De lijsterbes

Lijsterbessen
De dichtkunst beoefenen is
met de grootst mogelijke zorgvuldigheid
constateren dat bijvoorbeeld
in de vroege morgen
de lijsterbessen duizenden tranen dragen
als een tekening uit de kindertijd
zo rood en zo veel.

Rutger Kopland

De lijsterbes, behorend tot de Rozenfamilie, is ondanks dat feit, of juist daardoor, ‘t meest beroemd dankzij de poep van de lijster. Dus laten we die open deur meteen maar intrappen. Wie in de buurt van z’n huis een lijsterbes heeft staan waar hij regelmatig onderdoor loopt, kan dit beter in de herfst, wanneer de bessen van de boom er verleidelijk rijp uitzien voor eerder genoemde vogel, vermijden. De lijsters eten zich nl dermate vol van de vruchten dat deze net zo snel aan de achterkant van hun lijf er weer uit floepen. Onder de boom zal geleidelijk aan een rode cirkel rond de stam ontstaan. Dit dient als waarschuwing voor de stadse mens zich niet bloot te stellen aan ‘t gevaar van een met vogelpoep bekliederd pak.
Voordeel voor de lijsterbes is dat dit consumptiegedrag er voor zorgt dat de boom zich voort kan planten doordat de vogels zijn zaden anaal verspreiden.

De wetenschappelijke naam voor de struik, dan wel boom, luidt Sorbus aucuparia. Aucuparia is afgeleid van het Romeinse gebruik om vogels met de lijsterbessen als lokaas te vangen. Het woord betekende toentertijd ‘van de vogelvanger’.
Niet alleen lijsters zijn gek van de boomvruchten, ook merels, koperwieken en kramvogels mogen ‘t graag lusten en vormden zodoende een heerlijk maal voor de Romein. De boom trekt ook de vink aan, maar dit vooral omdat ‘t ook erg in trek is bij insecten. Verder schijnt ‘t voor vogels een prettige plek te zijn om een nest te bouwen.

Wil men overigens zelf de bes (die eigenlijk geen bes is, maar meer verwantschap vertoont met een appel) als voedsel gebruiken, dan kan men beter wachten tot de eerste nachtvorst van ‘t jaar er overheen is gegaan. Vóór die vorst zijn ze nl nog redelijk bitter, erna worden ze wat zoeter. Men kan daartoe natuurlijk ook de vriezer gebruiken.
Een ander voordeel van deze vrieskou is dat ‘t giftige parasorbinezuur in de pitvrucht wordt afgebroken. Hierdoor hoeft men zich niet al te ongerust meer maken over mogelijke vergiftiging. Dit resultaat kan men overigens ook verkrijgen dmv verhitting van de vrucht.
Parasorbinezuur komt vaak voor in de pitvruchten van de verschillende soorten Sorbus (let op de benaming van ‘t zuur). Volgens de door mij bij elkaar gescharrelde informatie zou alleen de Moravische of Zoete lijsterbes een aanzienlijk lager gehalte parasorbinezuur bevatten. Doordat deze bessen bovendien een hoog gehalte aan sorbitol bevatten, smaken ze uitgesproken zoet en worden ze veel gebruikt om marmelade mee te maken. Verder zijn ze rijk aan vitamine C en carotine, maar van dat laatste moet ik nog opzoeken wat dat inhoudt.

Er bestaan meer dan 100 soorten van de Sorbus. Wikipedia weet te melden dat de deskundigen ‘t er nog niet over eens zijn hoeveel, maar ‘t zouden er tussen de 100 en 200 moeten zijn. Met de mededeling dat ‘t er dus meer dan 100 zijn, sla je waarschijnlijk wel een goed figuur.
Een stuk of 20 daarvan zijn in de Nederlandse parken te vinden. En hoewel de voor Nederland inheemse Sorbus aucuparia staat voor de Wilde lijsterbes, zal je ook deze variant vooral in de door de mens aangelegde parken en bossen aantreffen. Zo wild is-ie inmiddels niet meer…

In mei begint de lijsterbes te bloeien. Vuilwitte schermbloemen vormt ‘t, met 5 kroon en 5 kelkbladeren.
Overigens zou men van de bloesem thee kunnen maken. Dit kan positief werken in geval van longaandoeningen, reuma, verstoppingen en bloedingen. Maar tegenwoordig heerst dit idee vooral binnen de alternatieve geneeskunde, heb ik mij laten vertellen.

De bladeren komen een maand eerder, begin april, en zijn veervormig, samengesteld en getand. Om mijn bomenboek maar eens letterlijk te citeren:

‘Bladverliezend, verspreid, tot 20 cm lang (…) met 9-17 deelblaadjes (…) tot 6 cm lang, langwerpig-eirond, van voren toegespitst (…) bovenzijde donkergroen, onregelmatig behaard, onderzijde blauwgroen, met witviltige, geleidelijk kaal wordende beharing; jonge bladen ruiken na kneuzing naar marsepein.’

De toentertijd ketterse Ieren, die nog nooit van Adam & Eva hadden gehoord, geloofden dat de vrouw ontstaan was uit de lijsterbes. Wij weten gelukkig inmiddels beter.
De Kelten gebruikten de boom voor allerhande rituelen, de Schotten om tovenarij af te weren. Varkens werden daartoe gedwongen lijsterbessen te eten, om zodoende ziekten te weren, en schapen moesten onder een tak van de boom door lopen. Duivels werden in heel Europa op kerkhoven geweerd dmv de lijsterbes.

Tot voor kort dacht men in Nederland en noord-Duitsland dat de bessen té giftig waren om ze te kunnen eten. Internet bracht ons gelukkig wijsheid uit andere regionen van Europa en zodoende maken Tineke & ik er in alle vertrouwen dat ‘t wel goed zal komen likeur van.
Maar waar heb ik in hemelsnaam die flessen toch verstopt?

Zijperspace is als een terrein vol golen & haten (dat zeg je zo daar).
(Bovenstaande is enkele jaren her geschreven tbv de cursus tot Natuurgids IVN, hier enigszins gecorrigeerd & gepolijst)

Autistenweek

Toen ik daarnet, te 10-er uren van een zonovergoten zaterdagmorgen die mijn gordijnen voorbij probeerde te glimpen, bemerkte dat ik nog geen thee gedronken had terwijl ik me alweer enkele uren onder, hoewel weinig daarvan aanwezig hier, de levenden bevond, besloot ik dat ik maar eens middels een schrijven aandacht aan mijn autisme moest besteden.
Hoewel, dat moet ik er wel bij vermelden, mij dat was afgeraden tijdens de psycho-cursus die ik na ‘t behaalde succes van mijn diagnostische loopbaan bij ‘t GGZ in Geest heb mogen doorlopen. Je kan er beter niet mee te koop lopen, werd mij wijselijk verteld, want een mogelijk toekomstige werkgever kan daar bepaalde beelden van krijgen die enigszins op stereotypen zijn gebaseerd; daar kwam ‘t argument ong op neer.

Maar ik beloof dat ik na afloop van ‘t corona-isolement van de samenleving die we tot voor kort als normaal beschouwden, ik bij de 1e sollicitatiebrief zal verzwijgen ende zal verhullen, zo ware helpe mij god, dat ik tot die categorie behoor & deze post onvindbaar weggemoffeld zal zijn in een stoffig laatje ergens in de kelder van Zijperspace (niet gaan zeuren dat Zijperspace helemaal geen laatjes heeft met ‘t argument dat Zijperspace een artefact is die slechts bij de gratie des internets bestaat, wánt: als mijn schrijven tot u komt via diezelfde wegen van digitaal vertaalde boodschappen, die hertaald er ong ‘tzelfde uitzien als wat ik op mijn beeldscherm met een toetsenbord tevoorschijn toverde & met een druk op de linkermuisknop ‘t virtuele ruim in stuurde, dan valt er ook nog wel ergens een laatje te verzinnen hier & hangt ‘t slechts af van uw verbeelding of gebrek daaraan).

‘t Is Autismeweek. & Ik kwam er achter toen ‘t, alweer 2 dagen geleden, Autismedag was. Nu heb ik na vandaag nog maar 1 dag van een week autisme-vieren te gaan, want ‘t is morgen alweer voorbij, dus kan ik maar beter opschieten met m’n verhaal. Waar ik eigenlijk niet van verhaal moet spreken, maar eerder een opsomming van aspecten van mijn autisme die mij wel erg goed uitkomen. Mogelijk dat een toekomstige werkgever straks ook denkt, als hij hoort hoe positief deze kwaliteiten zijn.

Ik ben bijv erg goed in ‘t leeg likken van de pan.
‘Dat kan ik ook,’ hoor ik al mensen aan de andere kant van ‘t internet roepen, maar die mensen hanteren daarbij lang niet allemaal autistische motieven.
Goed, de 1e lik doe ik gewoon vanwege lekker, de 2e om de bevestiging daarvan te krijgen, maar daarna verzandt ‘t al snel in een poging alle streepjes, kruimels & andere oneffenheden weg te werken. ‘t Moet een overzichtelijk geheel worden & mijn vinger is de bezem die daar voor moet zorgen.
Vergroot dit uit naar de rest van mijn gang door ‘t leven, maar vergelijk ‘t dan ajb niet per ongeluk met hoe mijn woonkamer er uit ziet.

Ik kan dus niet tegen onregelmatigheden. Er moet orde zijn in mijn universum. Niet per se, ik kan ook wel aan iets voorbij gaan zonder aanstoot te nemen aan z’n ‘wanorde’, maar misinterpreteer ‘t vooral niet als onopmerkzaamheid.
Zoals bijv de benaming voor deze week: ‘Wereld Autisme Dag’.
Speciaal voor mij & soortgenoten verzonnen, maar daar wel even bij vergetend dat er geen spatie hoort te zitten tussen ‘autisme’ & ‘dag’. Ze hebben vast goede bedoelingen, de mensen die deze aandacht op poten hebben gezet, maar ze moeten zich wel even realiseren dat ze door gebrekkige kennis van ‘t NL-spatiegebruik een leger autisten opgezadeld hebben met dagenlange irritatie, frustratie & bovenal onmachtigheid om ook maar iets te kunnen doen aan deze veronachtzaming van de orde van de taal, die niet zomaar stopt bij ‘t plaatsen van letters, maar ook bestaat in de lege vlakken tussen woorden onderling & in combinatie met interpuncties.

Verder pleeg ik een opsomming altijd te laten bestaan uit 3 eenheden, voorbeelden zo men wil, of anders: suggesties.
Ik heb ooit eens voorgelepeld gekregen dat dat ‘t beste werkt. God was tenslotte ook een 3-eenheid & dat heeft eeuwenlang goed gewerkt, die betovering van de veelvoud in dit beperkte aantal. Men begrijpt nu wellicht wat beter ‘t voortijdig ter ziele gaan van ‘t romeinse, griekse & germaanse godendom.
& Er zijn nog wel wat meer redenen om aan te nemen dat deze vorm van presentatie effectief werkt, maar ik heb nu dat boek niet voor me liggen om dat even haarfijn uit de doeken te doen.
Dus omdat ik mijn verhaal over autisme volgens deze mijzelf opgelegde vuistregel niet beter kan illustreren dan er ook naar te leven, begrijpt men wel dat ik daarom nu ‘t beste op dit punt kan stoppen.
In de volgende uitweiding meer over de thee.

Men neigt naar 3-vingerige handschoenen in Zijperspace, maar ziet daar nog net ‘t onpraktische van in.

Tuin (VI)

Er is afstand. Iedereen heeft zijn eigen ruimte, z’n eigen tuin.
Eigenlijk gebeurt ‘t daarnaast op een dag zelden dat je iemand voorbij ziet lopen. ‘t Is vaker een fiets. & Die zoeven wat sneller dan dat ik van ze gewend was hier.
‘t Voorbijkomen wordt ruim van tevoren aangekondigd. ‘t Grindpad is de tuinbel van iemand die onderweg is in beeld te komen van door de struiken heen. Ik kan ‘t dan niet laten op te kijken, want ik zal eens iets missen.
Stomme ADHD, ik begin ‘t nu door te krijgen: nooit eens rust voor jezelf, tenzij met gordijnen dicht. Maar die struiken sluiten niet. & De grindbel heeft geen uitknopje.

Maar goed, ze schuiven voorbij, al snel uit beeld. Alleen Ron, van de overkant van ‘t pad, komt af & toe kijken. Later voor een biertje aan ‘t eind van de dag. Die traditie hebben we er al snel in zitten. Bier verbindt voor hen die ‘t drinken. Hoewel ook dat gebonden is aan een afstand van 2 stoelen aan weerskanten van de tafel. Dat is ruimschoots met onze recente aanwinst.

Vandaag wat meer rumoer. Die van 2 tuinen rechts heeft visite. & Reuring zorgt voor nog meer reuring. De grindbel stopt met ‘krrrrkrrrkrrrr’ als mensen een praatje daar ontdekken.
Een gesprek dat niet bij mij aankomt, behalve dan dat ik weet dat-ie plaatsvindt. Ik ben bezig met spitten, graszoden verwijderen, ruimte voor planten creëren door gaten graven.
Iets van jezelf maken is de vorige bewoner in al z’n aanwezigheid vernietigen. Ik begin de containers met bouwafval in de wijken die ik richting tuin passeer steeds beter te begrijpen.
We hebben nog een boel te doen, we hebben de herkenbaarheid van haar van voor ons er nog niet helemaal afgesleten.

Ron staat op ‘t middenpad. Ik kijk op, zie hem staan. Hij kijkt met een blik alsof ik al weet wat. & Vervolgens wendt hij z’n blik naar de tuin van 2 verder.
Als ik daar beweging hoor, zegt Ron: ‘Ton, kom je ook?’
‘Ja, waarvoor?’
Iets met mensen op een tuin, komt ‘t uit ‘t groepje van de 5 die de struiken passeren.
Ik loop vervolgens 10 meter achter ze over ‘t pad richting iets waar actie wordt verwacht. Ron heeft zijn schep in de hand & dat er druk gepraat wordt is ook een aanwijzing. Een getuige-fietser die zich aansluit wijst aan om welke tuinen ‘t gaat.

Een uurtje later zitten Ron & ik aan ons bier. De gesprekken zijn verstomd. Alleen onze samenvattingen klinken. Wie er gebeld had & dat die gebeld was Ron gebeld had.
‘t Klokje is rond, de dag bijna voorbij.
‘Ik ga naar Linda,’ zegt Ron aan ‘t eind.
‘Ik ga nog even water geven,’ verleng ik m’n verblijf & m’n verkreukelend blikje vervang voor een laatste.

Ergens zijn we de afstand vergeten daarnet, gieten mijn gedachten nog even na, met ‘t gekrioel van 5 man van tuin tot tuin, jagend voor schimmen die er allang niet meer zijn.
Via een stuk hout in de sloot zou 1 man aan onze kant zijn gekomen. Niemand die iets zag. Maar zo zou er iets gebeurd moeten zijn op de tuin.

De planten werden natter & zouden ‘t wel zien in Zijperspace.

HEMA-Vertweet

1. Waarom HEMA moet blijven – een draadje, gevoed uit eigen werk & aankopen, te beginnen met m’n laatste van die laatste: achterlicht met USB-oplaadmogelijkheid. Een uitvinding die een decennium terug al betaalbaar wijdverspreid had mogen zijn, of dan in ieder geval in Amsterdam.

2. Citaat uit eigen werk van bijna 16 jaar geleden: ‘Want ik was niet de enige die voor niets de Hema had betreden. Er stond een horde mannen glazig te kijken naar de lege bakjes, haakjes & onzinnig prijkende prijsjes, toch wel een man of 3.

3. Want dat is ook zo fijn van de HEMA: er bevinden zich daar over ‘t algemeen meer vrouwen dan mannen. Zouden ze in meer winkels moeten doen; maakt de sfeer veel prettiger. De HEMA heeft dat concept volgens mij uitgevonden & verdient alleen daarom al haar bestaansrecht.

4a. ‘& Er komen hier nl vrouwen in alle soorten & maten,’ ging ik verder. ‘De Hema is een winkel voor elke vrouw. Van alle leeftijden, van alle standen.’ Behalve van de kaque, bedacht ik me snel, maar die vind ik toch niet interessant.

4b. ‘Dus voor een man zit er altijd wel wat tussen van zijn gading.’ Je zou er alleen met een kinderwagen moeten lopen, of er een kind voorgebonden moeten hebben aan de buik, want anders zien ze je niet.

4c. Zo gebiologeerd zijn de dames door de maten, de stoffen, ’t beste merk & de aanbiedingen. Ze pakken alles op, houden ’t tegen ’t licht, om te controleren of ’t wel om ’t lichaam past waarvoor zij hier bezig zijn, kneden ’t tussen de vingers, wrijven even om te voelen of…

4d. …’t lekker glijdt & de naden op de juiste plek zitten, & vergeten daarbij volledig om zich heen te kijken, bijvoorbeeld naar die enkele man die als losgeslagen wild door dit amazoneland dwaalt.
Einde citaat.

5a. Maar dan mijn ‘pants’, waar ik vroeger ‘lange onderbroek’ zou gebruiken. Ik vermoed dat een vrouw in de HEMA-directie de omslag heeft gemaakt dit product te hertalen, zodat ‘t wat meer salonfähig is geworden & ook ik durf te bekennen dat ik er 1 heb.
Uhm, 2 eigenlijk.

5b. Ziehier mijn HEMA-Herenpants. Zorgt ervoor dat de kou wat makkelijker doorstaan wordt, zowel binnen als buiten (maar dat laatste moet je plannen temperatuurwijs). Onder de pants nonHEMA-sloffen. Maar mijn pants, daar zat gister gelukkig geen muis in. Kan die slof niet zeggen.

6a. Hoofdstukje HEMA-onderbroeken is aangebroken. Ik zal beginnen met ‘t tonen van mijn galerij. Waar niemand ooit voor op visite komt overigens, want ‘t is eigenlijk mijn droogrek, waar ik na douchen een schone vanaf pak. ‘t Illustreert de variatie van ‘t HEMA-onderbroekenrek.

6b. Daarom opnieuw een citaat, ditmaal 6 jaar terug, over toen ik nog m’n meest prille laatste liefde nog maar net kende:

Of: m’n mooiste onderbroek dragen. Vroeger zagen ze er allemaal ‘tzelfde uit. Maar zij heeft me er op gewezen dat de Hema best aardige onderbroeken heeft…

6c. Ooit hebben we voor elkaar ondergoed gekocht. Dat duurde best lang. Ze houdt nl van de HEMA. & Ikzelf vind dat de mooiste vrouwen in de HEMA te vinden zijn. Zij is er 1 van. Maar dat kan ik nog zo vaak zeggen, ‘t volgende moment ontstaat alweer haar ongeloof.’

6d. Bron.

7. Ik probeer maar te zeggen, op m’n eigen, wellicht wat onbeholpen manier: HEMA moet blijven. ‘t Zou vernietiging van sociaal-culturele NL-geschiedenis betekenen als de HEMA komt te overlijden. & God, wat zal ik die mogelijke ongezondheid van de HEMA-worst met mosterd missen.

Hm, bij al die woorden ontstaat de trek in Zijperspace (in worst natuurlijk) (in worst met mosterd natuurlijk).

Speellijst (III): Telefoongesprek- nummers

Vroeger kon ik ‘t ook best, hoor: bellen. ‘t Was voor mij gewoon een kwestie van met vriendinnen omgaan & ik leerde ‘t vanzelf. Dat is geen seksisme; dat is hoe ik er achter kwam dat ik wel met vrouwen kon communiceren & met mannen niet.
‘t Laatste deel van de vorige zin was wel seksisme. Ik heb ‘t niet zo op mannen. Een uitzondering daargelaten. Buiten dat, mannen kunnen dat dus niet, dat bellen. Niet zo goed, in ieder geval.

In die fase ben ik ondertussen ook terecht gekomen. ‘t Kost me steeds meer moeite. Zonde van m’n tijd, denk ik vaak. Hoewel ‘t zou kunnen dat ik dat verzonnen heb, als een semi-excuus, om ‘t vooral niet meer te hoeven doen. Of in ieder geval zo min mogelijk.
Ik hou wel van zo min mogelijk. Dat geeft me tijd voor zo veel mogelijk van de rest.

Want dat is een nadeel, hè, van bellen met vrouwen. Dat ‘t ff duurt voordat je bij ‘t punt bent aangeland waar ‘t gesprek eigenlijk om ging of zou moeten gaan, wat voor jou ‘t gesprek de moeite waard maakt..
Je moet er een beetje omheen dansen, zeker als je als man in je rol van bellende wil slagen, want mannen die de goede bewegingen onder de knie hebben, op zo’n manier dat ‘t er heel natuurlijk uitziet, alsof ze op de dansvloer geboren zijn, daar willen vrouwen wel even geduld mee hebben. Is amusant. Prikkelend, zou ik ook kunnen zeggen.
& Spannend als ‘t dan plots toe het punt komt.

Zo’n laatste zin, daar kan je ook mee wegkomen, met zo’n sufflapdrollerige vertaling van ‘t engels. Over de telefoon dan, hè. Als je dit in beeld voor jezelf zit uit te liegen met een gekunstelde grimas van ik weet je wel te vertellen hoe iets ook in ‘t nederlands kan klinken, dan heb je al 3 x ‘t gesprek verloren.
Terwijl de vrouw bij voorbaat al met 3 – 0 voorstaat. Veel betere voetballers in ‘t gesprek.

Daarom ben ik van mening dat je muziek nodig hebt aan de telefoon. ‘t Gesprek moet golven, kabbelen, boemsen, duikelen & een plotse spagaat vertonen.
& Aan ‘t eind probeer je er voor te zorgen dat je ‘t er heelhuids vanaf brengt.

Ik heb eens een man gezien waarbij die spagaat verkeerd ging. Heeft-ie 5 weken last van gehad.
Pech dat ‘t zich niet aan de telefoon af had gespeeld, dan had hij zich er nog uit kunnen redden misschien. Nu werd hij door bedlegerigheid gedwongen zijn spagaatje over de telefoon uit te leggen.
Daar was zijn vrouw niet blij mee.

Ik heb ‘m toen huiswerk meegegeven. Telefoonmuziek. Om zich voor te bereiden op al ‘t slechte nieuws dat je tegemoet kan komen via de telefoon. Zeker als ‘t ff niet wil swingen of boemsen op de vloer.

Ik deel ‘t ff met jullie. Want er wordt vast veel gebeld de laatste tijd & daar mispast de muziek zeker niet.

Dat mispassen is dan weer een verwijzing naar wat voetbal zo’n beetje is in Zijperspace.

Ont- & Herslofhandleiding

Mogelijkheden in geval van een kriebelende slof:

– Voet verzetten => controleren of ‘t gevoel blijft; doorgaan met je bezigheden, liefst onverstoord.
– Voet verzetten => controleren of ‘t gevoel blijft; een moment nadenken waar ‘t door veroorzaakt kan zijn (Worden nu ook de voeten een dagje ouder? Verkrampen de spieren van ‘t werk gister op de tuin? Is de slof onderhevig aan onverwachte slijtage door weeffouten? etc…); probeer te blijven concentreren op de werkzaamheden achter de pc.
– Voet verzetten => alvast denken aan wat verder komen kan; stuur opdracht richting denkvermogen enge scenario’s te mijden, hypochondrie is verleden tijd (herhaal dat zo vaak als nodig of zo vaak als dat ‘t tot positief resultaat sorteert).

Fase 2 (1e Overwinning):

– Plaats voet terug, onnadenkend of anders nonchalant; laat terugkomen wat terugkomen moet; wacht af, maar blijf doorgaan met bezigheden.

Fase 3 (Terugkeer):

– Denk na.
– Denk na & neem besluit.
– Denk na, neem besluit & voer ‘t dan ook uit.
– Wat heb je bedacht? Slof uittrekken? Spieroefeningen? Word je gestoord bij ‘t nadenken? Wat is de storingsfactor? Kan je daar niet even iets aan doen? Waar komt de storing vandaan? Indien van dezelfde plek, is ‘t dan niet handig meteen tot handelen over te gaan?

Fase 4 (Confrontatie):

– Goed, je bent geschrokken. Heb je daar iets aan? Volgende submogelijkheden:

a -> Denk aan iets anders (is dat mogelijk/niet mogelijk?). Zo niet, ga naar b.

b -> Is actie mogelijk? Ben je er toe in staat? Is dit bedreigend? Overleef je dit? Adem je nog? Hoor je jezelf denken? Wie is er in de buurt? Kan je andere mensen inschakelen in deze tijden van Corona? Kan je ‘t zelf? Waarom sta je naast de stoel; is dat handig? Waar heb je je slof gelaten? Hoe zou je dat ding omschrijven dat uit je slof kwam? Ben je in staat om andere dingen te benoemen? Wie kan je bellen? Heb je wel tijd om te bellen? Je huisarts heeft hier niets mee te maken, kan je die uit je hoofd zetten? Hoe weet je dat je ademt? Zouden de buren nu last van je hebben? Of heb je fluisterend geschreeuwd? Hoeveel tijd is er inmiddels voorbij? Weet je zeker dat ‘t 2 sec geleden is dat je je slof uittrok? Wat ga je nu doen?

c -> Kill!

d -> Nope, vertedering is in dit geval in jouw geval niet mogelijk! Skip onmiddellijk mogelijkheid d!
Nee, nu!!!
IK ZEI: NU!!!

Opnieuw c -> Je bent een oermens. Je hoeft nu niet na te denken. Gebruik je slof. Gebruik daarna je schoen. Die is zwaarder.

Fase 5 (Contemplatie):

– Neem die uitdrukking letterlijk, als in ‘t scheiden van iets uit zijn omgeving’. Gebruik bijv de vuilnisbak.
– Pas dit ook toe op de inhoud van je hoofd, zoek derhalve afleiding met de volgende opties:

a -> Bel iemand (vraag vooral vooraf of men niet wil lachen).

b -> Probeer aan je ontbijt te beginnen. In geval dit niet lukt, door naar c.

c -> Bedenk dat je ooit je slof weer aan moet trekken. Laat deze gedachte vluchtig voorbij gaan, geef ‘t niet te veel aandacht, wacht liever tot je weer kan voelen dat je voet koud is.

d -> Schrijf. Maar vertel daarbij pas aan ‘t einde dat ‘t ging om een tot voor kort nog levende muis.

Probeer te slikken, land terug op Zijperspace, doe ontbijt.

Boekdebuut

Niettegenstaande dat ik 1st nog had moeten leren lezen in ‘t begin van de 1e klas lagere school, was ‘t moment dat Carel, mijn 1 jaar oudere broer, ergens in de lente van datzelfde schooljaar zijn 1e Communie (met hoofdletter, meen ik me te herinneren, zo toonaangevend zou ‘t zijn voor de rest van je leven) deed & bij thuiskomst de Kinderbijbel kado kreeg, ‘t belangrijkste moment in míjn leven.

Mijn ouders hadden ‘t niet zo grondig kunnen verpesten als met ‘t kado dat ze mij ‘t jaar daarop gaven. Kinderen uit de Bijbel. Een boek van niks. Hoewel mijn belezenheid nog niet zó groot was dat ik mezelf een recensent beschouwde, maar ik had in ieder geval ‘t kado van Carel als referentiemateriaal. & Die Kinderen uit de Bijbel kwamen er bekaaid van af.

Carel heeft na zijn Communie hooguit 1 blz gelezen, waardoor ik al mijn tijd kon besteden aan ‘t beste boek aller tijden. Totdat enkele jaren later Kruistocht in een Spijkerbroek verscheen & gevoeglijk mijn debuut als lezer van dikke boeken dat podium moest verlaten. Later tijdelijk & vluchtig vervangen door een Pietje Bell, 1 van de delen van De Vijf of anders van Geheim Agent Lennet. Kaften speelden daar vast ook een belangrijke rol bij, besef ik me nu ik een sensatie bij mezelf op voel borrelen bij de poging de diverse boeken op te roepen & de voorkant gedwee door mijn geheugen wordt getoond. Een onderbuikje, die m’n vingers doen tintelen van ‘t willen graaien naar ‘t boek waar mistige flarden me enigszins mis doen grijpen.

Dat deed ik mezelf allemaal beseffen toen ik de vraag voorbij zag komen wat ‘t oudste boek was in huis.
De geschiedenis van enkelen passeerden de revue terwijl ik zoekende was. Hoe ik Lagerlöfs Gösta Berlings sage had gevonden, waarvan ik niet wist dat-ie in ‘t nederlands was vertaald. Hoe ik voor ‘t 1st om een boekaanschaf huilde toen ‘t verzameld werk van Albert Alberts tijdens transport, stomme onoplettendheid, door regen was bezoedeld. Hoe ik elke keer een nieuw deel van de Gouden Reeks bij ‘t kleine boekhandeltje op de hoek van de Utrechtsestraat ging halen, de morgen van verschijnen, ongeïnteresseerd over hoeveel geld ik nog in m’n portemonnee had.

& Tenslotte kwamen de 5 delen van ‘Fauna Germanica – Die Käfer’ voorbij, terwijl ik reeds stilstaand & ‘t boemeltreintje van passerende boeken abrupt, als dat bij zo’n slakkengangetje al mogelijk zou kunnen zijn, tot een halt kwam.

1908. Met mooie platen, maar kaften van niks. De rug van 1 van de delen bungelt er zelfs enigszins bij.
Maar ik kreeg ze op een zekere vrijdag in m’n handen gedrukt door een man die gelijkertijd zei: ‘Jij had toch belangstelling voor kevers? Deze hebben we net dubbel gekregen & ik heb ‘m al.’
Ik stond verbaasd over wat ik in m’n handen had.
‘Ach joh, anders gaat toch 1 of andere verzamelaar ermee vandoor.’

Ze staan meestentijds stil te zwijgen in de boekenschappen van Zijperspace.

Trekken

Zouden er nog mensen zijn die de paden bewandelen? Die van niet zomaar 1 dag, maar van dagen achtereen. De tent, de slaapzak, ‘t matje, ze hobbelen mee van tijdelijke standplaats naar net zo tijdelijk. Of misschien net iets langer, want uitslapen mag op aanvang zomertijd.

Men heeft mij gezegd dat ik niet meer zou mogen tillen. Gelukkig heb ik een wandelkar, dus zou ik slechts hoeven trekken. Ik krijg hooguit spierpijn in heupen of benen.

Ik zou wel willen weten hoe eenzaam de wegen nu zijn. & Of de campings, die waar je ‘t groene boekje voor nodig hebt, nog toestaan er te verblijven. Ik heb vaak genoeg als enige op zo’n terrein gestaan, daar had je geen virus voor nodig. Vaak was ik verbaasd dat men eind april/begin mei nog niet op pad had willen gaan & dat de mensen die er niet waren mij daardoor uitzicht boden op ledigheid vervuld van de bloeiende lente & mij. Ik had hooguit te maken met een verbaasde campingbeheerder, die even uit moest vinden hoe ‘t water & gas weer aangesloten moest worden voor een warme douchebeurt. & Vertellen waar ‘t lichtknopje zit bij de slechtweervoorziening.

Die ontdekkingstocht zou ik wel willen maken, een kleine week lang. Zoeken naar waar de afwezigheid werkelijk zijn intrede heeft gedaan, waar de mens al gestaag uit ‘t langetermijnsgeheugen vertrokken is & de voetstappen van schoenen al te diep verzonken zijn door wind, wat spetters & de somtijds op dit vergeten paadje vallende zon.

Als ze me toe zouden staan te reizen is Zweden vast ook een mogelijkheid. Maar dan moet ik daar heen. Een reis is dan wel heel erg definitief weg. & Je weet nooit waar de terugweg begint, of wanneer die aanvangt.
Mensen met heimwee, daar is ‘t uitzicht van de thuisreis ‘t grootste obstakel. Die blijft nl altijd aanwezig, als een verplichting van er steeds dichterbij te komen, ‘t zelfs op je af te zien snellen, met stuivende niets ontziende vaart.

Daarom is ‘t beter om gewoon morgen de deur uit te stappen & zonder dat iemand ‘t merkt de bewoning achter me te laten, de wegen te mijden & slechts bij een boer te kloppen voor hervulling van de waterfles. Om vervolgens weer verder te zoeken of er nog mensen zijn waar geen anderen zijn. Onderweg als ik.

Op m’n paklijst staat naast ‘t gebruikelijke kampeermateriaal 1 brood plus kilo kaas, 2 bevroren maaltijden en bier in blik, 3 powerbanks plus oplaadsnoeren & -stekkers.

Nee, ik ben nog niet weg. De stekkers trekken om contact te handhaven.

Er is al veel heimwee geslopen in ‘t verzinnen van vertrekken uit Zijperspace.

Speellijst (II): de Vogelliederen

Ik heb ‘t bluetoothboxje van Tineke geleend om mee te luisteren terwijl ik type.
Nou ja, hij staat op te laden, want ik heb ‘m op de tuin redelijk leeg gespeeld, terwijl ik spitte tot in ‘t avondrood dat eigendom bleek van merel & zanglijster.
& Dubbel nou ja: terwijl ik de 1e woorden heb getypt kwam ik er achter dat ik te veel afgeleid wordt door de vogelgeluiden. Niet de merel van na de zonsondergang buiten, maar ‘t al of niet kunstmatig gekwetter van vogels & muzikanten.
Ze bedoelen ‘t goed, net als ik toen ik de lijst gedurende 2 jaren aan ‘t samenstellen was, maar als ik daardoor niet in staat wordt gesteld te schrijven over ‘t waarom of wat anders me in gedachten komt, dan komt ‘t nooit in Zijperspace terecht, laat staan dat ik ‘t met anderen kan delen.

Derde nou ja: ik gebruik ‘t verkeerde medium. Deezer zal Spotify niet van z’n troon kunnen afstoten, tenzij ‘t personeel van de laatste ook wat meer te lijden gaat hebben onder Corona, of weet ik veel wat voor ander rampscenario.
Dat laatste zal vast voorlopig niet gebeuren. Onwaarschijnlijkheidsscenario (in 1 x zonder fout getypt).

Maar ik blijf eigenwijs & ga toch elke keer weer voor de underdog. Net wat onbekender. Net wat beter z’n best moeten doende. Net wat internationaler. & Nog wat Net’s.
Laatste hoofdletter ongeïntendeerd. Hij zat net op dat moment alweer in de motoriek van m’n vingers ingebakken.

Vogelliedjes.
Maar om ‘t internationaal interessant te maken heb ik ‘t Birdsongs genoemd. Want wie weet zijn er andere eenzamen & opgeslotenen van enig andere taal die ‘t getwitter & gekwetter van vogels weten te waarderen. ‘t Duurt tenslotte 2 uur en 40 minuten. Dat zou je ergens uit kunnen sleuren. Uit een denkbeeldige omheining van 4 muren, ‘t geluid naar binnen gezogen alsof de ramen niet dubbelglazig zijn, de roosters dicht.

Zet de eigen dubbelglazigheid opzij; wat aan roosters nog in de weg staat, dient ontkent. De tederheid van muzikanten om ons te laten geloven dat er een onbezoldigdheid aan de vogelgeluiden ten grondslag ligt, de dagelijkse die gewoon doorgaan, de muzikale die zijn uitgevonden door henzelf, dat alles wat klinkt & zingt hoort gehoord, herinnerd te worden.
Er zijn gevangenen u voorgegaan (ik hoorde laatst over de dagboeken van Rosa Luxemburg, haar oren dagelijks te luisteren leggend door de tralies): ze zijn er vaak heelhuids uitgekomen om te vertellen wat vogels deden met hun luisterend gemoed.

Laat dat een waarschuwing zijn tegelijkertijd: dat er mensen na ons moeten bestaan die weten wat ‘t betekent, dat vogelgezang, & wat ‘t ons vermag te vertellen. Waarschijnlijk gaat dat dan vooral over onszelf, maar dan heeft men in ieder geval ook over deze vogels nagedacht.

Tjirpkwettertwiet fluistert ‘t in Zijperspace.

Instaspaced (X)

Met een pluisje van een wilg als godsteken van zijn voortbestaan in een volgende telg van de stamboom hangt hij aan ‘t uiteinde van een blad (wat droegen onze bijna voorwereldlijke voorouders ooit om hun schaamte voor de daad te verbergen tenslotte) verlangend uit te kijken waar hij zijn zaadje kan dumpen, want seks is lekker, hoewel ik dat van huis uit nooit heb mogen verkondigen, maar ‘t bijbels (RK) jargon wel ten overvloede mocht bezigen, ter meerdere glorie van weet ik niet meer wat: ‘t ging tenslotte over mij aan ‘t eind.

Je neemt een pluisje, zet er een beest bij & ‘t eindigt in ‘t eens beleden geloof in Zijperspace.
(Foto [in betere kwaliteit, want rottig kopiëren als je je eigen foto’s ergens anders wil plaatsen & ‘t je onmogelijk wordt gemaakt door FB] & tekst eerder geplaatst op Instagram)