurt heeft plaatsgevonden. Daar kan ik m’n shirts of anders m’n onderbroeken voor gebruiken. Doe ik niet elke keer, alleen als ik me dat bedenk & er zin in heb.

De shirts worden als 1e opgehangen. Ze nemen de meeste ruimte in. Dus krijg ik snel overzicht hoeveel ruimte ik op de 2 rekjes over houd voor alles dat nog moet volgen.
‘t Ene shirt hang ik aan de linkerkant van ‘t rek. Daarna wordt de rechterkant van lijn 2 gebruikt & die afwisseling gaat 10 shirts door. Dan is ‘t rek vol.
Zo hebben de shirts de meeste lucht & droogt ‘t sneller, heb ik ooit bedacht.
Een ingebouwd ritueel waar over is nagedacht; daar heb ik niet zo’n moeite mee.

Vervolgens is ‘t kleine materieel aan de beurt. Sokken, dweiltjes, onderbroeken.
Ik zou ze willekeurig uit de stapel kunnen plukken, maar hier begint dwangmatigheid. Mijn ogen zijn op dat moment al bezig tussen ‘t kluwen de groene sokken te vinden. Groen is mijn kleur. ‘t Is dat ik niet als freak te boek wil staan, anders waren al mijn kleren in die kleur geweest.
Nu ben ik al tevreden dat niet iedereen dat hoeft te zien. Ik heb ‘verstop’-groen. M’n steunzolen is daar een goed voorbeeld van.
Mijn groene sokken pluk ik er dus uit & hangen met z’n 4-en ‘t 1st, opdat ze maar snel mogen drogen & me, indien noodzakelijk, liefst morgenochtend van dienst kunnen zijn.
De zwarte & de crème-kleurige worden kort genegeerd, maar liefst volgen die snel richting lijn. Maar ik speel dan ‘t stiekeme spelletje dat ik dat niet mag forceren door ze in de stapel op te gaan zoeken. Er moet ook nog wat spontaans & onvoorspelbaars deel uitmaken in dit terugkerend huishoudelijk onderdeel, dat vooral niet mag verzanden in dwangmatigheid.

Dat denk ik ook elke keer. Zoiets van: doe nou ff normaal. Of: je bent toch niet gek?
Liefst geen ingewikkeldheden, geen analyses. Hoewel die tijdens ‘t saaie proces van was ophangen er toch vanzelf wel insluipen. Dat hoofd staat al die tijd niet stil tenslotte. Die ziet de dingen nou eenmaal gebeuren. & Neemt per ongeluk wetmatigheden waar.
Waar-ie dat eigenlijk moet interpreteren als ‘toeval’.

Stel dat ik dus bedenk: ‘Het is gewoon toeval dat de groene onderbroeken als 1e boven komen drijven in de stapel.’ Dan blijft ‘t niet daarbij. Ik ben dan nl al snel bezig om die gedachte met hypotheses van ‘t tegengestelde aan ‘t bekogelen.
Hoe onopvallend wordt een onderbroek in een stapel van 14 vermengd met 3 dweilen & 4 sokken? Oja, daar steekt ook nog de punt van een theedoek uit. Hoe groot is de kans dat de kleur groen meer opvalt als ‘t zich omringt weet door roze & felgroene dweilen, plus een donkergroen/lichtgroen geblokte theedoek? Kan de stof van bepaalde artikelen ervoor zorgen dat de kans voor enkele daarvan sneller boven komen drijven tov de rest?

Ik ga ondertussen gewoon door met m’n hangwerk. Dit denkproces dient vooral om me bezig te houden. ‘t Loopt door tot aan ‘t moment dat ‘t laatste wasgoed z’n knijper heeft bereikt & gezellig met z’n soortgenoten hangt te drogen voor minstens een etmaal.

Daarnet was echter 1 van de 2 zwarte kousen afwezig. Terwijl er inmiddels 7 sokken waren opgehangen & ik ondertussen begon te merken dat ik krap in ruimte zou komen te zitten. ‘t Plekje, naast die andere van ‘t model sok, dreigde door andere nattigheden in beslag genomen te worden. Als ik ‘m straks in de trommel terug zou vinden, veel te laat, zou ik een andere plek moeten zien te vinden, apart van afdeling sok aan wasrek 2.

Nou wil ik die dingen eigenlijk allemaal niet denken, die onbenulligheidjes, routines, vaste-plekjes-routinematigheden, maar als ik ze angstvallig ga tegenhouden, dan krijg ik meteen daarop ‘t argument van mezelf te horen dat ik mezelf niet in een dwangbuis moet dwingen: ‘Laat die kop van je gewoon ff lekker gedachtespelletjes spelen & overzicht creëren waar & hoeveel hij maar wil. Dat zorgt uiteindelijk alleen maar voor gemoedsrust & wellicht een leuke voortzetting van deze dag.’

‘t Volgende moment vond ik de bewuste sok op de plek waar ik de laatste onderbroek op had gepakt voor zijn droogbeurt. Ik legde die laatste nog even terug, heb wat ruimte vrijgemaakt naast zwarte sok nr 2 & ze zijn vervolgens gezamenlijk aan ‘t drogen geslagen.
In een traag maar gestaag tempo. ‘t Had geen haast tenslotte, want 1st zijn de 4 groenen aan de beurt.

Maar niemand die dat kan zien in Zijperspace als dat eenmaal zover is.