getik

Ik probeer in kontakt te treden. Enerzijds door geduld te hebben, anderzijds door af & toe een flinke trap te geven. Moet-ie maar voelen. Ik wil heus wel naar hem luisteren & al z’n geweeklaag, maar hij niet naar mij.
Direkt na zo’n aktie heb ik al spijt: stel je voor dat-ie uit wraak nog meer lawaai gaat maken. Vol onbegrip voor mijn gevoelige oren. Die rust nodig hebben, alleen maar rust. Anders kan ik niet lezen.

Wat ik dus probeer te doen is in kontakt treden. Kijken wat er aan mankeert, wat ik er aan kan doen & ook bezien of ik ‘m minder kan belasten.
Ik heb bijv ‘t omhulsel, de behuizing, er meermaals vanaf getild. Een blik geworpen in ‘t binnenste, de maag, ‘t hart, in ‘t centraal zenuwstelsel van mijn comp. Zogauw je je comp wat beter bestudeert weet je al snel geen naam meer te verzinnen voor z’n geraamte & dat wat ‘t in z’n karkas probeert te houden. Onzin om ‘t menselijk denkraam te vergelijken met een comp, denk ik dan, laat staan andersom.
Ik begreep in ieder geval niets van wat ik zag. Ik kon achterhalen waar ‘t geluid vandaan kwam, maar daar was alles mee gezegd. Telkens begon er een ventilatortje tegen iets aan te tikken, zo klonk ‘t. Een metalig geluid. Maar naarmate ‘t duurde ging ‘t steeds vaker begeleid worden door een diep ronken, als een comp in ademnood. M’n woonkamer was gevuld met dat lawaai.
Licht in paniek hoorde ik dit lawaai aan, wachtend op ‘t moment dat de comp op blauw zou gaan & de pijp aan Maarten zou geven. Dat bleef echter uit, ‘t geluid verdween weer, & de comp ging opnieuw over naar z’n aloude ventilatorgetik. De ene keer harder dan de andere keer. Soms zag ik me genoodzaakt oordopjes in te doen om er vooral geen last van te hebben. Vaak zette ik m’n comp uit, wat totaal niet m’n gewoonte was, op ‘t moment dat ik ‘t huis verliet of naar bed ging. Om de comp vooral niet de gelegenheid te geven de geest te geven tijdens mijn afwezigheid. Een enkele keer heb ik zelfs de comp afgezet terwijl ik nog gewoon in de kamer zat. Ik wilde perse m’n boek kunnen lezen.

Ik was al aan ‘t overwegen zo snel mogelijk al m’n spaargelden bij elkaar te voegen, ter aanschaf van een nieuw xemplaar. 1tje Die geen lawaai maakte. Een licht zoemen vind ik er bij horen, maar geen continue tik, metalig & komend van diep binnen dat ongrijpbare, onbegrijpbare kastje.
Ik was dat dus reeds enkele dagen aan ‘t overwegen, toen ik opeens merkte dat ‘t geluid was verdwenen. De aanwezigheid van geluid heb je al snel door, op een gegeven moment raak je aan ‘t geluid gewend & weet je ‘t weg te bannen uit je bewustzijn; je wordt er niet meer door afgeleid. Maar voordat je door hebt dat een geluid afwezig is, een geluid waar je dagelijks mee lastig gevallen werd, als een continue reeks van tikken, daar kan even overheen gaan. Ik weet dus niet hoe lang ‘t geduurd heeft voordat ik door had dat ‘t weg was.
Toen ik ‘t me echter besefte, raakte ik wederom licht in paniek: nu zou de comp ‘t definitief begeven.

Stilte is pas echt eng in Zijperspace.

Update: ‘t Geluid is terug. & Nog onrustbarender dan 1st. De comp weigerde zelfs op een gegeven moment op te starten, met heftige klakkende geluiden komend uit ‘t karkas. & Inderdaad: blauw scherm. Ik durf de comp bijna niet aan te raken, uit angst definitief schade aan te brengen. Laat staan dat ik de gelegenheid krijg na te denken over enige tekst die ik wilde plaatsen. Men zal waarschijnlijk een wijl geduld moeten betrachten.

verhalen

‘t Gesprek was nog steeds niet afgelopen. Er dienden zich steeds weer andere onderwerpen aan. ‘t Was een continue stroom van woorden die m’n mond verlieten. ‘t Was weliswaar onder ‘t mom van een conversatie, maar vooral mijn mond stond niet stil. Alsof ik eindelijk de gelegenheid had gevonden de verhalen in m’n hoofd te ventileren. Ze mochten er uit stromen, zich tot een vloed vormen & iemand mee overdonderen. Die lange gevangenschap van ongesproken woorden, door ‘t ziek thuis zitten, noodde tot een stortvloed op de 1e gelegenheid die ze kregen zich samen te voegen.

Ik had ‘t relaas over de dame van ‘Zeg ‘ns A’ al verteld, ik had Sanne Wallis de Vries de revu laten passeren, we (ik) hadden ‘t over vrouwen gehad die praten terwijl ze met hun borsten tegen je elleboog leunen & m’n fascinatie voor ‘t café waarin we ons bevonden had ik ook reeds genoemd.

Iedereen in ‘t café noemde elkander bij de voornaam. Niet slechts een enkele keer. Nee, zogauw een zin gericht was tot iemand binnen de groep aanwezigen, werd de naam van die persoon in de zin opgenomen. Jan was de bekende persoon, die net niet bekend genoeg was om volledig te herkennen. Nicolaas was de schrijver, gespecialiseerd in supermarkt-wijnen & ‘t sappig in woorden vatten van zijn bevindingen. Matti was de barman, een oudgediende, geen beweging te veel, die middagdienst van Johan overnam, de jongste van ‘t barteam. Tom was al een tijd niet langs geweest, maar blij dat ‘t goed met ‘m ging. Er was nog een andere Jan, die echter niet al te veel zei, maar wel de hele tijd meedronk & enthousiast z’n glimlach bij elke snedige opmerking van 1e Jan toonde. Voor de rest was er een Herman, & een Anton, alsook een Hilde & een Suze. Ik kende binnen de kortste keren de namen van alle aanwezige regelmatige bezoekers met hun bijpassende aardappel-in-de-keel-stem. Ik voelde me wel thuis, hoewel niet opgenomen in de groep. Maar ‘t deed me zo denken aan de conversaties die m’n ooms vroeger bij Oma thuis hadden.
& Jan zei: ‘Jan! Ik praat nooit over mezelf in 3e persoon. Ik heb bijv nooit tegen een kind gezegd: “Kom maar bij pappa.”‘
Waarop Anton zei dat dat ook niet zo hoort. Men moet ‘t kind als een gelijke beschouwen.
Verder ging ‘t gesprek over de secretaresse van Hitler, Waltraub genaamd, ‘Angst essen Seele auf’ van Fassbinder, Echo & the Bunnymen, terwijl ik zat te springen om een intelligente opmerking in de groep te gooien, ter aanvulling op hun niet aflatende stroom aan info.
Totdat Tom zei: ‘My horse, my horse, a kingdom for my horse.’ Toen durfde ik niet meer zo goed. ‘t Zou zo genant zijn Tom te verbeteren. Tom was volgens mij ziek geweest, lang & zwaar, die verbeter je niet als-ie net terug is in z’n stamkroeg. Dus stak ik m’n neus maar weer in m’n boek.

Dat had ik ook al verteld, zodat ze een beetje wist waar ze zich bevond. Natuurlijk niet al te luid, dit soort info dient vertrouwelijk overgebracht te worden. Men hoort niet op de hoogte te zijn van ‘t feit dat men ‘t onderwerp van een gesprek is.

‘Maar dan heb je genoeg om over te schrijven.’
‘Ja, maar ‘t moet zich nog als verhaal gaan vormen. Ik kan niet zomaar plompverloren iets op gaan schrijven. Ik bedoel: ik kan wel wat meemaken, maar dat wil nog niet zeggen dat ‘t meteen een verhaal is.’
‘Daarom bevinden we ons nu dus hier. Omdat je dan weer wat meemaakt. Je hoopt elke keer dat je iets meemaakt om over te schrijven.’
‘Nou….. Aan de ene kant wel, maar aan de andere kant ook helemaal niet. Want ik vind dat ik ook over niks moet kunnen schrijven. Als ik bijv de hele dag binnen zit, de wereld lijkt de hele tijd ‘tzelfde, want wordt beperkt door de 4 muren van m’n huis, dan is de variatie die er in m’n leven plaatsvindt gevoelsmatig waarschijnlijk net zo groot als dat iemand zich altijd buiten begeeft. Iemand die in een isoleercel zit, dag & nacht, & daar over probeert te schrijven, zal een verschrikkelijk grote ervaring meemaken als 1 minuut lang ‘t licht uitgaat. Die zal net zoveel stof tot schrijven hebben als iemand buiten zijn isoleercel.
Waarmee ik alleen maar bedoel dat als je kan schrijven je over alles kunt schrijven. Ook over hele onbenullige dingen.
Alleen moet je wel een onderwerp weten. & Soms denk ik dat ik dat op dit soort plekken vind.’
‘Maar eigenlijk vind je dat je ook thuis moet kunnen blijven?’

Ach ja, thuis is tenslotte Zijperspace.

bekend

‘Kijk jij wel ‘ns Barend & van Dorp? Ik kijk daar zelf dus nooit naar. Ik kom ‘t wel ‘ns tegen als ik lusteloos aan ‘t zappen ben. Toevallig, onderweg. Eigenlijk kijk ik helemaal geen tv meer. Hooguit films & soms een comedy.
Heb je van de week dan Sanne Wallis de Vries gezien bij Barend & van Dorp? Ze beweerde iets & toen reageerde Jan Mulder op zijn stereotiepe manier: ‘HAAAaaaaaaaaah, nou moet je ophouden.’
Sanne had trouwens roze geverfd haar, of misschien was ‘t wel paars. ‘t Zat er misschien wel tussen in.
Maar Jan Mulder reageerde dus op haar opmerking: ‘HAAAaaaaaaaah,’ enzovoorts. Dat riep weer allerlei andere reakties op. ‘t Was een beetje overdreven zo vond Sanne dat-ie zo op haar uitlatingen reageerde.
“Ja, maar, Sanne de Vries……”
“Sanne Wallis de Vries,” corrigeerde Sanne Wallis de Vries onmiddellijk, “‘t is gewoon een volledige naam. ‘t Hoort allemaal bij elkaar.”‘

‘Nee, ik heb dat niet gezien.’

‘Ik zit vandaag dus bij de apotheek. Verschrikkelijk druk. Ze zijn daar tegenwoordig tussen de middag 2 uur gesloten. Waarschijnlijk personeelstekort. Ze schieten er evengoed niks mee op, want die 2 uur dat ze dicht zijn, moeten ze evengoed inhalen. Want de mensen moeten toch hun medicijnen hebben. Ze krijgen er heus niet minder klanten van.
Ik had maar een boekje meegenomen. Ik was er al vanuit gegaan dat ‘t lang zou duren. Een mevrouw naast me dacht op een gegeven moment dat ze al aan de beurt was, maar ze had over ‘t hoofd gezien dat er een a-serie, voor mensen die hun recept hebben laten faxen, & een b-serie was, voor mensen die hun recept zelf meegenomen hadden. ‘t Duurde nog minstens 5 nrs voordat ze uiteindelijk aan de beurt was.
Ik zie dus opeens Sanne Wallis de Vries naar de balie lopen. Met een muts op, diep over haar voorhoofd getrokken. Maar ik kon dus dat roze-paarse haar eronderuit zien komen. Ha, da’s Sanne, dacht ik, want dat haar heb ik gisteravond net gezien.
Zij staat daar dus. Ik denk: ik ga niet meeluisteren, ik wil niet weten wat bekende nederlanders voor kwaaltjes hebben. Ook al had ik alles heel goed kunnen horen, want ik zat als ‘t ware op de 1e rij.

Weet je, ik ben voor bekende nederlanders de grote onbekende. Ze praten er onderling over. Zeggen ze: “Ben jij die jongen ook tegengekomen in Amsterdam? Hij kijkt recht voor zich uit. Doet net of-ie niks ziet. Maar dat op zo’n manier dat je echt gaat denken dat-ie je niet kent. Ben jij die ook al tegengekomen?” & Niemand van die bekende nederlanders kent me, ze hebben me wel allemaal wel ‘ns gezien, maar ze weten niet wie ik ben. Ze hebben een grote hekel aan me, want ze zien me voorbijschuiven, zonder ook maar enige herkenning voor hen in m’n ogen.’

‘Wat denk je dan dat die bekende nederlanders denken?’

‘”Hé, daar heb je ‘m weer. Waarom kijkt-ie nou niet naar me? Ik ben toch best wel bekend. Of zou niet iedereen me kennen?” Maar ik vertik ‘t om naar bekende nederlanders te kijken. Er wordt al genoeg van ze afgekeken. Straks hebben ze niks meer van zichzelf over.
Hoe vaak zal een bekende nederlander z’n naam moeten zeggen? In ‘t dagelijks leven dan, bedoel ik. Bijv bij de bank, of als ze zich moeten identificeren als ze iets belangrijks, persoonlijks in ontvangst moeten nemen.
Nou, Sanne staat dus bij die balie. Vraagt die apothekersassistente: “Dat Wallis, hoort dat erbij?”
“Ja, dat hoort gewoon bij de Vries,” kon ik nog net horen.

In Zijperspace kan iedereen m’n naam spellen.

communiceren

‘Hé, boekenman,’ roep ik ‘m vrolijk toe terwijl-ie binnenkomt. Hij lacht er z’n guitige grijns bij. Ondanks z’n verleden & z’n leeftijd blijft-ie toch die twinkeling in z’n ogen houden. Zolang hij maar in een goed humeur is.
‘Nou Boekenman?’ Hij pauzeert kort om naar bepaalde woorden te zoeken, zo lijkt ‘t. ‘Je kan beter Beroepenman zeggen. Iedereen vraagt maar de hele tijd of ik voor ze wil werken.’
‘& Je verkoopt geen boeken?’
‘Nee, ik praat vooral. & Da’s niet goed. Doordat ik zoveel praat krijg ik veel te veel werk.’
Ondertussen loopt Boekenman naar de koelkast.
‘Daarom moet ik maar een biertje drinken. Dan word ik tenminste stiller. Misschien dat de communicatie dan wat beter gaat.’
‘Des te minder jij praat, des te beter je communiceert?’
‘Ja, inderdaad. Dan denk ik op een gegeven moment: ik moest maar niet gaan werken, niet ‘t werk gaan doen dat ze me proberen aan te bieden. Ik moest maar ‘ns naar huis om een biertje te drinken.’
Hij blikt nog een keer terug. Lacht z’n wenkbrauwen ondeugend & heft z’n biertje op.
‘Proost, ik ga lekker communiceren.’

‘t Wordt tijd voor een rondje in Zijperspace.

kerstprognoses

‘Theo & Yvon vroegen of we bij hun langs willen komen met Kerst,’ zegt m’n moeder, ‘maar ik heb ‘t afgewimpeld.’
Ik probeer te snappen waarom. ‘t Heeft altijd te maken met Pa. De vraag is alleen wat m’n moeder denkt dat hij wil. Of ik dat kan achterhalen uit haar woorden. Maar daar zijn te weinig woorden voor gegeven.
‘U blijft liever thuis?’ vraag ik.
‘Ja, ‘t is waarschijnlijk ‘t laatste jaar dat Pa bewust Kerst kan meemaken. Dan moeten we er thuis maar wat moois van maken.’
‘Je hebt gelijk, Moe. Ergens anders zou hij zich toch alleen maar druk maken over ‘t tijdstip dat jullie weer naar huis moeten.’

‘t Is voor ‘t 1st dat ik m’n moeder zo’n opmerking hoor maken. Voor ‘t 1st dat ze de sombere toekomst van m’n vader in zulke bewoordingen durft te omschrijven. Ik moet onwillekeurig denken aan m’n eigen opmerking 1 week ervoor. Ik had gezegd dat Sinterklaas misschien wel de laatste keer was dat m’n vader bij mij over de vloer was. Een boude uitspraak, vooral omdat ik ‘m in gezelschap had gemaakt, maar we beseften allemaal dat ‘t waarschijnlijk niet bezijden de waarheid was.

Eigenlijk zijn we afscheid aan ‘t nemen. Op een hele trage manier. Elke keer dat we samen zijn weten we dat we weer een deel van Pa achter ons hebben gelaten. Dat we dat deel maar mee moeten nemen in onze herinnering. Goed koesteren in ‘t geheugen. We moeten ‘m zien zoals-ie vroeger was, & ondertussen aanvaarden dat-ie geleidelijk aan aan ‘t veranderen is. & Tuurlijk blijft ‘t een lieve man, een langzame, vergeetachtige man, stuntelend met woorden, totaal niet meer de stoere man van vroeger, dunner & soms ook erg breekbaar, een lieve man, zo lief als-ie vroeger nooit kon zijn, maar hij is zo totaal niet meer de vader van toen. De man van m’n moeder.

Ik zie m’n moeder volgend jaar al zitten. In verzorgingstehuis De Koogh. Zoals m’n Oma vroeger bij Opa op visite was. Ik kan me niet anders meer herinneren dan dat Oma naast Opa op een stoel zat. Een beetje voor zich uit starend. Veel meer kon ze niet, met haar ogen. Opa maakte af & toe een opmerking, waaruit duidelijk bleek dat-ie niet wist waar-ie zich bevond. Een enkele keer stelde hij een vraag aan m’n Oma. M’n Oma stelde hem gerust met steeds ‘tzelfde antwoord. Een levenslang huwelijk weerklonk in haar antwoorden. & Soms haalde ze een nieuwe sigaar uit z’n vestje. Als Opa zelfs z’n sigaren niet meer uit z’n vestje wist tevoorschijn te halen.

M’n vader hoort stemmen.
‘Hoorden jullie dat ook?’ vroeg-ie tijdens de lunch.
‘Wat?’
‘Ik dacht dat ik daar een stem vandaan hoorde komen.’ Hij wijst naar de muur.
‘Nee, Pa. Ik ben met ‘t mobieltje van Ma bezig,’ zeg ik.
Maar iets later vertelt m’n moeder dat ‘t aan de medicijnen ligt. Schizofrenen hebben precies tegenovergestelde klachten, herinner ik me plots weer van psychologie. Dus krijgt m’n vader schizofrene verschijnselen door hoge medicatie.

M’n moeder wil me ff later met de auto wegbrengen naar ‘t station. Pa ligt al op bed voor z’n middagdutje. Ik zit reeds in de auto als ik bedenk dat ik iets vergeten ben van boven mee te nemen. Als ik op de 1e etage ben, komt Pa uit de slaapkamer.
‘Wat is er, Pa?’
‘Ik hoorde allemaal stemmen.’
‘Nee, dat waren Ma & ik. We waren wat vergeten.’

‘Komt er iemand langs met Kerst?’ vraag ik aan m’n moeder.
‘We weten ‘t nog niet. Marc maakt in ieder geval ‘t eten klaar, heeft-ie al gezegd. We wachten wel af wie zich aandient.’
‘Ik heb allebei de kerstdagen vrij. Voor ‘t 1st dat ik vrij heb genomen met Kerst. Ik weet nog niet wat ik ga doen, maar ik denk niet dat ik langskom.’
‘Nee, we weten dat we met Kerst niet op jou hoeven te rekenen.’
‘Sorry, Moe. Ik zou ‘t echt heel graag doen, maar ik krijg al de kriebels als ik aan Kerst denk. Je moet ‘t maar zien als een afwijking waar ik nooit meer vanaf kom. Maar ik kom waarschijnlijk wel de dag voor Kerst. Is dat goed?’

Maar sommige vragen hoef je niet te stellen in Zijperspace.

a-meid

‘Weet je nog dat er een broer & een zus in ‘Zeg ‘ns A’ speelden’? In die beginperiode. Misschien waren ‘t ook wel geen broer & zus, was dat meisje de vriendin van de zoon of zo. Helemaal aan ‘t begin was dat, ‘t 1e jaar.’
‘Ja, die jongen had blond haar. Beetje krul er in. Maar die zus was hélemáál aan ‘t begin.’
‘Ja, die moet al na ‘t 1e jaar vertrokken zijn.’
‘Ik weet ‘t nog wel, maar toen moet ik ong 9 jaar zijn geweest. Een klein ukkie zittend voor de tv. Naast m’n moeder.’
‘Als jij 9 was, dan moet ik 19 zijn geweest. Zij was denk ik 2 jaar ouder dan ik, dus zal ze nu ong 40 jaar zijn. Volgens mij was ze in die serie toch de zus van de broer. Ze ging naar ‘t buitenland op een gegeven moment. Aan ‘t eind van ‘t 1e seizoen.’
‘Dat je dat allemaal nog weet.’
‘Dat komt doordat ‘t best wel een mooie dame was. Ze had lang blond haar. Slank, mooie neus.
Maar goed. Ik was dus afgelopen zaterdag ziek. Maar ik kon niemand bereiken om me ziek te melden. Jos had z’n mobiel niet aan. & Z’n x, die bij mij in de straat woont, nam ook de telefoon niet op. Met al die nieuwe krachten op m’n werk had ik bijna geen enkel telefoonnr. Dus ik moest wel op m’n werk gaan bellen. Voor de zekerheid ging ik echter 1st bij de x van Jos langs. Maar daar deden ze ook niet open.’
‘Waarom ga je dan bij z’n x langs?’
‘Omdat die misschien wist hoe ik Jos bij z’n vakantiehuisje kon bereiken.
Goed, die was er dus niet. Ik moest doorrijden naar m’n werk, want daar had ik alle telefoonnrs tot m’n beschikking.
Afschuwelijk trouwens, als je hartstikke ziek bent, om 8 uur ‘s ochtends door de vrieskou rijden. Deed verschrikkelijk pijn in m’n neus. Ik kon alleen maar heel langzaam rijden.
Om een lang verhaal toch een beetje korter te maken: m’n collega neemt dus m’n dienst over uiteindelijk, ik wil weer naar huis gaan, & op ‘t laatste moment, ik sta klaar om op de fiets te stappen, gaat m’n mobiel af. Jos aan de telefoon. Nou, Jos zegt dus: niks aan de hand; ga lekker naar huis, dat wordt wel opgelost, ga lekker slapen.
Maar terwijl ik aan de telefoon hang met ‘m komt dus die dame voorbij rijden. Van ‘Zeg ‘ns A’.’
‘& Die herken jij zo?’
‘Ja, ik heb ‘r volgens mij ook wel ‘ns eerder gesproken. Toen stond ik voor ‘t instituut waar ik Film & Tv studeerde. Weet je waar dat is? In de Nieuwe Doelenstraat, waar Theaterwetenschap ook zit. Goed, ik sta voor de deur van ‘t instituut & toen kwam ze ook voorbij. Ik heb toen heel kort een praatje met haar staan maken. Ik weet niet meer waarom, maar ik praatte heel kort met ‘r. Da’s dus inmiddels 10 jaar geleden.
Zij komt dus voorbij rijden op haar fiets terwijl ik met Jos aan ‘t bellen ben. Ik kijk haar zo na, van ‘goh, wat ziet die er toch mooi uit’ & praat ondertussen gewoon verder. Maar zij kijkt op een gegeven moment naar mij, ze ziet me kijken & zij herkent me. Ik weet ook niet waarvan. Zij zelf ook niet, dat kon ik aan haar blik zien, want ze durfde ook niet echt gedag te zeggen. Maar ze had echt zo’n blik van: ha, daar is-ie. Ze was blij me te zien. Ze herkende me. Maar ondertussen wist ze niet waarvan.
& Toen fietste ze verder.’
‘Dat was alles?’
‘Ja, nouja. Toen kon ik op een gegeven moment ook vertrekken. Ik kon niet zo hard fietsen vanwege ‘t feit dat ik ziek was. Maar op de Grimburgwal stond zij met haar fiets te klooien. Dus toen ik voorbij haar fietste, keek ik dus om, zo van: ha, hier ben ik weer. Vrolijk lachend & zo.’
‘& Toen?’
‘Toen zag ze me niet, want ze was veel te druk met haar fiets bezig. Maar ‘t was een mooie meid.’

Daarom duurt alles veel langer in Zijperspace.

herkend

‘Schrijf jij voor ‘t internet?’ vraagt de jongen van Berkhout me vlak nadat ik binnen ben gekomen.
Ik voel me ½ betrapt. Schrijven over iemand zonder z’n medeweten, hoe zwaar kan dat bestraft worden tegenwoordig? Maar gelukkig lacht-ie meteen na ‘t stellen van de vraag; ik kan rustig blijven ademhalen.
‘Ah, je hebt m’n stukjes dus gevonden?’ vraag ik laconiek. ‘Doe als 1e maar de Hazenpaté,’ bestel ik tussendoor.
‘Nou, ik niet. Carolien heeft je gevonden.’
Carolien tref ik nooit. Ik doe meestal geen boodschappen als andere mensen weekend vieren.
‘Ze vertelde ‘t me van de week,’ gaat-ie inmiddels verder, ‘ze had ‘Berkhout’ ingebracht tijdens ‘t surfen & jou dus blijkbaar gevonden.’
‘Ja, ik ben geloof ik makkelijk te vinden,’ vertel ik ‘m uit ervaring. Zelf ook wel ‘ns uitgezocht hoe makkelijk Google mij kan vinden op bepaalde zoekopdrachten. ‘Vandaag ook maar weer ‘ns Rillette, alsjeblieft. Maar niets dan positiefs heb ik geschreven over jullie, toch?’
Hij knikt beamend. Een hele geruststelling. ‘Zoveel Rillette genoeg?’ Hij laat ‘t bakkie zien. ‘Ik heb ‘t nog niet onder ogen gehad, hoor, maar had jij ook niet geschreven over radio Unique?’
Radio Unique? Radio Unique? Ik speur m’n geheugen af of ik die mogelijk ‘ns per ongeluk genoemd kan hebben. Ken ik radio Unique eigenlijk wel? Misschien hebben ze toch de site van iemand anders gevonden.
‘Ja, Berkhout heeft meegeholpen met ‘t opstarten van Unique.’
‘Oh, daar weet ik niks van. Dus dat ben ik toch echt niet geweest. O, & wat Grove Eendenpaté.’
Jammer, eigenlijk. Word ik eindelijk ‘ns op straat herkend, blijk ik verward te worden met iemand anders.
Nou ja, men had mij al 1 keer eerder, bij ‘t bockbier-proeven, herkend als ‘de schrijver van’.
‘Heb jij dan een stukje geschreven over dat je op een gegeven moment voor een gesloten deur stond & je spullen ergens anders moest halen?’
‘Ja,’ reageer ik enthousiast, ‘dat klopt.’
Gelukkig. Stel je voor dat ze mij nog niet op internet tegen waren gekomen & ik sta hier uit de doeken te doen dat ik juist wél over ze geschreven heb. Dan gaan ze daar natuurlijk xtra fanatiek naar op zoek. Blijkt ‘t toch niet zo positief te zijn als dat ze in 1e instantie dachten. Maar ik moet niet zo somber denken. Ik heb nog nooit iets negatiefs over Berkhout geschreven.
‘Dat was overigens verschrikkelijk.’ De emoties van die periode komen spontaan naar boven. ‘& Wat Rucola-tappenade, alsjeblieft. Hoe heb je me dan herkend?’
‘Nou, ik heb je stukjes nog niet gelezen, hoor. Maar Carolien vertelde me over die verhaaltjes.’
‘Als laatste Torino.’
‘TO-Rí-NO!’ zegt-ie met de juiste overdreven italiaanse beklemtoning. ‘Van de week vertelt ze me waar ik ‘t kan vinden. Vanaf volgende week overigens een internet-aansluiting hier in de winkel.’
‘Ha, & kan ik dan ook weer met pin betalen.’
‘Nou, ik ben van de week weer wezen bellen….’ Hij steekt ‘t hele verhaal weer af.
‘The continuing story,’ zeg ik.
‘Da’s dan € 12,40.’
Ik overhandig ‘m 20.
‘Heb je er misschien € 3,- bij?’
‘Nee, dat heb ik niet,’ een blik in m’n portemonnee werpend.
‘Dan betaal je die maar volgende week.’
‘Moet je me wel helpen onthouden, want ik vergeet dat soort dingen heel makkelijk.’
‘Ha, maar ik heb je herkend van ‘t internet, dan zal ik dit ook wel onthouden,’ zegt-ie met een brede grijns.
Ik lach mee, groet ‘tot volgende week’ & loop de winkel uit.
Weet ik nog niet hoe hij wist dat ik ‘t was, terwijl-ie de teksten zelf nogeneens gelezen had, bedenk ik me als ik m’n fiets van slot haal.

Overigens is Berkhout Hofleverancier van Zijperspace, ook al zie je dat niet aan de buitenkant van de winkel.

overzicht

Ik ben bezig een selektie te maken uit de stukjes die ik tot nu toe geschreven heb. Een klein voorproefje hiervan is reeds aan de linkerkant te vinden. Onder ‘t kopje ‘div stukken verzameld naar onderwerp’. Een beetje saai aanzicht geeft ‘t misschien momenteel, met al die cijfertjes onder de onderwerpen, maar dat heeeft vooral te maken met de titels die ik ooit aan de artikeltjes heb meegegeven. Dit waren de onderwerpen waarvan ik de stukken tekst makkelijk kon achterhalen, omdat ze allemaal met dezelfde titel hadden. Was in een poep & een zucht gebeurd.
Nu ben ik met enkele andere onderwerpen bezig, waaronder ‘Westmalle’, ‘m’n vader’, ‘Boekenman’, etc. Om vooral geen enkele tekst daarbij over te slaan ben ik m’n archief door gaan spitten vanaf ‘t ontstaan van m’n weblog. Dat is 1459 stukjes geleden. Ze waren in die beginperiode gelukkig niet allemaal zo lang als dat ze tegenwoordig bijna altijd zijn, maar ‘t is wel een hoop werk elke keer te kijken wat ‘t onderwerp is. Daarnaast kan ik ‘t niet laten enkele stukjes over te lezen (af & toe geheel in verbazing: ‘Heb ik dit geschreven?). & In sommige gevallen alsnog noodzakelijke korrekties aan te brengen (u weet wel: waarvan u vergeten bent door te geven dat ik ‘t verkeerd ingetypt had). Verder schieten me zo af & toe nieuwe onderwerpen te binnen om in ditzelfde kader te verzamelen, waardoor ik terug moet bladeren om vooral geen link naar zo’n postje te vergeten.

Al met al kost ‘t verschrikkelijk veel tijd. Ik hoop dat de lezer hiervoor begrip heeft.

Maar na ‘t betrachte geduld heeft men dan ook een vreselijk leuk overzicht van belangrijke items in Zijperspace.

ziekenbank

We werden op de bank gelegd. Gewikkeld in een deken of een slaapzak. ‘t Hoofdkussen moest van ‘t bed gehaald worden, eventueel met die van een broer er xtra bij, zodat we nog een beetje rechtop konden zitten. Van tijd tot tijd kwam m’n moeder er dan bijzitten, met een thermometer, met thee, met af & toe een boterham: ‘Toe, probeer nou een hapje.’ Soms om wat voor te lezen, maar daar had ze ‘t geloof ik veel te druk voor, meestentijds. ‘t Huishouden ging gewoon door. Straks zou de rest thuis komen.
1 Keer, kan ik me herinneren, heb ik gelijktijdig met m’n broer op de bank gelegen. Waren we allebei ziek. Hij met z’n hoofd aan ‘t ene eind van de bank, ik aan de andere kant. Onze benen lagen langs elkaars middel. We waren xtra dik ingepakt met dekens. ‘t Staat me bij dat dat de gezelligste periode van ziekzijn was. Hoewel ik vast wel ruzie met ‘m zal hebben gemaakt. Over wie waar z’n benen moest houden, of wie nu aan de beurt was voor een bepaald stripboek. & Af & toe schreeuwden we naar moeder, ondanks de ziekte lukte ‘t schreeuwen toch nog, dat ‘t absoluut niet kon dat de ander ziek was, want wat-ie net had gedaan…..

Maar voor de rest kan ik me alleen maar herinneren dat ik in m’n 1tje op de bank heb liggen ziek zijn. Ik kwam m’n uren door met slapen, soms een boekje lezen, hoewel de lust daartoe meestal ontbrak, & naar buiten staren. Totdat schooltelevisie begon.
Als er geen schooltelevisie had bestaan, was ik doodgegaan van verveling. Zeker niet van de koorts, die was volgens mij toch ook weer niet al te ernstig bij de reguliere kinderziektes. Nee, de verveling kon je veel erger treffen. Alle stripboeken waren al gelezen, leesboeken vergden te veel concentratie, moeders had niet genoeg tijd voor aandacht & voor de rest was er niemand in huis. We hadden zelfs nog geen hond om wat xtra warmte van te mogen ontvangen. & Als er al ‘ns een tante over de vloer was, geloofde die toch niet dat je écht ziek was. Tantes waren hard, in die tijd.

Schooltelevisie leidde tenminste voor enkele uurtjes af. Vanaf 10 uur ‘s ochtends wetenswaardigheden op een leuke manier gepresenteerd, elke keer in een tijdsbestek van ong 20 minuten. Waarna je 10 minuten lang de klok kon volgen, de oerhollandse televisie-klok, wachtend op de volgende uitzending. Aardrijkskunde, geschiedenis, godsdienst & allerlei andere onderwerpen werden op een veel interessantere manier gepresenteerd dan dat de leraar op school ‘t onderwees. Ik wilde elke dag wel ziek zijn met zulk leuk onderwijs. Maar dan wel onder de voorwaarde dat er ook ‘s middags na ‘t eten schooltelevisie zou zijn.

Soms, heel soms, ‘t waren vanwege de zeldzaamheid legendarische momenten, waar je bij terugkeer op school vol overgave over kon vertellen, jaloerse blikken creërend, soms had je helemaal geluk. Je moest er wel de hele dag de tv voor aan laten staan, want ‘t stond nergens aangekondigd in de gidsen. Om dit te bereiken was ‘t noodzakelijk dat moeder zoveel mogelijk uit de buurt van de tv bleef, 1 of ander klusje boven te doen had, want anders ging de tv geheid uit. Achteraf kreeg ik te horen dat ‘t slechts 1 keer in de maand was. Op de 1e woensdag-, of anders dinsdagmiddag van de maand of iets dergelijks. Op een vast tijdstip, zodat de mensen in ‘t vak die dag, dat tijdstip, vrij konden houden. ‘t Zou ook kunnen, ook iets dat ik achteraf ter ore kwam, dat de STER de verplichting had de uitzending maandelijks te verzorgen. Wellicht om ze goed te laten keuren.
Niet belangrijk voor de rest. ‘t Ging er om dat ik een prachtige uitzending te zien kreeg. Uniek. Afleidend. Ik vergat gewoon dat ik ziek op de bank lag. ‘t Was nl vaak ook erg grappig. De meeste die ik kreeg voorgeschoteld, kon ik in de normale STER-blokken niet te zien krijgen. Wat zag ik überhaupt aan reclame op tv? Maar nu kreeg ik alles bij elkaar: de nieuwste reclame-spots in 1 lange uitzending.

Toen was ‘t nog heerlijk om ziek thuis te zijn in Zijperspace.

arbeit

Via een sms-je heb ik laten weten dat ik vandaag wel weer kan werken. Dat was vlak voordat ik op de bank in slaap viel. Dat was dus ook voordat ik wakker werd met een verkrampte nek. Waardoor ik niet meer in m’n favoriete leesstoel kon zitten, vanwege onmiddellijk ontstaan van koppijn. Van die schele, waarbij je naast de letters moet gaan kijken om te kunnen zien wat er staat.
Maar goed, ik ben in een andere stoel gaan zitten, heb die wat meer voor de kachel geschoven & ben verder gaan lezen.

M’n werkgever had inmiddels z’n dank voor snelle opknappen terugge-sms-t. Ik was enthousiast met hem, maar had niet zo’n zin dat gevoel van enthousiasme aan hem te zenden.

M’n neus begon te lopen. Nadat ik m’n bed had verkozen boven de stoel om verder te lezen. Van een loopneus had ik afgelopen dagen nog geen last gehad. Niet noemenswaardig in ieder geval. ‘t Kostte me moeite m’n dagelijkse portie neusspray achter in m’n neus te laten aankomen. Dat gaf ook zo’n gevoel van nutteloos: een neusspray inbrengen die ervoor moet zorgen dat je beter kan ademhalen & ondertussen ‘t lopende snot niet met de papieren zakdoekjes kunnen stuiten.

Fascinerend is elke keer de variatie die ‘t verkoudheid/griep-virus er in weet te brengen. Was ik een jaar geleden vooral neusverkouden, met een lichte kriebel in m’n keel tegen ‘t einde, ditmaal ging een vochtig gevoel in de keel met rochelende hoestbuien, zoals ik die nog van m’n rokende periode weet te herinneren, waarbij tevens pijnlijke botten, vooraf aan een natte neus. Elke keer komt de virus in een andere gedaante. Hij moet zich wel vermommen, want anders wordt-ie bij de toegangspoort van de hemel, die mijn lichaam voor hem moet zijn, teruggestuurd.

De nachten zijn echter over ‘t algemeen ‘tzelfde: obsessief. Steeds weer dezelfde plaatjes schieten door ‘t hoofd. & Dat nog voordat ik in slaap gevallen ben. Vannacht een 10-tal maal steeds ‘tzelfde gebouw betreden. Ondertussen maalde een liedje door m’n hoofd, de hele tijd ‘tzelfde zinnetje. Ik kwam niet verder dan dat zinnetje. Waarbij ik me de hele nacht afvroeg hoe ik ‘t woordje ‘dissappointed’ moest schrijven. Met 1 ‘s’, of 2? & Hoe zat ‘t met de hoeveelheid ‘p’-s?
4 Uur mee zoet geweest afgelopen nacht. Terwijl ik ‘t bovenstaande schrijf geen behoefte gehad ‘t woordenboek erbij te pakken.
Ik verbied mezelf gedurende dit soort nachten te gaan nadenken over hoe lang ‘t nog zou kunnen duren voor ik definitief in slaap val. Bezorgt me alleen maar xtra zorg.

Ik heb een xtra grote hoeveelheid zakdoekjes klaargelegd om naar m’n werk mee te nemen. & Een dosis motivatie om op te gaan geven op ‘t moment ‘t niet meer gaat. Die zal waarschijnlijk niet aangesproken worden. De 1e wel, de laatste niet.
Ik moet ‘t maar van de positieve kant bekijken, sprak ik mezelf vanochtend toe, vandaag is m’n laatste dag. Morgen & overmorgen is ‘t weekend. & Hoewel we aansluitend een vergadering hebben, is maandag een korte werkdag. Daarnaast, & daar stond ik van te kijken, zat m’n haar verschrikkelijk goed toen ik vanochtend in de spiegel keek.

De dag kan niet meer stuk in Zijperspace.
PS: vlak voordat ik naar m’n werk vertrok ben ik per ongeluk vergeten te publishen; ietwat verlaat verschijnt ‘t relaas dus toch. Ondertussen zit ik thuis, snotverkouden. Geen vergadering, want te ziek nog steeds.