Bij de dood van Peet

Voor hen die ooit bier van haar geserveerd hebben gekregen:
In de  nacht van woensdag 9 op donderdag 10 december is onze oud-collega Peet overleden.

Officieel heette ze Petra, maar voor ingewijden, haar collega’s achter de bar van het proeflokaal van Brouwerij ‘t IJ, Peet of ook wel Peep. Haar man werd dan heel toepasselijk er ook vaak bij genoemd en dat werd dan: Peep & Piep.

Een mens heeft de neiging om te denken dat alles gewoon door blijft gaan. Misschien niet bewust, maar eerder als berusting van dat alles in het leven door blijft kabbelen. Soms doemt een bewustzijn op van een mogelijk iets waar het best eens zou kunnen stoppen, aan alles wat slechts geleidelijk aan veranderd was, zo traag dat de beweging der dingen heel gewoon was, natuurlijk, vanzelf. Maar dat het toch eens eindigt, dat sluimert.

Zo was het met Peet dus, in onze ogen van personeel dat in de loop der tijd ná haar aangenomen werd om mèt haar achter de bar te staan. Zij was er, wij werden er aan toegevoegd. En na een tijdje vertrokken de meesten weer, terwijl zij door bleef gaan met bier tappen voor nog eens duizenden klanten.

Het is niet niks, moet men beseffen, om in een drukke tent als het Proeflokaal mensen van bier te voorzien. Om overzicht te houden, ruzies te beslechten, mensen te corrigeren. Te sussen, te bespelen, bier te weigeren en alles zo te doen dat er een evenwicht van schijnbare kalmte overheerst.

Zo hebben wij haar leren kennen, aan haar zijde achter de bar. We hebben trucs van haar overgenomen, soms ook de beheersing, en dachten dat het zo wel door zou gaan. Ook al werd er wel eens van baan veranderd door deze of gene van het team.

Terugkijkend lijkt het plots dat ze aankondigde met pensioen te gaan van haar werk in de Brij, maar waarschijnlijk heeft ze dat wel vaker naar voren gebracht, in terzijdes die geleidelijk vorm kregen in een definitief besluit. Na afloop van werk, nazit na nazit en Natte na Natte, hangend en napratend aan de bar.

Dus namen we op 8 augustus 2009 officieel afscheid van Peet met een rondvaart door de Amsterdamse grachten.
Maar niemand heeft zoveel overuren tijdens haar zogenaamde pensioen gemaakt als Peet, als er weer eens iemand ziek was, als er op Nieuwjaarsdag soep moest worden rondgedeeld, of gewoon, als er niet genoeg glazen achter de bar beschikbaar waren. En toch was er een moment dat ze definitief niet meer verscheen op haar oude plek. Er waren toch iets te veel dingen veranderd naar haar zin.De meeste van haar oud-collega’s kregen woensdag, 11 december, te horen dat Peet opgenomen was in het ziekenhuis, maar dat al besloten was dat behandeling geen zin meer had. Afgelopen woensdag- op donderdagnacht volgde haar overlijden.

We herinneren Peet als een zorgzame en lieve vrouw van (inmiddels wijlen) Piet en moeder van Pyretta. Een fijne collega tevens die ons van zinnig advies kon voorzien over paden die we nog moesten bewandelen in het nog lange leven dat voor ons lag, die spanning uit je nek kon masseren en gezellig tóch nog een laatste biertje met je dronk. Die heel menselijk wel eens te ver ging en daar later smakelijk om kon lachen. Die een zekerheid voor ons was, niet in het grote, maar juist dat kleine, dat constante.

Namens oud-medewerkers van Brouwerij ‘t IJ.

Kaasschaaf

Er is ‘t vermoeden dat een mens niet graag verder wil denken dan een van te voren vastgelegd basisconcept. Of dat men er niet makkelijk toe in staat is daarvan af te wijken, dat kan ook, maar dat laat ik even in ‘t midden.

Neem dus de kaasschaaf, ik wil de introductie niet te lang maken dit keer, die verondersteld wordt te doen wat z’n naam probeert te dekken: sinds jaar & dag doe ik er ook de komkommer mee. Gaat in 1 moeite door onderweg naar de bedekte boterham.

Sterker, ik ben er laatst achter gekomen, vreemd eigenlijk zo laat in m’n levenswandel denk ik achteraf, dat ik ‘m met de kopse kant ook kan gebruiken om de plakjes komkommer te halveren.
Men moet zich voorstellen: een leven lang een bepaald irritatieniveau bereiken als ipv een hapje komkommer een hele plak uit de boterham wordt gesleurd door de niet zo nauwkeurig opererende tanden. Zeker als die tanden al een bepaalde botheid hebben bereikt op zekere leeftijd. & Moet je dan je latere jaren in mineur doorbrengen, slechts omdat je ondanks de voortgang van de leeftijd (wijsheid ook?) de mulifunctionaliteit van de kaasschaf niet hebt opgemerkt?

Bij zekere gelegenheid heb ik laatst moeten uitleggen dat er nog meer mee mogelijk was. ‘t Was me al eens getoond door een vriendelijk geduldige verkoper bij de firma Blokker, die blijkbaar enthousiast was geworden sinds deze lifehack haar ter ore was gekomen, gezien ‘t enthousiasme waarmee zij ‘t mij bij aankoop voordeed. Hoewel ik reeds kennis had van deze toegevoegde mogelijkheid van de kaasschaaf heb ik haar geduldig haar gang laten gaan, want uit ervaring (ik deed altijd met veel genoegen voor hoe je flessen bier in een juten tas kon beschermen door de hengsels strak bij elkaar te knopen, waarbij de ene hengsellus uiteindelijk door de andere hengsellus strak getrokken moest worden waarbij beweging voor de flessen praktisch onmogelijk werd) weet ik dat dergelijke tips weliswaar geen mensenlevens redden, maar wel onverwacht genoegen.

‘t Is een simpel principe waarvoor veel kaasschaven zich lenen, mits ze een bepaalde flexibiliteit bij fabricage hebben meegekregen. Probeer ‘t vooral niet met die varianten verkrijgbaar in toeristenwinkels.
Laat ik niet langer dreutelen met deze simpele, maar voor een deel van de mensheid onbekende oplossing voor te dunne kaasplakjes: je kan ‘t blad van de schaaf zodanig aanpassen dat je er ook dikkere plakken mee kan snijden. Of komkommerplakjes zo u wilt, of die geschaafd van wortels desnoods.

& Juist deze handigheid heb ik gisteren in kunnen zetten voor totaal iets anders. Ik profiteerde al in ruime mate van bovengenoemde truc, met kaas, wortel & komkommer etcetera, in dun of dik formaat mijn lichaam betredend, maar toen mijn bereide maaltijd, die voor een zeer klein deel zelf al ‘t resultaat was van mijn kaasschaafkennis, ‘t niet lukte om zich in ‘t laatste beetje ruimte dat nog beschikbaar was in de vriezer te persen, heb ik mijn instrument opnieuw ter hand genomen.
‘t Bleek mogelijk: met schaaf op standje ‘allerdikste plak’ heb ik de bonk ijs in de vriezer een kopje kleiner geschaafd.
1 Dezer dagen gaat dankzij dat instrument een maaltijd richting magnetron, dat anders niet gegeten had kunnen worden wegens mogelijk bederf buiten de voorheen te krappe vriezer.

& Zo heeft een instrument ontworpen om te verkleinen Zijperspace uiteindelijk rijker gemaakt.

Documenten

Er staan 2 mails gevuld met documenten op me te wachten. Eigenlijk wel meer, want voor de zekerheid heb ik ze beiden doorgestuurd naar m’n andere mailadres. Om de mogelijkheid dat ik in de copyshop m’n wachtwoord niet uit m’n hoofd kan peuteren.
Dat soort dingen gebeuren nl. Dat soort dingen laat mijn hoofd gebeuren als een soort kortsluiting & de veiligheidspal verzet moet worden op een wel heel ongemakkelijk moment.

Dus probeer ik zo’n situatie voor te zijn. Een buffertje van extra zekerheid. & Met die extra zekering is er een kans dat alles blijft werken.

Zet mij aan die documenten, laat me vertellen waar al die documenten voor dienen & wat ‘t groter plaatje is, ik geloof dat ik dan rustiger zou kunnen worden.
Maar staande in de copyshop gister was ‘t een grote stapel, die ik grotendeels niet aan hoefde te raken gelukkig, maar de cruciale, de nog door mij in te vullen, de te kopiëren, signeren, terug te digitaliseren documenten, die zitten momenteel in m’n buik. Ze doen een klomp in de onderbuik voorover hangen & een circulatie van warmte van de rechter- naar de linkerkant stromen. Je zou zeggen dat er een begin & een eind aan waar te nemen zou zijn, maar ‘t bestaat uit oneindigheid rechts naar oneindigheid links. Waarbij ik soms uit ‘t hoofd verlies waar die beide zijdes zich ook alweer bevinden.

Ik sta daar in de copyshop te copyshoppen. Dat is een ander concept dan gewoon kopiëren.
‘t Is zorgvuldig proberen te bedenken wat ik tijdens deze actie nodig heb, net zo geconcentreerd opsommen wat 1st moet, wat later, wat laatst & hoeveel stappen daartussen zit. Vervolgens, of eigenlijk tussen die stappen door, proberen te analyseren (sorry, er bestaat geen ander woord momenteel: ik ben totaal copyzoek) hoe ik de gekopieerde ondertekende documenten terug digitaal krijg, zodat ze weer deel van de grote stapel worden & in bulk mijn aanvraag voor een uitkering moeten bewerkstelligen.

Ik grimlach om m’n zelfbedachte werkwoord plus zelfstandig naamwoord voor deze warrelende puinhoop in hoofd. Durf vervolgens geen hulp te vragen & weet dat ik me nog een dag door klompgevoel, warmtecirculatie, copyzoek, & nog veel meer, heen zal moeten bijten.

Zijperspace werd een nachtje op stil gezet.

Dodenverzameling

Plots deed zich een nieuwe voor. Terwijl ik die andere net afdoende bestreden had. Geen enkel exemplaar had zich daarvan, toch al een paar maanden inmiddels, nog voorgedaan.
& Nu dus een nieuwe soort. Hoewel ik in 1e instantie dacht dat ‘t om een fruitvlieg ging.
Een beetje raar eigenlijk, die veronderstelling. Een fruitvliegje is niet zwart. Dan zou je ‘t eerder over rouwvliegjes moeten hebben.

Ze waren echter verdomde klein. Enige hulp in de vorm van een leesbril was noodzakelijk om in ieder geval de contouren van de beestjes waar te kunnen nemen. & Dan wist ik nog niets.
Ja, ook de rouwvliegjes werden uitgesloten daardoor. Maar dat klonk mij niet als grote winst in de oren.

Terwijl ik al struinend door de natuur een groot deel van de tijd m’n telefoon in m’n handen heb om elk moment klaar te staan voor ‘t nemen van een foto, schoot die handigheid me niet te binnen in de nabijheid van de wasbak. Niet al te snel, in ieder geval. Ik was vooral bezig met de frustratie dat ik voor dergelijke dieren een leesbril op moest zetten.
Maar gelukkig schoot de handigheid een foto in ‘t beeldscherm uit te vergroten me uiteindelijk te binnen. Alsof ik mezelf in deze binnenshuiselijke omstandigheid die uitvinding kado deed terwijl ik ‘m buiten zo’n beetje continu pleeg in te zetten.

Werkte alleen de flits nog niet mee. & De gladheid van de tegeltjes die mijn toilet- & doucheruimte sieren evenmin. Niet dat ik ze vaak sta te boenen, maar de flits was blijkbaar voldoende om ‘t zicht op dat beestje te verhullen. ‘t Werd net zo beige als de tegeltjes, maar dan nog wat feller.
& Zonder flits werd-ie onscherp.

Maar nadat ik ‘m door de determinatie-app had gedaan, bleek ‘t ondanks die onscherpte dus opnieuw om een motmug te gaan. Tsja, die leven van detritis, zoals ‘t deftig verhullend heet. In dit geval waarschijnlijk m’n baardharen die de tand des schoonheids & links/rechts-synchroniteits niet konden doorstaan. Ik heb nog geen manier gevonden om die haren op te vangen op een andere plek met ook spiegel & genoeg licht. Dus die lopen grootdeels de goot in & dwingen me 1 x per half jaar dat putje te ontstoppen.

Een motmug dus. In verschillende maten, kwam ik vervolgens al snel achter. Want had ik de één geplet onder een wc-papiertje, werd die de volgende dag opgevolgd door een exemplaar 2 keer de omvang van de 1e. Dat wisselde zich af, moest ik concluderen, ook al werkten m’n ogen niet helemaal mee. M’n bril die nog steeds niet binnen handbereik was evenmin.

Ik begon ‘t op een gegeven moment wel een beetje onnodig vinden, dat pletten. Niet vanwege de vlekken die ‘t op de tegels & wasbak achterliet, want die veegde ik elke keer meteen weg met ‘tzelfde wc-papiervelletje waarmee ik ze te pakken nam.
Onnodig, want ik wilde tegelijk weten wat ze waren, waartoe ze hier rond waarden, hoe snel ze zich voortplanten, etc. ‘t Doden stond niet in verhouding met de belangstelling die ik voor deze insecten had.
Hoewel een andere entomoloog tijdens een Zomerkamp (lees: entomologenzomerkamp) had gezegd dat als je er serieuze aandacht aan wilde besteden, insecten dus, dan moest je ook doden.
Of nee, hij zei dat je dan moest gaan verzamelen. & Toen had ik bij mezelf bedacht dat je niet kon verzamelen zonder te doden. Zo werkt dat nou 1maal bij insecten.

Daarom staat er nu een klein potje met schroefdop op ‘t plankje boven de wasbak. Met een flesje nagellakremover. Zó veel nagellakremover dat ik wel 2 jaar kan doorgaan met verzamelen. Kan ik in de tussentijd bedenken wat ik van ze wil weten & of ze dan evengoed nog de mogelijkheid hebben mij op die vragen te antwoorden.

De bodem is nog niet bedekt in Zijperspace.

Cursus Lijfloggen, Deel 13

Ververs!

Verversen is dus het thema van deze maand,
Men zal het wellicht reeds hebben gemerkt,
Dankzij de titel hier boven staand,
En het tot zich hebben laten ingewerkt.

Mag ik mij allereerst even voorstellen:
Ik ben de Sint, een wat oudere man,
Ik hoop u daarin niet teleur te stellen,
Hoewel ik zeer wel de cursus lijfloggen geven kan.

Ik heb uw cursusleider deze maand vrijaf gegeven,
Hij werkt doorgaans toch al zo hard,
De afgelopen 12 edities heeft hij geschreven,
’t Is zaak dat u mijn woorden niet met die van hem verward.

Vanwege het onderwerp, dat ik reeds noemde,
Leek het de heren van uw e-zine geschikt,
Deze aflevering te laten schrijven door een zekere beroemde,
Maar ook inzake mijn leeftijd hebben ze mij gestrikt.

Want elk jaar zie ik er weer uit als die ervoor,
Het is alsof de tijd op mij geen invloed heeft,
Precies hetzelfde oog ik, waardoor
het lijkt of ik dat jaar niet heb geleefd.

Hier komt ’t thema dus van pas:
Het verversen van het lichaam
(het is beter dat u ‘lijf’ leest waar u ‘lichaam’ las,
de cursus draagt namelijk gedeeltelijk die naam).

Nu zal men zich afvragen:
Hoe krijgt Sint dat toch voor elkaar,
Altijd kwiek tijdens de feestdagen,
En toch een jaar ouder dan vorig jaar?

Men kan gevoeglijk van mij aannemen:
Moeite vergt de taak van Sinterklaas zeker wel veel,
Zoals bijvoorbeeld ’t creëren van poëmen,
Of ’t beantwoorden van de zakken vol van fanmail.

Maar daarin ligt nu juist mijn geheim
Van nimmer verouderende ouderdom,
De geestelijke kracht die ’t vergt om in rijm
Te schrijven, zet de lijfaftakeling in z’n andersom.

Terwijl ik dus ouder word,
Door de voortgang van de tijd,
Wordt dat voortschrijden in mijn lijf verstoord,
Door mijn niet aflatende geestelijke bezigheid.

Mijn hersencellen worden continu vervangen,
Onderhevig zijn ze aan snelle slijtage,
Doordat mijn gedichten veel activiteit van ze verlangen,
En ze belast zijn met mijn rijke geestelijke bagage.

Steeds weer een nieuw vers,
Steeds weer nieuwe cellen,
Bij elk gedicht dat ik m’n hoofd uitpers,
Ben ik veroudering aan ’t uitstellen.

Je kan dus voorkomen
Snel bergafwaarts te gaan,
Door gedachten te laten stromen
En nooit lang stil te blijven staan.

Huiswerk: pijnig je hersens, gun ze geen rust,
Doe je cellen bewegen, activiteit is een must.
Schrijf moeilijk, waar ook makkelijk kon,
En laat je vooral leiden door de cursus van Ton.

Sint.

(Deel 0 staat hier, als introductie op wat ik 50 afleveringen lang heb volgehouden te schrijven voor ‘t weblogmagazine about:blank, maar verloren werd gewaand. Deel 1, Deel 3  [daar kan je ook lezen wat er aan de hand is met Deel 2], Deel 4, Deel 5, Deel 6, Deel 7, Deel 8, Deel 9, Deel 10, Deel 11 & Deel 12 zijn reeds herverschenen alhier. De komende tijd zal ik de rest van ‘t materiaal dat ik ondertussen geheel heb teruggevonden alsnog hier gaan publiceren.)

Toverberg

Ik zou tegen kerst naar Den Helder kunnen fietsen. Via Callantsoog. & Daar overnachten. Om bij te komen van de 1e etappe van 75 km.
We zouden dan over de broers kunnen praten. Over onszelf. Over Pa & Ma. & Naast hun zullen meer doden onze monden verlaten. Ook over wat fout aan ons is, waar een kink in de kabel.

We spelen dan de oude mannetjes die onze ooms ons hebben voorgedaan. Amicaal, fluisterend met een borrel of bier in de hand, schuin voorovergebogen als ‘t toch iets serieuzer wordt, een grapje niet meer gepast.

Soms snap ik niet waar die dwang voor grappen vandaan komt. M’n moeder hield er niet van, m’n ooms beten zich vast in ‘t sarcasme & villaine met een glimlach. De correctie-glimlach, waar een schuin mondje evengoed twijfel bij een jong kind achterliet.
M’n vader was meer van flauw & ontwapenend. Plus tegen de klippen vechtend tegen die van de broers van moeders kant. Die ‘t tenslotte uiteindelijk goed bedoelden.

Wij zijn de onthutsende mix.
Minder dapperheid, soms een dwangneurose, maar altijd omdat er gezelligheid & geen on- ipv enigheid mag zijn.

Ik moet daar maar weer eens naartoe fietsen. Vanwege de kans dat ik er 2 broers zou kunnen treffen. Ook om te kijken wat Den Helder betekent in ‘t inmiddels vastgeroeste perspectief van er niet meer willen zijn.
Ik denk dat ik er de boel daar weer wat meer op orde kan brengen. De boel in m’n hoofd. Dat wat volgt op wat daaraan vooraf ging. Nogmaals een herhaling van stappen ooit gezet, de opsomming daarvan voor waarheid houden & met een tijdelijk gerust hart huiswaarts keren.
Vol herleefde verhalen, geborduurde constructies, maar bekeken van de achterkant, waar de plukjes, knoopjes & korte eindjes nog te zien zijn.

Ik moet maar weer eens die kant op, hopen dat m’n fiets ‘t houdt.

‘t Wordt weer tijd voor van 3 kanten wind in Zijperspace & kijken waar de 4e zwijgt.

Zenuwfenomeen

‘t Kan me bekruipen, me vals van achter aanvallen, traag bevangen alsof een ijzeren klem traag om borst wordt verstrakt. Een leegte, omdat ‘t niet te definiëren is, gebouwd van kou, terwijl urgentie heet op me drukt, borrelend, want ‘t wil zo graag naar buiten expanderen. ‘t Reikt tot aan m’n hart, lijkt met tentakels er aan te kietelen, hoewel ‘t tegelijk voelt als een ronde massa.

Zo komt ‘t in me, ‘t traag kruipend monster dat ik maar ‘zenuwen’ ben gaan betitelen. Hoewel ‘t geen vriend van me is, kan ik op haar terugvallen, want kan haar benoemen & dan worden z’n contouren me duidelijk.
‘t Geef me ook een verhaal voor anderen. & Des te meer ik er over zeg, tegen vertrouwelingen, des te beter laat ‘t zich hanteren.
Zij is soms het; het wordt soms zij. Als fade in, fade out.

Ik vertelde in ‘t gisterse park wat me overkwam in dat soort gevallen. ‘t Was een kennismakingswandeling. Om te kijken of zij geschikt was, & andersom, mij te begeleiden.
Als ik ‘t allemaal ga hervertellen komt ‘t woord zenuwachtig vaak langs. In plaats daarvan kan ik beter zeggen dat ik m’n geheugen dan plots kwijt ben. Ik raak in ‘t nauw vanwege een moeilijke vraag, iets waar ik niet bij wil komen & ben plots alles kwijt, al de verbindingen zijn plots vervluchtigd. Zelfs de zojuist gestelde vraag zie ik als door een kierende deur, op randje van dicht.

Soms is ‘t voorbij. Heb ik ‘t al een tijdje niet meegemaakt.
Maar dat is gewoon een gebrek aan moeilijk, heb ik ondertussen door. & Moeilijk moet je dan verstaan als ‘iets ondernemen’: m’n financiën, iets repareren, de afwas doen, waardoor te weinig tijd hebben om te kunnen ontspannen.
M’n dagen bestaan eigenlijk alleen maar uit een eeuwige zoektocht naar ontspanning. Waarbij ‘t kan voorkomen dat vanwege dat zoeken ook dat een verplichting wordt, dat doel wordt verplichting dan, dus ga ik me storen aan waar ik me juist een maand lang prettig bij voelde.
Ik wil bijv de natuur in. Dan zal ik een half uur moeten fietsen. Plus een half uur terug. Daar tussendoor moet ik van tevoren dan dat relaxte in zien te vullen.
Dat wordt me dan te veel. Weg is grip.

Dus volgt ‘t vicieuze: ontspannen van ‘uitstel van ontspanning’ betekent dan grijpen naar ‘t uiterste: een spelletje spelen zodat ik even ‘t tijdsgevoel kwijt ben.
Maar als ik daaruit wakker word is juist die tijd voorbij.
Dan blijft slechts over ‘t gat van de avond, die zich ongemerkt laat vullen tot diep de nacht in.
Ik verveel me niet. Ik doe mooie dingen dan.

Maar volgt vervolgens gedwongen opstaan in de ochtend van Zijperspace.

Instaspaced (LXI)

Ze zaten onder ‘t zeil, waar ze veel te laat onder verborgen waren om ‘t hout op korte termijn droog brandhout te laten worden, & ze floepten zo pardoes tevoorschijn dat ik me besefte dat ze eigenlijk in ‘t Limburgse hadden moeten floepen, daar waar de kachel buiten dienst was gesteld & ‘t op prijs werd gesteld dat wij ‘m kwamen halen – import dus uit ‘t zuiden & nu wanhopig hopend dat ontdekt zou worden dat ze druk waren zich voort te planten alvorens ‘t vuur ze zou doven – ach, ik liet ze & zag daardoor 2 dagen later door hun afwezigheid inmiddels dat de import wellicht was bestendigd.

Zo is Zijperspace zuidelijke zwammen zeker.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram.)

Uitwaarts

Ik zou naar buiten kunnen gaan, maar er is regen die komt. Hoewel er al veel van ‘t voorspelde uiteen is gevallen voordat ‘t de kust had bereikt.
Evengoed, wat verwacht wordt terwijl ik nog binnen zit, houdt mij tegen. ‘t Onvoorspelde dat valt terwijl reeds weg, dat mag mij niet hinderen. Want ik had een doel. Dan moet de regen wel kéihard zijn wil-ie me doen schuilen of terug sturen. Ik zal vroeger staken, dat wel, maar 1st een poging wagen.
Maar de weersvoorspellingen overheersen de beslissing dat mogelijk te laten gebeuren.

‘t Wordt ook moeilijker. De bladeren raken snel op. & Als er regen overheen valt wordt ‘t drab & plak, worden ze nog bruiner & vind ik de beestjes die er in zitten/zaten niet zo snel.
Daar is ‘t me vooral om te doen. Kijken of er gangen lopen door de bladeren. Ten teken dat er een insect doorheen gewroet heeft, z’n maag vullend met bladgroencellen.

Er zijn van die wanordelijke, die plots van gedachten lijken te zijn veranderd & de andere kant op gingen, waarna ze na enkele millimeters nog een keer de route onvoorspelbaar maakten. & Terwijl ze zeg maar van de ene schouder naar de andere schouder als steun overschakelden, ook om zich door de materie voort te kunnen bewegen, lieten ze aan de achterkant hun drolletjes warrelig verdeeld over de gefabriceerde mijn achter.
Terwijl er ook zijn die langs de nerven kruipen, scherpe bochten maken, een strakke lijn poep achter zich latend. De iepenmineerder is een geliefde representant van die werkwijze; geliefd ook omdat ik die in deze tijd van ‘t jaar vaak al bij ‘t verlaten van de voordeur in ‘t portiek tref. Komen aanwaaien van de lange rij steile iepen die mijn straat aan 1 kant siert.

Ik ben die zonderling die voorovergebogen voor de zekerheid de blaadjes voor m’n huis checkt. Blij verrast opkijkt & snel er 1tje in de broekzak steekt. Die in een bos 1½ uur over 200 meter doet. Schijnbaar verdorde bladeren zorgvuldig bestudeert.
& Als-ie aangesproken wordt enthousiast begint uiteen te zetten hoe alles genoemd wordt. De mineerders met hun mijnen, ‘t frass, de blaasmijn & voldiep. Of hoe dat beestje leeft & wat de plant of boom ermee doet.
& Op de vraag of zo’n boom dat wel overleeft, schuif ik de gallen er ook nog even gezellig bij. Wat bepaalde stoffen doen die de boom in komen & hoe dat er uit kan zien.

Liefst blijf ik echter alleen. Ik moet anders opeens in een gemoedsstemming komen waar ik eerder onbevlekt was. Geen zorgen, geen tijdstip, slechts honger & dorst die mij lichtelijk wakker schudt & m’n rugzak doet openen.

Ik hoef die mensen helemaal niet tegen te komen, maar als ze er om vragen dan wil m’n mond een tijdje niet meer stil. Ik kan wel een simpel antwoord geven, maar dat zorgt er voor dat alles duister voor ze blijft. & Waar een begin van een verhaal is, daar hoort automatisch iets op te volgen.

Dat heb ik nu wel gedaan. ‘t Is tijd om me te beraden. Wil ik nat worden of stokstijf stil blijven zitten?
Straks zijn ook de bladeren verdwenen, in een niet te identificeren laag die de aarde bedekt & is ‘t lang wachten tot alles zich opnieuw herkenbaar wil laten zien.

‘t Is moeilijk reuring te krijgen in Zijperspace deze tijden.

Fietsenmaker (I)

Je hebt veel verschillende soorten in Amsterdam. Er zijn er die stil zijn, problemen hebben, morgen waarschijnlijk ziek zijn, maar ook die je laten voelen dat je te gast bent, niet zomaar klant, die je kennen, waarvan ook alweer, of die je op straat tegenkomen & de honk van de vreemde fietsbel weerklinkt als groet.
Ze houden bijna allemaal wel van een beetje atypisch. Ook die en masse zijn ingeschakeld bij ‘t Zwarte Fietsenplan. Daar krijgen ze ‘t ook niet voor elkaar ‘t karakter ervan af te slijten. Ze moeten nl hun vingers kunnen blijven voelen, dichtbij zichzelf blijven & eigenwijze kennis hebben van iets met fiets.

De Duitser die aan 1 van de grachten zat, in de buurt van de Oudemanhuispoort, had bijv een racefiets, bijna helemaal uitgekleed, met alleen nog wat echt nodig was. Dreadlocks, rode puisten & zwarte vingers. Hartstikke aardig, maar hij moest wel kunnen blijven kankeren op de toeristen, voor wie hij speciaal zijn luidruchtige toeter er af had gesloopt. Dan reed hij ze maar aan.
‘Ze vragen er om, ja?’ zei hij niet in ‘t duits, maar op z’n duits.
Hij kreeg ‘t wel eens voor elkaar mij te passeren in de Nieuwe Hoogstraat. Maar hij was dan kwaad, terwijl ik genoot van ‘t schampen van de traag slenterende toeristen op ‘t fietspad.

Later werd ‘t Marcel. Ik was z’n barman, dan heb je bijna geen keus. Je zou ook niet willen, tenzij je fiets te modern of te fragiel was. Al voordat hij kanker in z’n keel kreeg was-ie een man van weinig woorden. Dan betaalde ik slechts ‘t materiaal & zei hij:
‘Plus 2 Columbus.’
Terwijl ik tijdens ‘t wachten er al 1 van hem had gekregen. Plus 2 cryptische omschrijvingen die ik hooguit met moeite opgelost kreeg voor vertrek. Dan drukte hij z’n hand op z’n keel, slikte, & verklapte hij de uitkomst. Of kwam-ie later op de middag tijdens z’n pauze aan de bar zitten & vroeg:
‘Weet je ‘t al?’
Glimlachend om z’n eigen woordvondst. 10 Min later tufte hij weg op z’n Harley-zijspan. ‘t Was een man die je aan dat geluid herkende.

Ik heb een Filibus om de hoek aangeschaft. Bij ‘t toenmalige onafhankelijke filiaal van ‘t Haarlemse Mannetje.
Hij was in brand gestoken. Dat hadden ze in ‘t verleden ook eens bij een vroegere fiets van mij gedaan. Dus ik wist dat ‘t mogelijk was.
Ze hadden ‘m in Haarlem opnieuw in elkaar gezet, maar de eigenaar wilde ‘m na de brand niet meer hebben. Ik had op dat moment geld, dus gaf ik aan dat ik ‘m wel wilde kopen voor die prijs.
Wim was schappelijk, vol geduld & was tevreden als ik na een reparatie met een biertje aankwam. Dan maakten we nog een praatje.
‘t Is ongelooflijk hoeveel een mens over fietsen kan weten; dat was voor ‘t 1st dat ik dat bedacht. Marcel wist vast ook veel, maar dat merkte je pas als hij klaar was met ‘t herstelwerk. Dan gaf-ie aanwijzingen die ik na 2 zinnen al niet meer begreep.
Wim belastte me niet met moeilijk. Slechts wat ik weten moest. Als er iets was: terugkomen. Draaide hij wel weer een beetje aan de knoppen, zonder er iets voor te verlangen. Dan kwam ik na ‘t werk met nog een fles & stonden we weer 5 min fiets & bier te praten.

Er is iets met ‘m gebeurd waardoor hij uit ‘t vak is gestapt & de zaak verkocht. Z’n vriendin, door wie ik nooit anoniem zou worden bij ‘t Zwarte Fietsenplan, heeft me nooit verteld wat.

Fietsenmakers zijn (bijna) altijd welkom in Zijperspace.